Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, toen op de commissievergadering van 11 januari 2018 vragen om uitleg aan de orde kwamen over agressie tegen onderwijspersoneel, stelde de minister terecht dat elk geval van agressie er een te veel is, maar ook dat het niet vanzelfsprekend is om uit pieken en dalen algemene conclusies te trekken. AGODI rapporteerde over 2016 immers een stijging van 81 arbeidsongevallen van fysieke agressie tegenover slechts 65 in 2015. Vrij snel daarna bleek dat in 2017 slechts 59 zulke arbeidsongevallen waren aangegeven. Dat werd reeds op 19 februari 2018 gemeld in een persbericht van het kabinet van de minister.
Uitingen van agressie leiden echter niet steeds tot een arbeidsongeval. Uit een bevraging van de Christelijke Onderwijscentrale (COC) in mei 2018 blijkt dat agressie in onderwijs meer voorkomt dan men vermoedt. 63 procent van de meer dan 1000 respondenten geeft aan in het schooljaar 2017-2018 met een vorm van agressie geconfronteerd te zijn. Het overgrote deel, 85 procent van de respondenten, komt uit het secundair onderwijs, maar er kwamen ook meldingen uit andere onderwijsniveaus. Van de slachtoffers bij de respondenten werd 82 procent geconfronteerd met al dan niet verbale agressie, 18 procent werd geconfronteerd met fysiek geweld. Het gaat dan om een duw, de weg versperren, spuwen, gooien met voorwerpen, stoelen die door de klas vliegen tot in elkaar geslagen worden.
Minder dan 5 procent van de respondenten liet het incident optekenen in het ‘register van feiten door derden’ dat sinds 2002 wettelijk werd verplicht. 16 procent van de respondenten gaf volgens COC aan niet op de hoogte te zijn van het bestaan van dat register. Wellicht worden ook niet alle gevallen van verbale agressie beschouwd als een ‘feit door derden’. Maar zelfs al heeft de COC-bevraging niet de allure van een uitgewerkt wetenschappelijk onderzoek, ze maakt wel duidelijk dat de aangegeven arbeidsongevallen slechts een beperkt deel weergeven van de incidenten met agressie op school.
Als de samenleving verruwt, is het niet onlogisch dat ook het onderwijs, dat er deel van uitmaakt, letterlijk mee deelt in de klappen, maar men mag zich daar niet bij neerleggen. Onderwijs moet integendeel kunnen meewerken aan opvoeding naar respectvol burgerschap.
Minister, hoe kan er worden gezorgd voor een duidelijker beeld van verbale en niet-verbale agressie op school, zonder taboes maar wel met respect voor de betrokken personen? Is het niet zinvol om ook aan te sturen op een registratie van verbale agressie?
Er wordt al gewerkt aan vorming die vertrouwenspersonen leert om slachtoffers van incidenten verder te helpen. Hoe kan er ook nog beter worden gewerkt aan preventie van verbale en niet-verbale agressie op school?
Mevrouw Crevits heeft het woord.
Collega's, het klopt dat het aantal arbeidsongevallen geen eenduidige indicator is voor agressie binnen onderwijs. Enige tijd geleden stond er in een krant dat de agressie enorm toenam. Ik was toen heel kwaad omdat het ook een heel slecht beeld gaf over het onderwijs. Een jaar later waren de cijfers neergaand en toen stond er geen artikel in de krant omdat het wellicht niet relevant was. Ik heb de dalende of stijgende trend gebruikt om er zware conclusies aan te verbinden omdat het wisselt doorheen de jaren.
Onze schoolbesturen zijn net als alle andere werkgevers verplicht om een register van agressie bij te houden. Dat moet hen in staat stellen om gepast te reageren en zelfs te anticiperen op onrechtmatige gedragingen van derden. Met dit register beschikken ze over een bijkomend instrument om de risico’s die voortvloeien uit het contact met derden te identificeren en te evalueren. Dit register wordt bijgehouden door de vertrouwenspersoon of door de interne preventieadviseur indien er geen vertrouwenspersoon in de organisatie aangesteld is. Dit register kan alleen worden geraadpleegd door vertrouwenspersonen.
De studie van COC toont aan dat er blijkbaar nog altijd een taboe rust op het registreren van gevallen van verbale en niet-verbale agressie. Ik vind het bijzonder ernstig dat daar een taboe op zou rusten. Alhoewel COC niet pretendeert een wetenschappelijk onderzoek gevoerd te hebben, kan ik de cijfers niet minimaliseren. De studie toont enerzijds aan dat de respondenten vaak geconfronteerd worden met agressie maar anderzijds – en hier gaat uw vraag over – dat deze gevallen van agressie ondergeregistreerd worden. COC is ingegaan op mijn uitnodiging om deel te nemen aan de begeleidingscommissie van het convenant Preventie en Bescherming in het Vlaams Onderwijs om hun onderzoek toe te lichten. Dit convenant, afgesloten tussen het ministerie van Onderwijs, de onderwijsverstrekkers en de federale overheid, heeft als doel om de toepassing van de welzijnswetgeving zo goed mogelijk te integreren in het Vlaams onderwijs. Er werd binnen dit convenant trouwens ook een werkgroep psychosociale risico’s opgericht, waarin ook COC vertegenwoordigd is.
Ik heb er vertrouwen in dat vertrouwenspersonen kunnen meehelpen om het taboe rond agressie op school te doorbreken. Daarom organiseer ik dit jaar opnieuw een reeks opleidingen voor vertrouwenspersonen. Met deze bijkomende sessies zullen we eind dit jaar al vierhonderd vertrouwenspersonen hebben opgeleid. Daarnaast organiseren we ook nog supervisies voor tachtig vertrouwenspersonen. We zetten dus wel stappen voorwaarts, maar het lokale beleid van de school blijft wel supercentraal. Uit de studie van COC blijkt trouwens een verband te bestaan tussen een slecht beleid op het vlak van agressie en het aantal gevallen van agressie. Daarnaast ziet COC ook indicaties voor een verband tussen een goed beleid en het aan werk blijven van personeel, wat we hier ook al een paar keer hebben besproken.
Agressie hoort nergens thuis, dus ook niet binnen de schoolmuren. Elke dag staan 160.000 leraren in contact met meer dan 1 miljoen leerlingen en vaak ook met de ouders van die leerlingen. Het is de verantwoordelijkheid van elke school om te werken aan een warme schoolomgeving waar verbale en fysieke agressie geen plaats krijgen. Er zijn daarom actieplannen ontwikkeld. Ik verwijs onder andere naar het ‘Beleidsplan ter bevordering van het welzijn en welbevinden in onderwijsinstellingen’ en de brochure ‘Werken aan een verbindend schoolklimaat’.
Dit najaar – en dit was al afgesproken vóór de enquête van COC – worden voor leden van schoolteams ook opleidingen agressiepreventie georganiseerd. Daarnaast organiseren we dit jaar een aantal workshops omtrent psychosociale risico’s in het onderwijs. Een van die workshops leert aan de deelnemers bemiddelingstechnieken.
Elk geval van agressie is er een te veel. We moeten blijvend actie ondernemen en scholen zo goed mogelijk ondersteunen in hun agressiebeleid.
Ik vind het ook cruciaal en relevant dat het register wordt bijgehouden. Het feit dat je weet dat er zo'n register is en dat er in zal worden genoteerd, kan al een serieuze impact hebben op het al dan niet plaatsvinden van verbale of andere agressie.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Mijn vraag om uitleg heeft vooral als bedoeling om de agressie die aanwezig is binnen scholen, bespreekbaar te maken en de taboes daarrond te doorbreken.
Ik ben er mij ten volle van bewust dat het bijhouden van het register de problemen niet oplost. Desalniettemin is het bijzonder belangrijk om deze problematiek met kennis van zaken te kunnen doorbreken. Ik ben het volledig met u eens dat u deze zorg au sérieux neemt. Daar wijzen trouwens de verschillende initiatieven op die u reeds hebt genomen en het feit dat u in dialoog bent gegaan met COC over deze problematiek.
Wat u op het einde hebt gezegd en ook tijdens een vorige bespreking, is belangrijk: elke vorm van agressie en elk geval van agressie in het onderwijs is er een te veel.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Onze fractie vindt het ook zeer belangrijk om agressie uit de taboesfeer te halen. Sommige leerkrachten zijn vatbaarder dan andere. Net zoals bij het pesten van deze ochtend, is het een feit dat sommigen vatbaarder zijn om slachtoffer te worden van agressie dan anderen. De ene leerkracht is daar wat vatbaarder voor dan de andere, en daardoor voelen ze zich soms zwak en zijn ze soms beschaamd, waardoor ze er niet altijd voor durven uit te komen. We vinden het heel belangrijk om in te zetten op professionele en intense begeleiding, waarbij mensen kunnen zien wat hun aandeel er al of niet in is, hoe ze daartegen kunnen ingaan, hoe ze er best op kunnen reageren en hoe ze zichzelf sterker kunnen maken.
U sprak over het register van feiten door derden. Het COC geeft aan dat 16 procent dat niet kent. Vroeger bestond de vzw Limits, een netonafhankelijk, neutraal orgaan. Wordt eraan gedacht om zoiets opnieuw te stimuleren of in het leven te roepen? Er is heel vaak een vertrouwenspersoon op de werkvloer, maar niet altijd. Er zijn ook niet altijd even goede relaties met de vertrouwenspersoon. Er zijn misschien drempels omdat het nog altijd binnen de werksfeer blijft. Een neutraal en netonafhankelijk orgaan kan een oplossing zijn om dergelijke zaken te melden.
We hebben vorige keer ook al gewezen op het artikel van kinderpsychiater Peter Adriaenssens, waarin hij wijst op het aandeel van de ouders en dat kinderen opgevoed moeten worden in de zin dat er bepaalde regels zijn en dat er handvatten zijn om onze kinderen te leren wat kan en wenselijk is en wat niet kan. Wat absoluut niet kan, is agressie tegenover anderen en volwassenen.
Inzake agressie tegen onze leerkrachten vanuit leerlingen moeten we zeer duidelijk zijn dat dit niet kan. We mogen leerkrachten in scholen ondersteunen en duidelijk maken dat dit niet kan. Er is geen enkele reden in het kader van discipline en tucht waarom we dit zouden tolereren.
Er zijn ook minder fijne omgangsvormen tussen leerkrachten en soms ook tussen directies en leerkrachten. Soms verschijnt er verbale agressie via sociale media en dergelijke. We moeten proberen om de ondersteuning te versterken, namelijk voor agressie die zich voordoet langs wegen die we niet rechtstreeks op school kunnen vaststellen. Misschien kan er vanuit het departement met leveranciers van sociale media worden gekeken hoe daar heel snel kan worden ingegrepen om dat stop te zetten. We zien daar soms grote schade aan mensen. Het is niet direct tastbaar, maar heeft wel een grote impact.
Ik zal zeker rekening houden met de suggesties. Je mag wel niet alle agressie herleiden tot agressie van leerlingen naar leerkrachten. Onderschat de agressie tussen leerkrachten en binnen teams ook niet.
Mijnheer De Meyer, u zegt dat u weet dat niet alle heil komt van het register, maar ik wil uw vraag toch nog eens ondersteunen. Als je weet dat er een register is en als je weet dat het wordt gebruikt … Dat is natuurlijk subjectief. Als ik mijn stem verhef, kan iemand anders dat als verbale agressie ervaren terwijl ik dit totaal niet agressief vind. Er is dus altijd iets subjectiefs aan. Als je weet dat zo’n register er is, dan zul je in je omgangsvormen al wat meer oppassen. Als 16 procent, bijna een op de vijf dus, het niet kent, dan is dat niet oké. Dat toont ook aan dat het wellicht in veel scholen niet wordt gebruikt of dat men zich afvraagt wat de gevolgen zullen zijn als men het zal gebruiken. We moeten echt af van de cultuur om dit onder de mat te vegen, en we moeten het bespreekbaar maken.
Zelfs in het geval dat ik zelf niet vind dat ik te scherp ben maar iemand anders wel, dan heb ik er alle belang bij dat de persoon tegen wie ik spreek, mij dat meldt. Ik kan niet aan mezelf werken als ik niet weet of niet besef dat ik daarmee de ander kwets. We moeten die zaken in menselijke omgangsvormen vaker en beter bespreekbaar maken. Daarom hou ik een pleidooi om de bestaande mechanismes te gebruiken, niet om iemand aan de schandpaal te nagelen maar net om de zaken meer bespreekbaar te maken.
De heer De Meyer heeft het woord.
Om elk misverstand te vermijden: het bijhouden van het register vind ik bijzonder belangrijk, maar ik weet natuurlijk ook wat de waarde ervan is en dat het niet alle problemen oplost. De opdracht is natuurlijk om respectvol met elkaar om te gaan, maar dat is rapper in twee woorden gezegd dan dagdagelijks overal in het onderwijs gedaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.