Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, sinds 1 januari 2018 zijn de provincies niet meer bevoegd voor Jeugd en wordt dit overgeheveld naar het lokaal of Vlaams niveau. Die beslissing heeft uiteraard gevolgen voor jeugdwerk dat provinciaal erkend was. Daartoe is een nieuw decreet uitgewerkt, namelijk het decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen, dat in werking treedt vanaf 2019.
Dit decreet voorziet in subsidies voor vijf soorten van jeugdwerk: geprofessionaliseerde jeugdhuizen, jeugdwerk met maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren, geprofessionaliseerde werkingen met kinderen en jongeren met een handicap, vrijwilligerswerkingen met kinderen en jongeren met een handicap en intergemeentelijke samenwerking voor bovenlokaal jeugdwerk. Maar niet alle bestaande bovenlokale jeugdwerkorganisaties passen binnen een van die vijf. Er zijn bijvoorbeeld verenigingen die zich niet specifiek richten naar één bijzondere doelgroep, maar die inclusief werken. Voor hen zijn er ook wel overgangsmaatregelen vastgelegd in 2018 en 2019, maar vanaf dan lijkt hun toekomst onzeker.
Minister, voor hoeveel bovenlokale jeugdverenigingen geldt momenteel een overgangsmaatregel? Hebt u een zicht op het aantal verenigingen dat volgens hun huidige werking niet binnen het decreet houdende de subsidiëring van bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen zou passen? Hoe kunt u garanderen dat de werking van die bovenlokale jeugdwerkorganisaties vanaf 2020 niet in het gedrang komt?
Minister Gatz heeft het woord.
Er zijn 51 bovenlokale jeugdverenigingen voor wie de overgangsmaatregel voor 2018-2019 geldt. Bij de totstandkoming van het decreet en het uitvoeringsbesluit is er een ruim participatieproject geweest met alle betrokken verenigingen. Ook de komende maanden zullen er nog verdere gesprekken zijn over de verdere concretisering van de criteria die in het decretaal kader zijn opgenomen.
Het decreet omvat een aantal subsidielijnen om zoveel mogelijk verenigingen de komende jaren een stabiele financiële ondersteuning te geven. Anderzijds bepaalt een vereniging uiteraard autonoom haar eigen koers en die kan ook weleens wijzigen. Misschien slaat een vereniging die momenteel wel zou passen in het decreet, een andere weg in, maar zijn er daarnaast verenigingen die net de kaart kiezen om vanaf 2020 binnen het decretaal kader te passen. Het blijft dus wel een beetje koffiedik kijken.
Het is dan ook onmogelijk om een sluitend antwoord te geven op uw vraag. Het komt erop aan om de volgende maanden een goede communicatie te voeren naar alle hoeken van Vlaanderen, waarbij het decreet wordt toegelicht en waar er, in overleg met de sector, kan worden gekeken hoe er kan worden gewerkt aan een laagdrempelige inrijpoort om de nodige subsidies te kunnen ontvangen vanaf 2020.
Een sluitende garantie kan ik niet geven, dat kan men nooit voor toekomstige subsidies. Maar daarnaast wil ik eveneens duidelijk stellen dat mijn administratie actief is en steeds openstaat om op vragen van de betrokken verenigingen, nog los van de normale overleg- en toelichtingsmomenten, te antwoorden. Ik ben van mening dat zij verenigingen kan begeleiden in de zoektocht naar een gepaste financiële ondersteuning. De Vlaamse overheid heeft veel deuren, met goede gidsen vindt men snel de juiste weg.
Mijnheer Annouri, u zou natuurlijk graag een 51 op 51 halen. Ik weet niet of dat haalbaar is. Misschien duiken er plots wel 60 verenigingen op die in het decreet willen aansluiten. Dat mag natuurlijk ook. Ik denk wel dat we een goed resultaat zullen behalen. Meer kan ik u niet zeggen. We zijn er ons in elk geval zeer van bewust en we zijn er ook waakzaam rond.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw kort, bondig en duidelijk antwoord. 51 op 51 zou een mooi resultaat zijn. Ik doe niet mee aan de zesjescultuur. Ik zou in dat geval dus graag 100 op 100 halen. Mijn vroegere leerkrachten zouden mij nu eens moeten horen.
U geeft zelf aan dat er tot nu toe heel wat participatie is geweest en dat dat ook zo zal zijn in de toekomst. Is het overleg dat zal plaatsvinden met die organisaties structureel? Zijn er al bepaalde data afgesproken? Of is het vooral vraaggestuurd en moeten zij zelf de stap naar u toe zetten als ze met bepaalde vragen zitten?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik stel voor dat ik op die laatste vraag een gedetailleerd schriftelijk antwoord geef. Het is in elk geval niet alleen vraaggestuurd. Er is zeker ook een aanbodgestuurd overlegplatform of een overlegmoment of -momenten vanuit de administratie, maar ik kan u de details over hoeveel keer er al bijeengekomen is, waar en met wie, en wat er dan nog zal gebeuren, schriftelijk bezorgen, met plezier.
Bedankt voor het antwoord, minister. De rijkdom van onze sector mag niet verloren gaan. Ik hoor heel duidelijk een engagement van u dat u er echt voor wilt zorgen dat alle organisaties aan boord worden gehouden. We zullen dat mee opvolgen en ik kijk uit naar het antwoord dat u mij zult opsturen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.