Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, dit is een vraag om uitleg over het Multi-purpose hYbrid Research Reactor for High-tech Applications-project (Myrrha-project), iets waarover we hier nog niet vaak hebben gediscussieerd.
Een van de grootste onderzoeksinstellingen in Vlaanderen is het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) in Mol. Deze onderzoeksinstelling heeft wereldfaam en plaatst ons land nog steeds op de eerste rij met betrekking tot nucleair onderzoek. De onderzoeksreactor BR2 speelt hierin een cruciale rol. Een eerste belangrijke taak van de onderzoeksreactor is de bestraling van materialen in het kader van veiligheids- en integriteitsonderzoek, maar daarnaast staat de onderzoeksreactor ook in voor de productie van halfgeleiders en van radio-isotopen voor medische toepassingen. Wat dat laatste punt betreft, kan met de hulp van de reactor BR2 aan de volledige wereldvraag naar radio-isotopen worden voldaan. Er zijn momenteel nog een aantal andere dergelijke reactoren actief, maar het SCK staat momenteel in voor ongeveer 50 procent van de wereldproductie. Ook 25 procent van de halfgeleiders, die nu erg vaak worden gebruikt in toepassingen voor hernieuwbare energie, komt uit de reactor BR2.
Op dit moment mag de reactor BR2 tot 2026 worden uitgebaat. Het SCK maakt zich sterk dat de uitbating daarna nog tot 2036 zal kunnen worden verlengd. Toch bereidt het SCK al verschillende jaren de opvolger van de reactor BR2 voor. Dit is het Myrrha-project.
De reactor is uniek, want het zal de eerste reactor zijn die door een deeltjesversneller wordt aangedreven. De deeltjesversneller moet dus voor de nodige deeltjes zorgen die de splijting aan de gang houden.
Andere verschilpunten met de traditionele kernreactoren die nu gebruikt worden, is dat de reactor minder splijtbaar materiaal bevat en dus aanleiding zal geven tot minder afval. Ook zal de reactie makkelijker te controleren zijn omdat de splijting onmiddellijk stopt als de deeltjesversneller wordt gestopt.
Na verschillende jaren van voorbereidend werk is het Myrrha-project nu in de fase gekomen dat de eerste onderdelen voor de proefopstelling besteld moeten worden. Die bestellingen kunnen echter alleen worden geplaatst als er duidelijkheid en zekerheid is over de financiering van het project op langere termijn, omdat heel wat cruciale onderdelen een leveringstermijn van meer dan één jaar hebben. Hoewel in het federale regeerakkoord is afgesproken om het Myrrha-project progressief te blijven ondersteunen om zo de excellentie in het nucleair onderzoek te behouden, is de langetermijnfinanciering op dit moment nog steeds niet rond.
Vanuit Vlaanderen zijn we uiteraard ook bevoegd voor fundamenteel en toegepast onderzoek. We stellen ons de vraag of er vanuit het beleidsdomein innovatie geen linken te vinden zijn met dit Myrrha-project, waardoor de Vlaamse overheid eventueel middelen zou kunnen uittrekken of participeren in dit onderzoeksproject en zo mee de toekomst van dit unieke project helpen verzekeren.
Minister, het SCK is een onderzoeksinstelling die ressorteert onder de Federale Regering en gefinancierd wordt met hoofdzakelijk federale financiële middelen, maar waarvoor ook Europese middelen worden gebruikt. Zou het mogelijk zijn dat de Vlaamse Regering participeert in dit project, met innovatiemiddelen, om zo de toekomst van dit onderzoeksproject en de bijhorende werkgelegenheid in Vlaanderen te garanderen?
Heeft de Vlaamse overheid al een onderzoek gedaan naar de waarde van het Myrrha-project, het belang ervan voor Vlaanderen en de eventuele meerwaarde van een financiële participatie in dit onderzoeksproject?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik kan heel kort zijn. Zoals u zelf heel duidelijk hebt aangegeven, is het een federale instelling. De vraag is of wij daar vanuit Vlaanderen steun aan kunnen geven. Ja, dat kunnen wij. Wij kunnen uiteraard investeren in onderzoek. Zo zouden we specifieke dingen die extra moeten gebeuren, kunnen doen. Want dan komt dat onder de algemene bevoegdheid voor wetenschappelijk en technologisch onderzoek. Maar ook vanuit onze bevoegdheid voor wetenschappelijk onderzoek in het kader van andere eigen bevoegdheden zouden we zaken kunnen doen. Dan treden we natuurlijk niet in de plaats van wat er op het federaal niveau moet gebeuren. De miljarden euro’s die er nodig zijn om te doen wat er moet worden gedaan op het SCK, kunnen wij moeilijk vanuit wetenschappelijk onderzoek verantwoorden en daarvoor in de plaats treden van het federale niveau.
Zo kom ik bij uw tweede vraag. Wij hebben vorig jaar aan het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) de opdracht gegeven om een evaluatie te maken van de wetenschappelijke waarde van de technologie en het valorisatiepotentieel. Die evaluatie is gemaakt met inbreng van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) en ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV). Ik kan u die spijtig genoeg niet bezorgen, omdat ze vertrouwelijke informatie bevat.
In elk geval moeten we hier onthouden dat het eerst en vooral moet worden beslist op federaal niveau. En dan kunnen wij misschien, in functie van mogelijke deelprojecten, additioneel hier en daar iets doen, als dat op zich een waarde heeft. Maar als het federale niveau niet beslist, als het hoofdproject niet gedaan wordt, moeten wij niet beginnen met bijkomende projecten.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U kunt de evaluatie die werd gemaakt door EWI niet vrijgeven. Ik heb daar alle begrip voor, maar misschien kunt u wel iets zeggen over de conclusies die EWI daaruit heeft getrokken?
Het is positief dat u aangeeft bereid te zijn om te onderzoeken of en op welke manier Vlaanderen kan participeren, weliswaar niet eenzijdig, enkel in het kader van de beslissing die ook op federaal vlak moet worden genomen. Er is daaromtrent ook in het regeerakkoord een en ander afgesproken. Ik hoop dat de federale collega’s ook hieromtrent de knopen kunnen doorhakken.
Het feit dat Vlaanderen zich wil engageren om eventueel in een volgende stap specifieke concrete projecten mee te financieren, is een positief element om die besluitvorming te versterken.
Ik heb nog een laatste vraag. U hebt het over mogelijke projecten. Is er in het kader van de studie van EWI al onderzocht wat die concreet zouden kunnen zijn? Op welke manier zou Vlaanderen concreet kunnen bijdragen?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik ondersteun deze vraag, deze oproep. Misschien zijn we wat afhankelijk van het federale niveau, maar als we iets kunnen doen rond wetenschapsbeleid, kan Vlaanderen hierin zeker een voortrekkersrol spelen omtrent deze techniek.
Ik heb daarover begin maart een schriftelijke vraag gesteld. Ik vroeg u toen naar wat voor ons de toegevoegde waarde was van European Organization for Nuclear Research (CERN). U hebt toen geantwoord dat het inderdaad een toegevoegde waarde is om daarin mee te investeren. Er is toen ook de link gemaakt tussen CERN en het Myrrha-project. Op de verschillende domeinen is er qua wetenschap en innovatie wel degelijk een relevante link. Ik vind het heel belangrijk dat we daarin een voortrekkersrol zouden moeten spelen.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, ik zal nagaan wat we kunnen vrijgegeven en wat we eventueel aan het verslag kunnen toevoegen vanuit de studie. Ik heb dat nu niet voorbereid, omdat het effectief een aantal vertrouwelijke zaken waren. Ik zal zien wat we uit de conclusies kunnen meegeven.
En nu richt ik me tot beide collega's. U weet dat ik bottom-up werk en niettop-down. Ik zal ook hier geen middelen op voorhand toewijzen aan het SCK of aan dit project, of aan deelelementen van dit project. Opnieuw, zoals altijd: als zij goeie projecten hebben die een meerwaarde voor Vlaanderen zouden kunnen betekenen, nadat zij weten dat zij verder worden gefinancierd vanuit de federale kas, dan zullen wij die op hun merites bekijken. We zullen bekijken op welke manier zij binnen het bestaand instrumentarium kunnen worden ondersteund. Dat is het engagement dat ik aanga. En eigenlijk is er niets speciaals aan dat engagement, want dat is het engagement dat we ten aanzien van elk wetenschappelijk onderzoek aangaan. Indien dat past binnen het kader van wat er vandaag kan en indien de aanvraag positief wordt beoordeeld, dan kunnen wij daarop inspelen.
Collega Bothuyne, dat was ook mijn antwoord. Kan het binnen de wetgeving? Ja, het kan. Als het goede projecten zijn, als ze worden ingediend en ze worden geselecteerd door de comités die daarvoor bestaan, dan kunnen die worden gesteund.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomend antwoord. Het zou goed zijn om een klein beetje zicht te krijgen op die conclusies. Ik hoop dat daar dus iets kan uitkomen.
Uiteraard moet het SCK een beroep doen op de reguliere kanalen die Vlaanderen heeft. Maar het signaal dat u geeft, dat ook het SCK daarop een beroep kan doen, is op zich wel waardevol. Want tot op heden is dat nog niet gebeurd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.