Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Geachte minister, in uitvoering van het decreet over de geestelijke gezondheidszorg moet de Vlaamse Regering driejaarlijks overeenkomsten afsluiten met de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s).
De overeenkomsten bestaan uit twee delen: de beschrijving van het beleidsplan en de bepaling van de subsidie-enveloppe. In deze overeenkomst worden voor een periode van drie jaar de algemene en specifieke doelstellingen omschreven, alsook de prestaties waartoe men zich verbindt en de resultaten die het cgg beoogt.
Nu zouden er wijzigingen aangebracht zijn aan de overeenkomst ten opzichte van de versie die besproken werd op het formele overleg met de koepels, het agentschap en het kabinet. Concreet gaat het over wijzigingen omtrent artikel 8, paragraaf 4, met betrekking tot de anciënniteit. Op basis van objectieve berekeningen heeft men kunnen vaststellen dat een inhaalbeweging in functie van de evolutie van de anciënniteit noodzakelijk was. Via een eerder minimale verhoging van de enveloppe in twee stappen, zou men tegemoet kunnen komen aan de in de afgelopen jaren opgestapelde, stijgende loonkosten, simpelweg doordat de anciënniteit van de medewerkers stijgt.
Ondanks die berekeningen lijkt het oorspronkelijke voorstel met betrekking tot het toekennen van die anciënniteit van 2,72 procent niet in aanmerking te komen. Dat komt bovenop het feit dat er al lang geen uitbreidingen voor de cgg’s zijn geweest. Men zegt dat men de huidige personele inzet niet zal kunnen aanhouden als dit niet wordt aangepast. Men vreest voor een afbouw van het aantal medewerkers en dus van het aanbod. Mogelijk – ik weet dat niet – zou men mensen moeten ontslaan en kijken of ergens goedkopere werkkrachten beschikbaar zijn, of mensen minder tijd laten werken als ze daarmee akkoord gaan. Dat is natuurlijk een bijzonder ongelukkige zaak. We hebben het niet eens over meer aanbod, maar gewoon over het verzekeren van het bestaande aanbod. Ik vind de vraag van de cgg’s dan ook heel logisch en verdedigbaar.
Minister, deelt u die bezorgdheid? Op welke manier zult u proberen te voorkomen dat die capaciteit bij de cgg’s afneemt, of dat er ontslagen moeten vallen door de hoge anciënniteit van een aantal medewerkers? Dat is eigenlijk de essentie.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
In de ontwerpversie van de overeenkomst voor 2018-2020 tussen de Vlaamse Gemeenschap en de cgg’s was inderdaad opgenomen dat de subsidie-enveloppe recurrent zou worden verhoogd, in 2019 met een anciënniteitscoëfficient van 1,72 procent en in 2020 met een anciënniteitscoëfficient van 1 procent. De gehanteerde berekeningswijze van die anciënniteit gebeurde op basis van afspraken die in het verleden waren gemaakt in samenspraak met de cgg-koepelorganisaties, en was gebaseerd op een gemiddelde en theoretische anciënniteit voor heel de sector. Die berekeningswijze werd echter noch door de Inspectie van Financiën, noch door de minister van Begroting goedgekeurd. Zij gaven in hun adviezen aan dat de anciënniteit moet worden gefinancierd op basis van de reële anciënniteit van het personeel in de diverse cgg’s en de kosten die daaraan zijn verbonden. Ook in andere sectoren wordt anciënniteit immers gefinancierd op basis van het reële personeelsbestand en de reële kosten die daaraan zijn verbonden.
Na overleg met de minister van Begroting is in de overeenkomst tussen de cgg’s en de Vlaamse Gemeenschap, die inmiddels werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering, wel in de mogelijkheid voorzien om middelen aan de cgg’s toe te kennen in functie van anciënniteit. De methodiek van die eventuele terbeschikkingstellingen zal echter eerst verder met de sector, de Inspectie van Financiën en de minister van Begroting moeten worden afgesproken. Daarbij wordt dus een meer conforme vergoeding van de evolutie van de anciënniteit vooropgesteld, uitgaand van een meting van de huidige reële anciënniteit in vergelijking met de huidige vergoeding. Het agentschap Zorg en Gezondheid zal hier zo snel mogelijk werk van maken, zodat we zo snel mogelijk tot een aanvaarde methodiek kunnen komen.
In het Vlaams Actieplan Geestelijke Gezondheid leggen we diverse expliciete linken naar de cgg’s. Vooreerst is het belangrijk om het ambulante en mobiele aanbod van de cgg’s af te stemmen op het zorgaanbod in de netwerken en verder te verfijnen in termen van intensiteit en frequentie. We zijn dan ook blij met het recent gelanceerde programma inzake vroegdetectie en -interventie. De cgg’s nemen een belangrijke plaats in binnen dat programma. Voor dat programma hebben we 1 miljoen euro extra financiering vrijgemaakt, ter versterking van 1,3 miljoen euro financiering die reeds regulier of via projectfinanciering werd ingezet in Vlaanderen. Daarnaast is het cruciaal dat we bekijken welke invloed de mogelijke terugbetaling van psychotherapie als behandelvorm, in de vorm van eerstelijnspsychologische zorg, zal hebben op de toekomstige werking van de cgg’s, zowel inhoudelijk als organisatorisch. We hebben onze standpunten met betrekking tot het door mevrouw De Block vrijgemaakte budget van 22,5 miljoen euro hier reeds uitgebreid besproken. Daarbij is aangehaald dat we de eventuele vrijgekomen middelen van de huidige Vlaamse projecten inzake de eerstelijnspsychologische functie flankerend en op een innovatieve en versterkende manier kunnen en zullen herinzetten. Een voorbeeld dat we daarbij reeds hebben vernoemd, is dat van de projecten om de continuïteit tussen de eerstelijnspsychologen en tweedelijnsactoren zoals de cgg’s te versterken.
Daarnaast zullen we in afstemming met de zorgregiobepaling op de eerstelijnsconferentie ook een evaluatie en bijsturing van de werkingsgebieden van de cgg’s uitvoeren. We hebben ook een bovenbouw gerealiseerd op provincieniveau om de generieke opdracht inzake preventie te kunnen opnemen.
Ik geef daarbij nog mee dat we door de verhoogde instroom van vluchtelingen vanaf 2016 ook hebben ingezet op een tijdelijke capaciteitsverhoging van de cgg’s en Solentra. In totaal hebben we daarvoor in 2018 in 546.000 euro voorzien.
Afsluitend, het financieringssysteem van de cgg’s zullen we actualiseren, ook aangezien het onze intentie is om, conform het Vlaams Actieplan Geestelijke Gezondheid, de cgg’s ook in de Vlaamse sociale bescherming in te kantelen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik begrijp uit wat u zegt dat u het geld dat de cgg’s zullen ontvangen voor de overeenkomst, wel wilt aanpassen aan de reële anciënniteitsnoden. Ik leid daar ook uit af dat eventuele niet-indexeringen uit het verleden op die manier ook kunnen worden aangepakt, omdat u zult bekijken wat er vandaag nodig is en dat zou matchen. Als dat zo is, dan is mijn voornaamste vraag wanneer u daar duidelijkheid over zult scheppen. Neemt u dat al mee in de enveloppe die nu wordt bepaald? Als dat niet zo is, dan zullen de cgg’s immers voor de zoveelste keer op rij moeten wachten, zal er voor hen weer een pauzeknop worden ingedrukt, terwijl ze ook qua werkingsmiddelen toch al een aantal niet-indexeringen hebben meegemaakt en ze telkens met middelen en mogelijkheden hebben moeten schuiven.
Ik begrijp inhoudelijk wat u zegt: het moet tegemoetkomen aan de reële kostprijs. Als het dat werkelijk zal doen – en dat is natuurlijk afwachten, want hoe wordt dat dan bekeken – dan is de vraag: hoe snel zult u dat doen? Ze zitten immers echt op hun tandvlees. U hebt ook een lange tijd de vinger op de knip moeten houden, laat ik het zo zeggen. Als er één plek is waar het water aan de lippen staat daardoor, dan is dat zeker bij die cgg’s. In het begin van de legislatuur hebben we het daar ook al geregeld over gehad. Wat is dus uw timing? Wanneer zult u dit kunnen afronden, en wordt dat dan nog meegenomen voor de huidige overeenkomst?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik bevestig die vraag. Het is belangrijk dat daar snel duidelijkheid over komt. De cgg’s hebben al vele jaren met dezelfde middelen steeds meer druk opgevangen. We hebben daarnet een debat over het Vlaams intersectoraal akkoord gehad. Als we bekijken welke sectoren allemaal uitbreiding krijgen, dan denk ik dat de meeste sectoren die onder uw bevoegdheid vallen, uitbreiding hebben gekregen. Een aantal sectoren niet: beschut wonen en de Vlaamse gezondheidsinstellingen en -diensten. Net daaronder vallen de cgg’s. Zij vallen er dus op ettelijke plaatsen systematisch uit. Waarom? Al die informatie is er in diezelfde week gekomen. Ze hebben toen vernomen dat de regering heeft beslist om een verhoging van die enveloppe niet goed te keuren. Dan begrijp ik wel dat die mensen op het terrein bijna het gevoel hebben dat men systematisch tegen hen is, omdat men op twee plaatsen eigenlijk een versterking van hun werking niet doet, terwijl iedereen het erover eens is dat de cgg’s belangrijk en cruciaal werk doen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mij lijkt de boodschap dat er zo snel mogelijk een mechanisme moet worden gevonden om dat te objectiveren en waaraan ook Financiën en Begroting zijn akkoord zal geven, want daarmee staat of valt alles. Je kunt niet zeggen dat we geen poging hebben gedaan, maar als dat stuit op een groot probleem, dan is dat natuurlijk iets dat eerst moet worden opgelost. Ik heb dus het gevoel dat het wellicht zo zal zijn dat die overeenkomsten zullen worden afgesloten, en dat daar dan een bijblad aan zal moeten komen als men dat wil organiseren. Dat zal ook budgettaire implicaties hebben. In het akkoord staat voor de revalidatievoorzieningen ongeveer 5 miljoen euro uitbreidingsbeleid vanaf 2019, ingezet voor de revalidatie van kinderen en jongeren, personen met een verslavingsproblematiek en volwassenen. Er zal ook moeten worden bekeken wat dat concreet ook voor de cgg’s betekent. Er zijn dus een aantal zaken die nog moeten worden opgehelderd. In alle eerlijkheid, ik verwacht niet dat die overeenkomsten daar op heel korte termijn op zullen zijn afgestemd, aangezien er eerst zelfs nog een techniek voor moet worden afgesproken.
Ik ga wel niet akkoord met de suggestie dat er in de loop van de voorbije jaren geen middelen naar de cgg’s zouden zijn gegaan. Ik heb een overzicht gegeven. Ik denk dat dat wél het geval is. Wat dit concrete punt betreft, kan ik echter ook niets anders dan vaststellen dat we een poging hebben gedaan, dat dat helaas niet tot een goed einde is gebracht en dat daar een nieuw huiswerk voor moet worden gemaakt. Op basis daarvan zullen we dan bekijken hoe we dat ook in de overeenkomsten kunnen implementeren.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik begrijp natuurlijk dat u min of meer vastzit als de minister van Begroting zijn fiat niet geeft. Ik begrijp ook dat u tegelijk een piste opent om te kijken naar een budget dat u wel hebt en te zien in welke mate u daarmee misschien kunt tegemoetkomen aan die noden. Zo lees ik toch min of meer wat u zegt. Ik wil echter toch zeer sterk benadrukken dat het vrij dringend is. De geluiden dat men ernstig zou overwegen om een aantal mensen met hoge anciënniteit te moeten laten gaan, zijn ernstig. Ik denk dat dat, nog los van allerlei vragen om extra’s en meer, wel zou moeten aanzetten tot spoed. Misschien kunt u ook proberen dat uit te leggen aan uw collega bevoegd voor de begroting. Dit gaat echt gewoon over de normale werking, die moet kunnen worden gegarandeerd. Ik heb alvast uit uw antwoord begrepen dat uw intenties de juiste en de meest logische zijn, dat die zouden tegemoetkomen aan de vraag, maar dat er hier en daar nog een instantie of collega moet worden overtuigd. Ik hoop alleen dat u dat zeer snel zult kunnen doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.