Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de goedkeuring van het Vlaams Intersectoraal Akkoord (VIA) door de sociale partners
Vraag om uitleg over het vijfde sociaal akkoord voor de private non-profitsectoren onder de bevoegdheid van de Vlaamse Regering
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, vorige week kregen we het bericht dat de sociale partners en de minister annex de Vlaamse Regering, een sociaal akkoord hadden gevonden voor de periode 2018-2020 in de non-profitsector. Na een lange, zeer lange, volgens ons te lange onderhandeling is er eindelijk een nieuw vijfde Vlaams Intersectoraal Akkoord (VIA), eindelijk een vervolg aan wat ons betreft een goede traditie en een goed gebruik van meerjarige collectieve sociale akkoorden in verschillende sectoren.
Collega's, jullie weten ongetwijfeld dat het vele sectoren betreft inzake welzijn, inzake zorg. Het gaat over gezinszorg, kinderopvang, centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s), ouderenzorg, psychiatrische verzorgingstehuizen, zorg voor personen met een handicap, jongerenwelzijn, centra algemeen welzijnswerk (CAW’s), beschutte werkplaatsen, en zo kan ik nog wel even doorgaan als ik alle titels van de verschillende paritaire comités moet opsommen.
Op basis van dat ontwerp van sociaal akkoord zouden onder meer, volgens de berichtgeving, de volgende jaren 8000 nieuwe jobs gecreëerd worden. Dat is een van de drie grote pijlers, als ik het mag samenvatten en als ik het goed begrepen heb. De eerste pijler is uitbreidingsbeleid, de tweede koopkracht en de derde aantrekkelijker werk.
Wat betreft het uitbreidingsbeleid zouden ongeveer 1200 van die jobs rechtstreeks verband houden met de zorg voor ouderen, jongeren en personen met een handicap, zo lezen we in de media. Andere zouden ook nog een gevolg zijn van een uitbreidingsbeleid. Daarover stel ik zo dadelijk een van mijn vragen.
De tweede pijler is het nemen van maatregelen om de koopkracht van de werknemers vanaf 2019 en zeker vanaf 2020 te verhogen. De derde belangrijke pijler is het aantrekkelijker maken van jobs door kwaliteitsverbeteringen voor te stellen in de sectoren, onder meer inzake uurroosters en vakantieplanning bijvoorbeeld.
Minister, de berichtgeving omtrent het vijfde VIA stemt ons positief omdat het laat vermoeden dat er vanuit de werkgevers, de regering en de vakbonden begrip is voor de soms moeilijke werkomstandigheden in de non-profitsector en voor de noodkreten die vaak worden geslaakt vanuit de zorgsector. Maar het is nog wel onduidelijk in welke mate de aangekondigde maatregelen echt nieuw beleid omvatten en dat eventueel nieuw beleid zich onderscheidt van reeds afgesproken groeipaden.
Daarom stel ik u graag de volgende vragen: welke extra maatregelen omvat voornoemd ontwerp van sociaal akkoord om onder meer een betere werkbalans in de zorgsector te realiseren? Kunt u verduidelijking scheppen omtrent de budgettaire implicaties in een meerjarenperspectief? Kort samengevat: heeft de Vlaamse Regering en hebt u eindelijk bijkomende middelen gevonden om structurele investeringen te doen die nodig zijn om zorgzekerheid vanuit een dubbel perspectief te garanderen voor de patiënten die kwaliteitsvolle en betaalbare zorg moeten kunnen blijven krijgen en voor de zorgverleners die de nodige tijd moeten krijgen onder meer om die kwaliteitsvolle zorg te verlenen? Hebt u daarvoor bijkomende middelen gekregen van de Vlaamse Regering zodat een extra impuls kan worden gegeven via dit VIA 5-akkoord?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Het is er eindelijk. We hebben er vele maanden en zelfs jaren op gewacht. Er is een nieuw Vlaams Intersectoraal Akkoord. Dat is afgelopen vrijdag door de regering goedgekeurd en de vrijdag daarvoor werd bekendgemaakt dat het er is.
Het is een instrument dat we allemaal al kennen natuurlijk. Het is een manier om te werken aan de arbeidsvoorwaarden binnen de sectoren van de social en non-profit. Sinds 1998 zijn er vier opeenvolgende akkoorden geweest, waarbij de overheid en de sociale partners zich telkens hebben verbonden tot afspraken die nadien in de respectieve cao’s worden vertaald.
Het nieuwe VIA heeft een impact op heel veel welzijnsdomeinen. Het is niet enkel op welzijn van toepassing, maar wel op de meeste welzijnsdomeinen. We hebben hier de afgelopen maanden in verschillende parlementaire debatten het antwoord gekregen dat dat zou worden opgepakt in het kader van het VIA. Voor de kinderopvang bijvoorbeeld zou de verdere uitrol en de fasering van de cao die een aantal jaren geleden is afgesproken, mee in het VIA worden besproken. Voor jeugdhulp zou de extra personele omkadering opgenomen worden, zo bleek uit antwoorden op vragen die we u hebben gesteld. Voor personen met een handicap zou de ongelijke financiering tussen voorzieningen ten dele gelijkgetrokken worden binnen het VIA-kader en ook voor de ouderenzorg hebben we u horen antwoorden dat we naar de VIA-akkoorden moesten kijken voor de versterking van de personeelsomkadering. Los daarvan is er de heel terechte vraag naar capaciteitsuitbreiding in tal van sectoren en is het evident dat de medewerkers een koopkrachtversterking nodig hebben en verdienen.
Dat er een akkoord is, is heel goed en heel belangrijk. Maar de vraag blijft in welke mate de problemen die er zijn, een structureel antwoord krijgen, zeker als je gaat kijken naar de plaats die de social profit en non-profit in onze samenleving opnemen. Dat zijn eigenlijk bondgenoten van deze regering om een sterke en warme samenleving uit te bouwen. De arbeidsomstandigheden voor de mensen in deze sectoren verdienen aanhoudende inspanningen, ook van de Vlaamse Regering. Dit is immers de voornaamste manier waarop de regering haar respect voor de werknemers in deze sectoren kan uitdrukken en hun positie versterken.
Mijn vragen liggen in dezelfde filosofie als die van de heer Bertels. Wat zijn de krachtlijnen van het akkoord? Die hebben we al in grote lijnen gezien in het onderhandelingskader en in de mediaberichtgeving, maar ik zou graag nog even horen hoe u die krachtlijnen ziet, vooral rond een aantal specifieke zaken. Welke extra stappen zullen worden gezet in de kinderopvang en de verdere uitrol van de cao? Welke stappen zullen concreet worden gezet rond de werklastverlaging in de jeugdhulp en de residentiële ouderenzorg? Welke stappen zullen concreet worden gezet om de gelijktrekking van de financiering van voorzieningen voor personen met een handicap waar te maken? Welke capaciteit komt er bovenop de reeds aangekondigde groeipaden?
Net zoals de heer Bertels vind ik het heel interessant om te weten wat de engagementen zijn die waren gemaakt en welke bijkomende engagementen er zijn. Welke extra laag legt de regering over de eerder gemaakte engagementen? In welke mate is het een hernemen van eerder gemaakte engagementen? Op welke manier zal de aantrekkelijkheid van de zorgberoepen en de koopkracht van de medewerkers versterkt worden? De evidente vraag: welke budgetten zal de Vlaamse Regering deze legislatuur nog bijkomend vrijmaken voor de uitvoering van het sociaal akkoord en welke engagementen worden doorgeschoven naar een volgende regeerperiode? We zijn immers op iets minder dan een jaar voor het einde van de legislatuur. Er is nu een sociaal akkoord, maar ik hoop dat deze regering ook nog dat laatste jaar een stevig engagement maakt en niet enkel engagementen maakt voor de komende regeerperiode.
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ook ik wil een vraag stellen over het bereikte akkoord. Voor ik tot mijn vraag kom, wil ik nog zeggen dat dit een belangrijk akkoord is en dat we zeer zeker de minister en de sociale partners willen feliciteren voor het bereiken van het akkoord.
Het werd al gezegd, er is lange tijd gewerkt naar een akkoord, maar het is een akkoord dat gezien mag worden, vooral door wat we sinds het indienen van de vraag aan verdere informatie krijgen. Ik wil benadrukken dat ik het heel positief vind dat er een bijkomende VAP-dag (vrijstelling van arbeidsprestaties) wordt toegekend aan de 55-plussers en ook nog eens een bijkomende VAP-dag aan de mensen op de leeftijd van 58 jaar zodat werkbaar werk en kwaliteitsverbetering zullen bijdragen om het mogelijk te maken om mensen verder te blijven aantrekken in de zorgsector.
Naast de kwalitatieve verbetering, waarover ik naar de minister verwijs voor bijkomende informatie, wil ik nog zeggen dat de werkdruk, die heel belangrijk is voor deze sector, eveneens werd opgenomen en een heel belangrijk item was voor de sociale partners, alsook de koopkrachtvermeerdering. Dat zijn de thema's die we gedurende een lange periode van een bijna-akkoord hoorden terugkomen.
Minister, kunt u bevestigen dat door dit akkoord in de periode 2018-2020 de sociale vrede tussen werknemers en werkgevers bereikt zal zijn?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Geachte leden, het vorige Vlaams intersectoraal akkoord voor de socialprofitsector en de non-profitsector, VIA 4, liep eind 2015 af. In 2017 zijn de onderhandelingen gestart voor een volgend sociaal akkoord. Er is nu een akkoord bereikt voor een VIA 5 voor de private en publieke socialprofitsectoren voor de periode 2018-2020. Het akkoord is op 8 juni 2018 door alle betrokken partijen ondertekend. Hoewel ook in het nieuwe akkoord steeds wordt gesproken over het socialprofit- en non-profitakkoord, zal ik me in mijn antwoord beperken tot de vermelding ‘social profit’.
Het akkoord is van toepassing op alle door Vlaanderen erkende, vergunde en gesubsidieerde ondernemingen en hun personeelsleden uit de volgende domeinen van de private en de openbare sector, inclusief de bij de zesde staatshervorming overgehevelde sectoren. Dat zijn de oorspronkelijke VIA-sectoren: de diensten voor gezinszorg; de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten, zijnde de gehandicaptenzorg, jongerenwelzijn, algemeen welzijnswerk enzovoort; de welzijns- en gezondheidssector, meer bepaald de kinderopvang, de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s); de beschutte en sociale werkplaatsen; de socioculturele sector; werkgevers van persoonlijke assistenten in het kader van de persoonsvolgende budgetten of het persoonlijkeassistentiebudget (PAB); de lokale diensteneconomie. Daaraan worden de geregionaliseerde gezondheidsinrichtingen en -diensten toegevoegd: de revalidatieziekenhuizen; ouderenzorg, met name de woonzorgcentra en de assistentiewoningen, de dagverzorgingscentra voor bejaarden en de centra voor kortverblijf voor bejaarden; de revalidatievoorzieningen; de psychiatrische verzorgingstehuizen; de initiatieven voor beschut wonen.
Het akkoord heeft betrekking op 173.280 vte’s. Voor het totaalpakket aan maatregelen is op kruissnelheid in de private en openbare socialprofitsectoren een budget van meer dan 576 miljoen euro vrijgemaakt, voor uitbreidingsbeleid, kwaliteitsmaatregelen en koopkracht. Het akkoord is gesloten voor een termijn van drie jaar, vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020.
Het akkoord zet in op vier luiken. Er is de waardering van het personeel door koopkrachtverhoging. Daarbij wordt gestreefd naar vereenvoudiging en harmonisering bij de diverse sectoren. Er is het aantrekkelijker maken van de sectoren door kwaliteitsverbetering, zodat een antwoord wordt geboden op de werkdruk en voor wendbaar en werkbaar werk. Er zijn zowel intersectorale als sectorale maatregelen. Er is de verdere groei van het aanbod door uitbreidingsbeleid. Er is ten slotte de monitoring, evaluatie en opvolging van dit akkoord.
Eerst iets over de koopkrachtmaatregelen. De Vlaamse Regering maakt voor koopkracht vanaf 2020 een bedrag vrij ten belope van 1,1 procent van de loonkosten. Die middelen worden verdeeld tussen de sectoren op basis van de loonkosten. Op basis van de loonkostengegevens van de RSZ voor het jaar 2016, en rekening houdend met de ingeschatte effecten van de taxshift, geeft dat een bedrag van 95.401.358 euro. Op dit bedrag zal naar 2020 toe de stijging van de onderliggende loonkosten worden verrekend, op basis van zowel de evolutie van de index als de evolutie van de anciënniteit en de evolutie van het aantal vte’s. In de aanloop naar 2020 wordt er in opstapbudgetten voorzien. In 2018 is er een opstap van 8 miljoen euro voor alle sectoren, waarvan ongeveer 2 miljoen euro voor de publieke sectoren en 6 miljoen euro voor de private sectoren. In 2019 is er in een opstap voorzien van 28,4 miljoen euro voor alle sectoren, waarvan 7,3 miljoen euro voor de publieke sectoren en 21 miljoen euro voor de private sectoren. Uiteraard is de eerste opstap van 2018 daarin inbegrepen.
De middelen worden integraal besteed aan een reële verhoging van de koopkracht van de personeelsleden. In de private sectoren wordt het koopkrachtbudget ingezet voor diverse maatregelen. Alle sectoren versterken en vrijwaren de tweede pensioenpijler door een bijkomende jaarlijkse recurrente dotatie van 7 miljoen euro vanaf 2019. In 2018 is er een eenmalige bijkomende dotatie van 5,9 miljoen euro. Daarnaast komt er vanaf 2019 ook een werkgeversbijdrage in de geregionaliseerde gezondheidsinrichtingen en -diensten, ter harmonisatie met de werkgeversbijdrage in de oorspronkelijke VIA-sectoren.
Voor de oorspronkelijke VIA-sectoren komen er de volgende maatregelen bij. Er is de verhoging van de eindejaarspremie naar een volledige dertiende maand vanaf 2020 – in de gezinszorg al vanaf 2019 –, op enkele specifieke werknemerscategorieën na, waarvoor er wel in verhogingen is voorzien, maar niet in een volledige dertiende maand. Het budget waarin is voorzien bedraagt 20.130.460 euro. Dat betekent een vereenvoudiging van de regeling en een harmonisatie tussen deze sectoren onderling. Voor de persoonlijke assistenten in het kader van persoonsvolgend budget en PAB wordt vanaf 2019 in een eindejaarspremie voorzien. Het voorziene budget is 1.034.912 euro. Daarmee wordt een eerste stap gezet naar een harmonisatie met de andere oorspronkelijke VIA-sectoren.
Daarnaast zijn er per sector in de loop van 2019 nog enkele bijkomende koopkrachtmaatregelen, zoals bijvoorbeeld de verhoging van bepaalde barema’s. Het daarvoor voorziene budget is 21.346.104 euro.
Voor de geregionaliseerde gezondheidsinrichtingen en -diensten is voorzien in het samenvoegen van de eindejaarspremie en de attractiviteitspremie. Dat is enkel een vereenvoudiging, en dus budgetneutraal . Daarnaast wordt er, met hun deel van het koopkrachtbudget, ingezet op de uitrol van een functieclassificatiesysteem, waarover later meer.
De sociale partners in de publieke sector zullen de concrete maatregelen met het hun ter beschikking gestelde koopkrachtbudget concretiseren in het najaar van 2019. De opstappen in 2018 en 2019 zullen uiterlijk tegen 15 september 2018 worden geconcretiseerd. De middelen moeten daarbij integraal naar het VIA-personeel gaan.
Dan zijn er de intersectorale maatregelen voor de private sector. De meeste intersectorale maatregelen gelden voor alle sectoren, en betekenen dus ook een harmonisatie voor alle sectoren. De nadruk ligt op maatregelen voor werkbaar en wendbaar werk, het borgen van een kwalitatieve dienstverlening en de uitrol van de functieclassificatie. Wat de uitrol van de functieclassificatie betreft: in de geregionaliseerde gezondheidsinrichtingen en -diensten wordt, naar analogie met de federale gezondheidsinrichtingen, gestart met de eerste fase van de implementatie van het IFIC-loonmodel (Instituut voor Functieclassificatie). Het budget daarvoor bedraagt 21.783.005 euro. In de oorspronkelijke VIA-sectoren zal de intersectorale functieclassificatie worden gefinaliseerd en de voorbereiding van het loonhuis worden aangevat. De problematiek van de harmonisering van de anciënniteitsregels in alle VIA-sectoren wordt ook in kaart gebracht.
Daarnaast hebben de sociale partners over alle sectoren heen ook afspraken gemaakt over maatregelen inzake werkbaar en wendbaar werk. Vooreerst wil men de stabiliteit in de arbeidsovereenkomst bevorderen, middels afspraken over het gebruik van arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en deeltijds werk. Daarbij wordt voorrang gegeven bij vacatures van onbepaalde duur en voltijds werk. Daarnaast zal er geen gebruik worden gemaakt van arbeidsovereenkomsten met ontbindende voorwaarde. Wat vorming en opleiding betreft, wordt voorzien in sociaal overleg over het vormingsplan op ondernemingsniveau. Ook wordt in de geregionaliseerde gezondheidsinrichtingen het aantal dagen syndicale vorming geharmoniseerd met de oorspronkelijke VIA-sectoren, en dus op twintig dagen per mandaat gebracht. Binnen de fondsen voor bestaanszekerheid wordt prioritair ingezet op trajecten die leiden naar meer in- en doorstroom in de socialprofitsectoren.
Ter preventie en aanpak van risico’s en gezondheidsproblemen van werknemers wordt er een intersectoraal kaderakkoord gesloten voor het voorkomen en verminderen van stress, burn-out, agressie en andere psychosociale risico’s op het werk, en ter bevordering van re-integratie en progressieve werkhervatting na ziekte of ongeval, en worden er per sector basisafspraken gemaakt over het uitwerken van een expertisebeleid inzake het omgaan met agressie in de werkomgeving op het niveau van de organisaties. Inzake arbeidsorganisatie ontwikkelt men een flexibele arbeidsorganisatie door geharmoniseerde regelingen over een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur op semesterbasis, overloon bij afwijkende deeltijdse prestaties op vraag van de werkgever en 9 uur rust in plaats van 11 uur rust in bepaalde situaties. Tevens bevordert men stabiele en voorzienbare uurroosters en kan de minimale duur van elke werkperiode in de geregionaliseerde gezondheidsinrichtingen en -diensten worden aangepast. Wat de vakantieregeling en het loopbaanbeleid betreft: elke werknemer krijgt recht op vakantie met een minimumduur van twee opeenvolgende weken, inclusief drie weekends. Tot slot willen de sociale partners het gesprek aangaan in een werkgroep die nagaat op welke wijze we tot een beter loopbaanbeleid kunnen komen.
Het derde luik behelst sectorale kwaliteitsmaatregelen, met name inzetten op tewerkstelling, op werkbaar en wendbaar werk en op innovatie en sociaal ondernemerschap. De sectorale noden zijn zeer verschillend, maar hebben telkens betrekking op een of meer van volgende domeinen: flexibilisering, digitalisering, sociaal ondernemerschap, innovatie, competentie- en opleidingsbeleid, loopbaanbeleid en nieuwe arbeidsorganisatie. Daaromtrent worden afspraken gemaakt op sectoraal niveau of op ondernemingsniveau. Over die kwaliteitsmaatregelen op ondernemingsniveau wordt transparantie geboden via de werknemersvertegenwoordiging.
Een vierde luik bevat het uitbreidingsbeleid, dat is uitgetekend als antwoord op specifieke noden, binnen de budgettaire mogelijkheden. De uitbreiding maakt voorwerp uit van inhoudelijke politieke beleidskeuzes door de Vlaamse Regering, en het geldt zowel voor de private als voor de publieke sector. Voor de sector Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) bedraagt de totale enveloppe 166 miljoen euro in 2018, 393 miljoen euro in 2019 en 446 miljoen euro in 2020. De exacte verdeling van de middelen is terug te vinden in het akkoord.
Voor de Sociale Economie is er vanaf 2018 een extra groeipad en ook voor de beschutte werkplaatsen vanaf het tweede kwartaal van 2018.
Daarnaast zijn er vanaf 2018 nog bijkomende middelen in de beleidsdomeinen Cultuur en Jeugd.
Ik geef een summier overzicht van de sectorale afspraken in het domein Welzijn, Gezondheidszorg en Gezin.
De diensten voor gezinszorg ondersteunen de kwaliteit van de zorg en ondersteuning van de gebruikers door een verdere flexibilisering van de gezinszorg. Er worden meer mogelijkheden gecreëerd inzake inzetbaarheid van de gezinszorg tijdens avonduren, weekends en feestdagen door een bijkomend budget van 2 miljoen euro in 2018 en recurrent 4 miljoen euro vanaf 2019. Om de flexibiliteits- en continuïteitsinspanningen van de werknemers te compenseren, wordt in 2018 de toeslag voor prestaties van werknemers op een feestdag verhoogd naar 100 procent. De subsidie vanwege de Vlaamse Regering wordt in dezelfde mate verhoogd. De kostprijs is 334.000 euro.
Daarnaast wordt voorzien in flankerende maatregelen waarbij iedere maatregel deels door de Vlaamse Regering en deels met eigen middelen uit de opbrengst van de taxshift door de werkgevers wordt bekostigd. De totale inbreng van de Vlaamse Regering in deze maatregelen bedraagt 297.336,14 euro. Zo is er de vergoeding voor een toenemende mobiliteit waarvan de totale kost wordt geraamd op 320.000 euro.
Daarnaast wordt voorzien in een vergoeding voor uurroosterverstoring en oproepbaarheid van verzorgend personeel. De Vlaamse Regering voorziet binnen dit VIA in een budget van 80.000 euro voor de vergoeding van de flexibiliteit van het verzorgend personeel. De werkgevers nemen het resterende deel van de kostprijs met eigen middelen uit de opbrengst van de taxshift op zich.
Tot slot komt er een wachtvergoeding voor omkaderingspersoneel. De Vlaamse Regering voorziet binnen dit VIA in een budget van 57.336 euro. Ook hier nemen de werkgevers het resterende deel van de kostprijs op zich met eigen middelen uit de opbrengst van de taxshift.
Voor het groeipad inzake uitbreiding van de capaciteit in de thuiszorg heeft de Vlaamse Regering voorzien in 14 miljoen euro in 2018, 28 miljoen euro in 2019 en 42 miljoen euro in 2020.
In de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten komen er bijkomende jobs in diverse deelsectoren.
Voor volwassen personen met een handicap wordt voor deze eerste fase door de Vlaamse Regering in een budget voorzien ter equivalent van 80 vte. De overige jobs, ter equivalent van 200 vte, worden door de sociale partners gefinancierd.
Voor minderjarige personen met een handicap komen in een eerste fase 205 voltijdse jobs in de loop van september 2018. Hiervan worden 130 vte ingezet ter versterking van de begeleiding binnen de functie Verblijf, met bijzondere aandacht voor de versterking van de omkadering van de 126 bestaande GES+-plaatsen. Voor de versterking van de omkadering van GES+ wordt rekening gehouden met de reeds gerealiseerde versterking met 5,25 vte naar aanleiding van de oproep van het VAPH van 2017. Naast deze 5,25 vte, worden er bijkomend 15,75 vte ingezet vanaf 1 september 2018.
Daarnaast worden 55 vte Sociale Maribeljobs prioritair ingezet ter versterking van de begeleiding binnen de functie Verblijf en 20 vte Sociale Maribeljobs ter versterking van de begeleiding voor alle ondersteuningsfuncties.
In Jongerenwelzijn worden in 2018 bijkomend 90 voltijdse jobs ingezet waarvan 50 vte door de Vlaamse Regering gefinancierd en 40 vte door de sociale partners in de sectoren bijzondere jeugdbijstand en CIG/ckg (centrum voor integrale gezinszorg/centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning) zelf gefinancierd.
In het algemeen welzijnswerk worden bij de CAW’s die volgens de programmatiecriteria een onderbezetting hebben in hun werkingsgebied door de sociale partners 9,5 vte zelf gefinancierd.
Wat de geregionaliseerde gezondheidsinrichtingen en -diensten betreft, komen er in de deelsector ouderenzorg bijkomende rvt-middelen, met name 11 miljoen euro in 2018 en 22 miljoen euro in 2019. Een monitoring zal waken over de creatie van bijkomende tewerkstelling.
Daarnaast worden de personeelsnormen van de woonzorgcentra en centra voor kortverblijf geharmoniseerd en geactualiseerd, afgestemd op de toenemende zorgzwaarte. De hiervoor opgerichte werkgroep zet in deze zin haar werkzaamheden voort. Het concept van het derde luik bovennormpersoneel wordt geheroriënteerd in functie van een toekomstig persoonsvolgend financieringsconcept.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw toelichting.
Ik heb u een paar keer horen zeggen: “De Vlaamse Regering heeft hiervoor in bijkomende middelen voorzien.” Betekent dit dat er nog amendementen komen bij de begrotingscontrole? (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
Ik wil weten wat het woord ‘bijkomend’ betekent. Ik meen inderdaad wat ik vraag.
U ging iets te snel in verband met het uitbreidingsbeleid voor onder meer de centra voor geestelijke gezondheidszorg. Heb ik u daar horen vertellen dat de sociale partners daar zelf een budget voor moeten aanwenden?
Ik heb ook nog een vraag met betrekking tot de werkgroep Zorgzwaarte waarnaar u verwijst. Zoals u weet, interesseert mij dat ten zeerste. Hebt u een model kunnen ontwikkelen om te kijken hoe de nieuwe jobs in de ouderenzorgsector kunnen worden aangewend? Als er bijkomende rvt-erkenningen zijn, zouden die ook moeten gaan naar bijkomende jobs, om het nu heel simpel te vertalen. Ik weet dat de sociale partners daarover met elkaar en misschien ook met u hebben gediscussieerd. Is die discussie al dan niet nog lopende?
Op het federale niveau loopt momenteel de discussie met betrekking tot onbelast bijklussen. Zijn er in het sociaal akkoord maatregelen opgenomen om ervoor te zorgen dat het onbelast bijklussen geen kwaliteitsvermindering betekent in de verschillende sociale sectoren? U hebt ooit in deze commissie verteld dat dit een onderdeel was van het sociaal akkoord.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb nog een aantal bijkomende vragen, maar ik hoop dat we op een ander moment nog diepgaander kunnen ingaan op de deelaspecten.
Over een aantal zaken zegt u dat er geharmoniseerd wordt. Inzake PAB bijvoorbeeld hebt u gezegd dat die 1 miljoen euro voor eindejaarspremies een harmonisatie is ten aanzien van ander sectoren. Bestaat er een overzicht van wat er nog nodig is voor een volledige harmonisatie? Die 1 miljoen zal een stapje zijn, maar is natuurlijk nog een lange weg af te leggen. Kunt u voor de verschillende deelstukken zeggen hoe ver we af zitten van de harmonisatie op basis van dit sociaal akkoord?
Inzake de middelen hebt u geantwoord op de vragen inzake gezinszorg, het VAPH, jongerenwelzijn, algemeen welzijnswerk en ouderenzorg, maar u hebt niet geantwoord op het luik kinderopvang. In het verleden is daarover nochtans een cao afgesproken met een gefaseerde uitrol. Welke fases van die cao zullen nog worden uitgerold? In welke budgetten is daarvoor voorzien? Wat is de timing?
Het valt mij verder op dat er redelijk veel middelen in 2020 bij komen en dat er nu stapjes worden gezet. Er wordt dus een verantwoordelijkheid doorgeschoven naar een volgende regering. Ik ben blij dat er een sociaal akkoord is, maar het was er wel beter aan het begin van deze legislatuur gekomen zodat deze regering effectief die stappen kon zetten die nodig zijn.
Inzake het uitbreidingsbeleid verwijst u in verband met de exacte verdeling van de middelen en de groeipaden naar het sociaal akkoord zelf. Ik zal dit uiteraard bekijken, maar ik had heel specifiek gevraagd hoeveel extra budgetten er zijn bovenop wat al is aangekondigd. Er zijn al een aantal zaken aangekondigd, maar zijn daarvoor extra budgetten? Om hoeveel budgetten gaat het dan? Wat betekent dat voor de capaciteit? Welke extra laag wordt er gelegd, los van de groeipaden en de beschikbare capaciteit, met dit sociaal akkoord?
Over de personeelsnormen voor de woonzorgcentra zegt u dat de werkgroep haar werk zal voortdoen met een actualisering van de personeelsnormen. Wat is het doel daar? Welk kader krijgt de werkgroep mee? Heeft de werkgroep een budget? Als er geen budget is om die personeelsnormen op te trekken, dan is die werkgroep met de handen op de rug gebonden. Is er daarvoor in een budget voorzien of moet dit budgetneutraal zijn?
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. We hoorden in uw antwoord dat dit akkoord heel veel in zijn mars heeft. Er wordt onder andere gezorgd voor meer flexibiliteit van de gezinszorg. Dat staat natuurlijk voor een verbetering van het geven van de zorg. Het moet uiteindelijk onze doelstelling zijn om werkbaar werk te realiseren, maar ook om ervoor te zorgen dat de personen met een zorgvraag voldoende zorg, mee veranderend met de maatschappij, kunnen ontvangen. Dit zit mee verwerkt in dit akkoord.
Er zullen uiteraard nog vragen komen, maar ik kan niet anders dan heel tevreden zijn dat dit akkoord er is gekomen. Het zal rust brengen in de sector. Er is het engagement van vele mensen in de zorgsector, die toch niet elke maand een superloon ontvangen. De sociale partners tonen samen met de Vlaamse Regering dat ze deze sector naar waarde schatten. Met dit akkoord is nog eens bewezen dat de zorgsector voor de Vlaamse Regering belangrijk is.
De heer Persyn heeft het woord.
Voorzitter, ik wil de minister en de sociale partners feliciteren met dit akkoord. Het uitbreidingsbeleid is ook altijd een bezorgdheid geweest van mijn fractie. We spreken van een zorgshift – naast de fameuze taxshift – met extra handen en harten aan het bed. Dit akkoord is daar een concrete invulling van.
U hebt maatregelen en cijfers opgesomd. Er komt een koopkrachtverhoging en de jobs worden aantrekkelijker gemaakt. Dat zal velen inderdaad een hart onder de riem steken. Ik denk niet dat er onrust was, maar wel ongerustheid in de sector. Die is voor een stuk weggenomen.
Mijn fractie juicht ook de verdere harmonisatie en vereenvoudiging toe. U hebt gesproken over de eindejaarspremies. Ook met de werkgeversbijdrage voor de opbouw van de tweede pensioenpijler is onze federale fractie erg bezig. We zien dat dit hier intersectoraal wordt voorgesteld. Het zal toch heel wat scheeftrekkingen binnen de sector in de toekomst verhelpen. Er krijgen bijna 175.000 werknemers meer dan 1 procent loonsverhoging. We kunnen dat alleen maar toejuichen.
We hopen – ik merk bijna een kamerbrede consensus want één partij is niet aanwezig – dat dit een aanzet is voor een verdere groei van de Vlaamse zorgsector zodat we de komende jaren eindelijk werk maken van een volledige borging van de zorg in Vlaanderen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voor een goed begrip en om de chronologie van de dingen nog eens in herinnering te brengen, wil ik nog een aantal zaken zeggen.
Men is aan die onderhandelingen begonnen en we hebben uiteraard de begroting van 2018 moeten maken. Bij de begrotingsbesprekingen herinner ik mij dat sommigen mij hebben gevraagd dat er 8 miljoen euro stond en wat daarmee zou gebeuren. Er zijn natuurlijk dingen die ingevuld worden. We hebben bij de start van de onderhandelingen een kader ingediend waarin een aantal groeipaden waren opgenomen. Voor 2018 zijn die terug te vinden in en op te vangen door de begroting 2018. Voor 2019 en in een aantal gevallen ook voor 2020 hebben we bij de start van de onderhandelingen gezegd in welke budgettaire perspectieven we bereid waren te voorzien. Op basis van die inschatting hebben de sociale partners gezegd dat ze bereid waren om te starten met de onderhandelingen.
Dat ik in dit parlement en op andere momenten heb moeten verwijzen naar de in de onderhandelingen ingediende groeitabellen, is natuurlijk logisch. Ik ga ervan uit dat als ik zeg dat er 22 miljoen euro aan rvt-bedden bij komen in 2019, u niet de redenering opbouwt dat er nu 42 miljoen euro zou komen. Ik hoop niet dat ik dit in uw geest zou moeten lezen, want dat zou een zeer bedenkelijke lezing van de feiten zijn. Er zijn een aantal groeipaden, die budgettair zijn ingeklemd.
Mevrouw Van den Brandt heeft mij onder andere ondervraagd over de versterking van de personeelseffectieven voor de sector minderjarige personen met een beperking naar aanleiding van de acties van het personeel van de Broeders van Liefde. Ik heb toen geantwoord dat we zouden versterken, en deze versterking staat nu in dit akkoord. Het is daardoor een afspraak die met werknemers en werkgevers is geformaliseerd. U moet het akkoord in die zin begrijpen.
Er zijn een aantal stukken waarvoor we inspanningen vragen van de werkgevers en werknemers. Die inspanningen kunnen gaan over taxshiftmarges die zijn ontstaan of door de inzet van sociale Maribelmedewerkers. Ook dat is nieuw.
Bij vorige onderhandelingen – misschien ook omdat die niet gelijkliepen met de mogelijkheden die door de federale taxshift waren gecreëerd – is daar nooit op ingezet in het sociaal akkoord, maar nu dus wel.
In deze commissie heb ik ook al een paar keer moeten antwoorden op de vraag hoe het zou gaan met de gelijke financiering voor volwassen personen met een beperking. Dit zit mee gebetonneerd in het akkoord met de sociale partners. Zij zetten – en dat hangt een beetje af van de sector – de taxshift in gecombineerd met sociale Maribel’ers.
Voor de verevening in de sector van volwassen personen met een handicap zetten wij meer in dan het groeipad waarin was voorzien bij de start van de regering, omdat dit iets is dat geen aanbod creëert. Het geld komt niet uit het uitbereidingsbeleid, maar wordt extra gezocht. Zo is er een combinatie van een aantal aspecten.
Er is in een budget voorzien voor de revalidatiesector en voor het welzijnswerk in 2019.
Er zijn in het akkoord een aantal dingen samengebracht die hun ontstaan vinden in verschillende domeinen of op verschillende momenten. Er was de opmaak van de begroting 2018. Zoals ik al zei, zijn de onderhandelingen gestart op basis van een tabel die toen ook aan de sociale partners is meegedeeld.
Mevrouw Van den Brandt, er is voor de gelijktrekking van de cao in de kinderopvang in een bedrag voorzien van 24,3 miljoen euro. Er komt nog 496.000 euro bij om de werkgevers die geen werknemers hebben uit trap 2, beter te financieren. Er moet ook een maatregel worden genomen voor de eindejaarspremie voor het personeel dat werkte in de vroegere diensten van het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten. Er is ook in een bedrag voorzien voor een verhoging van de onkostenvergoeding van de onthaalouders die aangesloten zijn bij een dienst, namelijk met 0,21 euro per dag per kind. Dat is goed voor iets meer dan 1 miljoen euro. Tot slot wordt het bestaande contingent van onthaalouders met een werknemersstatuut voortgezet en uitgebreid. Er komen ongeveer 150 vte bij. Dat zijn samengevat de maatregelen voor de kinderopvang. U weet dat er voor de kinderopvang ook uitbreidingsmiddelen zijn. Die oproep is lopende. Dat is een capaciteitskwestie, maar ik geef u mee wat er van toepassing is op dat personeelsstatuut.
Er is in het akkoord opgenomen dat er een driepartijenoverleg zal worden georganiseerd over het onbelast bijklussen. De partners hebben daarover een afspraak gemaakt.
Er is ook een clausule opgenomen dat er in de praktijk zal worden bewaakt dat als het gaat over rvt-uitbreidingen er ook personeel tegenover moet staan. De woonzorgcentra dienen het volledige bedrag aan bijkomende middelen in te zetten voor bijkomend personeel tot er na de reconversie ook een bovennorm zorg is die minstens recht heeft op het gedeelte A2 van het forfait. Dat is een technische berekening, maar er zijn modaliteiten afgesproken die moeten worden opgevolgd in het overleg tussen werkgevers en vakbonden. (Opmerkingen van Jan Bertels)
Ik kan u de tekst in zijn geheel bezorgen. Dat is geen enkel probleem.
Als u mij vraagt of dit gemakkelijke onderhandelingen zijn geweest, dan is mijn antwoord neen. We moeten die indruk ook niet wekken. Er is lang en intens over onderhandeld, ook omdat niet alle koepels op dezelfde lijn zaten. We moeten dat durven erkennen.
Ik verwacht niet dat het debat over de nieuwe personeelsnorm morgen zal zijn opgelost. Dit zal nog wel zijn tijd duren en nemen. Op een bepaald ogenblik zal de regering moeten beslissen. Deze beslissing zal op een veel langere periode betrekking hebben dan 2020. We zijn het eens over het principe dat we daarover onderhandelen. De bovennorm is voor ons het meest prioritair, maar de beslissing over de personeelsnorm zit niet in het akkoord als dusdanig. Er staat daaromtrent in dat men zal samenwerken.
Er zal ook een monitoring zijn op het macrovlak van het bovennormpersoneel en de aanwervingen. Er zijn heel wat clausules die met de inzet van die middelen en de bewaking ervan te maken hebben, zoals attesten die moeten worden ingebracht over de invulling van het budget A2 in combinatie met de zorgcomponent van het bovennormpersoneel tot de beoogde personeelstoename van 20 procent. Daarvoor is er een monitoringsysteem, maar dat is vrij technisch. Je moet al tot de ingewijden behoren om dat systeem te kennen. Wat betreft het bovennormpersoneel nodig ik iedereen uit om dat onderdeel van de vorige federale akkoorden, die we hebben geërfd, in zijn complexiteit te bekijken. Het is ook op het terrein heel moeilijk om daar lineaire oplossingen voor te vinden, want dat is zeer ongelijk tussen de verschillende voorzieningen. Dat is de moeilijkheid van het verhaal.
Maar er staan dus een aantal van die clausules duidelijk in de tekst. De werkgevers en de werknemers hebben daar uiteindelijk een afspraak over gemaakt waar de overheid zich bij heeft aangesloten.
De vraag over de PAB moet ik nagaan. Bij de vroegere PAB was er de verplichting om tot een bepaald paritair comité te behoren. Nu is er een evolutie naar het andere, waar de meeste werknemers zitten. Ik kan de verschillen tussen de statuten niet concreet geven, maar dat zal wel beschikbaar zijn in het kader van de onderhandelingen. Dat moeten we opvragen.
Er zijn twee documenten of uitklaringen aangekondigd. Ik veronderstel dat die aan het intranet worden toegevoegd. Het gaat over de tekst waar de heer Bertels naar vroeg en de uitklaring van het PAB-statuut.
De heer Bertels heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik heb nog twee opmerkingen. Ten eerste, de vraag, waar u een beetje verbaasd over was – maar het zou u niet mogen verbazen – of er bijkomende middelen waren in 2018, stelde ik om het heel duidelijk te krijgen. U had een enveloppe gekregen bij de initiële begroting. Dat hebt u hier in de commissie al gezegd, maar er zijn ten opzichte van de initiële begroting dus geen bijkomende middelen in 2018 gekomen. Laat dat dan ook duidelijk zijn. Sommige mensen hebben daar andere ideeën over verkondigd, maar dat is dus niet correct.
Los van de techniciteit, wil ik uw aandacht vragen voor de afspraken die effectief gemaakt zijn en die u hebt toegelicht met betrekking tot de opvolging en de uitvoering van het akkoord, en zeker met betrekking tot de opvolging van het akkoord over de aanwending van bijkomende rvt-erkenningen. Daarbij hebt u net zelf verwezen naar de discussie omtrent de 20 procent bovennormpersoneel of alle koepels ook dat deel van het akkoord correct en royaal willen uitvoeren. U hebt er zelf naar verwezen, het is een moeilijke discussie geweest. Sommige koepels trekken dat deel van het akkoord in twijfel en willen het geld niet voldoende spenderen aan bijkomende personeelsinzet voor zwaar zorgbehoevende ouderen. U zult vanuit uw controlebevoegdheid, al dan niet met inspectie, bijkomend en zwaar moeten toezien dat ook die regel van het akkoord correct wordt toegepast. Ook in de commerciële centra – ik ga het maar even zo zeggen – hebben mensen nood aan kwaliteitsvolle zorgverlening en moet er ook worden gekeken naar de werkdruk en de zorgzwaarte van en voor het personeel. Ik hoop dat u er nauwlettend op zult toezien dat die middelen correct aangewend worden waarvoor ze bestemd zijn, namelijk voor de verzorging van zwaar zorgbehoevende patiënten.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Daarbij aanvullend hoop ik dat de werkgroep rond die personeelsnormen snel resultaten boekt. Ik begrijp uit uw antwoord voor een stuk dat volgende regeringen zullen moeten kijken welk engagement ze ertegenover willen zetten. Dat betekent dat een deel van de oefening, die echt nodig is, namelijk hoe zetten we meer handen aan de zorg in die woonzorgcentra, zoals de heer Persyn zegt, een uitdaging is die voor een stuk wordt vooruitgeschoven. Die kunnen we echter niet lang meer vooruitschuiven. Daar moet op korte termijn een antwoord op komen. Ik hoop dus dat die werkgroep snel kan eindigen en dat hij voldoende ruimte, mandaat en budget krijgt om tot een werkbare oplossing te komen.
Rond kinderopvang zien wij hetzelfde. U zegt dat er in 24 miljoen euro is voorzien in de volgende cao. Daar zullen dan een aantal belangrijke stappen kunnen worden gezet die gepland waren.
Maar we weten dat er in totaal meer dan 60 miljoen euro nodig is om dat volledig uit te voeren. Dus ook daar zullen volgende regeringen nog oefeningen moeten doen. Dit sociaal akkoord zal niet genoeg zijn om echt alles verder te doen. Ik vermoed dat hetzelfde geldt voor de sector personen met een handicap of jeugdhulp. Als we daar naar de details zouden gaan, als we echt willen bekijken wat er nodig is om ten volle tot werkbaar werk te komen, zullen er nog stappen moeten worden gezet.
Maar goed, er is een sociaal akkoord. Dat is positief. Er is nog een weg te gaan. Ik ben blij dat de we tekst in zijn geheel kunnen krijgen. Op die manier kunnen we het eens in detail bekijken en berekenen.
Ik hoorde zeggen dat het niet gemakkelijk is gegaan en dat het de onrust of ongerustheid in de sector wegneemt. Ik denk wel dat er een zekere onvrede blijft bestaan over de druk die er is. Hiermee worden stappen gezet, maar het zal niet volledig het zorgpersoneel de erkenning geven die het eigenlijk verdient en waarop het recht heeft. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat er nog wegen af te leggen zijn.
Minister, u was verbaasd over de vraag van de heer Bertels. Maar ik vond die eigenlijk evident. U zei dat het toch evident is dat we het in 2018 bij die 8 miljoen euro zullen houden. Maar ik herinner mij dat u bij de begrotingsbesprekingen zei: ‘Die 8 miljoen euro is een pakket. Maar we zullen niet alle details opnemen in de begroting, want bij onderhandelingen wil je niet meteen het achterste van je tong laten zien.’ Voor alle duidelijkheid: u hebt het anders verwoord. Maar daar kwam het wel op neer: we zullen niet meteen zeggen wat er allemaal is, dus het kan eventueel meer zijn. Ik vond de vraag van de heer Bertels, of het dan uiteindelijk meer geworden is, dus eigenlijk een evidente vraag. Ik begrijp dat het een vervelende vraag is. Maar het is wel een insinuatie die we toch al minstens met twee hebben geïnterpreteerd, namelijk het feit dat toen wij zeiden ‘maar 8 miljoen euro’, u zei: ‘Het kan ook meer zijn.’ In die zin vond ik het een begrijpelijke vraag.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik moet natuurlijk altijd de kritische vragen incasseren of begrijpen. Mochten wij een paar jaar geleden hebben gezegd dat wij een sociaal akkoord van dergelijke omvang zouden hebben kunnen afsluiten, zou niemand dat hebben geloofd. Wat is dat toch altijd? Natuurlijk zijn daarmee niet alle problemen opgelost. Wie heeft dat nu ooit beweerd? De begroting 2017 is gemaakt. De begroting 2018 is gemaakt. De sociale partners finaliseren hun akkoord niet voor de begroting 2018.
Nu had ik eens moeten zeggen dat er niets van uitbreidingsbeleid in de begroting van 2018 komt. Dan zou het kot te klein geweest zijn, want ‘Hij doet niets.’ Dan zeg je aan de sociale partners: ‘Jongens, jullie mogen onderhandelen, maar weet dat dat het kader is.’ Er wordt ook nog gevraagd: ‘Geef ons het kader, zodat we wel weten óf we zullen onderhandelen.’ Dus je legt je kader op tafel. Je moet in de begroting 2018 natuurlijk door. Stel u voor dat we dat niet hadden gedaan, dan zou het toch wel een heel pijnlijk verhaal geworden zijn. Dus je doet dat. En dan is het van: ‘Dat is al ‘acquis’, dat is binnen. Dat is niets nieuws. Dat is dus al geen prijs die je betaalt in de sociale onderhandelingen. Doe er nog maar een lap bovenop.’ Dan dóén we er nog een stuk bovenop en dan is het nog: ‘Het is niet oké.’
Tja, collega’s, ik vind eerlijk gezegd dat dit een zeer verdedigbaar akkoord is. In heel mijn politieke carrière heb ik mij nog nooit op de borst geklopt en gezegd: alle problemen zijn opgelost. En dat zal nu ook niet het geval zijn. Maar een akkoord van deze omvang, met de betonnering van die groeipaden in deze legislatuur, en in sommige opzichten zelfs in het begin van de volgende legislatuur, dat is toch een prestatie. En ik heb er nog bij gezegd, ook in de presentatie van het akkoord: niet alleen van de minister van Welzijn. Want heel die Vlaamse Regering heeft de bereidheid moeten opbrengen om dat geld voor de welzijnssector in te zetten. Die groeipaden van die andere sectoren zijn maar zeer beperkte groeipaden, als je dat vergelijkt naar de omvang van de budgetten die we in de welzijnssector zullen kunnen inzetten.
Persoonlijk vind ik dat dus een zeer verdedigbaar akkoord. En het is waar: het is natuurlijk zo dat stilaan het kader van de sociale onderhandelingen ook begint te evolueren. Tijdens vorige sociale onderhandelingen was er van commerciële partners geen sprake, was er van sectoren die zeer erg gelinkt zijn met sectoren die gefinancierd worden, de ziekteverzekering, ook geen sprake. We hebben dat functieclassificatieverhaal, dat gestart is in de vorige sociale akkoorden, ook voor de woonzorgcentra enzovoort, mee moeten verdisconteren. Dat was een nieuwigheid. Maar voor de kinderopvang, en nog meer voor de residentiële ouderenzorg, zat daar nog een sectorale partner bij die niet tot de klassieke VIA-onderhandelingspartners behoorde. Heel wat stappen en evoluties zijn dus in de loop van het gesprek mee moeten worden opgenomen, verdisconteerd.
Mijnheer Bertels, u kunt er natuurlijk van uitgaan dat wij zullen toezien op de afspraken die gemaakt zijn wat betreft het verantwoorden van de inzet van de extra middelen in rvt, zoals ze in de tekst staan. Maar de dynamiek tussen de sociale partners in het sociaal overleg zal voor een stuk mee de garantie uitmaken dat die afspraken ook zullen worden gerespecteerd in alle woonzorgcentra die die rvt-bedden ter beschikking zullen krijgen.
Omdat er lang over onderhandeld is, krijgt de minister wat extra spreektijd, maar ik zal mevrouw Coppé de kans geven om te repliceren.
Ik was eigenlijk eerst niet van plan om nog een slotwoord te geven, maar na het horen van de collega's, niet na het horen van de minister, vond ik hun repliek te scherp en onbegrijpelijk. Er is zoveel vooruitzicht voor de zorg, zoveel extra middelen worden door de regering op de tafel gelegd, en dan is het nog niet goed. Mijnheer Bertels, uw sociale partners die aan de tafel zaten, doen het beter dan u het hier verwoordt. Het kan zijn dat u vindt dat u uw controlefunctie moet opnemen, maar het ook eens over uw lippen krijgen dat het goed is, dat betaamt de oppositie toch wel eens. Ik permitteer het me om dit hier eens te verwoorden. (Opmerkingen van Jan Bertels)
Gezien de uitvoerige repliek, wil ik, als de vraag zich voordoet, nog de kans geven om te repliceren. Als dat niet zo is, dan sluiten we het debat. (Opmerkingen van Vera Jans en Griet Coppé)
Dan hadden we daarnet de minister de mond moeten snoeren, mevrouw Jans. (Opmerkingen van Vera Jans en Griet Coppé)
De geest van het reglement, mevrouw Jans, is dat het parlement het laatste woord krijgt.
De heer Bertels heeft het woord. (Opmerkingen van Griet Coppé)
We zijn allemaal begonnen met te zeggen dat we blij zijn dat er een VIA 5-akkoord is, weliswaar voor drie in plaats van voor vijf jaar, maar dat maakt niet uit. Maar binnen de structuur en de dynamiek van de onderhandelingen – de minister heeft er correct naar verwezen – zullen we goed moeten opletten of alles correct kan worden uitgevoerd. Daar zullen we onze controlefunctie, mevrouw Coppé, op blijven uitoefenen.
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Dank u, voorzitter. Ik denk dat het moment is gekomen om de repliek af te sluiten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.