Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de tewerkstelling van gedetineerden buiten de gevangenismuren
Vraag om uitleg over het invoeren van een leerprogramma ondernemen als re-integratieprogramma in de gevangenis
Verslag
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Gedetineerden in Vlaamse gevangenissen hebben recht op een deskundige begeleiding bij hun zoektocht naar werk. Het programma ‘Aan de bak’ slaat daarom een brug tussen de gevangenis en de arbeidsmarkt en biedt veel gedetineerden een beter toekomstperspectief. Een detentieconsulent bereidt samen met elke gedetineerde die binnen afzienbare tijd de gevangenis mag verlaten, een traject naar werk voor.
De kern van het ‘Aan de bak’-programma is gedetineerden al tijdens hun detentie op weg helpen naar een gepaste job na hun vrijlating. Na een grondig onderzoek van hun mogelijkheden en behoeften wordt een stappenplan uitgestippeld, de kortste weg naar een job.
De diensten van de Vlaamse Gemeenschap en Justitie werken voortdurend samen om de re-integratie van een gedetineerde maximaal te ondersteunen. Het is aan de gedetineerden om die kans te grijpen en het is aan de samenleving en haar overheden om hun daartoe de kans te geven. Daarnaast kunnen gedetineerden eveneens opleidingen volgen om hun kans op werk te vergroten.
De politieafdeling van het Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt (VSOA) wil er met een nieuw voorstel voor zorgen dat de re-integratie van gedetineerden meer bevorderd wordt. Het VSOA wil gevangenen overdag gemeenschapsdienst laten uitvoeren buiten de gevangenismuren. Dat zou gebeuren naar Amerikaans voorbeeld en uiteraard met de nodige begeleiding. Volgens de vakbond heeft dit voorstel verschillende voordelen. Enerzijds helpt het deels tegen de overbevolking en de spanning binnen de gevangenissen en anderzijds kunnen gedetineerden iets terugdoen voor de maatschappij. Daarenboven worden gedetineerden ook meer voorbereid op een terugkeer in de samenleving.
De minister van Justitie is het idee niet ongenegen maar wijst ook op de samenwerking met de deelstaten: “(…) als we het op een grotere schaal willen doen, dan zitten we voor een stuk ook met de bevoegdheid van de gemeenschappen, zoals de VDAB.”
Ik heb daarom de volgende vragen voor u, minister.
Hoe staat u tegenover het voorstel van het VSOA?
Hoe evalueert u de huidige werking van het ‘Aan de bak’-programma? In welke mate kunnen de huidige beroepsopleidingen nog versterkt worden om gedetineerden meer uitzicht te geven op een toekomst bij hun vrijlating?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag handelt over hetzelfde thema. Ik zal niet alles herhalen wat mijn collega Van Eetvelde reeds gezegd heeft. De aanleiding voor deze vraag was inderdaad het VSOA-voorstel om gedetineerden via een soort van gemeenschapsdienst voor te bereiden op hun vrijlating en op de arbeidsmarkt.
De discussie doet wat denken aan die over de gemeenschapsdienst, waarbij ook voors en tegens werden opgeworpen in verband met de verhouding met de reguliere jobs en de reguliere economie. We moeten ook kijken naar de verhouding met de bestaande systemen van werkervaring, die u hebt ontwikkeld, zoals het wijk-werken en tijdelijke werkervaring.
Op welke manier kan zo’n gemeenschapsdienst of tewerkstelling effectief passen in een goed traject naar werk?
Het is een voorstel dat zeker het overwegen waard is, maar waarbij we de evenwichten met bestaande systemen en statuten en werknemers in de reguliere economie goed moeten afwegen. Het moet vooral een meerwaarde zijn voor de re-integratie van de betrokkenen in de samenleving en op de arbeidsmarkt.
Ook hier geldt natuurlijk dat we geen enkel talent verloren mogen laten gaan. Ik denk dat het ‘Aan de bak’-programma ondertussen bijna twintig jaar bestaat. Het kent dus al een lange geschiedenis. Bij mijn voorbereiding zag ik dat we het programma tien jaar geleden blijkbaar al een opfrisbeurt hebben gegeven en de ambitie hadden om het aantal trajecten boven de duizend te brengen.
Ik weet dat collega Van Eetvelde elk jaar opnieuw de cijfers opvraagt. Volgens de laatste cijfers van vorig jaar werden er minder dan 600 trajecten op die manier gerealiseerd. We halen de doelstelling die 10 jaar geleden werd vooropgezet, blijkbaar nog niet. Als ik de cijfers van collega Van Eetvelde mag geloven, verlaten per jaar 17.000 gevangenen de gevangenis. Dat zijn echt heel veel mensen.
De vraag is of dit de doelgroep is waarop we ons moeten richten. Ik zie u van neen schudden. Kunnen we meer doen? Op welke manier kunnen we meer doen? Op welke manier kan het voorstel van het VSOA daarin passen? Hoe staat u daar tegenover?
Hebt u al contact gehad met uw federale collega’s van Justitie en Werk?
Ziet u dit passen in een ruimer traject naar werk op lange termijn waarbij gedetineerden die op afzienbare tijd vrij kunnen komen, op die manier kansen kunnen krijgen om zich met trajecten voor te bereiden op de vrijlating? Kan het ook een manier zijn om de preventie van radicalisering mee gestalte te geven?
Hoe kan dit ingepast worden in het huidige beleid, waar reeds gelijkaardige maatschappelijke activiteiten in het aanbod vervat zitten? Kunnen deze activiteiten kaderen in tijdelijke werkervaring of andere trajecten die u hebt uitgetekend?
Hoe kunt u gedetineerden die zicht hebben op een vrijlating, nog meer en beter begeleiden richting arbeidsmarkt? Welke nieuwe eventuele initiatieven plant u?
Mevrouw Turan heeft het woord.
Mijn vraag biedt een alternatief dat misschien ook kan worden bekeken. We zijn tijdens deze legislatuur heel veel bezig geweest met radicalisering en deradicalisering in de gevangenissen en daarbuiten. Een van de belangrijkste oorzaken die ik blijf onthouden, is vervreemding en niets hebben om te verliezen. Er is nu de commotie inzake het penitentiair verlof met de recente gebeurtenissen. De vraag is of de gevangenis alleen dient om te straffen of ook vooral om re-integratie in de samenleving mogelijk te maken. Hoe gaan wij om met onze gevangenen, onze gedetineerden?
Het voorstel van de liberale vakbond moet zeker ernstig worden bekeken, in die zin dat het beter zou zijn om alles in bestaande trajecten te laten passen. Re-integratie, voorbereiding op een leven daarna, netwerken, goed socialiseren zijn belangrijk. We zien in Vlaanderen dat ondernemerschap in opmars is. Ondernemerschapsskills aanleren, is ook een stuk van socialiseren, netwerken en mensen een optie geven. We proberen ondernemerschap overal te stimuleren. Er bestaan verschillende trajecten naar werk. Kunnen we niet op een of andere manier gedetineerden die daar uiteraard de talenten en capaciteiten voor hebben, in een begeleiding stoppen naar ondernemerschap? Hebt u daar oren naar, minister? Ziet u het zitten om daartoe een kader uit te werken en om het denkkader te onderzoeken om gedetineerden te stimuleren naar ondernemerschap?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil mijn antwoord beginnen met te zeggen dat dit een heel moeilijke materie is. Veiligheid en Justitie spelen hierin de hoofdrol. VDAB kan een rol opnemen in welbepaalde omstandigheden, maar ik zal daar straks dieper op ingaan.
In uw vragen zie ik drie grote onderwerpen. Ten eerste, het programma ‘Aan de bak’ en de evaluatie van dat bemiddelingsprogramma. Ten tweede, de inzet van gemeenschapsdienst in de trajecten naar werk. Wij hertalen dat als de inzet van werkplekleervormen zoals opleiding en het bieden van een traject op maat. Dat kan ook zijn naar eigen tewerkstelling. Er is ten derde ook een vraag naar bereidheid tot samenwerking met de federale ministers van Werk en Justitie.
Ik zal beginnen met de evaluatie van het programma 'Aan de Bak'. Tewerkstelling is inderdaad een belangrijke factor voor re-integratie in onze samenleving en kan hervallen beperken. Met het programma ‘Aan de bak’ speelt VDAB in op specifieke noden van gedetineerden tijdens het traject naar werk. Het programma brengt de VDAB-dienstverlening binnen de muren van de gevangenis. VDAB biedt intensieve bemiddelingstrajecten richting arbeidsmarkt vanaf veertien maanden voor het einde van de straf of voorwaardelijke invrijheidstelling. Mijnheer Bothuyne, dat is al een voorwaarde waardoor het er geen 14.000 zijn. Maar er zijn ook andere elementen waarom niet lang iedereen in aanmerking komt.
Deze trajecten zijn steeds vrijwillig, want het zijn geen uitkeringsgerechtigde werklozen. Het gebeurt op vraag van de gedetineerde zelf of na doorverwijzing van de psychosociale dienst Justitie of een partner binnen de hulp -en dienstverlening aan gedetineerden. Ze worden dus niet verplicht.
Er is ook een positieve beslissing nodig van de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij. Bovendien moeten de acties vanuit tewerkstelling passen binnen het integraal reclasseringsplan vanuit Justitie. Er worden dus heel wat voorwaarden aan gekoppeld, en dat lijkt mij logisch vanuit het aspect van veiligheid en justitie.
VDAB werkt uiteraard samen met de federale overheidsdienst Justitie, de strafuitvoeringsrechtbank en andere Vlaamse actoren en beleidsdomeinen.
Solliciteren naar werk is voor veel gedetineerden een erg ontmoedigende bezigheid. Dat komt er nog eens bovenop. Ook hier speelt de specifieke context van de gevangenis een belangrijke rol. De sollicitatiebrief kan geen mailadres of telefoonnummer bevatten. Het adres is dit van de gevangenis. De resultaten van de inspanningen binnen de muren richting arbeidsmarkt zijn meestal pas zichtbaar na vrijlating van de gedetineerde.
VDAB werkt steeds op maat van de gedetineerde door een inschatting te maken van de talenten en competenties zonder de drempels uit het oog te verliezen. VDAB past haar dienstverlening aan aan de noden van de gedetineerde en houdt rekening met de opgelegde voorwaarden en restricties vanuit Justitie.
Tijdens de detentieperiode heeft de gedetineerde toestemming van de strafuitvoeringsrechtbank nodig om een VDAB-beroepsopleiding buiten de gevangenismuren te volgen. Indien de gedetineerde over die toestemming beschikt, zijn er bovendien voldoende en flexibele uitgangspermissies nodig om de opleiding te volgen binnen de competentiecentra. Ook wanneer het voorgestelde reclasseringsplan andere vormen van werkplekleren betreft, bijvoorbeeld een individuele beroepsopleiding, is een goedkeuring van de strafuitvoeringsrechtbank noodzakelijk.
Interactieve internettoepassingen binnen de muren zouden heel wat mogelijkheden creëren, bijvoorbeeld in het kader van webleren. Vaak combineert VDAB nu lessen in het opleidingscentrum met webleren. Op dit moment kunnen gedetineerden hier niet aan deelnemen, omdat ze in de gevangenis geen toegang tot internet hebben of omdat ze geen uitgangspermissie hebben. Als ze die wel hebben, kunnen ze van thuis de lessen wel via internet volgen.
Wat nu specifiek de vraag over het invoeren van een leerprogramma ondernemen als reïntegratieprogramma in de gevangenis betreft, kan ik zeggen dat VDAB, samen met heel wat partnerorganisaties, al geruime tijd inzet op het beter benutten van het ondernemerspotentieel onder werkzoekenden en op het ondersteunen van werkzoekenden met ondernemersambities. Dit onder meer via specifieke begeleidingstrajecten zoals ‘Maak werk van je zaak’. Vanuit die optiek is VDAB uiteraard ook bereid om de noden van en de begeleidingsmogelijkheden voor gedetineerden die een eigen zaak wensen op te starten en die nog niet terechtkunnen in de reguliere werking, te onderzoeken. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat personen met een enkelband onder bepaalde voorwaarden reeds aansluiten bij de reguliere werking. Bij deze begeleiding moet echter steeds rekening worden gehouden met de specifieke context en complexiteit van detentie.
Wat betreft de bereidheid tot samenwerking met de federale ministers van Justitie en Werk, kan ik meegeven dat hier op dit moment nog geen concrete afspraken over zijn gemaakt. We zijn uiteraard steeds bereid om aan dergelijk overleg te participeren.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u verduidelijking geeft over het cijfer van de 17.000. Ik heb dat cijfer gehaald uit de databank van de federale overheid. Dat ging over alle gevangenen die over een heel jaar de gevangenis verlaten en binnenkomen, maar daarom niet allemaal in aanmerking komen voor het programma ‘Aan de bak’. Ik heb daarover ondertussen een schriftelijke vraag ingediend, zowel aan u als op het federale niveau.
Het voorstel heeft waardevolle uitgangspunten. Ik vind het heel goed dat gedetineerden meer aansluiting vinden bij de maatschappij en de arbeidsmarkt en dat ze werkervaring kunnen opdoen. Ze krijgen ook het arbeidsritme meer onder de knie en bouwen sociale contacten uit. Er zijn natuurlijk praktische problemen, zoals de veiligheidsnormen waarnaar u hebt verwezen, maar ook het mogelijke excuus dat dit een gratis werknemer zou kunnen zijn. Ze moeten niet in de plaats komen, maar moeten meegaan met iemand. Dat is zeker belangrijk voor de sociale contacten. Op die manier kunnen ze hun competenties uitdiepen en nieuwe vaardigheden ontwikkelen.
De ex-gedetineerden moeten zelf nog wat meer inspanningen doen om aan de slag te geraken en te blijven. Het programma ‘Aan de bak’ gebeurt volledig op vrijwillige basis. Ze moeten er misschien meer mee bezig zijn dat ze, eens ze de gevangenis verlaten, vooruitzicht moeten hebben op werk.
We kunnen niet ontkennen dat er ook bij de werkgevers nog wel wat vooroordelen zijn ten opzichte van ex-gedetineerden. We moeten meer werkgevers mobiliseren om open te staan om die mensen aan te nemen. Er moet een mentaliteitswijziging komen omdat we alle talenten op de arbeidsmarkt nodig hebben en ze maximaal moeten kunnen benutten. Ik verwijs naar de campagne van Bond zonder Naam van 2013 waarin wordt gevraagd om ex-gedetineerden meer kansen te geven op de arbeidsmarkt.
Op sommige vlakken moet er nog een tandje worden bijgestoken. Ik kijk vooral naar de werkgevers die hun vacatures misschien ook moeten openstellen voor die mensen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Nuance is in dit debat zeker belangrijk.
Er zijn allicht nog meer mogelijkheden dan die die we vandaag benutten. Alleen is Justitie op dit vlak een bijzonder belangrijke actor om de mogelijkheden mee te helpen creëren. Ik kan me inbeelden dat het nuttig zou kunnen zijn dat het bij voorwaardelijke invrijheidstelling of vervroegde invrijheidstelling een voorwaarde kan worden om mee te doen aan een dergelijk traject, als men effectief als arbeidsrijp wordt beoordeeld en dat daarmee de vrijwilligheid een klein beetje wordt verlaten. Het kan een idee zijn om in een overleg met de minister van Justitie aan bod te brengen.
Wat betreft de werkgevers, kunnen wij misschien vanuit Vlaanderen meer sensibiliseren. We hebben destijds met Jobkanaal werkgevers proberen te sensibiliseren om hun vacatures open te stellen voor kansengroepen. Misschien kan dit op een kleinere schaal ook gebeuren ten aanzien van ex-gedetineerden of gedetineerden die mee willen doen aan werkervaringsprojecten. Misschien ligt daar een bijkomende opdracht voor VDAB om op dat vlak stappen te zetten, misschien in overleg met Voka en UNIZO.
Ik onthoud ook uw oproep om webleren voor bepaalde gevangenen gemakkelijker toegankelijk te maken om op die manier de brug naar werk en het aanscherpen van de competenties mogelijk te maken.
Er zijn zeker een aantal elementen relevant voor minister Geens. We zullen niet nalaten hem die te bezorgen.
Wordt er een evaluatie gemaakt van het programma ‘Aan de bak’? Worden er bijsturingen gepland?
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Er zijn complicaties en moeilijkheden bij solliciteren vanuit de gevangenis, namelijk geen telefoonnummer of mailadres hebben en het adres van de gevangenis moeten gebruiken. Daarnaast is er weinig bereidwilligheid van bepaalde werkgevers om zich open te stellen. Dat maakt duidelijk dat de succesratio naar werk tijdens de periode in de gevangenis vrijwel onbestaande of heel laag is. De facto ook omdat men er niet naar toe kan.
Ik ben er wel van overtuigd dat die mensen versterkt moeten worden terwijl ze binnen zitten en dat hun skills moeten worden aangeleerd. U zegt dat VDAB er binnenkomt en verwijst naar ‘Maak werk van je zaak’. Als een gedetineerde dat vraagt, dan kan dat. We moeten de mogelijkheid van het voorbereiden van een eigen onderneming en het opstellen van een businessplan, uitdrukkelijker op de agenda zetten. Dit moet heel actief worden aangeboden waardoor deze mensen een goede en nuttige bezigheid hebben tijdens hun gevangenschap en waarmee ze achteraf ook nog iets kunnen doen. Daar kan volgens mij meer op worden ingezet en meer actief promotie voor worden gemaakt. Dat hebt u niet gezegd, minister.
Ik heb even gekeken op de website van ‘Maak werk van je zaak’. Je moet het maar weten en je moet het maar vragen.
U zegt dat u webleren meer wilt aanbieden maar dat het praktisch moeilijk is. Anno 2018 lijkt me dat raar. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Het is niet aan u, maar u kunt het wel aan uw collega's vragen in de Federale Regering. De leden van CD&V kunnen dat mee overmaken. U kunt vanuit Vlaanderen zeggen dat u webleren voor gedetineerden mogelijk wilt maken en dat daar een aanbod voor moet zijn. Als dat met beveiligde internetverbindingen moet zijn, dan is het maar zo. Als er opnieuw met cd's moet worden gewerkt, dan moet het maar zo. De re-integratie vandaag verloopt stroef. U hebt de skills en mogelijkheden in handen om daar iets aan te doen. Er is meer mogelijk.
Ik ben er zeker van dat zowel de gedetineerde, als diens familie, als de maatschappij beter verdienen dan wat we vandaag afleveren.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Naar mijn aanvoelen zijn er twee verschillende discussies. De mogelijkheid bestaat dat op het moment dat gevangenen vrijkomen, er gezocht wordt– zeker bij vervroegde invrijheidstelling – hoe werk een belangrijke maatregel kan zijn om zich te handhaven in de samenleving.
Daarnaast is er deze nieuwe vraag of gevangenen die nog in de gevangenis zitten, al werk, vrijwilligerswerk of hoe we het ook willen noemen, kunnen verrichten. Dat is nog veel moeilijker. We slagen er als samenleving al niet het beste in om mensen die vervroegd vrijkomen, op een goede manier aan werk te helpen.
Mijn aanvoelen is dat er zeker overleg moet zijn met minister Geens om de twee problematieken scherper te stellen en om te kijken op welke manier de gemeenschappen kunnen bijdragen om dit aan te pakken. De sociale economie moet daar zeker in worden betrokken. Ik ben voorzitter van de Kringwinkels voor een groot deel van Limburg. We stellen verschillende ex-gedetineerden tewerk. Bij vervroegde of tijdelijke invrijheidstelling wordt de voorwaarde opgelegd dat ze werk moeten hebben. De maatschappelijk assistent van de gevangenis neemt dan contact op met de werkgever en kijkt of die persoon tewerkgesteld kan worden, in dit geval dus in een maatwerkbedrijf. Ik weet uit ervaring dat maatwerkbedrijven zich dat deels als doelstelling stellen. Ik zou in het overleg ook zeker minister Homans betrekken om te kijken hoe mensen die vervroegd in vrijheid worden gesteld – mijn aandacht gaat vooral naar die mensen – op een goede manier een job kunnen vinden en een traject kunnen afleggen om te integreren in onze samenleving, want het is zeker geen eenvoudige opdracht.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik begrijp dat iedereen bekommerd is, net als ik. Het moet wel duidelijk zijn dat de strafuitvoeringsrechtbanken hier een belangrijke rol in spelen.
Mevrouw Claes, wie vervroegd in vrijheid is gesteld, is in vrijheid gesteld. Daar moeten we natuurlijk alle instrumenten en alle mogelijkheden inzetten en alles doen wat we kunnen. Ik heb het vooral gehad over mensen op veertien maanden van hun invrijheidstelling of met een voorwaardelijke invrijheidstelling. Ook daar is nog een groot verschil. Wie voorwaardelijk in vrijheid is gesteld, kan bijvoorbeeld gemakkelijk aan webleren doen. Als die persoon ergens een computer kan vinden, kan die op het internet om te webleren.
Mevrouw Turan, ik hoor het u graag zeggen over webleren. Er is een project geweest op dat vlak, maar het is afgeschaft omdat het werd gehackt of weet ik veel wat. Ik ben het niet die daarover beslist. Dit zijn zeer gevoelige thema's. Zoals ik al zei, spelen Veiligheid en Justitie hier een eerste rol in. Binnen die mogelijkheden kunnen wij onze rol opnemen en niet andersom.
Mevrouw Van Eetvelde, het spijt me, maar een tandje bij steken: ja, als we de mogelijkheid krijgen van Justitie en Veiligheid.
Er wordt gezegd dat we niet willen dat ze andere jobs verdringen omdat het gratis werkkrachten zijn. Neen, maar dan is het net zoals bij mensen in wijk-werken of in werkervaring. Zo zal het dan zijn. Er gebeurt geen tewerkstelling vanuit de gevangenis. Daar bestaan ook projecten rond, maar die zijn anders. Als het gaat over een traject naar werk, dan is het ook voor hen een traject naar werk. We werken binnen de mogelijkheden die we hebben en we zullen alles doen wat we kunnen.
Er zijn allicht vooroordelen bij werkgevers. U zegt dat de vacatures ook voor hen opengesteld moeten worden. Strikt genomen zijn die open voor mensen die gedetineerd zijn geweest, maar er zijn zonder twijfel vooroordelen. Bij de trajecten ‘Focus op talent’ zijn er drie sporen. Het derde spoor betreft het wegnemen van vooringenomenheid. Ik zal kijken of we daar op een of andere manier met de werkgevers in dat traject misschien een accent kunnen leggen of kunnen overleggen. Ik zal vragen dat daar naar de mogelijkheden wordt gekeken.
Ik weet niet of er een nieuwe evaluatie komt van het programma ‘Aan de bak’. De manier van werken van VDAB is duidelijk: als er ergens iets anders of iets meer kan gebeuren, dan wordt dat aangepast. Als we het programma van nu zouden vergelijken met dat van tien jaar geleden, dan zouden we zien dat dit continu bijgeschaafd is binnen de mogelijkheden die Veiligheid en Justitie ons geven.
Mevrouw Claes, het betrekken van minister Homans is uiteraard geen probleem. Ik ben het eens met wat u zegt over maatwerk. Ik zal dit meenemen.
Minister, ik dank u voor de bijkomende antwoorden. Dit is een zeer complexe problematiek. Ik ben zeer blij met het programma ‘Aan de bak’, dat goed is voor de gevangenen zelf omdat ze zich kunnen voorbereiden op hun vrijlating en op een mogelijke job.
Minister, ik ben uiteraard ook tevreden met uw antwoorden en de bereidheid die u toont om op dit vlak stappen te zetten.
We zullen een aantal van de bekommernissen overmaken aan het kabinet van minister Geens en kijken of er nog in bijkomende stappen wordt voorzien. Hopelijk leidt het effectief tot bijkomende trajecten en een betere inschakeling van gedetineerden of ex-gedetineerden op onze arbeidsmarkt.
We kijken uit naar verdere initiatieven.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.