Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Deze vraag is een opvolgingsvraag na de commissievergadering van 22 november 2017.
Minister, u gaf toen aan dat u samen met uw collega’s Weyts, Homans en Schauvliege zou overleggen om tot een transparante, eenduidige en billijke bepaling te komen voor de vergoeding van opstalrechten voor derden.
De Vlaamse overheid en haar verzelfstandigde agentschappen beschikken over veel terreinen en gebouwen die mogelijkheden bieden voor zon, wind en andere vormen van hernieuwbare energie. Elk agentschap blijkt echter haar eigen rekenmethodiek te hanteren om vergoedingen te vragen.
We stellen daarnaast een grote discrepantie vast tussen de berekeningsmethode om de onrendabele top van een groenestroominvestering te bepalen door het Vlaams Energie Agentschap (VEA) en de vergoedingen die door de Vlaamse verzelfstandigde agentschappen worden gevraagd. Dat zorgt voor onduidelijkheid. Bovendien laat Vlaanderen geld liggen door soms een veel te lage vergoeding aan te rekenen. Soms is het tegenovergestelde van kracht en vraagt Vlaanderen een te hoge vergoeding waardoor de ontwikkeling van windmolens niet doorgaat. Dat kan evenmin de bedoeling zijn.
Tijdens de commissievergadering van 22 november 2017 gaf u ook aan dat het systeem dat in Nederland wordt toegepast, zou worden onderzocht. In Nederland werkt de overheid met een vergoeding per opgewekte megawattuur (MWh) in plaats van een opstalrecht op jaarbasis.
Hebt u overleg gepleegd met de collega’s om tot een transparante, eenduidige en billijke bepaling te komen voor de vergoeding van opstalrechten?
Wat was het resultaat van dit overleg? Welke parameters en doelstellingen worden vooropgesteld en wat is de timing om die te realiseren?
Minister Tommelein heeft het woord.
Bij de berekening van de ondersteuning wordt in de onrendabeletoppenberekening maximaal 5000 euro in rekening gebracht als opstalvergoeding voor windturbines. Dit werd zo bepaald om te vermijden dat er een opbod zou komen van steeds hogere opstalvergoedingen die dan de steunkosten zouden opdrijven. Wat betreft de energieregelgeving is er dus zeer weinig wat ik nog kan doen. Tijdens één van uw vorige vragen over dit onderwerp heb ik inderdaad aangegeven dat ik een overleg zal opstarten. Mijn administratie is hiermee belast. Ik heb toen ook meegegeven dat dit overleg echter niet mijn absolute prioriteit krijgt, omdat er andere zaken in het plan Windkracht 2020 zijn opgenomen die een urgenter karakter kennen.
Ik wens dan ook de zeer beperkte mankracht die beschikbaar is, te gebruiken voor maatregelen die er rechtstreeks voor kunnen zorgen dat er meer windmolens bij komen. Verder heb ik begrepen dat de verschillende entiteiten niet staan de springen om de vergoedingen te beperken, gelet op het feit dat deze opstalrechten natuurlijk welgekomen inkomsten zijn.
Ik kan u nog geen concrete resultaten van het eerder vernoemde overleg voorleggen, maar ik beloof u – beloven doe ik niet zo gauw, maar deze keer wel – dat ik u zeker op de hoogte zal houden van verdere stappen.
Minister, het gaat niet alleen maar over het beperken, wat ook een punt is, want de scheepvaart vraagt bijvoorbeeld vergoedingen tot 25.000 euro voor windmolens minder dan drie megawatt, en 30.000 euro voor windmolens meer dan drie megawatt. Toen de provincie indertijd probeerde belastingen te heffen op zulke installaties en op zonnepanelen, was u boos, en terecht. Eigenlijk is dit ook een vorm van belasting, maar ze vragen het op voorhand, waardoor projecten eventueel niet plaatsvinden omdat het niet rendabel is, net omdat de onrendabele top is berekend op 25.000 euro.
Ofwel is die vergoeding veel te hoog en gaat het project niet door, wat niet goed is voor de realisatie van uw Windkracht 2020-plan, ofwel is die vergoeding niet te hoog en is de ondersteuning veel te hoog, want dat betekent dat men dat perfect kan betalen binnen de onrendabele-topberekening . Het is dus een van beide. U kunt wel zeggen dat er te weinig mankracht is, maar ondertussen is het wel een probleem dat blijft bestaan.
Minister, ik dacht dat ik geen antwoord had gekregen op de vraag of het systeem van Nederland toepasbaar is in Vlaanderen.
Minister, wilt u bijkomend reageren?
Neen.
Dat is duidelijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.