Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dan komen we nu bij de vragen waarop collega Bothuyne al lang zit te wachten. Het zijn vragen over de cijfers die ik opgevraagd heb omtrent de energiepremies, zowel voor woongebouwen als voor niet-woongebouwen, zowel voor gezinnen als voor openbare besturen. We stellen vast dat er een daling is van het totaal aantal uitbetaalde REG-premies met ongeveer 2 procent ten opzichte van 2016 en met 5 procent ten opzichte van 2015.
We hebben de cijfers voor het jaar 2017 begin juni ontvangen, waarvoor mijn dank. Dat is vijf maanden sneller dan vorig jaar, want toen hebben we tot oktober moeten wachten om de cijfers van het jaar daarvoor te krijgen.
Het aantal dossiers voor de niet-woongebouwen daalde met 20 procent ten opzichte van 2016 en bij de lokale besturen zelfs met 40 procent. De som van de premies voor de niet-woongebouwen daalde met 13 procent, waarvan bij de lokale besturen met 14 procent. De dalende tendens bij de lokale besturen zet zich dus voort. Ten opzichte van 2015 daalde de som van de uitbetaalde premies maar liefst van ongeveer 1.150.000 euro in 2015 naar 445.000 euro in 2017.
We weten allemaal dat iedereen een tandje moet bijsteken als we de doelstellingen willen behalen. Daarmee wil ik niet zeggen dat de gezinnen minder investeren in energie-efficiëntie. Ik wil ook niet zeggen dat bedrijven dat doen. Het is niet omdat de premie niet aangevraagd wordt, dat er niet geïnvesteerd wordt. Ik maak me wel zorgen over de lokale besturen.
Minister, wat is volgens u de verklaring voor het dalende aantal dossiers voor de REG-premies en de daling bij de uitbetaalde premies? Waarom is er reeds twee opeenvolgende jaren een dalende tendens?
Wat is de verklaring voor de forse daling van zowel het aantal dossiers als de uitbetaalde premies bij de niet-woongebouwen en in het bijzonder bij de lokale besturen? Wat zult u doen om de aanpak van die REG-premies grondig te evalueren en bij te sturen?
Hoe kunnen we de REG-premies opnieuw aantrekkelijk maken? Plant u bijkomende acties?
Minister Tommelein heeft het woord.
Ik zie inderdaad ook een daling van het aantal premieaanvragen voor dakisolatie, muurisolatie, vloerisolatie, beglazing, warmtepompen, zonneboilers en E-peil. Wel is er een toename in het aantal combipremies voor glas en muurisolatie en zien we, vooral in 2018, dat het aantal totaalrenovatiebonussen exponentieel begint toe te nemen. Dat was ook de bedoeling. Dat betekent dat steeds meer woningeigenaars toch inzetten op een grondige en volledige aanpak, waarbij op relatief korte termijn verschillende investeringen in hun woning worden uitgevoerd. Dat is positief nieuws.
Voor de afzonderlijke premies is die stijging er inderdaad niet. We hebben wel doelbewust de premies gewijzigd om ervoor te zorgen dat er meer aan totaalrenovatie werd gedaan.
Collega, het huidige premiestelsel bestaat nu ruim een jaar. Algemeen is het zo dat een nieuw premiestelsel de nodige tijd vraagt vooraleer het voldoende gekend is bij de burgers. Bovendien zijn voor verschillende maatregelen de eisen verstrengd op 1 januari 2017. Dat vergt nu eenmaal enige aanpassing. Voor een aantal maatregelen geldt zeker dat de overblijvende groep woningeigenaars, die nu nog weinig of geen energiebesparende investering uitvoerden, moeilijk te motiveren is. Laten we daar niet flauw over doen, dat is zo. We bereiken deze diverse groep van verhuurders, mede-eigenaars, 65-plussers enzoverder wellicht onvoldoende. Vaak gaat het ook om mensen bij wie de nodige financiële middelen ontbreken en die niet op de hoogte zijn van en ook niet meer bezig zijn met energieleningen, noch bij de overheid noch bij banken.
Daarnaast beïnvloeden de lage aardgas- en stookolieprijzen ook duidelijk de behoefte aan energetische renovaties. De economische impuls om te investeren in energiebesparende maatregelen is kleiner geworden. Daarnet werd er een vraag gesteld over gastoestellen van voor een bepaalde datum. We merken zelf dat de behoefte er bij sommige mensen helemaal niet is om hun oud toestel te vervangen. We zien trouwens dat alle EU-landen hiermee kampen. Dit is geen louter Vlaams probleem. De renovatiemarkt kent niet de verhoopte groei.
Voor de niet-woongebouwen en de lokale besturen stel ik inderdaad een drastische daling van het aantal uitbetaalde dossiers vast ten opzichte van 2016. Dit verwondert mij evenzeer als u. Veel lokale besturen ondertekenden immers het Burgemeestersconvenant en engageerden zich zo om hun CO2-uitstoot drastisch te verlagen. Percentages zeggen natuurlijk niet alles. Het aantal premies voor niet-woongebouwen, en het aantal premies voor lokale besturen in het bijzonder, is in absolute termen een pak lager dan het aantal premies voor woongebouwen. Beperkte schommelingen leiden natuurlijk sneller tot grotere procentuele afwijkingen.
Ik heb de afgelopen maanden het REG-premiebeleid geëvalueerd, en ik zal hierover binnenkort een voorstel indienen bij de Vlaamse Regering.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dank u voor uw antwoord. Ik zei daarnet dat de daling bij de lokale besturen me zorgen baart. Dat is omdat gezinnen of bedrijven nog kunnen redeneren dat die premie hun te veel moeite kost om een klein beetje geld te krijgen en dus afzien van de aanvraag, terwijl ze toch de investering doen. We hebben dus geen zicht op het aantal investeringen dat gebeurt versus het aantal premie-aanvragen.
We hebben ook geen zicht op de doelgroep die uiteindelijk de premie wel aanvraagt. Er is geen enkele databank die dat bijhoudt. Vroeger hadden we nog de koppeling met het rijksregister. Toen konden we kijken naar de cijfers voor het gemiddelde gebruik van eenpersoonsgezinnen, tweepersoonsgezinnen enzovoort.
Men kon er een aantal zaken uit leren. Nu hebben we dat niet meer omdat er geen gratis kilowattuur meer is en daarvoor was dat noodzakelijk. Er zijn dus mensen die de premie aanvragen, maar we weten niet welke doelgroepen we bereiken en welke niet. We moeten nog meer inzetten op de doelgroepen die we niet bereiken, maar zijn dat dan ook de doelgroepen die vandaag in energiearmoede leven of niet? We hebben er geen zicht op.
Bijkomend is ook dat de besparing niet onmiddellijk zichtbaar is, ook omdat er geen digitale meter is. Als ik vandaag een investering doen, zie ik ten vroegste over een jaar bij mijn eindafrekening of ik een besparing heb gedaan of niet. Ik hoop dat de positieve evaluatie van digitale meters, waardoor de mensen merken dat er een besparing is, ook kan aanzetten tot meer innovatie.
Voor mij zijn er twee belangrijke elementen. Een, we weten niet wie de premie aanvraagt. Dat is een spijtige zaak, want daardoor kunnen we geen gerichte communicatie voeren. Twee, ik maak me wel zorgen over de openbare besturen. Ik dacht dat openbare besturen elke euro zeer goed kunnen gebruiken. Als de aanvragen daar zo drastisch dalen – het is misschien een rare redenering – betekent het dat de lokale besturen ook drastisch minder investeren in energie-efficiëntie. Hoe komt het dat de lokale besturen veel minder investeren in energie-efficiëntie?
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Voorzitter, collega's, minister, uit uw antwoord en uit uw antwoord op een schriftelijke vraag van de heer Gryffroy begrijp ik dat er een daling is van de individuele energiepremies, maar dat er wel degelijk een stijging is van de gecombineerde premies. In deze commissie en in de commissie Wonen hebben we al meermaals gepleit voor het vinden van synergieën tussen Wonen en Energie.
Rekening houdende met het Renovatiepact en de noodzaak die er is om het verouderd woonpatrimonium op te krikken, zou ik willen voorstellen om, als u toch een grondige evaluatie van de energiepremies maakt en als u een nota voorbereidt voor de Vlaamse Regering, te focussen op de meeste precaire woonmarkt, want we zien ook een daling voor de sociale energie-efficiëntiepremies. Wij zijn dus vragende partij om te focussen op de meest precaire woonmarkt met de kwetsbare doelgroep.
Daarnaast wil ik ook pleiten om, als we volop willen inzetten op de doelstellingen van het Renovatiepact, na te gaan op welke manier de premies kunnen worden gebundeld.
De heer Danen heeft het woord.
Het is natuurlijk belangrijk te zoeken naar synergieën zoals collega Taeldeman zegt, maar de absolute aantallen blijven toch heel erg laag. Ik betreur dat.
De energierenovatiegraad en de renovatiegraad in ons land en in Vlaanderen blijven ook laag en stijgen niet substantieel. Dit zou wel moeten als we alle woningen energetisch in orde willen maken. Ik weet dat de doelstelling pas in 2050 is gelegd, maar we moeten nog heel veel doen eer we zover zijn.
De vraag wordt gesteld hoe we de REG-premies opnieuw aantrekkelijk kunnen maken. Op zich interesseert me dat iets minder, maar wat me wel interesseert, is hoe we ervoor kunnen zorgen dat mensen volop investeren in energierenovatie. Dat moeten we doen. Misschien zijn premies intussen een achterhaald concept of zijn er andere instrumenten nodig om dat te doen. Ik weet het zelf ook niet, want het is een heel moeilijke materie, dat besef ik maar al te goed. Wat ik wel weet, is dat op de manier waarop we nu bezig zijn, we er niet zullen komen.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Danen, ik heb daarnet al gezegd dat we in Europa geen uitzondering zijn. In heel Europa gaat de renovatie van woningen veel te traag. Ik heb al een paar keer gezegd dat we over heel wat huizen beschikken die tientallen jaren oud zijn en waarvan een groot gedeelte volgens mij niet meer is geschikt om te renoveren. U weet dat ik al een paar keer heb aangedrongen, ook in een rechtstreeks gesprek, bij de Europese commissaris dat Europa maatregelen zou nemen om ervoor te zorgen dat wij een deel van die woningen kunnen slopen en heropbouwen zodat ze aan de energetische voorwaarden voldoen.
Mijnheer Gryffroy, u hebt gelijk. Een van de zaken die ik als binnenkomend minister van Energie het meest aanklaag – en met de dag steeds meer – is het gebrek aan opbouw van bruikbare databases. Ik denk dat we inderdaad veel meer zicht zouden moeten hebben op wie wat doet en waarom vraagt. Dat is in het verleden niet goed genoeg georganiseerd. Een aantal zaken zijn weggevallen, zoals de koppeling met het rijksregister omwille van privacyredenen. Ik denk dat ik een duidelijke opdracht heb gegeven aan het Vlaams Energieagentschap om werk te maken van een beter databeheer. U herinnert zich de discussie over ‘real time’ en hernieuwbare energieproductie. Ook dat is voor mij belangrijk dat wij veel meer en veel korter op de bal kunnen spelen met boordtabellen die bruikbaar zijn en waarmee we kunnen sturen.
Hetzelfde geldt voor de openbare besturen. We zijn geen voogdij van de openbare besturen, maar nu pas worden acties ondernomen in het kader van de Stroomversnelling om de openbare besturen te motiveren om meer in te zetten op hernieuwbare energie. Ik geef het voorbeeld van mijn eigen stad Oostende waar men zonnepanelen geplaatst heeft op het dak van het stadhuis. Men heeft vastgesteld dat men eerst het dak moest isoleren. Je kunt je dan afvragen waarom bij een gebouw van tientallen jaren oud het dak niet eens was geïsoleerd.
De kostprijs voor de isolatie van het dak was veel hoger dan de investering in de zonnepanelen. Nu heeft men beide gedaan. Als ik zie dat een aantal openbare besturen steeds meer hernieuwbare-energiesystemen installeren op hun eigen gebouwen installeren – en ik hoop dat dit in de verkiezingsprogramma’s van alle partijen staat en dat ze dat ook zullen uitvoeren – krijgen we wellicht een renovatiegraad bij de eigen gebouwen die hoger ligt dan vandaag. Ik verheel niet dat in bepaalde gebieden, met name in Limburg, de gemeenten wel degelijk goed opvolgen wat ze met het burgemeestersconvenant hebben ondertekend. In heel wat gemeenten zijn er wel handtekeningen gezet, waar achteraf niets meer mee gedaan is. Ik vond ook dat we dit als Vlaamse overheid beter in kaart zouden moeten kunnen brengen. We zouden veel korter op de bal moeten kunnen spelen en kijken wat de gemeenten doen, hoe ze het doen en welke resultaten ze boeken. Daarvoor is een database nodig, goede opvolging en monitoring. Die zijn er vandaag niet, en ik probeer om daar met man en macht beweging in te krijgen. Ik klaag niet graag, maar het VEA is onderbezet, zowel wat mankracht als wat middelen betreft. Als je ziet welke huzarenopdrachten de komende jaren moeten worden uitgevoerd, zal de volgende regering inspanningen moeten doen om dat agentschap te versterken.
Het klopt dat er moet worden ingezet op de precaire woonmarkt, maar ik heb al gezegd dat de Energiehuizen daar volgens mij een cruciale rol in kunnen spelen. Ze kunnen binnen hun opdracht de weg afleggen van financierder naar ontzorger. Nogmaals, ook veel mensen die niet in een precaire situatie zitten, klagen over hun energiefactuur. Ze zijn niet altijd even consequent, want ze zouden wel kunnen bijsturen, maar laten dat vaak na. We werken er verder aan en geven niet op.
De heer Gryffroy heeft het woord.
De heer Danen formuleerde het goed: het aantal premies interesseert ons niet, maar wel dat er gerenoveerd wordt. Als mensen dat doen, zelfs zonder premie, is dat mooi meegenomen. Maar diensten en openbare besturen kunnen wel iedere euro gebruiken. Het databeheer is inderdaad belangrijk. Ik heb de cijfers opgevraagd voor 2017 en ik heb ze ontvangen begin 2018. Voor een goed databeheer moet dat per kwartaal kunnen gebeuren, om sneller te kunnen bijsturen. Mijn opmerking destijds over realtime was ingegeven door de vaststelling dat in de barometer voor groene energie op onze officiële website www.energiesparen.be de laatste gevalideerde cijfers dateren van 31 december 2016. Als we pleiten voor een digitaal Vlaanderen, is dat toch een beetje beschamend. We moeten kunnen zien wie momenteel aan het renoveren is en wie niet. Het kan zijn dat achtergestelde groepen er wel mee bezig zijn, of juist helemaal niet. We moeten weten waarop we moeten focussen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.