Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, het Centrum Leren en Werken (CLW) heeft u een open brief geschreven. Volgens hen staat het beroepssecundair onderwijs voor grote uitdagingen vanwege het duaal leren. Zij kampen met zeer veel vragen en ze hebben die bezorgdheden gebundeld in die brief.
Het team van het CLW Gent maakt zich zorgen dat bepaalde jongeren volledig uit de onderwijsboot dreigen te vallen. Daarvoor baseren ze zich op hun huidige en ondertussen jarenlange ervaring met de instroom. Het betreft vaak jongeren die nergens anders een plek vinden. Een behoorlijk deel van de jongeren en hun gezinnen behoren vaak tot de moeilijkste doelgroep, tot de laagst geschoolden, tot de meest kwetsbaren van onze samenleving. Het deeltijds beroepssecundair onderwijs focust zich op die jongeren tussen 15 en 25 jaar die om een of andere reden de overstap van het voltijdse onderwijs maakten.
Het duaal leren wil ook leerlingen met een ander profiel, het profiel tso of bso, aantrekken. Die jongeren, die er bewust voor kiezen om leren én werken te gebruiken om gekwalificeerd uit te stromen, zorgen ervoor dat de negatieve connotatie bij het deeltijds onderwijs wegebt. Die positieve keuze juicht het CLW zeker toe. Maar ze zien er ook een valkuil in. Waar de kans om een sterkere doelgroep aan te trekken er zeker is, merkt het CLW op dat de focus op de sterkere doelgroep de bovenhand neemt. Ik citeer: “We stellen vast dat onze huidige doelgroep voor een groot deel uit het oog verloren wordt. Ook hebben wij het gevoel dat men met het nieuwe stelsel van duaal leren ons huidig stelsel van leren en werken wil vervangen ten koste van onze doelgroep.”
Het CLW formuleert bedenkingen over wie de jongeren gaat ondersteunen op de werkvloer. Het wijst er terecht op dat de lat hoog ligt voor veel jongeren: werken in de schoolvakanties, voldoen aan alle verwachtingen van de werkgevers. Werkgevers worden geacht een opleiding te geven op de werkvloer, terwijl de jongeren meedraaien als volwaardige medewerker. Als het gaat om onze meest kwetsbare leerlingen, die om allerhande redenen uit de boot dreigen te vallen in het klassieke onderwijsstelsel, lijkt het duaal leren geen alternatief voor het huidige stelsel van leren en werken dat in de centra voor deeltijds onderwijs wordt aangeboden. Leerlingen die nu in de proefperiode duaal leren les volgen, behalen in het voltijds onderwijs ook vaak nog hun diploma. Leerlingen die met vallen en opstaan en met veel ondersteuning hun diploma behaald hebben in een CLW, zullen dat nu niet meer kunnen. Men vreest minder gekwalificeerde en meer ongekwalificeerde uitstroom als een omgekeerd effect van het nieuwe duaal leren.
De brief volgt een aantal bezorgdheden die ook de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) aankaartte in zijn advies over duaal leren. Het mag geen ‘cherry picking’ zijn van de meest beloftevolle en gemotiveerde leerlingen, maar moet openstaan voor alle leerlingen op de bedrijfsvloer en er moet vooral goede coaching zijn van mentoren met pedagogisch-didactische vaardigheden.
Minister, hoe reageert u op de brief en de vele bezorgdheden en vragen van de sector deeltijds beroepssecundair onderwijs? Wie zal jongeren met een moeilijke onderwijsachtergrond ondersteunen binnen het duaal onderwijs? Wie krijgt daar uren en middelen voor? Hoe wilt u zorgen voor een goede coaching op de werkvloer? Wie ondersteunt de werkgevers daarin? Hoe zorgt u dat duaal leren ook voor de meest kwetsbare jongeren goed loopt? Wat zijn uw plannen voor het deeltijds secundair beroepsonderwijs? Ziet u dat systeem nog bestaan naast het duaal leren? Hoe wilt u de werkgevers aansporen om ook te investeren in minder sterke profielen? Zijn er überhaupt voldoende werkplekken voor alle jongeren die dat vragen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, ik heb de brief waaruit u citeert, uiteraard ook ontvangen. In functie van de vraag tot overleg die daarin stond, brengt mijn kabinet op 2 juli samen met de administratie een bezoek aan het centrum om in gesprek te gaan over de geciteerde problemen. Ik was onlangs trouwens in een ander centrum, in de Westhoek, om over een aantal gelijkaardige zaken te spreken.
Mevrouw Meuleman, we hebben er lang over gediscussieerd of we deeltijds onderwijs daarin zouden laten bestaan of niet, maar de bedoeling is geweest om jongeren voor wie leren op de werkplek het beste middel was om tot leren te komen, en niet het voltijdse onderwijs, alle kansen te geven om dat te doen. Dat geldt voor kwetsbare en voor minder kwetsbare jongeren. Dat geldt voor iedereen voor wie dat een optie is.
Afhankelijk van de definitie van een moeilijke onderwijsachtergrond, kent de begeleiding een andere invulling. Ten eerste: als een leerling een persoonlijke problematiek heeft, dan kan er een beroep gedaan worden op de NAFT-trajecten (naadloze flexibele trajecten). Die zijn van start gegaan op 1 september 2016 en zullen vanaf 1 september 2019 uitgebreid worden door de inkanteling van alle persoonlijke ontwikkelingstrajecten en de voortrajecten. Die zijn zeer breed inzetbaar binnen onderwijs, maar vooral – en voor mij was dat echt zeer cruciaal – moeten jongeren niet meer per se ingeschreven zijn in het deeltijds beroepssecundair onderwijs om een beroep te kunnen doen op zo’n NAFT-traject. Het kan perfect zijn dat deeltijds onderwijs niets voor jou is, dat je toch een persoonlijke problematiek hebt, en dus moet je ook een beroep kunnen doen op die NAFT.
Twee: als een jongere zoekende is in zijn schoolloopbaan of ondersteuning nodig heeft bij zijn schoolse prestaties, kijken we in de eerste plaats naar de eigen school. Daar moet de hervorming van de leerlingenbegeleiding een sleutelrol in vervullen.
Drie: duaal leren verandert niets aan de toekenning van uren en middelen. Een voltijdse school blijft de middelen behouden, maar ook het centrum deeltijds onderwijs zal op dezelfde wijze als vandaag gefinancierd blijven, met inbegrip van de aanvullende middelen.
We trekken enkel de financiering van Syntra Vlaanderen gelijk met de financiering van de Centra voor Leren en Werken. Syntra Vlaanderen wordt immers een volwaardig onderdeel.
Coaching op de werkvloer is voor elke leerling van cruciaal belang. In het duaal leren is dat een opdracht van de mentor. Hij staat in voor de dagelijkse opvolging en begeleiding. Ik zie dat de sectoren de mentoropleidingen met zeer veel zorg hebben uitgewerkt of uitwerken.
Naast de financiering trekken we ook andere belangrijke principes van het deeltijds leren door naar het duaal leren. Het duaal leren vertrekt vanuit het maatwerk. Er is geen vastgelegd parcours. De school en de onderneming gaan aan de slag om voor de jongere in kwestie een traject op maat uit te werken. Een studiebekrachtiging kan nog steeds tijdens het schooljaar worden uitgereikt, in plaats van op het einde van het schooljaar. We maken extra ondersteuning mogelijk om een werkplek te zoeken en tijdens de tijd op de werkplek.
We voorzien in het decreet ook in de mogelijkheid van duale trajecten in de tweede graad van het secundair onderwijs. Bovendien is er de aanloopfase voor de jongeren die arbeidsbereid zijn, maar nog niet over alle competenties beschikken om meteen succesvol op de werkvloer te kunnen leren. Bovendien kunnen jongeren in duaal leren vanzelfsprekend ook gebruik maken van de NAFT-trajecten. Het is mogelijk te combineren. Dat was niet helemaal duidelijk, ook niet voor de centra voor deeltijds onderwijs.
De Centra voor Leren en Werken zullen, met hun financiering en met de omkadering, blijven bestaan. Voor sommige jongeren is het voltijds onderwijs immers geen optie en zij moeten dus in het deeltijds onderwijs kunnen instappen.
Het grote verschil tussen deeltijds onderwijs en voltijds onderwijs is in mijn ogen de modulaire werking. Er zijn jongeren voor wie het modulair onderwijs net een springplank is om in het onderwijs te blijven. Indien ze het deeltijds onderwijs in een modulair systeem met duaal leren kunnen combineren, kan dat voor hen een extra hefboom zijn. Dat blijft ook in de toekomst mogelijk.
In september 2019 starten we de implementatie van het duaal leren. Het is de bedoeling te evolueren naar een betere integratie, waarbij het deeltijds onderwijs gedeeltelijk naar het duaal leren en naar de aanloopfase overgaat. Het feit dat een op beroepskwalificaties gebaseerde opleidingsstructuur naast leren en werken zal bestaan, willen we in de tijd beperkt houden. We zullen wel de vinger aan de pols houden. We zullen dit niet met een schok, maar heel geleidelijk doen.
We zullen zien hoe het met al die jongeren evolueert. Het is voor mij cruciaal wie al dan niet in die aanloopfase terechtkomt. Ik heb al aan zo’n centrum gezegd dat er een finaliteit is aan wat we in het onderwijs doen. We kunnen jongeren voorbereiden op de arbeidsmarkt of op verder studeren, maar ik zou het een slechte zaak vinden hen, ondanks de problematiek die er is, op niets voor te bereiden.
Wat het aanbod betreft, worden de werkgevers momenteel met een breed leerlingenpubliek geconfronteerd. Er zijn er die stage lopen uit het tso en het bso. Ik heb die twee profielen ook in mijn advocatenpraktijk gehad, dus ik ken ze een beetje. Er zijn er die uit het hoger onderwijs komen. Het is immers onze ambitie om hier ook in het hoger onderwijs werk van te maken.
Mevrouw Meuleman, die cultuur is bij de werkgevers meer ingebakken dan u zou denken. Er is nog een hele weg af te leggen. Ik wil daar niet flauw over doen. Ik zal daar, samen met minister Muyters, mijn schouders onder zetten. Ik verwacht veel van Syntra Vlaanderen als werkplekregisseur. We hebben dat in het buitenland. Zeker in Zwitserland en Duitsland beschouwen werkgevers het als hun maatschappelijke plicht kwetsbare jongeren op te nemen. Ze leren die jongeren, die nog niet arbeidsrijp zijn, een attitude aan. Ik hoop dat dit bij ons ook zal gebeuren.
Zijn er voldoende werkplekken? Voor mij is de enige graadmeter niet de vraag of er voldoende werkplekken zijn, maar wel de vraag of er voldoende plekken zijn waar de jongeren om vragen en de vraag of die plekken kwaliteitsvol zijn. Meer is niet altijd beter. We moeten een goede matching vinden. In een stedelijke context is dat gemakkelijker dan op het platteland. Daar zijn wel een paar bedrijven en daar zijn misschien jongeren die aan duaal leren willen doen, maar ze moeten veel grotere afstanden afleggen om een geschikte werkplek te vinden. We zetten hier volop op in. Syntra Vlaanderen heeft de enorme uitdaging het evenwicht tussen vraag en aanbod te vinden. Samen met minister Muyters, zet ik hier heel fel op in. Als werkplekregisseur heeft Syntra Vlaanderen de opdracht gekregen hiervoor het nodige te doen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, het is goed dat er een afspraak is gemaakt, dat u contact hebt opgenomen en dat u hebt gereageerd op die zeer lange brief. Uit die goed gefundeerde brief bleek zeer veel engagement en betrokkenheid bij de jongeren. Hier moet zeker gehoor aan worden gegeven.
Ik vind het goed dat de Vlaamse Regering ervoor heeft gekozen van leren en werken een volwaardige onderwijsvorm te maken en dat op te waarderen. Dit is een van de volwaardige onderwijsvormen en die keuze heb ik nooit in twijfel getrokken. Het mag echter zeker niet zo zijn dat mensen die niet in een dergelijk traject kunnen stappen, omdat ze nog niet in staat zijn of nog niet arbeidsrijp zijn, dan geen andere optie meer hebben en bij gebrek aan een alternatief gewoon moeten blijven zitten in een voltijds onderwijs dat absoluut niet aan hun noden is aangepast. Dat punt, de vorm die het zal krijgen en de wijze waarop we hiermee omgaan, zullen zeer belangrijk zijn voor de verdere ontwikkeling. Hier moeten we absoluut oog voor hebben.
De NAFT-trajecten zijn veeleer welzijnstrajecten geworden. Dit is ook naar het beleidsdomein Welzijn overgeheveld. Het zijn niet echt onderwijstrajecten. Wat de band met het onderwijs betreft, wordt in de brief zeer terecht gesteld dat dit hiervoor geen alternatief kan zijn. Indien dit wordt uitgebreid, is de vraag of er voldoende plekken zullen zijn om die jongeren op te volgen. Die bezorgdheid hebben we al geuit.
Minister, er zijn echt wel terechte bezorgdheden en pijnpunten die moeten worden gemonitord. Ik kijk dan ook uit naar de resultaten van het gesprek.
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, ik ben niet ongevoelig voor de verschillende leerlingenprofielen. Iedereen die in het onderwijs heeft gestaan, weet waarover ik het heb. Sommige leerlingen zitten hier, sommige leerlingen zitten daar en wat gaan we daarmee doen?
Ik wil toch even de geschiedenis schetsen: waarom hebben we duaal leren in het leven geroepen? Om ervoor te zorgen dat men in Vlaanderen eindelijk een positieve keuze maakt en erkent dat je kunt leren op de werkvloer. Dat is de kern. Dat gaat dus over een aantal leerlingen die schoolmoe, maar niet leermoe zijn. We hebben dus duaal leren ingevoerd voor jongeren die bijna of helemaal arbeidsmarktrijp zijn. Dat is ons gelukt. Als ik de populariteit zie van duaal leren, zowel bij scholen als bij de arbeidsmarkt, dan denk ik dat het een goede zaak is dat dat er is gekomen. Het is een positieve drive die we geven aan leren op de werkvloer. Terwijl vroeger de leercontracten een bepaalde connotatie hadden, kunnen we die met duaal leren nu wegkrijgen. Dat is een goede zaak.
Wat doen we met de profielen van leerlingen die collega Meuleman aanhaalt, die de scholen, de CLW’s en dergelijke zeer terecht aanhalen? Als we die ook gewoon bij duaal leren steken, dan denk ik dat we het systeem van duaal leren gaan ondergraven, en dan krijg je opnieuw een heel dubbel perspectief, dat eigenlijk niet realistisch is als het gaat over de manier waarop duaal leren op dit moment is uitgetekend. Ik volg dus uw bekommernis. Wat moeten we dan wel doen? Het staat er zelf ook in dat die leerlingen veelal bijna een welzijnsachtergrond hebben. We moeten ook eens bekijken of Welzijn in dezen niet mee aan tafel kan worden gezet, want als ze op school zijn, dan moet men hen niet vanuit Welzijn verder begeleiden, natuurlijk.
De niet-arbeidsmarktrijpe jongeren moeten we wel degelijk verder kunnen begeleiden. Dat systeem waarbij men ook op de arbeidsmarkt zaken leert, moet inderdaad overeind kunnen blijven. Voor elk leerlingenprofiel moet er het juiste traject zijn, met de juiste begeleiding en de juiste maat. Dat lijkt me het voornaamste. Daardoor bereiken we nu eigenlijk meer leerlingen dan vroeger, en ook leerlingen die anders ongekwalificeerd zouden uitstromen en nu gekwalificeerd zullen uitstromen, weliswaar met een ander profiel.
De heer Durnez heeft het woord.
Voorzitter, lococollega De Meyer heeft in maart al een gelijkaardige vraag gebracht. Minister, ik onderschrijf en verwelkom de vaststellingen en de stellingen die u hebt ingenomen. Ik heb er een viertal genoteerd. Een eerste is dat het modulaire in deze materie de leerweg is. Een tweede is dat wij ook duidelijk moeten maken dat dat een volledige leerweg is, ook aan leerlingen, aan ouders. Een derde is we ook moeten gebruikmaken van de bijzondere expertise die aanwezig is bij de dbso-medewerkers. Een vierde is de vaststelling dat er ten aanzien van de werkgevers inderdaad een differentiatie nodig zal zijn om met hen afspraken te maken. Ik geef dat graag mee, als waardering van de minister, als de goede weg om oplossingen te zoeken.
Minister Crevits heeft het woord.
Dat is een goede samenvatting, mijnheer Durnez. Eén opmerking wil ik nog maken. Ik heb het hier al een paar keer gezegd: die NAFT’s zijn geen welzijnstrajecten. Dat blijven onderwijstrajecten. De enige reden waarom ze zijn geïntegreerd in Welzijn, is dat ze daar niet meer projectmatig moesten zijn. De mensen die in die NAFT’s werkten, konden geen anciënniteit opbouwen. Die zaten telkens in projecten. We wilden dat structureel verankeren. Dat kon, door ze over te hevelen naar Welzijn, maar er zijn scheidslijnen en de budgetten moeten in het onderwijs worden ingezet. Het gaat over het welzijn van jongeren, maar is gericht op re-integratie in het onderwijs. Collega Meuleman, dat zal ik heel nauwgezet bewaken. Het is goed dat u me vaak zegt dat we dat moeten bewaken, dan blijf ik ook wakker. Het gaat hier over jongeren die zichzelf nog moeten terugvinden, die allerhande problemen hebben, maar de steun die ze krijgen, moet gericht zijn op re-integratie in de school en het kunnen maken van een schooltraject. Anders zou het heel spijtig zijn dat we die trajecten naar Welzijn hebben laten gaan. Dat zijn de afspraken die zijn gemaakt.
In het gesprek dat ik heb gehad met de mensen uit de Westhoek, zeiden ze ook dat ze bij het dbso soms met hun reputatie kampen, dat mensen niet zo graag naar het dbso komen. Dat is ook wat de heer Durnez verwoordde. Dat dbso, dat modulaire is voor sommige jongeren echt dé manier. Kijk naar het volwassenenonderwijs, waar ze soms later dan ook terechtkomen. Ze hebben succeservaringen in modules. Dat kan een zeer goede zaak zijn. We moeten ook eens nadenken over de vraag hoe we het imago van dat modulaire een klein beetje kunnen opkrikken, want wat daar gebeurt, is ook wel goed. Zij leiden jongeren toch naar een lerende houding om tot een diploma te komen. Ik begrijp aan de ene kant dus hun zorg, maar aan de andere kant zouden ze ook de opportuniteiten moeten kunnen zien van het feit dat ze worden meegenomen in duaal leren. Weet u dat het er in de aanvankelijke plannen eigenlijk op neerkwam dat alles voltijds onderwijs zou worden? Het was dan duaal leren of niet. Ik heb dan na lang praten en veel overleg beslist dat niet te doen, gezien het profiel van jongeren die nu dbso volgen. Die zijn niet allemaal in staat om aan duaal leren te doen, en als je hen allemaal opnieuw in het voltijds onderwijs stopt, dan zijn het vogels voor de kat. Daarmee hebben we dus ook echt de meerwaarde van het dbso in de verf willen zetten. Het is de bedoeling dat het wordt geïntegreerd, maar nogmaals, en dat zal ik ook met de mensen bespreken, niet holderdebolder. Als we voelen dat dat problematisch blijft, dan zullen we de tijd nemen of desnoods beslissen bij te sturen. Nu kunnen ze echter de twee trajecten naast elkaar laten lopen, en dat lijkt me ook een goede zaak. Onze bekommernis is dus dezelfde, maar ik aanvaard ook niet dat jongeren in een onderwijssysteem zitten zonder finaliteit. Dat wil niemand, denk ik. Zich een voormiddag bezighouden, dat kan niet. Dat zou ook totaal onrecht doen aan datgene waarmee ons dbso vandaag bezig is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.