Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het nieuwe leerkrachtenplatform
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, dit is een belangrijke stap vooruit, maar er zijn ook nog een aantal constructieve bekommernissen, in het belang van de kinderen, de leerkrachten en het basisonderwijs. Tot op vandaag hoppen duizenden leerkrachten, sommigen al jarenlang, van tijdelijke vervangingsopdracht naar tijdelijke vervangingsopdracht. Dat leidt tot een grote werkonzekerheid. We hebben daar ook al heel veel debatten over gevoerd in het parlement, in deze commissie en in de plenaire vergadering. Bijna alle Vlaamse basisscholen doen terecht mee aan een nieuw project om jonge of startende leerkrachten meer werkzekerheid te bieden. In totaal zullen vanaf oktober 329 zogeheten leerkrachtenplatforms van start gaan.
In die structuren komen basisscholen samen om zo'n 2500 leerkrachten gedurende een schooljaar een volwaardige kans te geven, wat wij vanuit onze fractie zeker toejuichen en wat aansluit bij de nota die we enkele jaren hebben ingediend in het kader van de ‘vliegtuigloopbaan’.
In het vorig schooljaar waren er in het basisonderwijs 17.558 leerkrachten die een opdracht hadden minder dan 66 procent van een voltijdse opdracht. Het is ongelooflijk belangrijk dat de Vlaamse overheid niet enkel aandacht heeft voor de jonge startende leerkrachten, wat een goede stap vooruit is, maar ook voor de meer ervaren leerkrachten die vele jaren lang in werkonzekerheid leven en die dan een andere job gaan zoeken waardoor heel wat expertise en kwaliteit verloren gaat.
Minister, kunt u iets meer duiding geven welke leerkrachten gebruik kunnen maken van dit platform en welke inspanningen er zullen worden geleverd voor de leerkrachten in een werkonzekere positie die geen gebruik kunnen maken van dit platform?
Waarom wordt er pas op 1 oktober gestart? Waar kunnen die leerkrachten zich inschrijven? Wat met de leerkrachten uit het secundair onderwijs? Er zijn ook heel wat leerkrachten in een scholengroep die niet bij het platform zijn. Vroeger keek men naar wie al het langste aan het werk was bij de groep, maar nu kan men putten naar willekeur en wordt dat ook erg benadrukt. De jobs voor volgend jaar zijn uitgedeeld, het is dan afwachten of er in de loop van het jaar interims vrijkomen. Kunt u een zekere transparantie formuleren voor die leerkrachten die eventueel wel of niet in aanmerking komen?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, heel wat Vlaamse basisscholen doen mee aan een nieuw platform, een soort vervangingspool voor leerkrachten. De leerkrachten in de pool zullen voor minstens 85 procent op de klasvloer worden ingezet. Zo kunnen ze in verschillende scholen binnen een platform afwezige leerkrachten vervangen of de plaats innemen van ervaren leerkrachten die kiezen voor een andere opdracht.
Opvallend: men zegt een volledig schooljaar tewerkstelling te willen bieden, maar leerkrachten gaan pas aan de slag vanaf begin oktober. Dit betekent dat leerkrachten die graag in zo’n pool zouden zitten, geen volledig schooljaar kunnen werken. Mogelijk zullen als gevolg dus enkel onervaren leerkrachten in de vervangingspool zitten.
In het secundair onderwijs wordt gestart met een gelijkaardig proefproject voor 350 leerkrachten. Gezien de beperkte omvang van het project, vallen de grote steden sowieso al uit de boot voor dit proefproject.
Minister, waarom de keuze om pas te starten op 1 oktober? Welke oplossing ziet u voor leerkrachten in de maand september? Hoe wilt u zorgen dat ook ervaren leerkrachten kiezen voor de vervangingspool? Hoe wilt u zorgen voor een structurele financiering van de vervangingspool? Waarom eerst een proefproject in het secundair onderwijs? Hoe wilt u de vervangingspool ook voor grotere steden mogelijk maken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Vandenberghe, eerst wil ik toch een aantal zaken rechtzetten in verband met de cijfers die u aanhaalt. U zegt dat er in het basisonderwijs 17.558 leerkrachten zijn die een opdracht hebben van minder dan 66 procent van een voltijdse opdracht. U verwijst hierbij naar mijn antwoord op uw schriftelijke vraag nummer 169, maar u moet wel eerlijk zijn en er ook bij vermelden dat deze cijfers gaan over alle personeelsleden, van alle leeftijdsgroepen, zowel vastbenoemde als tijdelijke personeelsleden in het basisonderwijs. In hetzelfde antwoord kunt u ook lezen dat, in de leeftijdsgroep van 20 tot 30 jaar, het aantal leerkrachten met minder dan 66 procent van een voltijdse opdracht 4928 bedraagt.
De overgrote groep van deeltijds werken in het basisonderwijs is een gevolg van de keuze van personeelsleden om deeltijds te gaan werken. Dat blijkt ook uit mijn antwoord op de vraag van mevrouw Meuleman, vraag nummer 375: we zien dat het aantal leerkrachten dat er zelf voor kiest om deeltijds te gaan werken, sterk is gestegen, van bijna 11.000 in 2008-2009 naar bijna 17.000 in 2016-2017. Dit komt ook door de hervorming van het verlofstelsel, dat is ingegaan vanaf het schooljaar 2016. Maar, en dat is positief, en onder meer een gevolg van de nieuwe benoemingsprocedure in 2015-2016: we zien dat meer leerkrachten in het basisonderwijs een vaste aanstelling hebben voor een voltijdse job. Die stijging bedraagt meer dan 20 procent over de laatste tien jaar. Meer mensen hebben dus vast werk.
Maar dit neemt niet weg dat ikzelf, samen met de regering en de sociale partners, ervoor gekozen heb om prioritair werk te maken van de situatie van de beginnende leerkracht.
Wat staat er in de cao? Invoeren van het lerarenplatformen vanaf het schooljaar 2018-2019 voor 17,5 miljoen euro; mogelijkheid om vervangingsopdrachten aantrekkelijker te organiseren; vaste benoeming mogelijk maken voor personeelsleden die een vervangingsopdracht hebben ter vervanging van langdurig afwezige collega’s. Dat is een derde extra die vastbenoemd worden, ook weer meer werkzekerheid; invoeren van de aanvangsbegeleiding als een recht voor de startende leerkracht; extra middelen voor aanvangsbegeleiding.
Dat is dus het kader, collega Vandenberghe. Ik wilde dit eventjes schetsen omdat de cijfers niet helemaal juist waren, en u wist dat zelf ook dat die niet juist waren. We zetten dus wel wat stappen voor die loopbaanvastheid.
Door leerlingenevoluties en uitstroom van leraren zullen de basisscholen de komende jaren bijna 2000 tot 2500 nieuwe voltijdse leerkrachten nodig hebben. Dat zijn op zich al stabiele en volwaardige jobs.
Het lerarenplatform is bedoeld voor leerkrachten die bij het begin van het schooljaar toch geen aanstelling hebben voor een volledig schooljaar. Deze leerkrachten, die vandaag worden ingezet in verschillende korte vervangingsopdrachten in de loop van het schooljaar, krijgen op deze manier werkzekerheid.
De start op 1 oktober is afgesproken met de sociale partners in de cao. In de maand september is de situatie in scholen vaak nog minder stabiel. Er zijn personeelsverschuivingen, leerlingenwisselingen en sommige scholen hertellen ook op 1 oktober. Die nood aan vervangers is op 1 september veel minder groot. Vanaf 1 oktober is de situatie stabiel.
Mevrouw Meuleman, we kunnen ervaren leerkrachten niet verplichten om voor het lerarenplatform te kiezen. We voorzien wel in de mogelijkheid dat een ervaren, vast benoemd personeelslid ervoor kiest om in het platform te starten en bieden een startende leerkracht zodoende de mogelijkheid om in een stabiele klas les te geven. Dat is mogelijk vanaf 1 oktober, ook halftijds.
Het platform is dus bedoeld voor de starters. Wanneer men bijvoorbeeld recht heeft op negen starters en een ervaren leerkracht de vervangingen wil doen, dan kan de scholengemeenschap daarmee instemmen en de starter een klas geven en de leerkracht met ervaring die vervangingen laten doen. Dat is perfect mogelijk. Wie in aanmerking komt, zijn de starters. Maar wisselen is dus perfect mogelijk.
Cao XI voorziet in een structurele financiering van het lerarenplatform. Het systeem zal worden gemonitord en geëvalueerd samen met de sociale partners. We zullen de effecten daarvan bekijken, want in tegenstelling tot de vorige pool die straks centraal georganiseerd was, doen we dat nu niet centraal. We doen nu alles decentraal, de scholen zijn zich in die zin aan het organiseren en er is veel interesse vanuit het basisonderwijs.
We starten in het secundair onderwijs met een proeftuin, precies op vraag van de meeste sociale partners. Zij gingen ervan uit dat er in het secundair onderwijs niet zoveel interesse zou zijn. Bovendien wilde men ook bekijken of dit wel efficiënt is. In het secundair onderwijs heeft men veel vakken en expertise en is het dus veel moeilijker om een pool op te zetten.
Voor het basisonderwijs zijn alle regio’s uiteraard betrokken in het lerarenplatform.
Voor het secundair onderwijs gebeurt de selectie van de samenwerkingsplatformen zoals vastgelegd in het ontwerp van programmadecreet. In de aanbiedingen die we hebben gekregen, zien we een aantal heel grote samenwerkingen waar ik persoonlijk wel voor gewonnen ben, maar dan zullen we wel moeten nagaan wat er mogelijk is binnen de budgettaire mogelijkheden.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb tijdens mijn inleiding gezegd dat dit een heel mooie stap vooruit is. Maar de bezorgdheid blijft natuurlijk bij de grote groep die nog altijd uit de boot valt.
Er blijft een groep leerkrachten – en dat zijn niet altijd jonge startende leerkrachten – die uit de boot vallen en die van onze radar in het onderwijs verdwijnen, die het niet meer zien zitten en die blijven aanmodderen. Ik heb veel, ook emotionele reacties gekregen op het voorstel over een lerarenplatform. Zo kreeg ik een reactie van een leerkracht die bijna TADD (tijdelijke aanstelling van doorlopende duur) is in drie scholen, in de 40 is en vreest niet aan bod te komen omdat directies zelf kunnen putten uit de bestaande plaatsen. Een andere leerkracht is 47 jaar en heeft twee kinderen maar nog altijd geen vaste job.
Er zijn dus veel mensen die uit de boot vallen. We moeten daar aandacht aan blijven besteden en dat kader blijven verfijnen – Rome is ook niet in één dag gebouwd. Ik besef dat dat ook te maken heeft met financiële middelen, het zou heel kort door de bocht zijn van mijn fractie om te vragen dat er nog grotere stappen zouden worden gezet. Het moet immers ook allemaal betaald worden. Ik zal dit in het debat over onze voorstellen van resolutie die over twee weken aan bod komen, ook zeer genuanceerd aanbrengen en hopen dat de meerderheidspartijen meestappen in het verhaal.
We moeten hier aandacht aan blijven besteden en erover waken dat, zowel in het basisonderwijs als in de rest van het onderwijs, heel bekwame mensen niet uit de boot vallen doordat ze geen vooruitzichten hebben. Als burgemeester stel ik regelmatig vast dat mensen het niet meer zien zitten in het onderwijs omdat ze geen zekerheid hebben op lange termijn. Het gaat meestal over sterke leerkrachten met diverse skills die sneller andere jobs vinden en niet langer in het onderwijs blijven, maar elders aan de slag gaan.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, u zegt dat die ervaren leerkrachten zullen beginnen in september. Vanaf oktober begint de starterspool en kan die ervaren leerkracht de plaats innemen van een beginnende leerkracht die anders in de starterspool zou moeten beginnen. De vraag is hoe vaak dat zal gebeuren. En dat betekent ook dat die beginnende leerkracht in september nog een maand in onzekerheid zit en geen job zal hebben. Het blijft toch perverse effecten hebben dat u pas op 1 oktober met die pool begint. Hoewel er kan worden gewisseld, zal het resultaat toch zijn dat net die meest uitdagende opdracht, om in verschillende scholen verschillende vervangingen te doen, op het bord van heel wat beginnende leerkrachten zal komen. Ik weet niet of dat een goede zaak is.
We hadden het verhaal in Klasse van een zeer ervaren leerkracht die al zeer lang voor dezelfde klas stond en nood had aan een extra uitdaging. Die schreef: ‘Ik heb er heel bewust voor gekozen om die vervangingen te doen, ik sta sterk genoeg in mijn schoenen, ik kan zeer snel verschillende schoolcontexten, verschillende klassen, verschillende leerjaren onder mijn hoede nemen. Voor mij lukt dat want ik heb al zo veel ervaring.’ Ik denk dat het uiterst belangrijk zal zijn dat die mensen die pas in die vervangingspool terechtkomen, die pas van school komen en beginnende en weinig ervaren leerkrachten zijn, zeer goed worden begeleid.
Ik zie daar een reëel gevaar in. Dat is een bezorgdheid die gedeeld wordt door de onderwijsverstrekkers. Ik zou echt willen dat u in de gaten houdt dat we daar niet opnieuw mensen krijgen die uit het onderwijs weglopen omdat ze het niet aankunnen om die verschillende vervangingen te doen, omdat ze niet begeleid worden en er de brui aan zullen geven net op het moment dat we veel leerkrachten nodig hebben. Ik blijf daar een gevaar in zien.
Het proefproject secundair is zodanig kleinschalig dat het voor grote steden niet mogelijk was om mee te stappen omdat zij al zo veel leerkrachten zouden nodig hebben, terwijl het net daar interessant zou zijn om een proefproject op te starten, want daar zou je netoverschrijdend kunnen samenwerken. Je hebt daar veel scholen op een korte afstand. Daar zou het goed zijn om dat uit te proberen en daar is het dan niet mogelijk. Ook dat is een spijtige zaak. Minister, ik zou willen vragen, als het volgend jaar nog eens zou worden gelanceerd, om ervoor te zorgen dat er toch zeker een project in een grote stad kan worden uitgerold. Volgens mij zullen we daar dan echt wel de positieve effecten zien omdat je daar veel scholen hebt op een korte afstand en je daar regionaal zou kunnen werken. Dan wordt het net interessant.
Er zitten volgens mij nog wel wat haken en ogen aan het voorstel. Ik zou u willen vragen om het zeker goed op te volgen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Iedereen is bezig om zich te organiseren en er komen natuurlijk praktische vragen naar voren. Zoals ik het had begrepen, zou het lerarenplatform enerzijds werkzekerheid bieden aan die 2500 leerkrachten. Anderzijds had ik gedacht dat dit winst zou brengen in de aantallen uren die scholen zouden kunnen gebruiken voor hun korte vervangingen. Maar dat blijkt een beetje een vestzak-broekzakoperatie te zijn. Ik ga een paar concrete vragen stellen.
Wanneer een personeelslid dat in het lerarenplatform werkt, een korte vervanging doet, moet men dat melden aan het departement zodat die een korte vervanging kan inbouwen in die 85 procent waaraan de school voor die reguliere vervanging moet voldoen. Maar wanneer dit aangegeven wordt, gaat de teller van kortevervangingsuren die de school heeft, naar beneden. Ze worden dus in een korte vervanging aangesteld, want het is een vervanging van minder dan 10 uur. Om dit te kunnen opnemen in die 85 procent, moeten ze dat aangeven aan het departement en gaat hun teller van de korte vervanging naar beneden. Was dit effectief de bedoeling of is dat pas bij de verdere uitwerking naar voren gekomen?
Hierdoor komen een aantal knelpunten naar voren. Scholen hebben een aantal uren korte vervanging en vragen zich dan of het interessant is om in te stappen in dat lerarenplatform. Waarschijnlijk wel want ze zullen veel minder korte vervangingen vinden als ze dat niet doen. Maar hoe minder korte vervangingseenheden een school heeft, vanwege de grootte van de school, hoe moeilijk het voor die school is om aan die 85 procent te komen. Voor een kleine school is dat vrij veel. Stel dat een school 16 uren van het lerarenplatform krijgt, dan betekent dit dat die school sowieso die leerkracht 13 uren per week in een korte vervanging moet zetten. Voor een kleine school is dat niet altijd even evident. Men geeft aan dat een mogelijk knelpunt in de toekomst zou zijn dat directies er soms op zullen aandringen om een beetje langer afwezig te blijven om hun organisatie van de school interessanter te maken, wat natuurlijk niet de bedoeling kan zijn, want dan gaat dit systeem zichzelf tegenwerken.
Er kwam een tweede vraagje aan bod in de bestuursvergadering van de Onderwijskoepel van Steden en Gemeenten (OVSG). Collega Meuleman heeft al verwezen naar het feit dat er een beperking is van middelen wat betreft het secundair onderwijs. Bij de OVSG heeft men aangegeven dat heel veel van hun scholen in netoverschrijdende scholengemeenschappen zitten waardoor heel veel scholen van hen uit de boot vallen in dit proefproject. De koepels hebben gekozen om in het beperkte gegeven dat zij hebben, slechts één netoverstijgend project te ondersteunen waardoor alle andere scholen binnen de OVSG die in netoverschrijdende scholengemeenschappen werken, allemaal uit de boot vallen. Misschien moeten we dit meenemen als dit wordt voortgezet in het volgende schooljaar.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik wil hoe dan ook herhalen dat het lerarenplatform een positieve beslissing is. Dat mogen we toch niet vergeten. Ik denk dat het ook zo gepercipieerd wordt in het onderwijsveld. Dat er nog een aantal praktische vragen zijn, is vrij logisch. Als je de organisatie kent binnen een school en haar praktijk, dan vind ik de startdatum van 1 oktober niet zo onlogisch. Bovendien is het het resultaat van sociaal overleg. Een piste waar ik wel even op wil ingaan, is het inschakelen van ervaren leerkrachten in de vervangingspool en de starters een stabiele opdracht geven. Ik vind dit een bijzonder interessant idee. Ik heb trouwens tijdens de twee vorige legislaturen meermaals suggesties in die zin gedaan en ik weet dat sommige mensen binnen de koepels ook in die richting denken.
Uiteraard weet ik dat het ideale niet van deze wereld is, maar ik denk dat we dit toch zo veel mogelijk moeten stimuleren.
Het zal op vrijwillige basis zijn, maar schoolbesturen kunnen hierin een belangrijke rol spelen. De formule moet ook voldoende aantrekkelijk worden gemaakt voor de ervaren leerkracht, zodat die bijvoorbeeld, op het moment dat hij geen vervangingsopdracht heeft, niet terug naar de klas moet, maar wel jonge leerkrachten kan coachen, starters kan begeleiden enzovoort.
Ik wil u alleen suggereren, minister, om voldoende aandacht te schenken aan deze piste, samen met de onderwijsverstrekkers, zodat die effectief veel kans maakt.
Minister, ik heb zelf een heel concrete vraag, die leeft in het veld. Hoe werkt het leerkrachtenplatform in het kader van een zwangerschapsverlof? Is het de bedoeling dat de vervanging gebeurt vanuit het leerkrachtenplatform of wordt er daarbuiten toch nog een vervanging gezocht? Kunt u, indien mogelijk, daarin duidelijkheid creëren?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik maak eerst een algemene opmerking. Er wordt geciteerd uit de raad van bestuur van de Onderwijskoepel van Steden en Gemeenten (OVSG). Ik wil toch wel melden dat OVSG de platformen basis- en secundair onderwijs unaniem heeft goedgekeurd. Alle sociale partners staan achter de manier waarop we werken.
Dus dat men nu zegt dat er in het secundair onderwijs maar een paar proefprojecten zijn, is de consequentie van de keuze die gemaakt is. Het secundair onderwijs heeft – en ik vind dat een uitstekende zaak – gezegd: investeer de middelen maar in het basisonderwijs, want daar is het het meest nodig. Er is dus inderdaad solidariteit opgetreden. Dat heeft tot gevolg dat er minder middelen zijn in het secundair onderwijs. Maar dat heeft tot positief gevolg dat je voluit werk kunt maken van het platform in het basisonderwijs.
U had daarrond praktische vragen: wie, wat? Wel, ik heb de proefprojecten nog niet gekozen. Ik moet bekijken wat er werd ingediend. En dan moet ik bekijken welk budget we daaraan kunnen geven.
Mijnheer De Meyer, ik dank u voor uw positieve bijdrage. Het is wel zo dat dit een enorm verschil kan maken en dat wij als Vlaamse overheid 15 procent bijbetalen. We investeren daar dus 15 miljoen euro in. Dat is het verschil tussen de 85 procent die moet worden ingezet en de 15 procent die voor coaching, voor co-teaching enzovoort kan worden gebruikt. De leraar werkt 100 procent en wordt 100 procent betaald. Hij moet maar voor 85 procent worden ingezet voor vervangingen en die 15 procent kan bijscholing of coaching zijn.
Als er een wissel gebeurt, een ervaren leerkracht met een jongere – wat wel eens zou kunnen gebeuren binnen een scholengemeenschap –, dan gelden dezelfde regels. Dat is goed.
September of oktober: je kunt daarover discussiëren. Maar ook hier hebben de sociale partners samen beslist om naar 1 oktober te gaan en niet naar 1 september. Dus wie ben ik om mij daartegen te verzetten? En uiteraard, mevrouw Meuleman, zullen we dat monitoren. We zullen bekijken of dat geen verkeerde effecten heeft enzovoort. Dit is samen beslist. Iedereen vond dat een goede zaak.
Mevrouw Krekels, u verwijst naar korte vervangingen. Ja, waarin zijn wij nu geslaagd? Het is evident dat elke vervanging die je opneemt, moet meetellen. Anders zou het wel raar zijn: de korte niet en de andere wel. Voorzitter, wat zwangerschappen betreft: geen enkel probleem. Het is daarvoor bedoeld. Dat is een onverwachte afwezigheid. Je kunt het vorige schooljaar niet weten dat je zwanger zult worden, tenzij je extreem goed plant – bij de ene lukt dat al wat beter dan bij de andere. Ik denk dat geen enkele leerkracht aan zijn directeur zal zeggen: ‘Wij zullen proberen om volgend schooljaar zwanger te zijn.’ Als je dat al zou moeten zeggen, zou dat een zware inbreuk op de privacy zijn. Als je bekijkt wanneer die kleine wordt gemaakt en wanneer die geboren wordt, is dat voor de school en de schoolorganisatie altijd een onverwachte afwezigheid. Dat past daar dus perfect in.
Waarin zijn we geslaagd? We zijn erin geslaagd om de ongebruikte budgetten – doordat we niemand vinden voor een vervanging – opnieuw in te zetten. En dat is het goede aan de maatregel. Die tikken allemaal aan. Vroeger was collega Tommelein zeer gelukkig: ‘Ah, zoveel vervangingen zijn niet gebeurd. Ze vallen in de pot van de ‘open end’ van de regering.’ Wij recupereren die nu en we zetten die terug in. We pakken daarop een gemiddelde. We zullen nu monitoren of dat ongeveer klopt met wat we niet hebben.
Ik zocht de cijfers in verband met de aantrekkingskracht, maar ik heb ze niet mee. Elke basisschool in Vlaanderen doet mee, behalve enkele scholen. Het is een enorm succes. Het is nu aan hen om op het terrein dat succes te maken. Er zijn inderdaad vragen en zorgen, maar wij hebben, geheel getrouw aan het regeerakkoord, gezegd: vertrouwen geven, verantwoordelijkheid nemen. Probeer het te realiseren op het terrein. En ze krijgen daarin ook veel autonomie. Maar het is een beetje moeilijk om te zeggen: die vervanging telt wel mee en deze niet. En dat tikt dan natuurlijk ook aan. Dat kan niet anders.
Het is geen vestzak-broekzakoperatie, mevrouw Krekels. Want de 15 miljoen euro zit net in de vrijstelling. Wij betalen dus bij. (Opmerkingen van Kathleen Krekels)
Ja, dat is onze 15 miljoen euro. En al de rest zijn gewoon de middelen die worden gebruikt. Maar onze extra bijdrage zit in het feit dat, als iemand een korte vervanging doet, die 85 procentregeling van toepassing blijft op het geheel. Begrijpt u?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor alle informatie. Er zijn natuurlijk altijd wel meer mensen die solliciteren voor het leerkrachtenplatform. En de plaatsen zijn dan beperkt. Ik zie dat er 34 enthousiaste sollicitatiebrieven zijn en maar 7 plaatsen.
In Antwerpen werkt men zeer breed samen. Dat geeft 90 plaatsen. Dat gaat dus echt niet over weinig. Ik ben verbaasd over hoeveel plaatsen het gaat in mijn eigen scholengemeenschap in Torhout. Ik merk dat het overal echt wel een vrij brede impact heeft.
Het is een heel interessant en noodzakelijk debat. Het is een grote stap in de goede richting. Maar er is inderdaad waarschijnlijk nog wat bijsturing, monitoring en schaafwerk nodig. Het moet ook nog worden bekeken met vele andere aspecten van het onderwijs.
Het punt dat ik wil maken, is dat ik het heel goed vind dat er eerst en vooral in het basisonderwijs wordt geïnvesteerd. Niet omdat ik altijd de belangen van het basisonderwijs verdedig, maar omdat ik ervan overtuigd ben dat de noden daar vandaag het grootst zijn. En dat vind ik wel een goede keuze. Ik sluit niet uit dat we dat op termijn kunnen bekijken. Maar investeer eerst in het basisonderwijs. Daar starten onze kindjes. Het is daar heel erg noodzakelijk. Daar moeten de leerkrachten ook álle vakken geven.
Ik zeg niet dat het secundair niet zwaar is, maar in het basisonderwijs zijn de noden misschien het grootst.
Er zitten heel veel positieve dingen in, maar we moeten het zeker bijsturen en opvolgen en binnen de financiële mogelijkheden kijken of het nog kan worden uitgebreid, niet alleen voor startende leerkrachten maar ook voor diegenen die al veel langer in het onderwijs zitten en door de mazen van het net glippen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
De noden in het basisonderwijs bijvoorbeeld op het vlak van werkingsmiddelen zijn inderdaad het grootst, maar als het over de vervangingen gaat, weet ik het niet. Het is voor het secundair onderwijs ook zeer moeilijk om vervangingen te vinden. Het is ook niet opportuun dat jongeren soms urenlang voor een bepaald vak in de studie moeten zitten. Het is moeilijker om elkaar daar te vervangen of om in te springen. Ik hoor dus vaak van het secundair onderwijs dat het vinden van vervangingen een acuut probleem is. In die zin is het proefproject te beperkt en moet het zeker worden uitgebreid. Het brengt nog niet meteen een oplossing voor de zeer grote vraag die ik binnenkrijg van directeurs in het secundair onderwijs. Ik hoop dat daarin verder zal worden geïnvesteerd. Het is goed om bijkomend te investeren in het basisonderwijs, maar ook hierin is het secundair onderwijs zeer belangrijk.
De keuze voor 1 oktober is vooral budgettair ingegeven. U zegt dat het een akkoord is met de sociale partners, maar het moest natuurlijk binnen de huidige enveloppe van de niet-opgebruikte uren, en daar moest misschien een mouw aan worden gepast. Ik denk toch dat het belangrijk is om te monitoren en nog extra budgetten uit te trekken als blijkt dat er toch wel wat problemen zijn door de start in oktober.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.