Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Het M-decreet heeft als doel meer leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in een school voor gewoon onderwijs te laten participeren. Dit gebeurt met bijkomende ondersteuning, zoals met speciale onderwijsmiddelen (SOL’s).
Speciale onderwijsmiddelen zijn hulpmiddelen die leerlingen met een beperking in staat stellen les te volgen. Dat kan gaan van handboeken en cursussen in braille tot technische apparatuur enzovoort. Voor leerlingen met een motorische beperking is de financiering van ergonomisch materiaal mogelijk. De directie van de school voor gewoon onderwijs vraagt de financiering van speciale onderwijsmiddelen aan. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt steeds rekening gehouden met de beschikbare middelen. Er wordt afgewogen of het hulpmiddel noodzakelijk is om deel te nemen aan het onderwijsproces in het gewoon onderwijs.
Wanneer een leerling op verplaatsing gaat, bijvoorbeeld op bos- of zeeklassen, kent de Vlaamse overheid geen bijkomende hulpmiddelen toe. Dat is vaak een drempel voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften om deel te nemen aan extra-murosactiviteiten. Het tijdelijk inschakelen van een hulpmiddel, zoals een speciale rolstoel, kan daaraan tegemoetkomen.
Minister, is het volgens u wenselijk om een financiële regeling uit te werken om speciale onderwijsmiddelen in concrete situaties aan te bieden?
Hoe wilt u ervoor zorgen dat leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften ook maximaal kunnen participeren aan extra-murosactiviteiten?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Krekels, het was niet helemaal duidelijk welke financiële regeling u bedoelt. Momenteel bestaat er een regeling om speciale onderwijsleermiddelen te financieren. Speciale onderwijsleermiddelen zijn hulpmiddelen of aanpassingen die de leerling in staat stellen om het onderwijsleerproces te volgen. Die hulpmiddelen kunnen worden gebruikt tijdens extra-murosactiviteiten. Dat is geen enkel probleem.
De hulpmiddelen of aanpassingen die nodig zijn om een leerling in staat te stellen om deel te nemen aan extra-murosactiviteiten, houden meestal niet specifiek verband met het onderwijsleerproces op zich. Het gaat eerder om hulpmiddelen of aanpassingen die betrekking hebben op het sociaal functioneren van de leerling. Voor dergelijke hulpmiddelen is in een tussenkomst voorzien via andere kanalen zoals het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV), het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) en de uitleendiensten van de ziekenfondsen. Er bestaat voor de twee al een financiële tegemoetkoming. Die bevoegdheidsverdeling blijft het best overeind, want zo is het helder.
Via het M-decreet worden de scholen nog eens extra gewezen op het recht van leerlingen op redelijke aanpassingen. Deze redelijke aanpassingen hebben betrekking op alle aspecten van het onderwijs en moeten er ook voor zorgen dat leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften maximaal kunnen participeren aan de extra-murosactiviteiten.
Ik heb niet de behoefte om hiervoor nog een aparte regeling uit te werken. De verplichting voor scholen vloeit voort uit de bestaande regelgeving. Als u vindt dat de regelgeving onvoldoende bekend is, als men soms denkt dat daar een zwart gat zit, moeten we de scholen nog eens goed informeren. Het zou kunnen dat scholen en/of ouders niet weten dat er tussenkomsten bestaan. Dat wil ik zeker doen, als u denkt dat dat mee een oplossing zou kunnen zijn.
Minister, in het kader van mijn vraag ben ik wat gaan rondkijken. De vraag steunt natuurlijk op een aantal praktische voorbeelden die we van leerkrachten hebben gekregen. Ik ben dan ook een beetje beginnen te zoeken.
Ik heb in het jaarverslag van het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) gelezen over die SOL’s. Ze doen inderdaad oefeningen om af te stemmen met het VAPH. Ze halen daar wel resultaten uit om bepaalde knelpunten uit te werken. Dat brengt mij op het pad van het PAB-budget. De kinderen zouden om zich te laten assisteren bij een schoolreis binnen hun persoonlijkeassistentiebudget iets of iemand kunnen gebruiken. Natuurlijk, niet iedereen heeft een PAB.
Ik wil verwijzen naar een school die wel in staat was om voor iemand met een motorische beperking SOL’s te krijgen, namelijk een speciale tafel en stoel in de klas. Wanneer zij op bosklassen gingen, zagen de leerkrachten tijdens hun prospectie dat er een kinesiste in de buurt was die mee op schoolreis kon gaan voor kinderen met een motorische beperking en die speciale middelen ter beschikking stelt om de kinderen te kunnen begeleiden. Het ging over een speciale rolstoel. Zij wou ook zichzelf als kinesiste ter beschikking stellen om eventueel in te gaan op bepaalde noden. De leerkrachten hebben daar een aanvraag voor gedaan. Ze hebben dat besproken. Toen kwam de vraag naar de financiering, men wou de eventueel beschikbare middelen inzetten. Maar voor zoiets zijn er dus geen middelen. Het moest dan op kosten van de ouders gebeuren. Vaak zitten zulke ouders niet heel ruim in de financiële middelen. Toen ontstond er wat discussie tussen de ouders en de school en uiteindelijk, omdat het niet over een heel groot bedrag ging, heeft de school via de oudervereniging daarin geïnvesteerd.
Er zijn dus allerlei hulpmiddelen en instanties die werken rond de vraag. Maar het was een zoektocht om via een van die instanties toch de ondersteuning te krijgen. Misschien is een betere afstemming mogelijk tussen het VAPH en AGODI. Misschien kunnen zij dat meenemen in hun verdere besprekingen.
Het zou goed zijn dat u enkele van die voorbeelden geeft. Ik heb het nogal gevraagd. We zouden dat eens kunnen bekijken. Als dat echt tussen de twee valt, zouden we dat kunnen bijsturen. We leren bij uit zulke situaties. Dat mag gerust anoniem gebeuren, natuurlijk. We zouden dat misschien kunnen oplossen. Dat geldt zowel voor bos- als voor zeeklassen. Er zijn nu ook speciale rolstoelen om op het strand te rijden. Als dat niet mogelijk zou zijn, zou dat eigenaardig zijn. Dat wil ik zeker bekijken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.