Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de evaluatie van de eerste archeologiedagen
Verslag
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister-president, de Vlaamse archeologiedagen zijn naast de Open Monumentendag en de Erfgoeddag een nieuw initiatief om ons Vlaams erfgoed in de kijker te zetten, en met succes. Ik heb heel veel spijt dat ik er dit jaar niet bij was door een buitenlandse reis, maar volgend jaar zal ik op de eerste rij staan, want het is een erg geslaagd initiatief. Het is trouwens ook het Europees Erfgoedjaar. We herdenken 100 jaar Groote Oorlog. Minister-president, ik denk dat het eigenlijk wel een topjaar is voor u.
Het Forum Vlaamse Archeologie en de provincie Vlaams-Brabant organiseerden op 1 en 2 juni de eerste Vlaamse archeologiedagen. De organisatoren bestempelden de eerste editie als een pilootproject. In de aanloop naar dat weekend stonden onze kranten vol van positieve berichten over archeologie: vijfhonderd skeletten waren er in Ieper blootgelegd, de Sint-Niklaaskerk in Knokke-Heist gaf haar geheimen prijs, archeologen vonden fundamenten van zes oude panden op het Vrijthof in Eisden en er waren nog wel een aantal artikelen.
De initiatieven in het kader van de archeologiedagen zijn een perfect voorbeeld van hoe we mensen dichter bij archeologie en erfgoed kunnen brengen. Het zal niet alleen het draagvlak voor erfgoedzorg en archeologie vergroten, het zorgt er ook voor dat mensen zich meer bewust zijn van wie ze zijn en waar ze vandaan komen. Dat is dus identiteitsvormend en dat is ook de bedoeling van de Vlaamse archeologiedagen. Vlaamse Ondernemers in Archeologie (VONA) wil dat initiatief uitbouwen tot een jaarlijks evenement, waarop het brede publiek op een speelse, avontuurlijke en leerrijke manier met alle facetten van de archeologie kennis kan maken.
Minister-president, hoe evalueert u de eerste editie van de Vlaamse archeologiedagen? Wat was het aantal deelnemers aan respectievelijk aanbieders- en bezoekerskant? In het door Herita beheerde Netwerk Open Monumenten vinden we ook archeologische sites terug. Op elke manier werd Herita als platform rond publiekswerking betrokken bij de organisatie van de eerste Vlaamse archeologiedagen? Denkt u dat het initiatief aan herhaling dan wel uitbreiding toe is? Indien ja, in welke richting? Is het aangewezen om dergelijke initiatieven te coördineren vanuit het agentschap of Herita?
De heer De Gucht heeft het woord.
Mevrouw Van Werde heeft al een inleiding gegeven. Ik zal niet in herhaling vallen.
Het is zeker en vast een heel goed initiatief. Je merkt inderdaad dat er op een heel goede manier op gereageerd is.
Eigenlijk gebeurt het in het verlengde van wat er aan de andere kant van het land gebeurt. Wallonië doet het al een tijdje, Frankrijk en Nederland hebben dat in het verleden ook al gelanceerd.
Het Nederlandse model staat daarin eigenlijk al heel ver. Er wordt daar ook op een positieve manier op gereageerd. Bij de laatste editie werden er meer dan 300 evenementen georganiseerd en werd er samengewerkt met niet minder dan 150 organisaties.
Vanuit zijn doorstart en hernieuwde missie wenst Herita in Vlaanderen het draagvlak voor erfgoed te versterken en te stimuleren door erfgoedactoren samen te brengen en door het brede publiek te engageren. We hebben uitgebreide discussies gevoerd over die organisatie. Er komt duidelijk naar voren dat het hun wens is om dat in de toekomst te versterken.
De organisatie van deze archeologiedagen lijkt dan ook het moment bij uitstek om het draagvlak te versterken voor erfgoed in Vlaanderen, de middenveldactoren in de sector te ondersteunen en bepaalde erfgoedsites in de spotlights te plaatsen.
Minister-president, erkent u de potentiële meerwaarde van dergelijke bottom-upinitiatieven om publieksarcheologie op de kaart te zetten? Welke intenties hebt u hiermee naar de toekomst toe? Op welke manier ondersteunde het agentschap deze pilooteditie? Hoeveel middenveldorganisaties – in het Nederlandse model zijn het er 150 – hebben aan deze archeologiedagen bijgedragen? Wat is de effectieve bijdrage of meerwaarde van Herita aan de sector voor de organisatie of coördinatie van deze archeologiedagen?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega’s, wat mij betreft, was de eerste editie van de Vlaamse archeologiedagen een succes. Zij hebben op twee dagen tijd 68 activiteiten aangeboden en er waren 6000 bezoekers.
De reacties, zowel van de organisaties die hebben deelgenomen als van de mensen die ter plekke gingen en die de sites bezochten, waren bijzonder enthousiast. Mevrouw Van Werde heeft er al een aantal opgesomd. Ik ga, ook op dit vlak, niet in herhaling vallen.
Herita publiceerde op zijn website de oproep voor het organiseren van activiteiten in het kader van de archeologiedagen en gaf in zijn nieuwsbrief tips mee voor een bezoek aan de archeologiedagen. Tijdens het laatste Open Monumentencongres van Herita, met name op 15 maart van dit jaar, was een van de sessies gewijd aan publieksgerichte archeologie.
Het groot aantal bezoekers bewijst dat er wel degelijk veel interesse is voor archeologie bij het grote publiek. We zien het ook meer en meer als een aandachtspunt in de media. Er wordt positief over bericht als er opgravingen of vondsten gebeuren, als er sporen zijn van het verleden, een verleden dat vaak niet bekend was ter plekke of waarvan geen vermoeden bestond dat het ter plekke zou zijn of, omgekeerd, waarvan dat vermoeden soms wél bestond. Hoe dan ook, er is veel belangstelling voor.
Daarom heb ik de subsidieaanvraag van het project in het kader van het Europees Erfgoedjaar gehonoreerd. Acht projecten kregen een subsidie. De subsidie wordt ingezet om het initiatief archeologiedagen van een pilootproject te begeleiden naar een volwaardig evenement. De organisatoren streven ernaar om een kwalitatief, inhoudelijk sterk evenement te organiseren met groeipotentieel, hopelijk jaar na jaar, zowel in het aantal activiteiten als in het aantal bezoekers. We mogen nog niet vergelijken met andere landen. Het was de allereerste keer. De evaluatie van de eerste organisatie is positief.
Ik neem de vragen over de coördinatie en de meerwaarde van de bottom-upinitiatieven samen, omdat zij ook het best samen worden beantwoord. De kracht van het organiseren van de archeologiedagen schuilt precies in het feit dat het een bottom-upinitiatief is. Ik vind het niet nodig om daarin tussen te komen, wel om ondersteuning te geven. Dat is ook gebeurd. De administratie steunt en heeft dit initiatief gesteund met haar eigen communicatiekanalen, de website en sociale media.
Ook op Vlaanderen Intern, de koepelsite voor alle Vlaamse ambtenaren, werd het evenement aangekondigd. Enkele medewerkers van het agentschap hebben ook meegewerkt aan de invulling van deze archeologiedagen.
Het is belangrijk dat we erfgoed in het algemeen en archeologie in het bijzonder maatschappelijk kunnen inbedden. Een belangrijke conclusie van de screening van de FARO-conventie, die het agentschap vorig jaar heeft uitgevoerd in samenwerking met Herita, is dat de samenleving als geheel meer moet worden betrokken bij de zorg voor en de omgang met het erfgoed in Vlaanderen. De archeologiedagen dragen hiertoe bij.
Forum Vlaamse Archeologie is de geprivilegieerde partner van het Onroerenderfgoeddepot Vlaams-Brabant voor de organisatie van dit project. Ook Vlaamse Ondernemers in Archeologie werkt mee aan dit initiatief. Verder zijn er talrijke archeologische bedrijven, intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten, Regionale Landschappen, musea, heemkringen, gemeentes, onroerenderfgoeddepots, archeologische werkgroepen, universiteiten, studentenverenigingen archeologie en provincies die actief waren bij de invulling van de archeologiedagen. Dat is een breed spectrum van meewerkende organisaties. Nogmaals, wat mij betreft, is er alleen maar de wens, de hoop, de verwachting dat het initiatief verder zal groeien.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister-president, ik ben vooral blij dat u zegt dat de samenleving meer moet worden betrokken bij de erfgoedzorg, en dus ook bij archeologie.
De vraag is dan ook hoe we dat nog meer kunnen realiseren. In de beleidsnota van een van uw voorgangers, minister Sauwens, valt de term publieksarcheologie. Hij stelt daarin dat publieksarcheologie van groot belang is. Ik citeer: “Het is van groot belang dat de wetenschapsarcheologie zich naar de toekomst meer vertaalt in een publieksarcheologie.” Ook in de beleidsbrief Cultuur van 1998 is opgenomen dat het archeologiebeleid zich in de eerste plaats moet richten op een sensibiliserende publieksarcheologie. Don Fowler, een Amerikaans antropoloog en archeoloog, omschreef in 1982 al de belangrijkste doelstelling van archeologie als het ontsluiten van erfgoed voor en door het publiek.
Je zou dus kunnen zeggen dat er aan publieksarcheologie, zoals het vaak wordt genoemd, twee aspecten zijn. Ten eerste, de resultaten van archeologische opgravingen tonen aan de bevolking, opensleuvendagen organiseren, interactie met de bezoeker. Ik denk dat de eerste editie van de archeologiedagen daarin zeker een belangrijke stap kan zijn. Ten tweede, de archeologie naar buiten brengen, om burgers, jeugdbewegingen en vrijwilligers meer te betrekken bij het archeologisch onderzoek. Heel wat lokale heemkundige kringen en historische genootschappen hebben in het verleden al heel interessant werk verricht door plaatslijk archeologisch onderzoek te verrichten en daarover te publiceren.
Mij lijkt het dat we ons vandaag misschien te veel beperken tot zogenaamde preventieve archeologie, eerder nood-archeologie, redden wat er te redden valt, bijvoorbeeld bij een bouwproject. Maar daardoor is er niet langer ruimte om vrijwillig onderzoek te doen naar sporen uit het verleden, terwijl dat vroeger wél mogelijk was, op basis van het Archeologiedecreet van 1993. Misschien moeten we daar toch ruimte voor creëren, uiteraard met de nodige kwaliteitseisen en onder toezicht van het agentschap, de onroerenderfgoedgemeente of een intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst (IOED).
Minister-president, bent u bereid om na te gaan op welke manier er in de regelgeving kan worden opgenomen dat, naast het archeologisch vooronderzoek in het kader van een vergunning of archeologisch onderzoek met het oog op wetenschappelijke vraagstukken, ook vrijwillige archeologie mogelijk zou worden?
De heer De Gucht heeft het woord.
Ik ben een heel positief ingestelde mens. Dat is eigen aan mijn politieke voorkeur. Wij kijken altijd optimistisch naar de wereld. (Opmerkingen. Gelach)
Wij moeten dat ook regelmatig in het parlement naar buiten brengen. Bij dezen heb ik dus een streepje. En ik heb getuigen uit mijn eigen partij dat ik het gedaan heb. Nu ook nog gewoon doen. (Opmerkingen)
Minister, zonder zuur te willen klinken, Herita heeft wat tips gegeven, maar vanuit de opdracht die Herita heeft, vind ik dat het veel meer de leidende kracht zou moeten spelen en meer zou moeten doen dan wat het naar voren heeft gebracht tijdens deze editie. De vraag is in welke mate het dat in de volgende edities zal doen en op welke manier wij die opdracht in de werking naar voren proberen te brengen.
Het agentschap heeft ideeën aangedragen. Ik vind dat nogal magertjes. Ik kan me vergissen maar ik denk dat het agentschap de eerste partner zou moeten zijn en zou moeten zeggen waar men van uitgaat en waarvoor men op hulp kan rekenen.
Nederland en in eigen land Wallonië zijn al voortrekker. Als je naar het cultureel samenwerkingsakkoord kijkt dat er al is, is het misschien niet oninteressant om eens met onze Waalse vrienden aan tafel te gaan zitten en na te gaan in welke mate er naar synergieën kan worden gezocht zodat mensen ook hun weg naar Vlaanderen vinden en omgekeerd. Hetzelfde geldt trouwens voor Nederland. We hebben met beide een cultureel samenwerkingsakkoord. Ik weet dat archeologie onder afzonderlijke ministers valt, maar het loopt mooi in elkaar over. We kunnen dus nagaan in hoever er synergieën kunnen ontstaan tussen de verschillende spelers. Dat is belangrijk voor de toekomst. Ook voor Open Monumentendag zijn er gesprekken gaande, waarom kunnen we dat dan niet opentrekken voor de archeologiedagen?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega Van Werde, in de eerste plaats vind ik dat lokale besturen hierin een rol te spelen hebben. Ook in Nederland ondersteunen ze activiteiten, sensibiliseren ze en werken ze mee. Het kan niet dat de Vlaamse overheid overal ter plekke op elk van de sites initiatieven neemt. U hebt volkomen gelijk dat publiekswerking een enorm positief effect kan hebben. Ze is dubbel. Op het moment dat er opgravingen gebeuren, kunnen zaken worden getoond. Er zijn prachtige voorbeelden van. Meer en meer steden en gemeenten grijpen dat aan om een publiekswerking te organiseren op dat moment. Ik kan u daarvan veel voorbeelden geven. U kent er ongetwijfeld allemaal evenveel of nog meer dan ik.
De oproep wordt binnenkort gelanceerd. De ‘oogst van Malta’ is hier al aan bod gekomen. We doen dus een projectoproep voor syntheseonderzoek. Het is het tweede deel van de publiekswerking waarbij het syntheseonderzoek op een of andere manier– ik zeg niet gevulgariseerd – onder de aandacht van het publiek wordt gebracht. Het is de bedoeling van de oproep om een impuls te geven aan het syntheseonderzoek.
De medewerking van Herita is een pijnpunt. We hebben het bij het afsluiten van de nieuwe beheersovereenkomst ook al gezegd dat Herita te weinig samenwerkt met het bestaande middenveld, de bestaande organisaties, de bestaande erfgoedkringen, heemkundige kringen – ze zijn niet altijd eenduidig van benaming. Er zijn geschiedkundige verenigingen die zich lokaal bezighouden met erfgoed. Er zijn echte erfgoedorganisaties en er zijn stedelijke erfgoedorganisaties. U weet dat we Herita hierover evalueren, maar ik zal uw opmerking meegeven. Het agentschap zit vier keer per jaar samen met Herita met het oog op de jaarlijkse evaluatie. Het is precies een van de pijnpunten waarvan we met z'n allen hebben gezegd dat Herita beter moet presteren. Het is ook mijn aanvoelen dat er een schat aan samenwerking en mogelijkheden op dat vlak niet wordt benut.
Ik wil gerust aan de administratie vragen om contact te nemen met Wallonië om na te gaan of we er lering uit kunnen halen en of er op bepaalde onderdelen ook samenwerking kan zijn. Sites liggen natuurlijk daar waar ze zijn. Misschien zijn er bepaalde grensoverschrijdende projecten, dat kan eventueel wel. We kunnen altijd leren, ook al is het zo dat, zeker wat erfgoed betreft – voor archeologie heb ik er minder zicht op – Vlaanderen een veel groter en breder beleid heeft dan Wallonië. Ons budget is bijna het viervoud van het Waalse budget. We hebben ongeveer 12.000 beschermde items, in Wallonië zijn er dat 3000. Het kan best zijn dat men op archeologisch vlak op andere terreinen initiatieven neemt waar we kunnen van leren. Dat is ook altijd de opdracht die ik meegeef aan de administratie: waar je lering kunt halen, moet je dat ook doen. In Nederland gebeurt dat met een stichting. Er zijn ook veel minder overheidssubsidies.
Ik ben het met u eens dat de administratie mee moet ondersteunen, kennis moet aanleveren, expertise moet leveren waar dat kan. Mijn aanvoelen is dat, zeker voor de archeologiedagen, het succes alleen maar groter kan worden als men erin slaagt om de lokale autoriteiten, om de gemeenten en steden, om de vele lokale besturen erbij te betrekken zodat er een grotere publiekswerking is. Voor de publiekswerking mik ik op het dubbele aspect: zowel de ontsluiting zelf op het moment van blootlegging – soms kan het niet opengelegd blijven en verdwijnt het voor eeuwig en altijd onder een weg of onder een gebouw en gebeurt er een documentatie – als het syntheseonderzoek dat ik een impuls zal geven met de projectoproep.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik blijf een beetje op mijn honger zitten wat de vrijwillige archeologie betreft. Ik vroeg of het mogelijk kan worden gemaakt dat het in de regelgeving wordt opgenomen dat mensen aan vrijwillige archeologie kunnen doen bijvoorbeeld zoals de regeling rond metaaldetectoristen erin is opgenomen.
Ik noteer dat u heel positief staat tegenover initiatieven die de publiekswerking bevorderen. Ik vind dat alleszins een goede zaak. Misschien dat ik nog eens bij u terugkom met een vraag over publiekswerking.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister-president, hartelijk dank voor uw antwoorden. Het is heel positief. Ik denk dat Herita heel duidelijk moet weten wat zijn taak is in de toekomst. Nu heeft ze duidelijk haar taak niet volbracht, wat ze in de toekomst wel zou moeten doen.
Heel wat mensen zijn geconfronteerd met negatieve berichten rond archeologie. We mogen niet onderschatten dat archeologiedagen een positieve bijdrage kunnen leveren zodat mensen beter begrijpen wat het belang van archeologie is.
Het is een goede zaak dat u ook aan tafel wilt zitten met andere partners om na te gaan in welke mate onze eigen organisaties die publiekswerking kunnen optimaliseren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.