Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, het voordeel van degelijk onderzoek is dat het soms tegenspreekt wat we denken te weten, maar soms ook bevestigt wat we denken te weten of wat we uit ander partieel onderzoek weten. Ik vrees dat dit onderzoek er zo eentje is: voor personen met een niet-Belgische achtergrond is het vaak veel moeilijker om seksuele diversiteit te aanvaarden. Dit bleek uit het onderzoek dat een paar weken geleden werd gepubliceerd.
Het was een heel ruim onderzoek, maar ik focus mij op het thema holebiseksualiteit. Aan nieuwe Vlamingen van Marokkaanse, Turkse, Poolse, Roemeense en Congolese origine werd gevraagd hoe zij staan tegenover het huwen van personen van hetzelfde geslacht, tegenover het idee dat ze gewoon het leven kunnen leiden zoals ze dat graag zouden doen en het hebben van een partner bij een van hun kinderen. Die resultaten waren ronduit teleurstellend.
Minister, welke conclusies trekt u voor uw beleidsdomein Gelijke Kansen uit deze studie? Mogen we nieuwe initiatieven verwachten? Minister, ik weet dat u, ook toen u nog schepen in Antwerpen was, er aandacht voor hebt gehad, maar mogen we nieuwe initiatieven verwachten die de houding van nieuwe Vlamingen tegenover holebiseksualiteit kan verbeteren?
Minister Homans heeft het woord.
Collega De Bruyn, ik dank u om die vraag te stellen omdat het toch een van de conclusies was die in het oog sprong. Het rapport is 300 pagina's dik. Het is een onderzoek geweest dat een eerste analyse brengt van een aantal cijfers, maar heel wat cijfers en data moeten nog verder en diepgaander worden geanalyseerd.
Het is een grote en representatieve bevraging geweest met ongeveer 4500 respondenten uit de Belgische herkomstgroep en de vijf grootste herkomstgroepen met een grote herkomstkloof, met name personen van Marokkaanse, Turkse, Poolse, Roemeense en Congolese herkomst. We zien hierbij – ik beperk me tot uw vraag want in de commissie Binnenlandse Zaken krijg ik daar andere vragen over – een beduidend lagere aanvaarding van holebiseksualiteit bij de bevraagde buitenlandse herkomstgroepen in vergelijking met de Belgische herkomstgroep. Dit geldt sterker voor de bevraagde herkomstgroepen van buiten de Europese Unie, zijnde de mensen van Turkse, Marokkaanse of Congolese herkomst, dan voor de bevraagde herkomstgroepen van binnen de EU, zijnde Roemenen of Polen.
Ik ga even in op de cijfers uit de survey, ze staan op pagina 266. De vraag is: “Ik zou het oké vinden als mijn kind een partner heeft van hetzelfde geslacht.” 11 procent van de mensen van Belgische herkomst is het daar niet mee eens en 89 procent vind het wel kunnen, 75 procent van de mensen van Marokkaanse herkomst is het daar niet mee eens, 81 procent van de mensen van Turkse herkomst is het daar niet mee eens en 75 procent van de mensen van Congolese afkomst is het er niet mee eens.
De resultaten van dit onderzoek spreken voor zich en zijn bezwaarlijk positief te noemen. We stellen vast dat er bij bepaalde gemeenschappen vandaag nog meer drempels zijn op het vlak van seksuele diversiteit dan bij andere gemeenschappen. Enkele dagen geleden heeft een homokoppel uit Brussel ook nog aangekondigd te verhuizen omdat er kinderen aan gaybashing deden en de moeder van die kinderen hen aanmoedigde om nog verder te doen. Ze waren het nu echt wel heel beu – ik wou eigenlijk een ander woord gebruiken, maar in het parlement past dit niet. Ik wil maar zeggen dat het niet nieuw is en dat we er bijna iedere dag mee worden geconfronteerd. Ik leef niet in die wereld maar ik denk dat de mensen die een holebiseksualiteit beleven, nog veel meer pijnlijke ervaringen hebben.
Met welke initiatieven kan de houding van nieuwe Vlamingen ten opzichte van holebiseksualiteit verbeterd worden? Ik wil vooraf nog eens benadrukken dat deze survey een startpunt is. Mark Elchardus zat mee in het panel toen de survey werd voorgesteld en heeft dit ook benadrukt. Hij heeft trouwens heel positief gereageerd op deze survey. Hij heeft gezegd dat het de eerste keer is dat zo’n onderzoek in Vlaanderen is gebeurd. Het is nog iets heel anders dan de migratie- en integratiemonitor. Het onderzoek is ook zeer representatief, gelet op het aantal respondenten en de groepen die zijn uitgekozen.
Ik zal nu met mijn administratie nagaan welke cijfers en data diepgaander onderzoek vergen. Een onderzoek naar de drempels bij specifieke gemeenschappen omtrent holebi-aanvaarding is een van de mogelijkheden in mijn ogen, en ook wel een dat moet worden gedaan. Het is de bedoeling om de survey nu om de vier tot vijf jaar te herhalen. Op die manier kunnen evoluties worden vastgesteld en kan het beleid hier op worden afgestemd. Het heeft totaal geen zin om die survey een keer te laten uitvoeren en er vervolgens niets meer mee te doen.
Mijn gelijkekansenbeleid is gericht naar alle Vlamingen, dat weet u. Maar als we vaststellen dat bij bepaalde groepen de aanvaarding van holebi’s nog moeilijk ligt, dan moeten we daar extra en gericht aandacht aan besteden, in het bijzonder voor de holebi’s van buitenlandse herkomst. Collega De Bruyn heeft er al naar verwezen, maar toen ik schepen was in Antwerpen heb ik dat al gedaan via çavaria. Ik heb toen gemerkt dat het heel moeilijk was om er via de zelforganisaties iets aan te doen. Zo heb ik in april 2018 een projectoproep gelanceerd om projecten te ondersteunen die inzetten op het werken aan gendergelijkheid en aanvaarding van seksuele diversiteit bij bepaalde gemeenschappen waar dit soms nog niet zo vanzelfsprekend is. Ik denk hierbij dan aan zelforganisaties binnen allochtone gemeenschappen die mee dit thema bespreekbaar willen maken. De projectoproep loopt tot 11 juni en er is 400.000 euro voor vrijgemaakt.
Vrijdag twee weken geleden stond die projectoproep op pagina 1 in Het Nieuwsblad. Ik vond dat goed. Ik had gezegd: waarom doen we dat als Vlaamse overheid niet zelf? Ik denk dat het niet goed zou zijn dat we vanuit de Vlaamse overheid of administratie aan mensen of organisaties die zich bezighouden met mensen van vreemde herkomst, zouden zeggen hoe ze het moeten doen. Ik denk dat het beter is dat men vanuit de gemeenschappen met zelforganisaties gaat werken.
Ik vond het artikel dus goed voor de projectoproep omdat de mensen dan ook weten dat ze er kunnen aan werken. Ik ben er ook van overtuigd dat er zelforganisaties zijn die er effectief aan willen meewerken, maar ik durf hier ook wel te stellen in de bijna beslotenheid van deze commissie – veel volk is er toch niet, maar de camera's zijn er wel – dat het echt nog wel een taboeonderwerp is. We moeten dat taboe durven te doorbreken en we doen dat met een projectoproep. Zal dat alle problemen oplossen? Neen, maar je moet natuurlijk wel ergens beginnen. Wij veroordelen het ook in dit Vlaams Parlement, kamerbreed, telkens als er geweld wordt gepleegd op holebi’s. Maar toen ik het artikel in Het Nieuwsblad las en de uitleg werd gegeven over de projectoproep, was ik echt wel verbaasd – en dat is nog te eufemistisch – of absoluut niet tevreden met de verklaringen en de reactie van de zelforganisatie Merhaba. Als je de website van die bewuste organisatie opent, zeggen ze zelf dat ze een organisatie zijn voor holebi's of mensen van een vreemde herkomst met een andere seksuele geaardheid, een organisatie waar wij ons expliciet en uitdrukkelijk toe richten om zich in te schrijven op de oproep. Als men een goed project indient, kan men een deel van de koek van 400.000 euro krijgen. Er moeten natuurlijk ook resultaten aan verbonden zijn.
De reactie van die zelforganisatie was dat ze veel belangrijker problemen hadden aan te pakken, namelijk racisme. Ja, ik wil wel, collega's, en ik wil hier niet het debat over racisme voeren want we weten allemaal dat er in Vlaanderen racisme bestaat, we weten allemaal dat er in Vlaanderen discriminatie bestaat, we weten allemaal dat er aan gewerkt wordt. Als er dan een heel specifieke projectoproep wordt gelanceerd om holebiseksualiteit te laten aanvaarden en het gaybashen te veroordelen binnen de allochtone gemeenschap, dan moet je niet beginnen over racisme want dat wil zeggen dat je je eigen bestaansrecht – en ik ben nu misschien heel hard voor die organisatie – in twijfel trekt. Ik zal afwachten. De oproep loopt nog tot 11 juni en ik zal afwachten welke projecten er zullen worden ingediend. Ik kan u wel zeggen dat als het projecten zijn die eenzijdig gericht zijn op het aanpakken van racisme en discriminatie, ze niet in aanmerking komen. Natuurlijk kan het een beetje gekoppeld zijn, maar de focus ligt op het bespreekbaar maken van holebiseksualiteit binnen de allochtone gemeenschap.
Het is ook niet de eerste keer dat ik extra investeer in deze problematiek. Zo stond de Antwerp Pride in 2016 reeds in het teken van homoseksuele vluchtelingen, wat natuurlijk ook te maken heeft met het aanvaardbaar maken van homoseksualiteit binnen de allochtone gemeenschap, als ik even kort door de bocht mag gaan. Ze hebben dat kunnen doen met de subsidies die ik gegeven heb.
Belangrijk om hierbij ook te vermelden zijn de inburgeringstrajecten waarin we in de cursus maatschappelijke oriëntatie (MO) sterk de klemtoon leggen op waarden en normen, waarin respect voor en aanvaarding van seksuele diversiteit en geaardheid een zeer belangrijk thema is en waar de laatste tijd steeds meer aandacht naartoe gaat, door de problematieken en de jammerlijke getuigenissen die we toch nog bijna iedere dag horen.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik ben het met u eens dat het belang van deze studie niet kan worden onderschat, maar dat de grote meerwaarde zit in het herhalen zodat we kunnen nagaan of er een evolutie is en welke aanpak heeft gewerkt en kan worden voortgezet.
Voorzitter – en ik kijk dan naar u –, ik denk dat wij in deze commissie weten hoe moeilijk het gesprek over homoseksualiteit met bepaalde geloofsgemeenschappen is. Anderhalf jaar geleden hebben wij op uw initiatief, naar aanleiding van een heel ongelukkige uitspraak, op een heel discrete en heel verstandige manier geprobeerd het gesprek aan te gaan. Er waren goede gesprekken, maar we hebben ook vastgesteld hoe moeilijk en moeizaam het is.
Daarom denk ik dat de projectoproep, waar, laten we eerlijk zijn, een budget van 400.00 euro tegenover staat, een zinvol initiatief is. Laten we hopen dat er tegen 11 juni dan ook sterke projecten worden ingediend. Ik heb de moeite gedaan om de projectoproep te lezen, en ik denk dat die ruim genoeg is om tot resultaat te kunnen leiden, dat die zeker niet kan worden beticht van een al te enge, exclusieve focus op wat dan ook. Ik denk dat dat een verstandige, brede projectoproep is, die erop is gericht om holebiseksualiteit bespreekbaar te maken binnen die gemeenschappen waarover we nog maar eens het bewijs hebben gezien dat het er bijzonder moeilijk is.
Minister, u hebt ook terecht verwezen naar een aantal incidenten. We kunnen aan dat lijstje van incidenten niet oneindig veel, maar helaas toch veel te veel toevoegen.
Ik heb niet meteen bijkomende vragen. Ik denk dat het verstandig is om even te wachten tot het resultaat van de projectoproep bekend is, en dan zullen we op tijd en stond wel vernemen welke projecten zijn ingediend, en dan zal ik een van de eersten zijn om de opvolging daarvan mee in het oog te houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.