Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over het onderzoek van Greenpeace naar de luchtkwaliteit in scholen
Vraag om uitleg over de Greenpeacestudie over scholen en vuile lucht
Vraag om uitleg over de luchtkwaliteit in scholen
Vraag om uitleg over de zorgwekkend slechte luchtkwaliteit in scholen
Vraag om uitleg over de luchtkwaliteit in de omgeving van scholen
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, dit is intussen een beetje opgewarmde kost, maar de vraag is er toch. Greenpeace liet in samenwerking met een aantal organisaties de luchtkwaliteit onderzoeken in 222 Belgische scholen. De resultaten worden niet per school of provincie weergegeven, en men maakt ook geen onderscheid tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. Dat laatste is een duidelijk gebrek aangezien de bevoegdheden bij de regio’s liggen.
Wel geeft Greenpeace aan dat 64 procent van de deelnemende scholen uit Vlaanderen komt, 17 procent uit Brussel en 19 procent uit Wallonië. 46 procent van de scholen bevindt zich op het platteland, 54 procent in stedelijk of verstedelijkt gebied. De scholen voerden gedurende vier weken, tussen midden november en midden december 2017, een meting uit van de concentratie van stikstofdioxide (NO2), en dat telkens op drie locaties: aan de schoolpoort, op de speelplaats en in een klas. NO2 geeft vooral luchtverontreiniging aan door verkeer, met name door de uitstoot van dieselwagens.
De conclusie van het rapport luidt: “In te veel scholen is de luchtkwaliteit zorgwekkend of ronduit slecht. Amper 7 scholen (3 procent) noteerden een relatief goede luchtkwaliteit. Bij 76 scholen (34 procent) is de lucht die kinderen inademen nog aanvaardbaar. Bij 61 procent van de scholen is de luchtkwaliteit aan de schoolpoort zorgwekkend tot ronduit slecht. Tijdens schooluren liggen de concentraties bovendien 13 procent hoger dan de jaargemiddelde waarden in dit rapport. (…)
Luchtvervuiling stelt veel scholen ook voor een dilemma op vlak van ventilatie. Gezien de matige buitenluchtkwaliteit kan meer ventileren een averechts effect hebben omdat zo vervuilde buitenlucht binnengehaald wordt. Niet ventileren is echter af te raden: dit leidt tot ophoping van CO2 en bijvoorbeeld zweetlucht en vocht in de klassen, wat ongezond is en zorgt voor bijvoorbeeld verlaagde concentratie. Scholen moeten dus kiezen tussen de pest en cholera: te weinig verversing van de lucht in de klas of te veel NO2 en andere ongezonde uitlaatgassen.”
Minister, het rapport inspireert mij tot een drietal vragen.
Brengt het rapport van Greenpeace nieuwe inzichten of bevestigt het veeleer wat we al wisten op basis van eerder onderzoek, onderzoek dat ook door of op initiatief van de overheid wordt gevoerd?
Zijn de conclusies van dien aard dat u extra maatregelen overweegt in de buurt van scholen?
Hebt u hierover al overlegd met uw collega, de minister van Onderwijs?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Bijna 2 op 3 scholen in ons land kampen met vuile lucht. Dit najaar namen 222 scholen deel aan de grootste meting van de luchtkwaliteit die ooit in Belgische scholen is uitgevoerd. Doordat kinderen extra kwetsbaar zijn voor luchtvervuiling, vooral door stikstofdioxide, zijn de conclusies die Greenpeace bekendmaakte heel zorgwekkend: slechts 3 procent van de scholen heeft een goede luchtkwaliteit, terwijl 61 procent een onrustwekkende of slechte kwaliteit laat optekenen.
Het is duidelijk dat de mensen van de Vlaamse overheid verwachten dat ze dit signaal ernstig neemt en concrete maatregelen voorstelt.
Greenpeace legde een reeks concrete maatregelen voor die op Vlaams niveau moeten worden gerealiseerd. Het gaat dan over de invoering van de slimme kilometerheffing voor personenwagens, een actieplan voor bijkomende investeringen in stedelijk openbaar vervoer en bijkomende stimulansen voor andere duurzame mobiliteitsalternatieven zoals elektrische deelfietsen en autodelen, een verstrenging van de lage-emissiezones, een aanpassing van de autofiscaliteit op basis van de nieuwe RDE-testprocedure (real driving emissions), een ban op infrastructuurprojecten die leiden tot veel meer verkeer, een uitbreiding van het NOX-meetnet, de invoering van een kindnorm, een afstandsnorm voor gevoelige bestemmingen naar Nederlands model, de vergroening van schoolspeelplaatsen en de inrichting van permanente schoolstraten rond en om scholen.
Veel van deze maatregelen werden vroeger al voorgesteld vanuit onze fractie, onder andere het voorstel van resolutie over maatregelen om de luchtvervuiling tegen te gaan in hotspotzones, het voorstel van decreet om afstandsnormen in te voeren voor kwetsbare groepen en het voorstel van resolutie over groene speelplaatsen.
Minister, in welke mate zult u elk van deze voorstellen van Greenpeace opnemen in uw lang aangekondigd luchtkwaliteitsplan?
Zal dat zuivereluchtplan een gecoördineerd plan zijn dat uitgaat van de hele regering, met acties gedragen en uitgevoerd door alle ministers, naar het voorbeeld van het Klimaatplan van de Vlaamse Regering?
Als u werk maakt van een ‘green deal’ met de sector van de huishoudelijke verwarming om de uitstoot van fijn stof tegen te gaan, moet er dan ook niet dringend werk gemaakt worden van een green deal met onder meer de scholen zodat zij met steun van de Vlaamse overheid en hopelijk ook van plaatselijke besturen efficiënte maatregelen tegen de luchtvervuiling door het verkeer kunnen nemen?
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Op woensdag 14 maart 2018 publiceerde Greenpeace haar onderzoek ‘Mijn lucht, mijn school’, waarin het met verschillende partners luchtmetingen uitvoerde bij Belgische scholen.
Meer bepaald werd van half november tot half december in 222 Belgische scholen de concentratie van stikstofdioxide gemeten. Ze plaatsten hiervoor buisjes aan de straatkant, op de speelplaats en in de klas. De deelnemende scholen, waarvan 64 procent uit Vlaanderen komt, namen deel op basis van interesse, zonder verdere selectie.
In vijf scholen werden waarden gemeten die, omgezet naar gemiddelde jaarconcentraties, de Europese toegelaten grens van 40 microgram per kubieke meter overschreden. De onderzoekers zelf duiden op de extra kwetsbaarheid van kinderen voor luchtvervuiling en gaan ervan uit men pas onder de 20 microgram per kubieke meter over een aanvaardbare luchtkwaliteit kan spreken. Als men die grenswaarde in acht neemt, dan is bij 61 procent van de deelnemende scholen deze waarde overschreden.
Verder lezen we dat onder meer de aanwezigheid van verkeer, het tijdstip, de plaats binnen de school, de ligging van de school, street canyons, ventilatiesystemen enzovoort bepalende factoren zijn voor de luchtkwaliteit op school.
Greenpeace vindt dat dit onderzoek de politici wakker moet schudden – daar is de organisatie ook in geslaagd als je het aantal vraagstellers vandaag bekijkt – zodat “ze eindelijk maatregelen nemen om burgers te beschermen tegen deze vervuiling die ons elke dag vergiftigt.”
Greenpeace is van mening dat enkel maatregelen die door de scholen zelf worden genomen de luchtkwaliteit niet terdege zullen kunnen verbeteren.
Minister, hoe staat u tegenover het onderzoek van Greenpeace en haar partners? Gaat u akkoord met de onderzoekers dat we ons, om van een aanvaardbare luchtkwaliteit te kunnen spreken, moeten richten op een grenswaarde van 20 microgram per kubieke meter in plaats van de Europese grens van 40 microgram? Plant u, in samenspraak met minister Crevits, verdere maatregelen om de luchtkwaliteit, specifiek voor scholen aan te pakken? Indien ja, welke? In welke mate zullen scholen als doelgroep vertegenwoordigd zijn in het Luchtkwaliteitsplan, dat we in deze commissie al meermaals bespraken?
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, ik zal het rapport van Greenpeace niet opnieuw citeren. Ik denk dat de mensen van het Woordelijk Verslag anders overuren moeten presteren.
Het onderzoek heeft er wel toe aangezet, zeker in samenspel met de Pano-reportage van 14 maart, een aantal zaken in gang te zetten en het veel hoger op de politieke en maatschappelijke agenda te plaatsen de voorbije twee maanden. Tal van collega's zeggen dat het thema ook in gemeenteraden en schoolraden veel actueler is en uitdrukkelijker op de agenda staat dan voorheen.
Vooral door de aanbevelingen van het onderzoek van Greenpeace zijn de maatregelen redelijk tastbaar en liggen ze voor steden en scholen niet veraf. Ze zijn op dit moment niet bereikt, zeker niet op alle plaatsen, maar de aanbevelingen aan scholen en gemeenten lijken geen onoverkomelijke hindernissen, zeker als je er een aantal bekijkt: het inrichten van schoolstraten, het aanmoedigen van ouders om hun kinderen niet met draaiende motoren op te wachten, park-and-rides verder van de school maken, fietslessen op school, veilige routes, fietsparkings, fietsdelen enzovoort. Aanbevelingen aan steden zijn: autovrije schoolstraten inrichten, de politie veel meer controle laten doen op het verbod op draaiende motoren bij stilstaande voertuigen, het aanleggen van gescheiden fietspaden enzovoort, enzovoort. Enkele steden en gemeenten, waaronder Antwerpen, hebben inmiddels de pers gehaald met acties, en willen ook ageren.
Minister, ik heb voor u en voor de Vlaamse Regering enkele vragen, want dit is ook gericht aan minister Crevits. Kunt u de methodiek en de resultaten van het onderzoek van zowel Greenpeace als UHasselt waarop de reportage van Pano zich baseerde, toelichten? Zullen deze resultaten worden besproken met ministers Crevits en Vandeurzen? Werd er ook een reactie gevraagd aan de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), aangezien er voor oplossingen vaak in hun richting wordt gekeken?
Meerdere scholen werken actief aan de vergroening van hun gebouwen. Ook nieuwbouw tracht zoveel mogelijk rekening te houden met luchtkwaliteit. Zijn er good practices waarnaar de Vlaamse Regering kan verwijzen? Is het een optie om standaard een deel van het budget van het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGION) voor te behouden voor maatregelen die de gezondheid van leerlingen en personeel ten goede komen? Overweegt u een eigen onderzoek of een actieplan, waarbij niet enkel de luchtkwaliteit aan en binnen schoolinfrastructuur wordt geanalyseerd, maar ook andere maatregelen rond gezondheidsbeleid worden betrokken?
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, we zijn hier met een hele delegatie van de commissie Onderwijs omdat wij onze vragen eerst in die commissie hadden ingediend, maar ze werden doorgeschoven naar de commissie Leefmilieu. Vandaar dat we hier een coup plegen met allemaal dezelfde vraag.
De luchtkwaliteit is bij zo’n 6 op 10 onderzochte scholen zorgwekkend of ronduit slecht, rekening houdend met de grotere kwetsbaarheid van kinderen voor luchtvervuiling. Dat is de conclusie van het Greenpeacerapport ‘Mijn lucht, mijn school’ naar de luchtkwaliteit in 222 scholen. Verkeer, en specifiek dieselverkeer, is de belangrijkste oorzaak van lokale luchtvervuiling.
Kinderen zijn extra kwetsbaar voor de negatieve gezondheidseffecten van luchtvervuiling. Ze lopen meer risico op astma, allergieën, longinfecties en kanker. Luchtvervuiling in de klas leidt daarnaast ook tot meer leerstoornissen en concentratieproblemen.
Zowel lokale besturen als de Vlaamse en de federale overheid kunnen hefbomen creëren om het probleem van luchtvervuiling aan te pakken. Zo kunnen ze de scholen bijstaan en stimuleren om bijvoorbeeld groene zones aan te planten. Vooral scholen in de stedelijke omgeving, waar het probleem van luchtvervuiling groter is, verdienen aandacht.
Ook de preventieadviseur, die onderwijsinstellingen helpt bij de uitvoering van het welzijnsbeleid, en de onderwijsinspectie die het kwaliteitsbeleid van de school tegen het licht houdt, kunnen een sturende en stimulerende rol spelen op het vlak van een gezonde schoolomgeving.
Minister, het project ‘Pimp je Speelplaats’ geeft scholen een stappenplan en tips om speelplaatsen boeiender en natuurrijker te maken. Daarnaast maken scholen ook kans op een subsidie van 4000 euro. Hoe evalueert u dit project?
Welke bijkomende maatregelen wilt u nemen om scholen te stimuleren na te denken over het verbeteren van de luchtkwaliteit rond school en het aanleggen van groene zones op de speelplaats?
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mijn vraag was ook gericht aan minister Crevits, maar ik heb begrepen dat het logisch was dat ze werd toegevoegd aan de vragen die hier behandeld worden. Ik zal de inleiding van de collega’s niet meer herhalen. Ik wil er alleen iets aan toevoegen.
Het lijkt erop – en dat is vrij logisch – dat de uitstoot van mogelijk schadelijke stoffen hoger is op de piekmomenten in het verkeer, en die vallen uiteraard samen met de momenten dat de schoolkinderen aankomen op en vertrekken van de school.
Minister, het is duidelijk dat de luchtkwaliteit aan de schoolpoort verschilt naargelang de plaatselijke situatie en het verkeer in de omgeving. Vormen de gegevens die we krijgen van Greenpeace een representatief staal? Is extrapolatie mogelijk of geldt dit enkel voor plaatselijke situaties? In welke mate wordt de luchtkwaliteit binnen de schoolinfrastructuur alleen nadelig beïnvloed door de verkeerssituatie aan de scholen of ook door andere elementen?
Welke mogelijkheden ziet u om schoolbesturen te helpen om zelf maatregelen te nemen om het probleem van de luchtkwaliteit op school te verhelpen? Welke mogelijkheden ziet u voor steden en gemeenten om de slechte luchtkwaliteit aan bepaalde scholen te verbeteren?
Ik citeer minister Crevits: “Je kan niet meteen een grote kentering teweegbrengen, wel kleine maatregelen invoeren over de beleidsdomeinen heen.” Welke maatregelen bedoelt de minister hiermee? Welke van die maatregelen kan zij zelf nemen?
Ik voeg er nog een vraag aan toe. Collega Vandaele zegt terecht dat de grootste oorzaak van deze vervuiling de dieselauto’s zijn. Het verkeer speelt hierin inderdaad een immens belangrijke rol. Met andere woorden, er is een grote verantwoordelijkheid voor het verkeer en het zoeken van oplossingen op dat vlak. Er is dus niet alleen een verantwoordelijkheid voor de genoemde ministers tot nog toe, maar ook voor minister Weyts die hierin een zware verantwoordelijkheid heeft en ook de hele Vlaamse Regering. Is er al overleg geweest over dit specifieke punt met de collega-minister verantwoordelijk voor Verkeer, minister Weyts?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, ik dank jullie om de problematiek ook in de commissie Leefmilieu te bespreken. Jullie hebben een bezorgdheid geuit die we allemaal delen en waarop we dus ook antwoorden willen bieden.
Wat toont ons het onderzoek van Greenpeace? Het toont ons drie aspecten die de luchtkwaliteit rond de scholen heel sterk beïnvloeden. Ten eerste, de drukte van de straat. Ten tweede, ook de omgeving van de school, waar de school gelegen is, heeft een enorm effect, bijvoorbeeld op het platteland of aan een ‘street canyon’. Ten derde, de afstand van de school tot de straat.
De bron van stikstofdioxide in de lucht is het wegverkeer. Dat gaat dan voornamelijk om de uitstoot van dieselauto’s, bestelwagens en vrachtwagens. Het is en blijft dus in de eerste plaats een mobiliteitsprobleem.
Deze resultaten zijn een bevestiging van wat wij begin dit jaar samen hebben besproken in de commissie. Ik had het toen over de ‘street canyons’, onder andere naar aanleiding van vragen die gesteld zijn op basis van het nieuwe meetmodel van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), de nieuwe luchtkwaliteitskaarten die we toen naar buiten hebben gebracht. Als er in verkeersdrukke straten scholen liggen, is de kans zeer groot dat de stikstofdioxideconcentraties aan de straatkant van de scholen ook veel te hoog zijn.
Omdat we die vermoedens al lang hebben en dat ook weten, hebben onze diensten in het verleden daar onderzoek naar gedaan. Het gaat om het voormalige departement Leefmilieu, Natuur en Energie en de VMM. Ze hebben een paar onderzoeken gedaan. Ze hebben één school genomen in een drukke straat en één in een verkeersarme straat. De resultaten bevestigen wat we weten en wat nu ook terugkomt in de Greenpeace-studie.
Jullie vragen of er een verband is tussen de buitenlucht en de binnenlucht in scholen, wat er zich in de klaslokalen afspeelt. Dat verband is er uiteraard. En dat is ook logisch: de binnenlucht wordt met buitenlucht ververst. Een bevestiging daarvan vindt men in een onderzoek dat is uitgevoerd in 2009, het BiBa-onderzoek. Dat is gebeurd in opdracht van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Het gaat om de studie Binnenlucht in Basisscholen. Daarvoor werd de luchtkwaliteit in 90 klaslokalen uit 30 lagere scholen in Vlaanderen gemeten. De resultaten werden geanalyseerd in functie van de ventilatie van het klaslokaal, de invloed van de buitenlucht, de ligging van de school en de inrichting van de klaslokalen. De studie ging onder andere over de vervuilende stof NOx. Uit de resultaten is toen al gebleken dat er een evidente invloed was van de buitenluchtkwaliteit en verkeersdrukte op de luchtkwaliteit in klaslokalen voor verkeersgerelateerde polluenten.
Collega’s, ik vind het zeer positief dat zoveel scholen hebben meegedaan aan het onderzoek. Dat is zeer nuttig om het beleid verder te ondersteunen en ook te kijken waar er hotspots zijn en waar er sneller actie kan worden ondernomen.
Er worden hier ook vragen gesteld over de onderzoeksresultaten. Als Greenpeace die ter beschikking stelt en als dit kan in het kader van privacy, kunnen die zeker ook de eigen modellen van de Vlaamse Milieumaatschappij versterken. Dat is bijvoorbeeld ook de bedoeling van het onderzoek CurieuzeNeuzen dat ook vanuit de VMM om die reden wordt ondersteund.
Het rapport kan scholen, leerkrachten, leerlingen, ouders en omwonenden helpen om hen bewuster te maken van de directe impact van het verkeer op de luchtkwaliteit in de omgeving van scholen.
In verband met het overschrijden van de normen wil ik meegeven dat de huidige, juridisch bindende grenswaarde voor jaargemiddelde concentraties aan stikstofdioxide in Vlaanderen gebaseerd is op de Europese regelgeving. Deze bedraagt 40 microgram per kubieke meter. Dat is identiek aan de advieswaarde van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) voor langdurige blootstelling. Op basis daarvan toont het onderzoek van Greenpeace aan dat de probleemzones beperkt zijn.
Ik ben het er wel mee eens dat de nieuwe norm die we in Vlaanderen de komende jaren moeten hanteren, strenger moet zijn. Ik sluit me aan bij een norm van 20 microgram per kubieke meter, wat dus een halvering van de norm betekent. Het beoordelingskader dat Greenpeace hanteert, is dus strenger dan het momenteel geldende wettelijke Europese kader en dan de huidige WGO-advieswaarde. Bedoeling is dat we streven naar het bereiken van de advieswaarden zoals ze zijn opgenomen in Visie 2050 van de Vlaamse Regering. Momenteel loopt er binnen de WGO een debat over de verstrenging van de advieswaarden.
Wat de discussie over de luchtkwaliteit rondom scholen betreft, moeten we op korte termijn kijken naar welke elementen bepalend zijn voor de impact op de gezondheid van de kinderen. Ten eerste, het verkeer als bron van stikstofdioxide in de lucht. Ten tweede, de blootstelling aan stikstofdioxide over een hele dag op meerdere locaties waar kinderen verblijven. Ten derde, concentraties van stikstofdioxide zoals de hoogte van concentraties, het verschil tussen street canyon en platteland. Ten vierde, de afstand tot het verkeer.
Er is uiteraard overleg met ministers Crevits en Vandeurzen. Dat gebeurt op politiek niveau, maar ook op ambtelijk niveau. Dit was al het geval voor het publiceren van het rapport, bijvoorbeeld in het kader van het platform Gezonde Publieke Ruimte of bij de studie ‘Actieplan luchtkwaliteit’ die het Vlaams Instituut Gezond Leven (VIGeZ) in opdracht van het Agentschap Zorg en Gezondheid uitgewerkt heeft. Het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGION) en het departement Omgeving zijn hier uiteraard volop bij betrokken. Dat overleg loopt ook continu door. Het gebeurt niet sporadisch, maar structureel.
Aangezien het gaat over een mobiliteitsproblematiek is bovendien ook overleg met minister Weyts zeer belangrijk. Zo is het verkrijgen van correcte gegevens inzake verkeerstellingen cruciaal voor de inschatting van waar de norm overschreden wordt. We kijken dan ook uit naar een ambitieus mobiliteitsplan voor Vlaanderen waarin die aandachtspunten zijn opgenomen. Het is dus iets domeinoverschrijdend dat we moeten voortzetten.
Minister Crevits heeft inderdaad gezegd: “Je kan niet meteen een grote kentering teweegbrengen, wel kleine maatregelen invoeren over de beleidsdomeinen heen.” Ze heeft me een insteek bezorgd als antwoord op de vragen aan haar. Vanuit de specifieke bevoegdheid Onderwijs moet je het grotere plaatje bekijken. De luchtkwaliteit in de omgeving van de school heeft de school niet rechtstreeks in de hand. Daarvoor moet je naar andere beleidsdomeinen kijken en in de eerste plaats naar de emissie van de voertuigen. We hebben het dan over de emissie van de voertuigen zelf, wat een debat is dat binnen Mobiliteit moet worden gevoerd, maar ook binnen de Federale Regering en op Europees niveau.
Minister Crevits stelt verder vast dat nog vaak de auto wordt genomen om naar school te rijden. Dat gaat dan over ons mobiliteitsgedrag en onze eigen keuzes.
Hoge waarden voor stikstofdioxide worden veroorzaakt door veel verkeer tijdens de ochtendspits. De avondspits bevat ook veel hogere NO2-concentraties, maar die spits valt meestal na de schooluren. Dit betekent dus minder wagens in de buurt van scholen, bijvoorbeeld via de invoering van autoluwe zones, eenrichtingsverkeer bij scholen, schoolstraten of de ‘kiss and ride’-zone niet direct voor de schoolpoort inplannen. Dit zijn de meest effectieve strategieën. Het stimuleert ook ouders en kinderen om meer te voet of per fiets naar school te komen.
Lokale overheden kunnen ook actie ondernemen en de meest vervuilende voertuigen weren via de invoering van een lage-emissiezone of het gebruik van elektrische voertuigen stimuleren, bijvoorbeeld door het plaatsen van meer publiek toegankelijke oplaadpunten.
Het afsluiten van schoolomgevingen langs een gewestweg behoort niet tot de bevoegdheid van minister Crevits, maar dit is ook heel sterk afhankelijk van de lokale situatie. Het kan niet als generieke maatregel worden opgelegd.
Zoals gezegd, moeten we meer afstand tot de weg inbouwen. Dat helpt om de blootstelling te verminderen tussen het verkeer en de plek waar de kinderen vertoeven op de school. Zeker bij een grote renovatie van een bestaand schoolgebouw of nieuwbouw kan en moet daar rekening mee worden gehouden. Het is essentieel dat het ontwerp rekening houdt met ventilatie door bijvoorbeeld het vermijden van het ontstaan van nieuwe street canyons of door het zorgen voor groenbuffers tussen de straatkant en de speelplaats of de klassen.
Bij de dimensionering van wegen en rooilijnen is het ook belangrijk om voldoende afstand te houden van de bron. Dat kan ook in gemeentelijke plannen en projecten. Wanneer steden en gemeenten zelf inrichtende macht zijn en officieel gesubsidieerd onderwijs aanbieden, hebben ze als schoolbestuur veel instrumenten in handen om daar iets aan te doen, onder andere met betrekking tot de inplanting van de school.
Op 18 april vond een vergadering plaats van de taskforce Luchtvervuiling Schoolomgeving met vertegenwoordigers van mijn kabinet, het kabinet van minister Crevits, het kabinet van minister Weyts en met vertegenwoordigers van de onderwijsnetten, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), SVS, de Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV), de Voetgangersbeweging, Mobiel21, het Agentschap Zorg en Gezondheid, het Departement Onderwijs en Vorming, AGION en het Departement Mobiliteit en Openbare Werken. De taskforce moet samen met de verschillende actoren tot gedragen oplossingen komen voor de onmiddellijke schoolomgeving en zorgen voor begeleiding van scholen zodat ze een beroep kunnen doen op expertise. Dat werk gaat verder. Er komt op relatief korte termijn communicatie en specifieke tips en suggesties gericht aan scholen.
Uiteraard is het zo dat vergroening positief bijdraagt aan een gezondere omgeving voor de kinderen. Daarom financier ik het project ‘Pimp je Speelplaats’, waarbij we de betonnen speelplaatsen veranderen in groene, aangename speelplaatsen. Dat draagt zeker bij aan een betere luchtkwaliteit. Dat is ook de bedoeling. Het gaat over de lucht, de gezondheid van kinderen en de sociale aspecten. We zijn daarmee gestart in het schooljaar 2014-2015. Sindsdien werd er al aan 67 scholen projectsteun uitgekeerd. Voor 2018 en 2019 samen gaat het over nog eens bijkomend 50 scholen. Uiteraard zijn we van plan om dit initiatief voort te zetten. Er zal ook een voorstel zitten in het nieuwe Luchtkwaliteitsplan om dit initiatief nog verder uit te breiden.
Daarnaast heb je nog de vergroening van de buitenruimte via milieuzorg op school (MOS). Scholen kunnen begeleiding op maat krijgen bij hun vergroeningstrajecten. In elke provincie worden hierover vormingen georganiseerd. Scholen kunnen ook een vorming op maat aanvragen waarbij de MOS-medewerkers bijvoorbeeld een pedagogische studiedag geven rond vergroening van de buitenruimte. Er wordt ook veel aandacht besteed aan het educatief gebruik van die buitenruimte. Het thema luchtkwaliteit komt bij MOS bovendien ook aan bod bij de klimaattrajecten en bij verschillende projecten zoals de samenwerking met PlanetWatch/PlanetChange. Ik verwijs ook naar het AIRbezenproject van beweging.net waaraan veel scholen hebben meegewerkt.
Verschillende scholen zijn zich al langer bewust van de problematiek van de luchtkwaliteit en hebben zich geëngageerd om er ook daadwerkelijk iets aan te doen. De goedgekeurde projecten ‘STEM-klimaat’ die in 2017 werden gestart in het kader van het onderwijsluik van het Vlaams Klimaatplan, tonen dat aan. Er wordt groen aangeplant op de speelplaats, de mogelijkheden met betrekking tot hernieuwbare en duurzame energie worden verkend, en er wordt gesensibiliseerd op het vlak van transport van en naar school, dus duurzame mobiliteit.
Binnen deze projectoproep STEM-klimaat werkt momenteel een groep van dertien secundaire scholen in Oost- en West-Vlaanderen onder leiding van VIVES Hogeschool Kortrijk aan het project ‘@Road2ZeroEmission’. De leerlingen voeren hierbij zelf een luchtkwaliteitsmeting uit aan de schoolpoort. Dit gebeurt ‘s ochtends vanaf 30 minuten voor de start van schooltijd of vanaf 10 minuten voor het einde van de schooltijd. De resultaten van de luchtkwaliteitsmeting worden meegenomen naar de workshop in de klassen. Deze workshop is interactief en neemt twee lesuren in beslag. De scholen worden ook uitgenodigd voor een startmoment en een slotevenement. Bedoeling is de resultaten samen te bekijken en te vergelijken.
In antwoord op de vraag in verband met het standaard voorbehouden van een deel van het budget van AGION voor maatregelen die de gezondheid van leerlingen en personeel ten goede komen, is het van belang dat met de budgetten voor schoolinfrastructuur gezonde en duurzame scholen gerealiseerd worden. Daarom is het ook van belang dat de scholen goed geïnformeerd worden. AGION sensibiliseert scholen ook voor al deze aspecten via enerzijds het instrument voor duurzame scholenbouw en anderzijds het luik binnenluchtkwaliteit op de website, met een overzicht van de regelgeving en praktische tips voor in de klas.
De subsidieprocedures van AGION bieden verschillende mogelijkheden om in te spelen op de problematiek inzake luchtkwaliteit. Zo is er de mogelijkheid om via de verkorte procedure, met een maximum van 125.000 euro, verbouwingswerken uit te voeren die de verbetering van de luchtkwaliteit tot doel hebben. Er zijn ook subsidies mogelijk voor aanzuigfilters en ventilatie, milieuvriendelijke verwarmingsinstallaties zoals warmtepompen. Er bestaan ook opleidingen om beter met verwarmings-, aanzuig- en filterinstallaties om te gaan. Bij nieuwbouw, uitbreidingen en zeer grondige gebouwrenovaties gelden de EPB-normen voor binnenklimaat en ventilatie en de verontreinigingsmaxima volgens het Binnenmilieubesluit. Daardoor kan na de realisatie van bouwwerken van deze aard de luchtkwaliteit in schoolgebouwen verbeteren.
Ik hoorde ook de suggestie van een green deal. Ik sta daar uiteraard positief tegenover, want het is een instrument dat ik zelf heb gelanceerd. Het lijkt me aangewezen om eerst een overleg op te starten met alle betrokkenen. Als daaruit blijkt dat de green deal een meerwaarde betekent, dan zijn we graag bereid om dit voort te zetten.
Ik verwijs voorts naar de website van milieu en mobiliteit op lokaal niveau www.mimolo.be, waar alle informatie gebundeld is om steden te ondersteunen bij de aanpak van lokale luchtverontreiniging. Deze website is misschien nog niet voldoende gekend bij lokale besturen, maar moet ervoor zorgen dat ze gerichte acties kunnen ondernemen. We moeten deze website nog ruimer bekendmaken.
In het Luchtkwaliteitsplan is het de bedoeling om een overzicht te krijgen van alle maatregelen die we kunnen nemen zowel op korte als op middellange en lange termijn. We werken nu volop aan de afstemming tussen de verschillende beleidsdomeinen en aan de doorrekening van de maatregelen. Dit is nodig om te bepalen of een maatregel zinvol is of niet. Het vergt tijd om dit door te rekenen. Alle voorstellen zijn dan ook welkom als men ze nog wil laten doorrekenen. In elk geval is er rekening gehouden met de verschillende insteken die er al zijn gekomen. Bovendien zal het ontwerp van Luchtkwaliteitsplan na goedkeuring door de Vlaamse Regering in openbaar onderzoek gaan en voorgelegd worden ter advies. Zo kan iedereen die wil nog reacties geven. Ook de VVSG zal dit uiteraard kunnen doen.
Het doel van het nieuwe plan is de problemen bij de bron aan te pakken. Ik herhaal dat mobiliteit hier zeer belangrijk is. We moeten het wagenpark vergroenen en ontdieselen en de totale verkeersintensiteit reduceren. Knelpunten komen voor langs drukke wegen en in street canyons. Een duurzaam mobiliteitsbeleid en ruimtelijk beleid zijn dan ook allebei cruciaal bij de aanpak van knelpuntlocaties.
Vlaanderen heeft via het fiscaal beleid een impact op de samenstelling van het wagenpark, op lokale overheden via de invoering van lage-emissiezones. Ook het ruimtelijkeordeningsbeleid heeft een sterke invloed op de mobiliteitsvraag.
Het meetnet van de VMM voor het meten van stikstofoxide bestaat uit zeventig meetplaatsen. De metingen voor stikstofdioxide gebeuren volgens de referentiemethode die de Europese richtlijn voorschrijft. Met dit referentiemeetnet beantwoordt Vlaanderen aan de strenge meetverplichtingen die Europa oplegt. Alle voor deze problematiek relevante, verkeersgerichte, stedelijke meetplaatsen, zoals opgelegd in de richtlijn, zijn operationeel en conform de Europese vereisten. We meten vaker dan wat de Europese richtlijn oplegt, en we vullen die metingen aan met gedetailleerde modelkaarten. Ik heb er daarnet al naar verwezen, maar ook het project CurieuzeNeuzen dat mee vanuit de Vlaamse Milieumaatschappij wordt ondersteund, heeft als bedoeling om dat op die manier uit te breiden.
Dit was een heel uitvoerig antwoord om aan te tonen dat wij dit met zijn allen, zowel vanuit Welzijn als vanuit Onderwijs, Mobiliteit en Leefmilieu een heel belangrijke problematiek vinden die wij ook met zijn allen willen aanpakken.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw inderdaad zeer uitvoerig antwoord. Ik denk niet dat we daar nog diep op moeten ingaan, maar ik heb wel nog een algemene bedenking. We hebben het hier over de luchtkwaliteit bij en in de scholen. Kinderen zijn zwakkeren en zwakkeren moeten extra worden beschermd, daar zijn we het allemaal over eens. We hebben het daar een aantal weken geleden trouwens ook over gehad naar aanleiding van het roken in de auto. Maar ik denk dat we het er ook over eens zijn dat het uiteindelijke doel moet zijn dat we de luchtkwaliteit voor iedereen en overal verbeteren. Dat moet ons streefdoel zijn. U hebt ook eerder met betrekking tot fijn stof al aangegeven dat u bereid bent om daar in de richting van de normen van de Wereldgezondheidsorganisatie te gaan. Wat fijn stof betreft, is dat een verdubbeling van onze inspanningen, van 40 naar 20 microgram.
Ook hier geeft u aan dat u een verstrenging van de normen wilt. Wij staan daar uiteraard ook achter. Wanneer dat in een internationale context gebeurt en de verschillende landen op een grensoverschrijdende manier in dezelfde richting kijken, kunnen we daar zeker in meegaan.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het waren heel veel vragen en op sommige daarvan bent u vrij kort ingegaan, maar u hebt wel geprobeerd alle vragen te beantwoorden.
U hebt gezegd dat u het voorstel voor een green deal samen met scholen en lokale besturen genegen bent. Het is me echter niet duidelijk of daar concrete stappen in gezet kunnen worden. Ik denk dat dit echt wel een goed idee zou kunnen zijn. We voelen dat die bewustheid er echt wel is op het lokale niveau en dat lokale besturen bezig zijn om een lokaal luchtkwaliteitsplan te proberen ontwikkelen. Dat vraagt echter expertise, kennis en investeringen. Wanneer de Vlaamse overheid, de lokale besturen en de scholen de handen in elkaar slaan, en wanneer er ‘good practices’ verder zouden kunnen worden verdeeld en eventueel bepaalde premies kunnen worden uitgetrokken voor een vergroening van de speelplaatsen, voor de ventilatie, voor mobiliteitsingrepen, voor bewustmaking voor een andere mobiliteit, dan zouden we echt heel veel kunnen doen.
Die noodzaak, die sense of urgency is er echt. We merken aan de mensen die hier op vrijdag in Brussel staan te betogen, dat de grens is bereikt en dat ze het echt beu zijn dat hun kinderen die slechte lucht moeten blijven inademen wanneer ze in de stad naar school willen blijven gaan. De signalen vanuit de bevolking zijn er in overvloed, en het draagvlak is nog nooit zo groot geweest.
Als we zien hoeveel mensen aan het AIRbezen- of CurieuzeNeuzen-project deelnemen en hoeveel mensen op vrijdag aan de schoolpoot staan om te betogen, dan denk ik dat het moment er echt wel is.
Ook het Vlaams Luchtkwaliteitsplan blijft maar aanslepen, dat was vorig jaar al aangekondigd. En dan moet er ook nog een doorrekening gebeuren en een openbaar onderzoek plaatsvinden. Ik denk dat ouders echt wel snelle maatregelen verwachten van de Vlaamse overheid. Ik hoop dat dit plan kan opschieten en dat het zeker nog tijdens deze legislatuur wordt gerealiseerd zodat er verbeteringen merkbaar worden op die plaatsen waar de meest kwetsbare kinderen schoollopen of naar de crèche gaan.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. De luchtkwaliteit is de voorbije decennia gelukkig verbeterd. Dat is een goede zaak, maar dat neemt niet weg dat nieuwe maatregelen noodzakelijk zijn. Het vorige luchtkwaliteitsplan dateert van de periode 2012-2016. We zitten daar met een soort van gap. U bent nu bezig met de opmaak van het nieuwe luchtkwaliteitsplan, mevrouw Meuleman verwees er ook al naar. Mijn fractie kijkt uit naar de maatregelen die u zult nemen in dat nieuwe luchtkwaliteitsplan en hoopt inderdaad dat zo snel mogelijk te kunnen inkijken.
Wat de vragen betreft die ik specifiek over dit dossier heb gesteld, hebt u aangegeven dat u met betrekking tot de gezondheid van kinderen, toekomstgericht wilt gaan werken met de grenswaarde van 20 microgram per kubieke meter in de plaats van de Europese grens van 40 microgram. We hebben het daar in het verleden ook al over gehad in deze commissie, en toen werd gesteld dat u dat op een vrijwillige manier zou hanteren. Nu hebt u gezegd dat het strenger moet zijn, en ik sluit me daarbij aan, maar hoe moeten we dit nu interpreteren? Zult u die normering vastleggen op Vlaams niveau of zult u uw bewoordingen uit het verleden over de vrijwillige basis hanteren en eerder scholen belonen die dit behalen? Kunt u dit verduidelijken?
U hebt ook verwezen naar de groenbuffers en de afstand tot de straat en de ventilatie. Ik ben zeker geen onderwijsspecialist, daarvoor zit de heer De Ro hier namens mijn fractie, maar het lijkt me logisch dat wanneer we scholen renoveren en we de luchtkwaliteit van groot belang vinden, als voorwaarde wordt opgelegd, voor er subsidies worden toegewezen, dat rekening moet worden gehouden met die luchtkwaliteit, met de ventilatie, met de groenbuffers enzovoort. Dat lijkt me toekomstgericht zeker een vereiste.
Wat het luchtkwaliteitsplan betreft, hebt u een aantal maatregelen opgesomd die specifiek over deze materie gaan, onder meer ‘Pimp je speelplaats’ en het MOS-project, maar mogen we nog extra maatregelen van u verwachten?
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. Ik heb nog een aantal vragen en bedenkingen.
Ik ken nogal wat schoolbesturen en lokale besturen die graag de hand aan de ploeg zouden slaan, die niet willen wachten op een nieuw bestuur en die een aantal quick wins willen realiseren. Wanneer we de lijst van aanbevelingen bekijken en daar kritisch door gaan, dan zien we er een aantal die weinig geld maar eerder vrijwilligerswerk vereisen zoals de schoolstraat. Een stad kan borden leveren, maar het is dan aan leerkrachten of ouders om die ’s morgens op tijd op straat te plaatsen. Ik heb daar zelf lokaal ervaring mee. Maar het zou misschien goed zijn indien uw administratie samen met het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) en het departement Onderwijs een aantal quick wins zou oplijsten die weinig geld en werk kosten en die dan zou communiceren aan de steden en gemeenten.
Intussen zijn er toch al een aantal lage-emissiezones van kracht. Ik vraag me af of er in de luchtmetingen die de VMM regelmatig of permanent organiseert, al een impact zichtbaar is. Als er een impact is op dit dossier, dan kan dit andere lokale besturen en ook de Vlaamse Regering voor heel Vlaanderen aanzetten om hier een tandje bij te steken.
Wanneer we de kleurkaarten bekijken van de luchtmetingen – en het gaat hier over de zone van mijn stad – dan zien we dat mijn stad bijna volledig in de gele zone ligt. Een gele zone is momenteel veilig, want geel betekent dat de waarde tussen 26 en 30 microgram ligt. Als natuurlijk de grens van 40 naar 20 microgram wordt verlaagd, dan wordt die hele gele zone een probleem voor alle scholen die daarin liggen. We hebben echter geen keuze: sinds deze planeet deze planeet is en de grondoppervlakte gestold is, liggen wij daar. Daar kunnen wij moeilijk iets aan doen. En daar mogen directies, leerkrachten, ouders en lokale besturen terecht zeggen dat dit een Vlaamse materie is. U hebt daar terecht naar verwezen. Mijn stad die ligt tussen twee grote gewestwegen, de E19 en de ring rond Brussel, moet daarvoor naar een hoger niveau kijken.
Als we echter inzoomen op die kaarten, zien we kleinere vakjes die naar rood of donkerrood neigen, en dan komen we bij de verantwoordelijkheid van de lokale besturen en scholen. Als we die gedetailleerde kaarten meer zouden kunnen delen met schoolraden en inrichtende machten en wanneer we, nadat er quick wins zijn uitgevoerd, een verbetering zien, dan zal dat volgens mijn fractie mensen en organisatie alleen maar aanzetten om nog meer te gaan doen op lokaal vlak.
Ik ben een grote fan van groene buffers, wij proberen die op verschillende plaatsen in mijn stad te organiseren. Minister, u zult me echter vergeven dat een administratie, het Agentschap Wegen en Verkeer in het bijzonder, inzake groene buffers geen al te beste beurt heeft gemaakt. Ik kan er zelf van meespreken. In mijn eigen stad zijn er aantal 30- tot 40 jaar oude bomen tot op 10 centimeter hoogte afgezaagd. Dat lijkt me toch geen snoeiwijze die door boomspecialisten is aangeraden, laat staan dat het de luchtkwaliteit zou verbeteren.
Ik heb nog een vraag in verband met stedelijke gebieden. Ik ga er volledig mee akkoord dat de inplanting van nieuwe scholen, crèches en sportinfrastructuur het best op plaatsen zou gebeuren waar er inzake decibels en luchtkwaliteit in elk geval door de ligging alvast een positieve impact is. Nu hebben veel steden en gemeenten met een groeiend aantal kinderen weinig keuze. Ik heb in de commissie Onderwijs en in de commissie Vlaamse Rand al gezegd dat de grondprijzen van de meest groene en rustige stukjes om een school of crèche te bouwen navenant zijn. Misschien moet eens worden nagedacht over een compensatie voor de inrichtende machten die daarin willen investeren.
Ik vraag me ook af wanneer de resultaten van de taskforce bekend zullen worden.
Wat scholenbouw betreft, klopt het inderdaad dat de verkorte procedure kan worden gebruikt voor de verbetering van de luchtkwaliteit. Met die grens van 125.000 euro kan toch al iets gebeuren, zeker omdat het een percentage is dat wordt gesubsidieerd. De rest wordt dan bijgelegd. Maar tuinen en groene bermen zitten niet in die reglementering, tenzij ik me vergis. Daar zou misschien wel aandacht aan besteed kunnen worden.
Tenzij ik u slecht heb begrepen, had u het over een website Molo. Als ik dat snel google, kom ik op een website voor Deense kleren maar die heeft volgens mij niet veel met luchtkwaliteit te maken. (Opmerkingen van minister Joke Schauvliege)
U had het dus over www.mimolo.be. Ik zal met veel plezier dit stukje van het Woordelijk Verslag delen met de collega’s van de lokale besturen.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het uitgebreide antwoord. De vraag over ‘Pimp je speelplaats’ kwam van mij, en ik ben heel blij dat er al 67 scholen aan hebben deelgenomen. Waarschijnlijk hebben meer scholen dat ingediend, maar veel scholen hebben al projectsteun gekregen. Het is ook goed dat dit wordt voortgezet. Ze denken er verder over na, en dat is fijn om te horen.
Op de scholen heb je ook altijd een preventieadviseur en de schoolinspectie die een sturende en stimulerende rol kunnen spelen op het vlak van een gezonde schoolomgeving, bijvoorbeeld bij de inrichting van de klaslokalen of de speelplaats. Minister, hebt u het gevoel dat zij die rol goed kunnen opnemen? Worden ze voldoende ondersteund?
Ik ben ook blij met het overleg over al die beleidsdomeinen heen. Het is belangrijk dat dat gebeurt. Hebt u een idee wanneer scholen een beroep zullen kunnen doen op de expertise van de taskforce?
Tot slot, kinderen zijn extra kwetsbaar voor luchtvervuiling. Het is heel belangrijk dat dit verder onze aandacht blijft krijgen.
De heer De Meyer krijgt het woord.
Collega's, problemen benoemen en analyseren is één, ze oplossen is natuurlijk nog belangrijker. Uit uw antwoord, minister, heb ik onthouden dat de belangrijkste vervuilingsbron voor schoolbuurten hoe dan ook het wegverkeer is, dieselauto's, bestelwagens en vrachtwagens. Het probleem oplossen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. We moeten dan ook durven denken aan burgers. Op welke manier brengen ze hun kinderen al of niet met de wagen naar school?
Er is ook een verantwoordelijkheid voor schoolbesturen, voor steden en gemeenten. Om er maar twee te noemen: plaatselijk verkeer, bouwvergunningen. Het is zeker ook een verantwoordelijkheid voor meerdere ministers van de Vlaamse Regering. Ik heb begrepen dat er tot nog toe structureel overleg was tussen de kabinetten van de ministers Vandeurzen en Crevits en AGION, en dat er in de toekomst ook een overleg zal komen met de minister van Mobiliteit.
Minister, we kijken samen met u en de collega's uit naar een ambitieus mobiliteitsplan dat mee een bijdrage kan leveren om dit probleem op te lossen. Ik moet mij nu jammer genoeg excuseren, want ik moest al op een andere vergadering aanwezig zijn.
Minister Schauvliege heeft het woord.
De taskforce heeft twee bedoelingen. Op korte termijn een heel gerichte communicatie doen naar scholen over wat ze kunnen doen om een schoolstraat in te richten. Het is de bedoeling dat die communicatie volgende week gebeurt. De maatregelen zijn opgelijst, en er wordt ook een website gelanceerd om al die scholen daarin te begeleiden. Dat zijn maatregelen die men relatief goedkoop en snel kan nemen om lokaal resultaat te hebben. De bedoeling van de taskforce is natuurlijk niet om het alleen daartoe te beperken. Die blijft ook samenkomen om op de lange termijn maatregelen uit te werken. Dat zal dus blijven functioneren. De eerste en meest evidente maatregelen die kunnen worden genomen, zullen heel snel, heel gericht en op maat van de scholen worden gecommuniceerd.
Wellicht was het niet de bedoeling, maar bij mij kwam het zo binnen. We moeten opletten dat we scholen niet bestraffen omdat ze slecht gelegen zijn of omdat er problemen zijn. We moeten hen niet bestraffen, we moeten vooral samen met de scholen zoeken naar oplossingen en nagaan hoe we hen kunnen helpen. Ik hoorde sommige collega's zeggen dat we die scholen kunnen bestraffen, maar dat mogen we niet doen. We moeten vooral ondersteunen en helpen.
Er is een dubbel gevoel bij een heel gericht locatiebeleid dat we voeren. Enerzijds kunnen we ons er allemaal wel in vinden, zowel vanuit Welzijn, Onderwijs als Leefmilieu, om na te gaan waar we nieuwe inplantingen kunnen doen, dat dat op een goede plaats is, waar de luchtkwaliteit zo goed mogelijk is. Anderzijds kan het niet de bedoeling zijn – een grote zorg van Onderwijs – dat je scholen ver weg gaat stoppen en dat niemand er dan nog geraakt en dat je zo weer met een probleem zit. Ook dat moet worden bekeken, en er moet verstandig mee worden omgegaan.
Vaak liggen de grote stedelijke regio's waar er een heel grote nood is aan extra scholencapaciteit, niet altijd in de juiste zones. Daarom is het zo belangrijk de bron aan te pakken en de scholen daar niet voor af te straffen. Die bron pakken we aan. Het is niet omdat het nieuwe Luchtkwaliteitsplan er nog niet is, dat er op dit moment geen maatregelen worden genomen. Ik heb ze daarnet allemaal opgelijst, ik heb hier niet alles aangehaald omdat het over bepaalde thema's ging. De vergroening van de autofiscaliteit die we hebben ingezet op diesel is daar een voorbeeld van. Het zijn maatregelen die we nemen en waar we ook de eerste resultaten van zien. Dat heeft een effect op de luchtkwaliteit.
Het nieuwe Luchtkwaliteitsplan dat er aankomt, vervangt het bestaande plan, dat ook goed is. Er worden nieuwe maatregelen genomen, ik heb ze daarnet opgelijst, waarbij sterker wordt gefocust op alles wat mobiliteit betreft en de aanpak daarvan. Het is logisch dat we die modellen voldoende moeten doorrekenen.
Collega De Ro, wat AGION betreft, zegt u dat er geen verplichting is om mee aan de groene omgeving te werken. Dat is niet mijn specialiteit, ik zal dat checken. Misschien doe ik uitspraken die niet kloppen, ik ben geen onderwijsspecialist. Ik zal dat uitdrukkelijk navragen bij Onderwijs, en u het antwoord bezorgen.
U vraagt ook naar de resultaten van de metingen van de VMM over de lage-emissiezones. Ik zal de meest recente cijfers opvragen. Een tijd geleden is er een communicatie gebeurd in de media dat er geen resultaten zijn van de lage-emissiezones. Die waren helemaal voorbarig omdat het metingen waren die dateerden van het moment waarop dat nog niet in werking was en nog niet op punt stond. Dat is iets wat niet klopt. Ik zal de laatste gegevens daarover vanuit Antwerpen opvragen, of we al resultaten kunnen zien. Misschien zijn daar al resultaten van in de buurt van scholen. Ik zal die laten bezorgen.
Collega Meuleman, u had een vraag over de green deal. Ik sta daar positief tegenover. Ik ben voorstander van een green deal. Ik ga concreet overleg organiseren en zal dat in de taskforce meenemen, of we dat effectief op het Vlaamse niveau gaan doen. Op het eerste gezicht is mijn idee dat je dit beter op het lokale niveau organiseert. Een stad is anders dan het platteland, het is afhankelijk van de ligging van de scholen, of ze aan een gewestweg of een gemeenteweg liggen, dat is allemaal anders. Ik heb een beetje schrik dat als we dat in een totale Vlaamse green deal stoppen, dat dat misschien zijn effect zal missen. Misschien moeten we bekijken of we dat meer regionaal of lokaal kunnen doen. Ik neem dat zeker mee, ik sta daarachter, maar we moeten bekijken of dat het beste instrument is om dat op het Vlaamse niveau te doen. Ik zal dat uiteraard ook voorleggen aan de taskforce, waarin alle betrokken actoren, ook de steden, zitten, om na te gaan of we dat via een Vlaamse green deal aanpakken of op een ander niveau.
In ieder geval zullen er in de communicatie aan de scholen concrete tips zitten over hoe ze aan de slag kunnen gaan met hun lokaal bestuur enzovoort. Daar zullen we al veel meer uit kunnen halen.
De vergroening en ‘Pimp je speelplaats’ zitten in het ontwerpplan om dat uit te breiden. Daar hebben we een budget voor. Als het van mij afhangt, willen we veel meer scholen ondersteunen om daarmee aan de slag te gaan. Er zou dus een uitbreiding van het budget moeten komen. Ik weet dat er heel veel vraag is om dat te doen. Resultaten die zijn uitgevoerd, zijn heel positief. Ik heb er al heel veel bezocht. Men is heel tevreden op alle vlakken, niet alleen inzake luchtkwaliteit, maar ook kinderen die zich beter in hun vel voelen tijdens de speeltijd, veel meer bewegen en zich beter gedragen. Ik hoor alleen maar positieve effecten en ben dus vragende partij om dat uit te breiden en er meer budget voor uit te trekken. Misschien moeten we bekijken of we dat samen met AGION of op een andere manier kunnen versterken. Dat is ook de suggestie van de heer De Ro.
Collega's, we hebben dus een gedeelde bezorgdheid waar we met ons allen voor gaan. Ik wil jullie dan ook bedanken voor alle nuttige tips die jullie hebben gegeven.
Zijn er nog slotbemerkingen?
Sorry, ik heb een vraag van collega De Vroe nog niet beantwoord. Mevrouw De Vroe, u had het over de norm en vroeg zich af of we dat vrijwillig gaan doen of wettelijk per school gaan opleggen. De bedoeling is dat we in het Luchtkwaliteitsplan werken naar de norm van 20, en niet meer 40 microgram. Dat is een algemene aanpak, we gaan dat niet gericht per school opleggen. Dat kunnen we op korte termijn niet doen, daar zouden we de scholen mee straffen. Eigenlijk is het de bedoeling dat het Luchtkwaliteitsplan uitgaat van het bereiken van die norm van 20 microgram.
Dat is vooral van belang.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.