Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerden
Vraag om uitleg over het interneringsbeleid in Levanta
Vraag om uitleg over het interneringsbeleid
Vraag om uitleg over vrijheidsbeperkende maatregelen bij geïnterneerde volwassenen
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Dit weekend trapte Te Gek!? de nieuwe campagne ‘Van Gevangenis naar Zorg’ af, met een symbolische fietstocht van de gevangenis van Antwerpen naar het forensisch psychiatrisch centrum (FPC) op Linkeroever. Volgens Te Gek!? weten we nog te weinig over de problematiek van internering, waardoor er veel taboes en onbegrip ontstaan. Zo'n actie komt niet uit de lucht vallen, België werd al vaker veroordeeld door Europa omdat het schromelijk tekortschiet op het vlak van interneringen. Tegen december moet van het Europees Hof het interneringsbeleid hervormd zijn.
De cijfers liegen er niet om. Er verblijven in België nog steeds 544 geïnterneerden in de gevangenis. Deze mensen krijgen daardoor niet de zorg en begeleiding waar ze nood aan hebben en recht op hebben. Naar aanleiding van de veroordeling hadden we enkele debatten in de commissie Welzijn. Heel wat hefbomen liggen uiteraard federaal, maar ook Vlaanderen heeft op een hele hoop vlakken een verantwoordelijkheid. In januari 2017 stelde ik hierover een vraag en noemde u enkele belangrijke stappen die vanuit Vlaanderen genomen zouden worden. Gezien de veroordeling en de opgelegde deadline en vooral ook gezien de rechten van de mensen om wie het hier gaat, is het belangrijk dat die stappen wel degelijk gezet worden.
U kondigde aan dat Vlaanderen zich vooral zal richten op de uitstroom van de categorale zorg die in het forensisch psychiatrisch centrum, de ‘medium security’-afdelingen en andere forensische psychiatrische settings gegeven wordt. De nadruk komt dus te liggen op het ondersteunen en versterken van de reguliere zorg om die doelgroep na uitstroom op te vangen. Voor dit nieuwe beleid is dus een nauwe samenwerking met het federale niveau nodig. Er werd ook een bevraging georganiseerd door het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin in samenwerking met Zorgnet-Icuro om de toekomstige noden aan categorale zorg in beeld te krijgen.
Er zouden specifieke instrumenten ontwikkeld worden om de forensische zorgnood van de groep in te schatten, waar een gedragen indicatiestelling en risicotaxatie voor nodig zijn. Op de interministeriële conferentie Volksgezondheid zou een protocol ontwikkeld worden om de doorstroomcriteria van de categorale zorg naar de reguliere zorg te kunnen objectiveren. Daarnaast zou het Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg samen met de netwerken 107 en de netwerken internering een specifieke forensische aanpak uitwerken om de zorg voor de ruimere groep justitiabelen uit te werken.
Hoe wordt de sector en het reguliere aanbod ondersteund om mensen die uit de categorale zorg uitstromen, op te vangen? Welke stappen zijn hier reeds in gezet? Wat is de stand van zaken rond de ontwikkeling van het model van samenwerkingsovereenkomst en de berekeningswijze van de vergoeding?
Wat zijn de resultaten van de studie van het Kenniscentrum Forensisch Psychiatrische Zorg (KeFor)? Hoe worden die meegenomen in het uit te tekenen beleid? Wat is de stand van zaken van de KeFor-studie en de bevraging van Zorgnet-Icuro?
Wat is de stand van zaken van het protocol rond de doorstroomcriteria? Werden er stappen ondernomen door het Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Wie een misdrijf pleegt, maar dat doet omdat hij of zij zichzelf op dat moment niet onder controle had door een psychische ziekte of een verstandelijke beperking, wordt ontoerekeningsvatbaar verklaard. Dat betekent dat hij of zij niet schuldig is. Iemand die geïnterneerd wordt, krijgt dus geen straf, maar een beschermingsmaatregel.
Om de Vlaming beter in te lichten over internering is in april een nieuwe Te Gek!?- campagne, ‘Van Gevangenis naar Zorg’, gelanceerd.
Het is een wettelijke verplichting om geïnterneerden de zorg te bieden waar ze nood aan hebben. Voor iedere geïnterneerde moet een zorgtraject worden uitgetekend en elke stap moet in het teken staan van behandeling en re-integratie.
Door een gebrek aan voldoende beschikbaar aanbod krijgen echter niet alle geïnterneerden de zorg die ze nodig hebben en waartoe ze zelfs veroordeeld zijn, maar verblijven ze tussen de andere gedetineerden in de gevangenis. De Belgische overheid werd hiervoor meerdere keren veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
De gevolgen hiervan voor het Vlaamse zorgaanbod voor geïnterneerden heb ik reeds eerder aangekaart in deze commissie.
De voorbije jaren werden zowel door de federale als de Vlaamse overheid heel wat initiatieven genomen om op termijn geïnterneerden uit de Belgische gevangenissen te halen en hen door de geestelijke gezondheidszorg en het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) te laten behandelen, begeleiden en/of verzorgen.
De uitbreiding van de capaciteit door de bouw en opstart van FPC’s voor geïnterneerden in Gent en Antwerpen, past binnen deze initiatieven.
De uitbreiding in de FPC heeft ertoe geleid dat het aantal geïnterneerden in gewone gevangenissen de voorbije jaren zowat gehalveerd is. Verdere capaciteitsuitbreiding is tevens voorzien. Daarnaast wordt er ook ingezet om de doorstroom van de FPC’s naar reguliere voorzieningen te verhogen.
Vanuit Vlaanderen ligt de nadruk meer op ambulante en semiresidentiële begeleiding van geïnterneerden, met als reden net dat psychiatrische voorzieningen met een gesloten karakter voorbehouden blijven voor geïnterneerden met een hoog veiligheidsrisico. Geïnterneerden met een lager veiligheidsrisico worden behandeld in ambulante of residentiële voorzieningen, hoofdzakelijk binnen de geestelijke gezondheidszorg. Maar ook voorzieningen van het VAPH en woonzorgcentra vervullen een opdracht ten aanzien van deze doelgroep.
Minister, welke maatregelen hebt u al genomen en zult u nog nemen om de doorstroom van geïnterneerden naar aangepaste voorzieningen te vergroten?
Welke initiatieven zijn er genomen om een brugfunctie tussen de geestelijke gezondheidszorg (ggz), het VAPH en Justitie uit te bouwen om zo de in- en doorstroom van geïnterneerden uit gevangenissen naar het Vlaamse zorgaanbod te bevorderen en op te volgen?
Heeft de uitbouw van voorziening overschrijdende forensische zorgtraject voor geïnterneerden al onderwerp uitgemaakt van een interministeriële conferentie? Zo ja, wanneer werd deze problematiek behandeld en wat waren de belangrijkste besproken knelpunten en genomen beslissingen?
Mevrouw van den Bossche heeft het woord.
Aansluitend bij de vragen van mijn collega’s vraag ik specifieke aandacht voor de berichten rond Levanta, de streng beveiligde forensische eenheid voor geïnterneerde vrouwen in het psychiatrisch centrum Sint-Jan-Baptist in Zelzate. Zo zou er een groot probleem met het afzonderingsbeleid zijn en zouden de patiënten voor een futiliteit naar de isoleercel gestuurd worden en in sommige gevallen ook gefixeerd worden. Cijfers van het centrum zelf lijken dat alvast te bevestigen. In 2017 waren er in Levanta 831 afzonderingen voor een groep van 18 à 19 vrouwen. Dat zijn er gemiddeld meer dan twee per dag. Ter vergelijking: in FPC Gent, waar 264 geïnterneerde mannen verblijven, waren er datzelfde jaar 146 afzonderingen. Dat zijn er 0,4 per dag, voor een populatie die dertien keer groter is. Het blijkt dus wel te gaan om een sterk verschillenden aanpak. Volgens Henri Heimans, eremagistraat van het hof van beroep van Gent, en Jos Vander Velpen, advocaat en voormalig voorzitter van de Liga voor de Mensenrechten, valt dit repressieve beleid onder onmenselijke behandeling en foltering volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Minister, hoe staat u tegenover het interneringsbeleid in Levanta? Welke conclusies trekt u uit de cijfers?
Geïnterneerde patiënten hebben recht op kwaliteitsvolle, menswaardige zorg. Wordt er een overleg gepland tussen de bevoegde ministers? Welke maatregelen zullen worden genomen door welke ministers? Wat zult u doen vanuit uw bevoegdheid?
De heer Anseeuw heeft het woord.
Zoals minister Vandeurzen aangeeft, in het antwoord op de vraag om uitleg van collega Van den Brandt en mezelf, is het interneringsbeleid een gedeelde bevoegdheid met de federale overheid. De investeringen in forensische zorg lonen, maar kennen ook enkele disfuncties. Cijfers tonen namelijk aan dat het aantal geïnterneerden in de gevangenis is gedaald, maar toch nog te hoog is. Bovendien wordt het probleem verschoven. Zo worden er minder mensen geïnterneerd, niet omdat het aantal aanklachten daalt, maar omdat ze gestraft worden als beklaagde en er zo opnieuw veel patiënten in de gevangenis terecht komen.
Minister, u hebt in voorgaande antwoorden onder andere verwezen naar de studie van het Kenniscentrum Forensisch Psychiatrische Zorg (KeFor). De resultaten hebben we nog niet gekregen, maar we merken wel dat de problematiek in het middenveld heel sterk leeft.
Minister, hoe kunt u de kwaliteit van zorg garanderen voor de geïnterneerden in de gevangenis? Welke beleidsconclusies trekt u uit de noden die reeds vanuit het middenveld naar boven zijn gekomen? Hebt u kennisgenomen van de resultaten van het KeFor-onderzoek? Welke conclusies trekt u hieruit voor het Vlaamse geestelijkegezondheidsbeleid, en dan in het bijzonder wanneer het over interneren gaat?
Mijn volgende vraag aansluitend hierop gaat over de vrijheidsbeperkende maatregelen bij geïnterneerde volwassenen. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat we dwang in de psychiatrie zoveel mogelijk moeten vermijden. Het thema kwam al verschillende keren aan bod in voorgaande commissievergaderingen. Wat betreft dwang in de kinder- en jeugdpsychiatrie keurde het Vlaams Parlement onlangs nog een resolutie goed om de grondrechten van die kinderen en jongeren te vrijwaren.
Ook bij volwassenen wordt dwang in de psychiatrie terecht in vraag gesteld. Onder andere de behandelwijze in de psychiatrische afdeling Levanta in Zelzate kwam onder vuur te liggen. De basis van de kritiek ligt in het gebrek aan een wettelijk kader. De zorginstellingen moeten dus zelf een manier van werken en een reglementair kader opstellen, waar ze ook naar handelen. Op die manier ontstaan er natuurlijk grote verschillen in de verschillende psychiatrische afdelingen.
U gaf eerder al aan dat de Zorginspectie in 2019 een inspectieronde heeft gepland met betrekking tot dwang in de geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen. Dit zou een aanzet kunnen zijn om aan deze kritiek tegemoet te komen. Maar we moeten er geen doekjes om winden: de nood aan een goed referentiekader laat zich vandaag al voelen.
Minister, bent u op de hoogte van de bevindingen die vanuit die afdelingen en vanuit de patiënten naar boven komen? Komen die kritieken ook bij andere psychiatrische afdelingen voor? Welke oplossingen ziet u op korte termijn om aan deze problematiek tegemoet te komen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega's, ik ga eerst in op de vragen die gesteld worden naar aanleiding van de mediaberichten over de kwaliteit van zorg en de vrijheidsbeperkende maatregelen in de federale instellingen die geïnterneerden opvangen.
Binnen de Vlaamse overheid, en dus ook binnen de Zorginspectie, hanteren we het principe dat internering op zich een vrijheidsbeperkende maatregel is waarbij het gebruik van isolatie en fixatie enkel kan bij acuut gevaar voor de persoon zelf of voor anderen, en dit als laatste redmiddel. Wanneer vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast, is er nood aan een duidelijke communicatie met de patiënt en zijn familie over onder andere de reden voor deze maatregel, het verwachte gedrag om de maatregel te beëindigen, de duur en het vervolg op de maatregel. We hebben het hier in de commissie al meermaals gehad over de visie over vrijheidsberovende maatregelen.
De recente media-aandacht rond de zwaar beveiligde forensische afdeling Levanta voor vrouwen in Zelzate maakt duidelijk dat er op het vlak van vrijheidsbeperkende maatregelen en zorg voor geïnterneerden nog een weg af te leggen is, al moeten een aantal aspecten hier wel genuanceerd worden.
Ten eerste werden de cijfers niet correct weergegeven in de media en gaat het hier over het totale aantal afzonderingen binnen het psychiatrische centrum van Zelzate en niet alleen binnen de afdeling Levanta. Daarnaast heeft men in België geen enkele ervaring met deze nieuwe doelgroep van zwaar beveiligde geïnterneerde vrouwen. Internationale publicaties tonen aan dat deze doelgroep vaak een veel complexere psychopathologie heeft en gekenmerkt wordt door zware agressie binnen een behandelsetting. De afdeling Levanta is de allereerste afdeling in België voor deze populatie en werd opgestart in juni 2016. De meest recente cijfers tonen een duidelijke daling aan van het aantal isolaties en fixaties binnen deze setting. Ondertussen konden drie vrouwen ook al doorstromen naar de ‘medium security’ en loopt dit traject voor een vierde persoon. Desondanks blijven dit te hoge cijfers en is dit onmogelijk te verantwoorden in het kader van menswaardige zorg.
De betrokken directie werd ondertussen uitgenodigd om meer uitleg te geven bij deze cijfers en de behandelaanpak binnen de afdeling Levanta. Daarnaast werd de Vlaamse ombudsman gevraagd om op korte termijn een bezoek te brengen aan de voorziening. De informatie uit beide gesprekken zal worden bezorgd aan de Zorginspectie, die op korte termijn een audit zal uitvoeren binnen deze afdeling.
Daarnaast wordt er globaal op verschillende vlakken verder gewerkt aan de uitbouw van kwaliteitsvolle, menswaardige zorg binnen de geestelijke gezondheidszorg.
Een van de eerste thema’s die zullen worden opgenomen in het nieuwe toezichtsmodel voor de geestelijke gezondheidszorg, is vrijheidsbeperkende maatregelen. U weet ondertussen wel dat er uiterlijk tegen het zomerreces in overleg met de sector en patiëntvertegenwoordigers een eenduidig begrippenkader met betrekking tot vrijheidsbeperkende maatregelen zal worden afgerond en er een voorstel tot registratie zal worden gedaan. In tussentijd wordt er intensief voortgewerkt aan het luik vrijheidsbeperkende maatregelen voor het eisenkader van de psychiatrische ziekenhuizen.
Het actieplan rond vrijheidsbeperkende maatregelen binnen de kinderpsychiatrische diensten van algemene en psychiatrische ziekenhuizen was een eerste stap binnen het engagement van de Vlaamse overheid om te investeren in bijkomende infrastructuur, vorming enzovoort. Momenteel wordt ook de thematische inspectie in de volwassenenpsychiatrie voorbereid. Er wordt daarnaast gewerkt aan de uitwerking van een referentiekader forensisch-psychiatrische zorg, waarin minimale kwaliteitseisen alsook een groeitraject zullen worden opgenomen. Dit project zit in een beginfase, waarbij nu heel wat voorzieningen bevraagd worden, om uiteindelijk te komen tot een eenduidig referentiekader dat de verschillende voorzieningen kunnen onderschrijven.
In het kader van kwaliteitsvolle zorg werd vanuit het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (SWVG) aan LUCAS KU Leuven gevraagd om de bruikbaarheid van de BelRAI ggz-instrumenten en -supplementen te onderzoeken om zo het functioneren en de zorgnoden van geïnterneerden met een ernstige psychische aandoening en/of verslaving in kaart te brengen. KeFor onderzoekt daarnaast de bruikbaarheid van de DUNDRUM als inschalingsinstrument om voor individuele patiënten het veiligheidsniveau te bepalen waarbinnen hun behandeling kan plaatsvinden. Er is ondertussen in aanwezigheid van mijn kabinet en het betrokken federale kabinet intensief afgestemd tussen LUCAS KU Leuven, KeFor en UGent – het ‘for care’-onderzoek, dat vertrekt vanuit het inschalingsinstrument HoNOS-secure –, om zo maximale synergiën te trekken om de zorgnoden zo goed mogelijk in kaart te brengen.
Deze verschillende acties tonen aan dat we binnen de betrokken Vlaamse administraties sterk bezig zijn met de uitrol van een referentiekader voor hulp- en dienstverlening aan geïnterneerden binnen de Vlaamse voorzieningen, met gebruik van objectieve kwaliteitseisen. Dit is een proces dat echter tijd vraagt, vanwege de historische achterstand.
Ik kom tot de bevoegdheid in de gevangenissen. De federale overheid is bevoegd voor de medische zorg in de gevangenissen. De Vlaamse overheid is bevoegd voor de hulp- en dienstverlening in de gevangenissen, zoals de organisatie van de welzijnsdiensten, preventieve gezondheidszorg, gezondheidspromotie, sociale en professionele re-integratie, onderwijs, cultuur en sport. Onder meer het justitieel welzijnswerk binnen de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) en de forensische teams van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s) hebben een aanbod binnen de gevangenissen.
Wat betreft het aanbod gezondheidszorg in de gevangenissen door onder meer de zorgteams en de Dienst Gezondheidszorg, die onder de bevoegdheid van directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen (EPI) vallen, heeft de Zorginspectie geen bevoegdheid.
De complexe zorgnoden van geïnterneerden en gedetineerden hebben ervoor gezorgd dat vanuit de Vlaamse overheid ondersteuning geboden wordt, onder meer via het aanbieden van zorg en preventie via de cgg’s en handicapspecifieke ondersteuning.
Enige tijd geleden werd de studie van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) met betrekking tot de organisatie van de gezondheidszorg in de gevangenissen gepubliceerd. Deze studie bevat zowel een beschrijving van de huidige toestand als mogelijke toekomstige scenario’s en aanbevelingen. Een van de vaststellingen is dat nog sterker moet worden ingezet opdat de verschillende diensten binnen de gevangenis, de Dienst Gezondheidszorg en de verschillende organisaties zoals CAW, cgg maar ook lokale projecten rond bijvoorbeeld verslavingszorg, hun samenwerking versterken.
De hervorming van de penitentiaire gezondheidszorg wordt door zowel de betrokken federale overheid als de kabinetten van de gewesten en gemeenschappen voorbereid. Er werd een visie uitgeschreven die in verschillende werkgroepen concreet wordt uitgewerkt.
Ik kom tot de doorstroom vanuit de gevangenissen, de forensisch psychiatrische centra en de psychiatrische instellingen naar de reguliere zorg. Vanuit de federale overheid worden er binnen het federale meerjarenplan internering en het federale masterplan internering inspanningen gedaan om specifieke plaatsen voor geïnterneerden te creëren binnen verschillende settings, zoals de psychiatrische centra, de ‘medium security’ en ‘long stay units’. Deze categorale plaatsen zouden mathematisch volstaan om alle geïnterneerden uit de gevangenissen te halen.
Als Vlaams minister ben ik vanuit een includerend beleid natuurlijk mee verantwoordelijk wanneer opvang van geïnterneerden binnen het reguliere Vlaamse zorgcircuit mogelijk is. Vanuit deze verantwoordelijkheid hebben wij meegeschreven aan het actieplan dat werd opgesteld voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het moet steeds de doelstelling zijn om bij aanvang gezamenlijke zorgtrajecten uit te werken zodat de geïnterneerde aanspraak kan maken op een globale en geïntegreerde zorg, die vanuit verschillende voorzieningen sector-overschrijdend en in overleg wordt vormgegeven.
Wanneer justitiabelen met ernstige psychische problemen en/of een mentale beperking, waaronder geïnterneerden, een aanvaardbaar risicoprofiel hebben, kunnen ze in principe doorstromen naar de reguliere zorg, zowel binnen de federale als de Vlaamse zorgactoren.
Vlaanderen hanteert geen uitsluitingscriteria op basis van het justitiële statuut. De vlotte doorstroom van justitiabelen naar de reguliere zorg zal ook in de toekomst een uitdaging blijven, niet het minst vanwege het stigma dat op hen kleeft. Vandaar dat wij met de campagne ‘Van Gevangenis naar Zorg’ van ‘Te Gek!?’ in 2018 ook voluit hebben ingezet op destigmatisering van geïnterneerden en kansen tot re-integratie van geïnterneerden. Deze brede sensibilisering is gericht naar zowel het brede publiek als de zorgactoren en wordt volop mee getrokken door de federale kabinetten Justitie en Volksgezondheid.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik een beetje verbaasd heb gekeken naar hoe dat blijkbaar allemaal bij u overkomt. Dat ‘Te Gek!?’ die campagne voert, is omdat wij in onze afspraken van destigmatisering en het Vlaams actieplan gevraagd hebben om initiatieven te nemen. Dat initiatief past in een van onze acties uit het Vlaams actieplan geestelijke gezondheid.
Met de komst van de Justitiehuizen naar Vlaanderen komt de begeleiding van justitiabelen dichter bij de hulp- en dienstverlening, waaronder zorg, die vanuit Vlaanderen georganiseerd wordt. Zowel binnen het VAPH als binnen de ggz en het welzijnswerk zijn er nu reeds teams actief die zich specifiek richten op justitiabelen. Dankzij deze teams en de Justitiehuizen kan de kennis omtrent de doelgroep verder worden uitgebreid naar alle Vlaamse hulp- en dienstverlening.
Daarnaast blijft de nood bestaan om samen met de verschillende sectoren verder te kijken hoe de specifieke groep geïnterneerden kan doorstromen. De beleidscoördinator zorg- en dienstverlening aan geïnterneerden vervult hierbij een belangrijke brugfunctie, niet het minst met de komst van twee forensische psychiatrische centra (FPC’s) in Vlaanderen en de netwerkcoördinatoren internering en de federale schakelteams. Het rapport van de bevraging die in 2016 heeft plaatsgevonden in samenwerking met Zorgnet-Icuro werd begin dit jaar aan ons bezorgd.
In het verleden heeft het VAPH reeds diverse inspanningen gedaan voor geïnterneerden. Zo werden er in drie gevangenissen werkingen uitgebouwd en heeft het VAPH geïnvesteerd in specifieke plaatsen tehuis voor niet-werkende geïnterneerden. Deze werden recent nog uitgebreid zodat in totaal vijftig plaatsen beschikbaar zijn, wat sinds oktober 2014 een verhoging van twintig plaatsen betekent. In mei 2016 werd er een samenwerkingsakkoord afgesloten tussen OBRA|BAKEN en het FPC Gent op het gebied van expertise-uitwisseling, het aanbieden van externe dagbesteding en ondersteuning bij uitstroom van mensen met een beperking naar de geschikte zorg. De patiënten met een VAPH-erkenning en een persoonsvolgend budget die in het FPC Gent verblijven en na een beslissing van de bevoegde kamer voor de bescherming van de maatschappij kunnen uitstromen onder het statuut van een invrijheidsstelling op proef, zullen door OBRA|BAKEN begeleid worden aan de hand van hun aanbod begeleid en beschermd wonen. We zetten dus in op expertise- en kennisdeling en bij aanvang van het uittekenen van het re-integratietraject op de aansluiting van forensische zorgtrajecten met het reguliere Vlaamse zorgnetwerk.
Het VAPH werkt nu nog aan een specifieke financiering voor geïnterneerde personen met een handicap. Deze specifieke financiering, die los staat van de persoonsvolgende financiering, moet ervoor zorgen dat geïnterneerden met een handicap die klaar zijn om door te stromen naar de reguliere VAPH-setting, daar ook het nodige budget voor ontvangen. Daarnaast bekijken we samen met de federale minister van Volksgezondheid of en hoe we gezamenlijke initiatieven VAPH-psychiatrie kunnen realiseren, rekening houdende met de bestaande financieringskaders.
De plaatsingsovereenkomst voor geïnterneerden is een federale materie. Momenteel wacht men op een technische wetswijziging. Na deze wetswijziging zal ook het KB dat de niet-medische kosten regelt bij deze samenwerkingsovereenkomsten, uitgevaardigd worden.
De TANDEM-werking (toeleiding en aanmelding na detentie en meer) van gedetineerden naar de geestelijke gezondheidszorg, inclusief verslaafdenzorg, werd ondertussen als proefproject opnieuw verlengd. Dit project kadert binnen het strategisch plan hulp- en dienstverlening aan gedetineerden 2015-2020. De taken van de verschillende actoren betrokken bij dit project (psychosociale dienst, dienst gezondheidszorg in de gevangenis, de organisaties betrokken in de hulp- en dienstverlening zoals Justitieel Welzijnswerk en de forensische teams van de cgg’s) worden zo optimaal mogelijk op elkaar afgestemd.
Daarnaast wordt er in nauw overleg met Justitie vanuit Zorg en Gezondheid en het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) gewerkt aan een samenwerkingsovereenkomst die de rollen van justitie-assistent en hulpverlener verduidelijkt met het oog op een betere doorstroming van justitiabelen met een probatiemaatregel naar de zorg.
Onze overlegplatforms zitten momenteel in een fusietraject. In een volgende fase is er ruimte voor de uitwerking van intersectorale forensische zorgprogramma’s. Dat loopt nu een beetje samen met de hele transitie van onze provinciale overlegplatforms geestelijke gezondheidszorg.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, u hebt een aantal zaken gezegd. U bent begonnen met de situatie in Levanta, dus ik zal daar ook mee beginnen. U zegt dat de cijfers eigenlijk niet helemaal juist zijn gepresenteerd, dat het over de hele voorziening ging, niet enkel over internering. Op zich blijven de cijfers wel frappant, denk ik. U hebt echter ook gezegd dat ze hoog zijn en niet aanvaardbaar, en dat zowel de ombudsman als Zorginspectie daarmee aan de slag gaan. Dat is heel goed, maar de andere maatregelen die u noemt, waarbij u het hebt over het referentiekader dat wordt ontwikkeld enzovoort, tonen net aan hoezeer dit in de kinderschoenen staat. Het is goed dat er nu stappen worden gezet, maar anderzijds is het ook wel tekenend dat we nog zoveel stappen moeten zetten in Vlaanderen om goede, kwaliteitsvolle zorg te bieden voor geïnterneerden. Die kanttekening wou ik nog maken.
Ik hoor u zeggen dat er in het federale masterplan mathematisch voldoende plaatsen zijn voor alle geïnterneerden, dus in FPC’s, in ‘medium security’ of ‘long stay’. Nochtans zijn er vandaag nog meer dan vijfhonderd mensen geïnterneerd in de gevangenissen. Als er mathematisch dus genoeg plaats is, hoe komt het dan dat we alsnog geïnterneerden in de gevangenis hebben? Of is dat een plan dat er tegen december zal zijn en zullen we het komende half jaar een heel grote uitstroom zien van die vijfhonderd mensen naar de mathematisch voldoende plaatsen?
Verder zegt u dat er geen uitsluitingscriteria zijn op basis van het statuut, dus justitiabelen of mensen die momenteel zijn geïnterneerd, hebben evenzeer toegang tot de reguliere zorg indien de veiligheidsmaatregelen dat toestaan. U zegt dat er natuurlijk wel een stigma is dat dat belemmert. Ik denk dat dat klopt, maar er is ook de haalbaarheid. Je hoort heel veel voorzieningen in de reguliere zorg zeggen dat het er niet alleen om gaat dat ze niet willen of geen zin hebben in die doelgroep, maar dat ze ook de expertise en de capaciteit moeten hebben. In een sector waar er al een enorm capaciteitstekort is, bestaat dan de neiging om daar niet per se op in te zetten, en zijn niet alle voorzieningen even enthousiast om daarvoor dan nieuwe expertise en capaciteit te ontwikkelen. Hoe ziet u die evolutie? Hebt u het gevoel dat binnen de sector ook steeds meer voorzieningen bereid zijn om zorg specifiek voor die doelgroep of toch gerichte zorg aan te bieden? Of blijft dat ook een probleem, naast het stigma?
In dezelfde lijn, als je de uitstroomcijfers bekijkt van de FPC’s van een jaar of anderhalf jaar geleden, dan waren die redelijk alarmerend. Er waren een aantal mensen die op zich konden uitstromen, maar ze moeten ergens naartoe kunnen. Daar zit een enorme flessenhals: mensen blijven eigenlijk toch veel langer in het FPC dan nodig, net omdat er geen reële uitstroommogelijkheid is. De pijnpunten waren echt mooi opgesplitst per type uitstroom dat ze nodig hebben, of ze al dan niet arbeidsbegeleiding, woonbegeleiding enzovoort nodig hebben. Hebt u er een zicht op of ook dat verbetert, of die uitstroom nu daadwerkelijk ook vlotter gaat dan een jaar en anderhalf jaar geleden? Zullen de cijfers die we binnenkort van de FPC’s zullen krijgen, daadwerkelijk beter zijn dan vorig jaar? Vooral Gent zal die evolutie kunnen tonen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
We zeggen het telkens als we over dit thema en beleidsdomein debatteren: we komen natuurlijk van heel ver. We hebben decennialang bijzonder weinig aandacht gehad voor mensen die ziek zijn in onze gevangenissen. Die inhaalbeweging is dus nodig en noodzakelijk. Minister, ik vind het ook positief dat u daadwerkelijk opvolging geeft aan de resolutie over dwang die we hebben goedgekeurd naar aanleiding van het rapport van Zorginspectie over de kinderpsychiatrieafdelingen. Dat was niet als antwoord op mijn vragen, maar u hebt het mee opgenomen in uw antwoord. U bevestigt ook dat eenzelfde inspectie zal volgen wat de afdelingen voor volwassenenpsychiatrie betreft. Ik vind het wel opnieuw jammer dat er ook over deze delicate materie opnieuw foute cijfers in de media zijn verschenen. Straks zal het gaan over een ander thema, over zelfdoding bij jongeren. Ook daar is er opnieuw zo’n flagrant voorbeeld. Ik vind dat toch telkens opmerkelijk om vast te stellen. Dat zijn geen afrondingsfouten. Dat zijn gewoon flagrante fouten. Dat lijkt me ook bijzonder vervelend, niet alleen voor de sector, maar ook voor de mensen die daar van nabij bij betrokken zijn.
Ten slotte vind ik het natuurlijk positief dat u ervoor opteert om de Te Gek!?-campagne hierop toe te spitsen. Het is ook nodig en belangrijk dat de VAPH-sectoren en de ggz-sectoren hierbij worden betrokken en op hun verantwoordelijkheid worden gewezen. In dat kader lijkt de TANDEM-werking (toeleiding en aanmelding na detentie) me onontbeerlijk. Ik heb daar ook al eerder vragen over gesteld. U hebt bevestigd dat ook dat project wordt verlengd.
Ik heb dus geen bijkomende vragen, maar ongetwijfeld komt dit thema nog terug in de commissie.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik ben blij met het bezoek van de ombudsman, met de audit van Zorginspectie en zo, maar heb wel twee vragen voor u. U zegt dat de recentere cijfers een daling tonen. Misschien kunt u even toelichten wat die recentere cijfers dan zijn. Als ik me niet vergis, is er eerder ook al inspectie geweest bij Levanta. Pas toen was er ook de conclusie dat er een zeker spanningsveld was tussen patiëntenrechten enerzijds en behandelingsvisie anderzijds. Op welke manier is toen omgegaan met dat rapport, met die conclusie? Zijn daar dan werkelijk verbeterpunten uit gedistilleerd? Zijn die toegepast?
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, dank u voor uw bijzonder omstandig antwoord. U hebt heel veel interessante dingen verteld, zelfs zodanig dat ik het antwoord nog eens met veel aandacht zal herlezen. Ik denk vooreerst dat het belangrijk is dat we ons er allemaal bewust van zijn dat het inderdaad gaat over patiënten die een zeer complexe problematiek hebben. Het klopt natuurlijk dat binnen de geestelijke gezondheidszorg de toegankelijkheid naar een aantal instellingen of afdelingen niet vanzelfsprekend is door een bepaalde problematiek. We hebben dat met deze mensen, maar we hebben dat bijvoorbeeld ook als het gaat over de verslavingsproblematiek. Daarmee omgaan, die mensen opnemen is ook niet even evident voor elke afdeling. Er is dus nog altijd werk aan de toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg, maar het feit dat het in dezen gaat om mensen met een zeer complexe problematiek, noopt ons er toch toe om, als we daarover spreken, daar toch met enige schroom over te spreken. We zijn het er allemaal over eens dat we mensen met een psychisch probleem niet mogen stigmatiseren, maar we mogen ook de zorgverstrekkers die met die mensen omgaan, niet stigmatiseren. Daarom is het wel goed dat u hier een en ander qua cijfers en gegevens hebt geduid. Dat is erg belangrijk.
Wat de inhoud betreft, ben ik eigenlijk zeer blij dat er een aantal concrete stappen zullen worden gezet, dat daar ook een plan voor is, en een perspectief. Het is hier eerder al gezegd: het gaat om een inhaaloperatie, we moeten nog heel veel stappen zetten. Ik ben vooral blij dat er een plan is, en een perspectief. Het gaat dan bijvoorbeeld over een voorstel van registratie als het gaat over dwang bij geïnterneerden. Dat is heel belangrijk, want dan pas zullen we eigenlijk echt weten waarover we het hebben. Minister, dan zullen we ook de duiding kunnen overslaan die we nu elke keer van u nodig hebben bij een vraag. Daarmee wil ik natuurlijk niet zeggen dat ik uw duiding niet graag hoor, maar dat zal het werk wat versnellen.
Ook belangrijk is het feit dat er binnen afzienbare tijd toch wel de mogelijkheid moet zijn dat alle geïnterneerden uit de gevangenis kunnen blijven of kunnen worden gehaald, dat die capaciteit daar inderdaad is, maar in de praktijk is dat natuurlijk niet altijd vanzelfsprekend. Ik denk dat we ons ervoor moeten hoeden om iemand – of dat nu gaat over instellingen, afdelingen of zorgverstrekkers – met de vinger te wijzen. Het is immers natuurlijk bijzonder complex.
Ik besluit. Ik ben eigenlijk heel tevreden met uw antwoord, omdat we een duidelijk perspectief hebben, omdat er ook een concreet plan is, met concrete stappen om die inhaaloperatie op de rails te zetten. Er zijn al een aantal stappen gezet en er volgen er nog, en dat stemt me blij. We zullen het natuurlijk ook verder opvolgen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
We proberen echt wel te bekijken hoe we voor die groep ook vanuit onze mogelijkheden stappen kunnen zetten. Wat de capaciteit betreft, ik ga af – ik heb het net nog eens gecheckt – op de informatie die we van de federale overheid krijgen. Hun inschatting is dat de capaciteit die ze nu hebben en die ze aan het realiseren zijn – en dan ga ik ervan uit dat dat niet alleen de ‘high security’ is, maar ook alles qua ‘medium security’ enzovoort – inderdaad voldoende is, maar – en dat is een belangrijke ‘maar’ – dat is natuurlijk geen statisch gegeven. Als we via Te Gek!? onze steun hebben toegezegd om aan dit thema te werken, als we de middelen die we hebben, aan het consortium ter beschikking hebben gesteld om dit jaar aan de beeldvorming te werken, dan heeft dat daar natuurlijk ook mee te maken, want ook de doorstroming naar de meer ambulante vormen van ondersteuning en opvolging en andere reguliere vormen van zorg is natuurlijk belangrijk. Ik heb geen cijfers ter beschikking over de FPC’s. Ik heb wel in mijn geheugen dat de FPC’s daar zelf over hebben gecommuniceerd. Ik denk dus dat die cijfers wel publiek beschikbaar zijn.
Natuurlijk zijn er ondertussen zowel federaal als op ons niveau ook mensen vrijgemaakt om zich heel specifiek bezig te houden met de trajecten voor die geïnterneerden. Dat heeft natuurlijk ook wel zijn voordelen. We kunnen dat nu al wat beter vastgrijpen. Ik wil toch nog maar eens beklemtonen dat men ook binnen het VAPH nu toch echt wel probeert om coördinatoren zorgregie in te schakelen om mensen die eigenlijk ook een VAPH-erkenning hebben, inderdaad uit een gevangenis of FPC weg te kunnen leiden, naar een aangepaste handicapspecifieke ondersteuning. We hebben daar eigenlijk twee types in. We hebben een capaciteit die we nog aanbodgestuurd financieren, maar die mensen kunnen natuurlijk ook in een systeem met vouchers zitten. Ook is de afspraak gemaakt dat, als dat via de commissies ter bescherming van de maatschappij gaat, de libellering van die maatregel natuurlijk van dien aard moet zijn dat die vouchers op een goede manier kunnen worden ingezet. Daarbij is er toch wel wat begeleidingswerk nodig. Men kan ook theoretisch een cashbudget in handen krijgen. Er moet ter zake dus toch wel enige omkadering zijn, er moeten ter zake wat afspraken kunnen worden gemaakt. Daar heeft het VAPH echter de jongste tijd toch wel echt behoorlijk in geïnvesteerd.
Wat het psychiatrisch ziekenhuis betreft: ik ga ervan uit dat de informatie die ons heeft bereikt om op uw vraag te kunnen antwoorden over die gunstigere cijfers, de informatie is die de instellingen of voorzieningen zelf aan ons hebben meegedeeld of aan de administratie hebben overgemaakt. Ik heb, denk ik, aangegeven dat er een gesprek is, dat ook de ombudsman op bezoek gaat. Daarna zal Zorginspectie ook een audit uitvoeren. Ik ga er overigens ook van uit dat dat gewoon in overleg is met de voorziening zelf. Aangezien die verslagen onderhevig zijn aan de openbaarheid van bestuur, ga ik er ook van uit dat iedereen kan zien en vaststellen wat daar door Zorginspectie is vastgesteld. Het lijkt me eerlijk gezegd goed om op die manier te bekijken hoe je de cijfers kunt objectiveren, en te zien wat de inschatting is die op dat vlak wordt gemaakt door de mensen die vaststellingen kunnen doen. Nu immers verder afgaan op de berichten van de voorzieningen zelf over de evolutie van die cijfers... Ik denk dat iedereen er belang bij heeft dat er op een transparante en geobjectiveerde manier wordt vastgesteld wat de situatie op het terrein is.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
We hebben nog een goed halfjaar om onze doelstelling te halen. Als de gegevens kloppen, dan zal dat op het moment van de veroordeling moeten kunnen zijn opgelost, dan moeten we voldoende aanbod hebben om daadwerkelijk alle mensen die momenteel onder een internering vallen, weg te halen uit de gevangenissen. We zullen daar over een halfjaar natuurlijk zeker opnieuw vragen over stellen. We zullen vragen of dat is gelukt. Dan is de volgende uitdaging natuurlijk om niet enkel mensen weg te halen uit de gevangenis, maar ook een kwaliteitsvol alternatief aanbod te bieden, zodat er echt goede zorg wordt gegeven, op maat van wat mensen nodig hebben. Er zullen nog veel stappen moeten worden gezet, maar het is eigenlijk wel positief dat die ook eindelijk worden gezet, dat die doelgroep ernstig wordt genomen en dat het beleid hen in ogenschouw neemt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.