Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, vorig jaar in mei heb ik u al eens ondervraagd over de stand van zaken van de onderhandelingen over de nieuwe Europese richtlijn voor audiovisuele mediadiensten (AVMD), maar sindsdien hebben we daar niet veel meer van gehoord. Het bleef redelijk windstil, tot we enkele weken geleden plots vernamen dat er een akkoord zou zijn bereikt.
In uw persbericht konden we uw positieve reactie lezen op de landing van de richtlijn: “De richtlijn geeft ons Vlaams medialandschap meer hefbomen en een betere bescherming. Deze richtlijn moet voor een beter gelijk speelveld zorgen bij de aanbieders van audiovisuele media en videoplatformen. Zij zullen meer gelijke regels moeten volgen rond reclame, haatspraak en geweld of bescherming van minderjarigen. Daarnaast voorziet de richtlijn in een kader dat lidstaten zal toelaten om een bijdrage te vragen aan buitenlandse omroepen of giganten als Netflix en Amazon, zoals we dat nu al vragen van Proximus en Telenet. Die bijdrage moet dan dienen om te investeren in lokale producties. In Vlaanderen zijn we momenteel al zo’n regeling aan het uitwerken. De richtlijn verplicht aanbieders van films of series op aanvraag zoals Netflix, ook om in hun aanbod minstens 30 procent Europese producties te tellen. De AVMD-richtlijn zal ons medialandschap beter wapenen voor de toekomst. We zullen beter en meer kunnen investeren in eigen producties, waarin we erg sterk staan en waar Vlaamse kijkers van houden. En in de concurrentieslag met buitenlandse giganten krijgen onze omroepen een betere bescherming.”
De publicatie van de AVMD-richtlijn komt er waarschijnlijk pas na de zomer. De EU-lidstaten krijgen vanaf dan twee jaar de tijd om hem in eigen regelgeving om te zetten.
Minister, kunt u meer uitleg geven over het bereikte akkoord over de nieuwe AVMD-richtlijn en over het Belgische standpunt dat in dit debat werd ingenomen? Bijvoorbeeld: welke punten werden uiteindelijk niet opgenomen en welke Belgische standpunten hebben het niet gehaald? U mag natuurlijk ook zeggen welke het wel hebben gehaald.
Kunt u meer toelichting geven bij de concrete timing voor de omzetting van de richtlijn? Dat is toch belangrijk voor de timing van onze commissie. Denkt u dat dat nog tijdens deze legislatuur zal gebeuren, of zult u eerder aan de voorbereiding beginnen met uw administratie, om dat in een volgende legislatuur te laten omzetten?
Zult u doorgaan met uw eerder aangekondigde plan om de ‘over the top’-spelers (OTT) een bijdrage te laten betalen via de stimuleringsregeling, of wacht u op de omzetting van deze richtlijn? Gaat u dat ondertussen al doen?
Werden er ook afspraken gemaakt met betrekking tot de handhaving van de nieuwe AVMD-spelregels voor OTT-spelers?
Worden er ook kwalitatieve criteria opgenomen om de 30 procent Europese producties te bepalen? Er wordt immers gevreesd dat men deze quota gemakkelijk kan halen door minderwaardige en goedkope amusementsprogramma’s in de catalogus op te nemen.
Voorziet u ook in afwijkingen van de richtlijn? Dat is het zogenaamde ‘goldplating’: Vlaanderen zou het op bepaalde punten nog wat beter willen doen.
Minister Gatz heeft het woord.
In de eerste plaats wordt het toepassingsgebied van de richtlijn uitgebreid tot videoplatformdiensten, inclusief sociale media waarvan een essentiële functionaliteit bestaat uit het leveren van programma’s en door gebruikers gegenereerde video’s. De verplichtingen die de richtlijn invoert voor videoplatformdiensten hebben betrekking op commerciële communicatie, bescherming van minderjarigen en het verbod op aanzetten tot haat, geweld en terrorisme. De raad wilde dat de regels voor videoplatformdiensten regels van minimumharmonisatie waren, net als de andere bepalingen van de AVMD-richtlijn, terwijl het parlement deze regels zag als maximumharmonisatie. Het parlement heeft hier toegegeven. Videoplatformdiensten vallen dus onder minimumharmonisatie.
In de tweede plaats gelden in de nieuwe richtlijn voor lineaire en niet-lineaire mediadiensten voortaan dezelfde regels wat betreft het aanzetten tot haat en geweld. Ook het aanzetten tot terrorisme valt hieronder. Ook voor de bescherming van minderjarigen tegen schadelijke content gelden voor lineair en niet-lineair dezelfde regels. Voor de bescherming van minderjarigen zal zelfregulering dus niet meer volstaan.
Ten derde worden de reclameregels iets flexibeler. Het Europees Parlement wilde hier verder in gaan dan de raad, maar het standpunt van de raad heeft het gehaald.
Ten vierde worden de omzeilingsprocedure en de procedure om in uitzonderlijke gevallen af te wijken van het vrije verkeer van audiovisuele mediadiensten effectiever.
Ten vijfde moeten aanbieders van niet-lineaire mediadiensten minstens 30 procent van hun catalogus reserveren voor Europese producties. Lidstaten mogen aanbieders van mediadiensten – lineair én niet-lineair – financiële heffingen opleggen ter ondersteuning van de Europese audiovisuele productiesector, ook wanneer de aanbieder in een andere lidstaat is gevestigd. Het Europees Parlement wilde de heffingen aan buitenlandse omroepen beperken tot niet-lineaire spelers terwijl de raad dit wilde uitbreiden tot lineaire en niet-lineaire spelers. Het Europees Parlement heeft hierop een toegeving gedaan.
In de zesde plaats worden in de richtlijn bepalingen opgenomen die de onafhankelijkheid van de mediaregulatoren moeten waarborgen. In dit eengemaakte Europa druk ik mij voorzichtig uit, maar men moet dit als volgt lezen: in West-Europa hebben de mediaregulatoren een grote onafhankelijkheid, in het andere deel niet altijd. Die onafhankelijkheid wordt nu sterker verankerd in de nieuwe richtlijn.
Ten zevende bevat de richtlijn voortaan ook bepalingen over transparantie inzake media-eigendom, een thema dat hier ook al in de commissie aan bod gekomen is.
Ten achtste worden de regels inzake toegankelijkheid van mediadiensten voor personen met een beperking scherper geformuleerd.
Ten negende wordt, op vraag van het Europees Parlement, het principe van signaalintegriteit opgenomen in de richtlijn.
België heeft zich tijdens de afgelopen triloogonderhandelingen geschaard achter het standpunt dat werd ingenomen tijdens de algemene oriëntatie in de Europese Raad van mei 2017. Zoals ik aangaf in mijn antwoord op uw vraag om uitleg in juni vorig jaar waren de hoofdlijnen van het intra-Belgisch akkoord: de uitbreiding van het toepassingsgebied; de gemeenschappelijke regels betreffende aanzetten tot haat, geweld en terrorisme; de harmonisering van de bepalingen over de bescherming van minderjarigen; maatregelen ter stimulering van de Europese audiovisuele productiesector. Het eindresultaat ligt in deze lijn. Daar ben ik tevreden over en dat heb ik ook vermeld in mijn persbericht van enige tijd geleden.
Dat er een politiek akkoord is tussen de raad en het parlement over de inhoud van de richtlijn, betekent nog niet dat er een definitieve tekst van de richtlijn op tafel ligt. Over een aantal technische en praktische zaken moeten de knopen nog worden doorgehakt.
De richtlijn zal in werking treden op de twintigste dag na publicatie ervan in het Publicatieblad van de EU. Publicatie wordt verwacht na de zomervakantie, nadat raad en parlement zich formeel akkoord hebben verklaard met de definitieve tekst. Vanaf de datum van publicatie loopt de omzettingstermijn. Als we de verwachtingen mogen volgen zal deze 24 maanden bedragen. De lidstaten zijn alvast voorstander van een omzettingstermijn van 24 maanden. Het parlement neigt eerder voorstander te zijn van een omzettingstermijn van 18 maanden. Ons land heeft altijd gepleit voor een omzettingstermijn van 24 maanden.
Ik ga ervan uit dat de verkiezingen voor dit parlement zullen plaatsvinden op zondag 26 mei 2019. Dat betekent dat er nog minder dan een jaar rest om de richtlijn om te zetten, misschien zelfs maar een half jaar. Dat is hoe dan ook te kort om de volledige richtlijn nog deze legislatuur om te zetten, zeker ook omdat het een complex dossier is, waarin uiteenlopende belangen spelen. Dat bleek toch uit de uitgebreide consultatie van stakeholders die ik heb georganiseerd in 2016 toen de Europese Commissie haar voorstel tot herziening van de AVMD-richtlijn bekendmaakte. Hadden de onderhandelingen op het Europese niveau minder lang aangesleept, was een volledige omzetting misschien nog wel mogelijk geweest deze legislatuur. Maar op de duur van de Europese onderhandelingen heeft een individuele kleinere lidstaat helaas geen vat.
Dat de richtlijn deze legislatuur niet volledig zal worden omgezet, betekent niet dat er in de tijd die ons deze legislatuur nog rest niets meer zal gebeuren. Wat ik zeker deze legislatuur nog graag zou willen omzetten in Vlaamse regelgeving, zijn de bepalingen rond Europese producties en een investeringsverplichting in Vlaamse content. Voor het invoeren van deze regels hoeven we zelfs niet te wachten tot de nieuwe richtlijn is gepubliceerd. Duitsland en Frankrijk hebben niet gewacht op de definitieve richtlijn om artikel 13 van de richtlijn, dat de ondersteuning van de audiovisuele productiesector door OTT-spelers regelt, om te zetten in hun nationale wetgeving. Wij kunnen hun voorbeeld zeker volgen.
Ik heb mijn administratie opdracht gegeven een overzicht op te maken van wat deze legislatuur nog kan worden omgezet en wat zal worden uitgevoerd in de volgende legislatuur.
Het is nog steeds de bedoeling om het decretale en reglementaire kader voor de bijdrage van de OTT-spelers aan ons eigen medialandschap verder door te voeren. Het aangekondigde plan om die bijdrage te laten betalen via een stimuleringsregeling past reeds in de omzetting van de richtlijn. Ik heb u eerder al gezegd dat ik niet noodzakelijk wil wachten op de omzetting van de richtlijn om het Mediadecreet op dat punt aan te passen. We zijn daar volop mee bezig. Dit zal nog enige tijd in beslag nemen vanwege juridische aspecten die betrekking hebben op twee zaken. De eerste is de gelijke behandeling van alle spelers, en dat is altijd een uitdaging vanuit het beleidsoogpunt. De tweede is de handhaving, die in dit verband enkele bijzondere elementen veronderstelt. Ik hoop u daar binnenkort meer nieuws te kunnen over geven.
De AVMD-richtlijn zelf bevat geen concrete regels voor de handhaving van de nieuwe spelregels voor OTT-spelers. De Commissie zal waken over de correcte omzetting van de richtlijn door de lidstaten. De nationale overheden en mediaregulatoren zullen elk in hun lidstaat waken over de correcte naleving van de artikelen van de richtlijn die in nationale wetgeving is omgezet. De regels voor OTT-spelers zijn grondig gewijzigd. Hoe de uitvoering ervan in de praktijk zal verlopen en hoe de regels zullen worden gehandhaafd, zal de toekomst moeten uitwijzen. Wellicht zal dit niet zonder slag of stoot verlopen, maar dat geldt voor de invoering van elke nieuwe regelgeving. Hoe dan ook zullen er voor de grensoverschrijdende aspecten van de nieuwe OTT-regels nog afspraken moeten worden gemaakt, bilateraal tussen de betrokken lidstaten, maar ook op EU-niveau binnen het Contactcomité en binnen ERGA, de European Regulators Group for Audiovisual Media Services.
In de richtlijn worden geen kwalitatieve criteria opgenomen om het quotum van 30 procent Europese producties in de catalogi van niet-lineaire omroepen te bepalen. De AVMD-richtlijn is minimumharmonisatie, wat betekent dat lidstaten strengere regels mogen opleggen dan deze die bepaald zijn in de richtlijn. Een lidstaat mag – indien ze dat wenst - naast het quotum van 30 procent Europese producties, nog bijkomende kwalitatieve criteria opleggen.
Los van het feit dat het niet zo eenvoudig is om kwaliteit in wetgeving vast te leggen, in het algemeen, maar ook hier in het bijzonder, brengt mij dat bij uw laatste vraag over de zogenaamde goldplating. U kent het regeerakkoord. De Vlaamse Regering zorgt voor een correcte en snelle omzetting van de Europese regelgeving, maar we implementeren ze niet ruimer of strenger dan strikt noodzakelijk.
Of het noodzakelijk is om in Vlaanderen op een aantal domeinen die door de AVMD-richtlijn worden gecoördineerd striktere maatregelen te nemen, moet nog worden bekeken. Maar over het algemeen ben ik ervan overtuigd dat de Vlaamse media- en omroepsector niet gebaat is met regels die strenger zijn dan die in de buurlanden.
Dus, de OTT-regeling zal op korte termijn worden ingevoerd, de rest van de omzetting zal eerder bij het begin van de volgende legislatuur op de agenda staan. Ik ben zeker bereid om met de commissie, met het parlement, de discussie over de kwalitatieve vereisten aan te gaan, maar vergis u niet, het is bijzonder moeilijk om te zeggen wat wel en wat niet kwalitatief is en wie dat bepaalt. Maar ik begrijp de grond van de vraag die zeker pertinent is.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord.
Wat die investeringsverplichting betreft zoals die al in Duitsland en Frankrijk bestaat, dacht ik dat er een soort van benchmark was gebeurd of dat er een advies of rapport van de administratie was. Zouden wij dat al kunnen inkijken of moet dat via een schriftelijke vraag? Wat bestaat daar al over? Het zou interessant zijn dat al te kunnen doornemen.
Wat die kwalitatieve criteria betreft, zegt u dat goldplating niet in het regeerakkoord staat maar ziet u dat onderdeel van de kwalitatieve criteria als iets wat nu al kan worden omgezet, voor de volgende regering, of is dat onderwerp van een volgend regeerakkoord om in dit geval aan goldplating te doen, hoe moeilijk dat juridisch gezien misschien ook is?
Ik heb in dat verband ook nog een laatste vraag. Men spreekt in die richtlijn allicht over Europese producties maar volstaat het dan dat in Vlaanderen 30 procent van wat wordt aangeboden door OTT-spelers Duitse, Franse, Deense producties zijn, of kunnen wij volgens die richtlijn ook ergens Vlaamse producties opleggen?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Mevrouw Brouwers, ik dank u voor de vraag. Ik denk dat dit het goede moment is om dit dossier nog eens op tafel te leggen.
Minister, ik dank u voor het uitvoerige antwoord. Ik begrijp dat u zegt dat u de zaken die u kunt doen in het korte tijdsbestek dat u nog rest in deze legislatuur, ook zult doen, namelijk OTT-spelers en investeringsverplichting. Maar ik denk dat het parlement zijn tijd niet moet verliezen en ook moet nadenken over de bredere contouren van de richting die de AVG neemt. Als ik hoor dat reclameregels zouden worden versoepeld en dat de onlinecontent en onlinereclame mee in de scope zouden komen van de AVG, dan betekent dit dat we fundamenteel moeten nadenken over hoe we een gepast beleidskader kunnen maken ten aanzien van nieuwe vormen van mediagebruik, van marketing. Ik denk dat bijvoorbeeld aan het fenomeen van influencers marketing.
Er heeft deze week een eigenaardige communicatie plaatsgevonden vanuit de FOD Economie. Eerst kondigde de FOD Economie aan dat voortaan influencers hun post op Instagram of YouTube moeten aanduiden met reclame. Ik denk dat ik daar voor ben, ik wil daar nog verder over nadenken, maar ik vind dat zeer belangrijk omdat consumenten niet altijd zien wanneer youtubers en Instagramgirls reclame maken op een verdoken manier. Zij worden daar ook heel rijk van – ik heb er geen probleem mee dat mensen rijk worden – maar we moeten onze consumenten wel wapenen.
Diezelfde dag heeft de FOD gezegd dat dit nog niet gevalideerd was en dat er te snel was geageerd. Wat is uw standpunt daarover, minister? Zullen wij daar rekening mee moeten houden en acht u het mogelijk om daarrond al zaken te ontwikkelen, nog tijdens deze legislatuur?
De heer Vandaele heeft het woord.
De ideale wereld bestaat niet tenzij op televisie, maar ik heb het gevoel dat in die audiovisuele richtlijn toch wel positieve elementen zitten waar wij zeker een kapstok aan hebben, ook in ons beleid, om mee aan de slag te gaan. Het ziet er vrij goed uit, we hoeven niet te herhalen wat u hebt gezegd. U hebt een aantal interessante elementen genoemd waar u ook zelf al mee bezig was, bijvoorbeeld het vatten van OTT-spelers om mee te werken aan de financiering van onze eigen inhoud, om niet content te zeggen.
De vraag van mevrouw Brouwers is een interessante vraag, namelijk of we ook niet alleen Europese producties kunnen bevorderen of stimuleren via al die ondersteuningsmechanismes maar dat ook naar ons toe kunnen trekken. Als ik het me goed herinner, kan dat inderdaad wel, en als ik heel diep in mijn verschrompelend geheugen graaf, dan herinner ik me nog grote discussies, twintig jaar geleden, ik dacht ook naar aanleiding van audiovisuele richtlijnen of bij de opkomst van VTM, waarbij het niet kon dat wij Vlaamse producties wilden bevoordeligen. Wij vonden toen de uitweg om Nederlandstalige producties te bevorderen, dat kon wel voor Europa. Ik kan me voorstellen dat een vergelijkbare code kan worden opgebouwd, gebruikmakend van de nog altijd bestaande cultuurparagraaf om dat soort maatregelen in te bouwen. Maar misschien hebt u daar meer informatie over, minister.
Ik wil me ook aansluiten namens mijn fractie. Ik pleit ervoor om de ruimte die nu ontstaat voor discussie ook deels in te vullen.
Minister, u beperkt zich tot over de OTT-spelers en eigen producties. Misschien kan dit een gelegenheid zijn voor deze commissie, voor de collega’s of voor mezelf om bijvoorbeeld een voorstel van resolutie op te maken of een hoorzitting te organiseren om een aantal richtingen te geven die wij als Mediacommissie belangrijk vinden. Op die manier kunnen wij de Vlaamse discussie mee in de hand nemen en hoeven we niet te wachten op de volgende regeringsonderhandelingen om daarover na te denken. Het is maar een gedachte die ik hier in het midden gooi. Wanneer we een consensus zouden kunnen vinden over een aantal aspecten, dan zou het fijn zijn om die samen in een voorstel van resolutie te gieten.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik kan me zeker aansluiten bij de rol die het parlement wenst op te nemen om gedeeltelijk te anticiperen op de omzetting van de richtlijn. Dat is ook het essentiële verschil tussen uw en mijn rol. Ik heb het dan over de publieke debatten, de richtingen, de grote keuzes. Ik houd u zeker niet tegen om zolang de AVMD-richtlijn niet gepubliceerd is, toch al voor een stukje op de geest daarvan te anticiperen. Voor ons is het natuurlijk zo, of ik dat dan ben, de volgende minister of welke minister dan ook, dat die juridische omzetting veel tijd en onderzoek vraagt omdat dat allemaal heel minutieus en netjes geregeld moet zijn, onder meer omdat het gaat over belangrijke economische spelers die geen genoegen nemen met halve wetgeving. Dit is dus een vrij complexe zaak, maar het ene sluit het andere niet uit.
Ik wil zeker de documenten die de administratie heeft voorbereid over de benchmark aan de commissie bezorgen, maar u zult merken dat dat toch niet zo veel verder gaat dan de elementen die ik in vorige antwoorden op parlementaire vragen heb gegeven. Finaal komt het erop neer dat voornamelijk is onderzocht wat er in Duitsland en Frankrijk is gebeurd. Er zijn misschien nog andere elementen in de benchmark, maar ik zal proberen u dat als één document over te maken.
Maar de grote keuze die met betrekking tot de OTT-spelers en de bijdrage die zij moeten leveren moet worden gemaakt, is of we werken via een systeem op omzet of op aantal abonnees. Beide hebben voor- en nadelen. Wij zitten op het spoor om via het aantal abonnees te gaan omdat het zou zorgen voor een gelijke behandeling met de dienstenverdelers. Dat betekent niet dat ik per definitie tegen omzetheffingen ben, dat kan misschien in de toekomst een spoor worden, maar op dit ogenblik, om relatief kort te kunnen schakelen en om de gelijkheid met de dienstenverdelers voor ogen te houden, werken we op het spoor van een bijdrage per abonnee.
Het is natuurlijk zo, dat weet u ook, als goede Vlaming, Belg en Europeaan, dat wanneer wij met deze richtlijn een stukje weerwerk bieden ten aanzien van de grotere, op dit ogenblik Amerikaanse spelers – maar in de toekomst zullen dat misschien Chinese spelers zijn, dat weet ik niet – en de gelijkheid tussen lineair, niet-lineair en andere diensten zoveel mogelijk willen bevorderen, wij ook intern consequent moeten zijn met onszelf als Europeaan. En dus mogen wij van de Europese Commissie onze eigen mediamarkten niet afschermen. Vandaar de redenering dat het niet zo is dat wij Vlaamse producties, de Duitsers Duitse producties en de Fransen Franse producties tot op een bepaald percentage kunnen bevoordeligen, maar dat het over Europese producties moet gaan.
De facto is elke lidstaat natuurlijk wel, en dat is geen politiek maar een marktmechanisme, geconfronteerd met het publiek dat video- of televisieproducties in de eigen taal wil zien. En dan komen we bij de suggestie die de heer Vandaele heeft gedaan om te kijken hoe we de eigen sector niet corporatistisch maar eerder strategisch willen ondersteunen door het handhaven van de Europese geest in de richtlijnen en er tegelijk voor te zorgen dat we niet naïef zijn en anderzijds het lokale publiek ook wel geven wat het wil, namelijk producties die hier zijn gemaakt. Dat wijst zich verder uit op basis van de bestaande Europese regelgeving. Daar heeft de Europese Raad of de Europese Commissie of het Europees Parlement geen nieuwe klemtonen willen of kunnen leggen.
Wat tot slot het kwalitatieve aspect van de 30 procentregeling betreft, is dit eerder een zaak die tijdens de volgende legislatuur zal worden geregeld. Nogmaals, dat sluit aan bij mijn eerste repliek. Dat mag u niet tegenhouden om daar een uitgebreide gedachtewisseling met stakeholders en publiek en wie dan ook te organiseren. Ik ben zeker niet tegen kwalitatieve programma’s, maar de vraag is hoe je bepaalt wat kwalitatief is en wat niet. Dat is een tricky discussie maar als u die wilt aangaan, nodig ik u daar zeker toe uit. Maar dat is iets waar we volgens mij wat meer tijd voor nodig zullen hebben en dat dus in de omzetting aan het begin van de volgende legislatuur zal zitten evenals de nieuwe reclameregels.
Ik vind het interessant wat er is gebeurd met de stop-and-gopolitiek gisteren van de FOD Economie, het heeft ons wel wakker geschud. Het is uiteraard een bevoegdheid inzake de omzetting van reclameregels die niet alleen in het Mediadecreet moet gebeuren maar ook op federaal niveau. Dat is dus een gedeelde bevoegdheid.
Het was ook interessant om te zien wat men daar in Nederland al rond doet met de differentiatie van de hashtag zodat de kijker wel degelijk op een iets zachtere manier is geïnformeerd over het feit dat waar hij op dat moment naar kijkt, niet zomaar neutraal is maar dat iemand daarvoor heeft betaald. Ik denk dat we daar naartoe moeten gaan, dit heeft te maken met transparantie van de aanbieders en met mediawijsheid. Maar dit zijn zaken die we komende weken en maanden nog moeten uitklaren. U kunt daar als parlement zeker een politieke en sensibiliserende rol in spelen.
– Miranda Van Eetvelde treedt als voorzitter op.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Het antwoord is al redelijk volledig, maar we moeten toch wachten op de definitieve teksten die blijkbaar nog niet helemaal tot in de details zijn afgeklopt. Dat zou voor na de zomer zijn.
Het is inderdaad een interessante suggestie van de voorzitter om daar na de zomer eens over te praten met de spelers in de markt door eventueel hoorzittingen te organiseren wanneer de agenda dat toelaat. Zo kan er op zijn minst al een verslag worden gemaakt en heeft het volgende parlement al een stevig stuk waarop het zich kan baseren. Ik denk dat wij op die manier al wat voorbereidend werk kunnen doen. Intussen kunnen wij ons wat meer bewust maken van de aspecten die we misschien toch nog sneller moeten omzetten.
Minister, u hebt er al een paar vermeld. Maar misschien zijn er nog wel. Dat zou kunnen blijken indien je de richtlijn nader zou bestuderen. Maar goed, dat is dan werk voor na de zomer. Alleszins al bedankt voor de uitleg, minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.