Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Cordy heeft het woord.
Mijn vraag gaat over recente richtlijnen die zijn afgesproken. Het parket krijgt daarmee de mogelijkheid om scholen sneller in te lichten over een lopend onderzoek als daar een leerkracht bij betrokken is. Het gaat om onderzoek rond zedenfeiten met kinderen of het verspreiden van kinderporno. Vroeger kon dit enkel wanneer effectief werd overgegaan tot vervolging of bij een definitieve veroordeling. Nu kan het parket, indien het dat nodig acht, een school vroeger inlichten.
Voor alle duidelijkheid: ik stel die richtlijn niet in vraag. Het is een goede zaak dat die mogelijkheid bestaat. Maar er is wel een keerzijde. Hoe vroeger in een lopend onderzoek men maatregelen wil nemen – dat onderzoek is per definitie nog niet afgerond –, hoe groter de kans dat ze iemand treffen die uiteindelijk onschuldig blijkt te zijn. Hoe kunnen we het effect van zulke maatregelen omkeren? Dat is de essentie van mijn vraag om uitleg.
Minister, hoe kunnen we waken over de veiligheid van de leerling, maar ook over de waardigheid van de leraar? Dat moet kunnen zolang het onderzoek loopt. Een onderzoek is erbij gebaat als het op een serene manier kan verlopen.
Ons strafrecht vertrekt van het principe dat iemand onschuldig is tot het tegendeel bewezen is. Als leerkrachten worden beschuldigd en er worden al vroeg maatregelen genomen, hoe kunnen we dat vermoeden van onschuld dan bewaren?
Hoe kan men maatregelen nemen tegen leerkrachten – dat kan een schorsing zijn of preventief een andere opdracht geven – zonder dat de hele scholengemeenschap de zaak van naald tot draad kent en weet waarom die maatregelen worden genomen of wat er aan de hand is? Stel dat blijkt dat iemand totaal onschuldig is, hoe kan hij dan op een serene manier opnieuw volledig integreren in zijn werkomgeving zonder dat dit aan de leerkracht in kwestie blijft kleven?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Cordy, u raakt met uw vraag een bijzonder delicaat en zeer moeilijk probleem aan. Ik denk dat iedereen het ermee eens is dat we altijd het belang van het kind… Maar we weten ook – ik heb zelf rechten gestudeerd – dat iemand onschuldig is tot het tegendeel bewezen is, en tot welke menselijke ellende valse beschuldigingen kunnen leiden.
Hiermee omgaan, is een bijzonder moeilijke en zware verantwoordelijkheid van het schoolbestuur, waarvan we mogen verwachten dat het discreet met verkregen informatie omgaat. Het betreft een interne aangelegenheid waar ik als minister niet kan of mag in tussenkomen als het over de casussen zelf gaat.
Schoolbesturen horen bijzonder discreet met de verkregen informatie om te gaan en ervoor te zorgen dat de privacy en het vermoeden van onschuld van de betrokken leerkracht wordt gegarandeerd. Opdat scholen de juiste maatregelen kunnen nemen, is het belangrijk dat zij goed geïnformeerd zijn. Je kunt geen maatregelen nemen als je niet weet wat er aan de hand is.
Twee jaar geleden hadden we een zeer pijnlijke zaak, waar een school plots werd geconfronteerd met een vraag van een journalist die op een rechtszitting aanwezig was. De school wist totaal niet dat er met die leerkracht iets aan de hand was, en het ging over vrij ernstige feiten. Deze zaak heeft mij aangezet om eens te praten met federaal minister van Justitie Geens en om te proberen afspraken te maken. Vals beschuldigd worden is erg, maar als school niet weten dat er zware zedenfeiten gebeurd zijn – je kunt je zelfs geen burgerlijke partij stellen omdat je het ook niet weet –, dat is ook een groot probleem. De balans moet in evenwicht zijn.
Ik ben dan ook bijzonder blij met de afspraken die we gemaakt hebben met minister Geens over wanneer een school op de hoogte wordt gebracht van een lopend onderzoek naar zedenfeiten. Minister Geens heeft vijf magistraten officieel aangesteld als contactmagistraat voor de onderwijsverstrekkers. Deze magistraten hebben stuk voor stuk expertise in zedenfeiten en ervaring met de aanpak van de informatiedoorstroming naar de scholen. Deze contactmagistraat op het niveau van het parket-generaal bij het hof van beroep heeft twee opdrachten.
De eerste taak is de eerstelijnsparketten adviseren over de opportuniteit van de mededeling van informatie over lopende onderzoeken of vervolgingen aan een werkgever wanneer er twijfel bestaat over wat er in de omzendbrief is omschreven.
De tweede taak is als aanspreekpunt dienen voor, onder meer, de onderwijsverstrekkers als zij worden geconfronteerd met vragen van lokale schooldirecteurs of ongeruste ouders met betrekking tot lopende onderzoeken.
De magistraten van de eerstelijnsparketten voeren de communicatie met de betrokken scholen. Dat is nu formeel geregeld. Er zijn mensen aangesteld.
In lopende onderzoeken beslist het parket over de opportuniteit van het overmaken van gegevens. Het houdt hierbij rekening met de aard van de feiten, de aanwezigheid van concrete aanwijzingen en de mate waarin er gevaar bestaat dat het geheim van het onderzoek zou worden geschonden. Het inlichten van een school betekent niet dat er onmiddellijk door de school een schorsende maatregel moet worden getroffen. Maar bij het informeren van de directie kan die wel alert zijn voor bepaalde signalen.
Preventieve schorsing in het algemeen is een bewarende maatregel die ervoor zorgt dat een leerkracht tijdelijk uit het onderwijs wordt verwijderd om de goede werking van de school te vrijwaren. Dat zegt niets over de schuld van het personeelslid. In geval van zedenfeiten zal het schoolbestuur die maatregel nemen in het belang van de leerlingen, maar ook in het belang van de leerkracht. Vaak wordt men al beoordeeld voor er iets is bewezen. De leerkracht tijdelijk uit die positie halen, kan ervoor zorgen dat met veel meer zuiverheid kan worden gekeken naar de gebeurtenissen.
Een preventieve schorsing kan enkel worden uitgesproken als een leerkracht tucht- of strafrechtelijk wordt vervolgd. In het gemeenschapsonderwijs kan een leerkracht zelfs zonder vervolging voor maximaal zes maanden preventief worden geschorst. Dat staat zo in hun eigen reglementen.
Omdat in het gesubsidieerd onderwijs het opleggen van een preventieve schorsing gekoppeld is aan een tucht- of strafrechtelijke vervolging vallen speculaties rond de reden van de maatregel niet uit te sluiten. Het spreekt voor zich dat het schoolbestuur de procedure tot het opleggen van een preventieve schorsing met de nodige discretie moet voeren.
Een maximale discretie in de procedure zal een eventuele ‘re-integratie’ – als uit het onderzoek blijkt dat het personeelslid onschuldig is – heel wat makkelijker maken. Voor zover een casus buiten de wil van een schoolbestuur of school toch ruchtbaarheid zou hebben gekregen, kan de school via een zakelijke communicatie de geruchtenstroom doen stoppen en aldus een vorm van eerherstel voor het betrokken personeelslid bewerkstelligen.
De ervaring heeft mij geleerd, aan de hand van een casus van enige tijd geleden, dat het zeer nefast is voor de leerkracht in kwestie als een school niet op de hoogte is. Dan wordt het proces volledig publiek gevoerd. Dat is een slechte zaak.
De heer Cordy heeft het woord.
Minister, ik wil nog eens benadrukken dat die aanpak goed is. Daar twijfel ik niet aan.
Ik heb grotendeels verheldering gekregen. Nog bijkomend, worden directies daarin ondersteund? Kunnen zij ergens een beroep op doen? Bestaan er tools? Bestaat er een opleiding om daar te leren mee omgaan?
Los van de burgerlijke en juridische procedures, minister– want dat is natuurlijk iets anders –, wat moet er gebeuren als leerlingen bewust en onterecht een leerkracht beschuldigen? Hoe kunnen we dat personeelslid en/of die directie daarbij ‘beschermen’ of daartegen wapenen? Kunnen ze ergens terecht? Bestaat er iets voor deze gevallen? Als een beschuldiging terecht is, moeten we goede maatregelen nemen, maar als het niet waar is, is dat vooral zeer nefast voor het betrokken personeelslid.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Cordy, ik heb daarnet gezegd dat die contactpersonen er ook zijn om de band te leggen met de onderwijskoepels. De onderwijskoepels hebben een heel expliciete taak om schooldirecteurs daarin te ondersteunen. Ze hebben ook expertise. Het gebeurt gelukkig niet vaak, dus zoveel expertise kunnen ze niet hebben, maar ze hebben wel een zicht op de dingen die al gebeurd zijn en kunnen scholen adviseren om al of niet te schorsen. De scholen staan daar niet alleen in, ze kunnen terecht bij de koepel. Ikzelf kan daar niet veel in doen. Opleidingen geven, kan, maar het is een afweging die je op het moment zelf moet maken en waarbij je rekening houdt met de aard en de ernst van de feiten. Als een school geïnformeerd wordt, dan kun je al een beoordeling maken. Maar nog eens, wat ik heb meegemaakt in scholen die niet geïnformeerd worden, is dat men in paniek reageert, en dat is pas heel slecht, natuurlijk.
Mijnheer Daniels, uw vraag over de leerlingen is een korte vraag, maar een bijzonder moeilijke. Als leerlingen iets in gang zetten, is het heel moeilijk om te achterhalen of het terecht was of niet terecht. Als het niet terecht was, valt dat onder pesten en daar bestaat een hele cascade aan maatregelen. Scholen kunnen ook rechtzettingen doen. Je kunt dan ook maatregelen nemen tegen de leerlingen als blijkt dat het ongegrond zou zijn. Het moeilijke is dat het achterhalen of iets waar is of niet, zeker als het over strafrechtelijke feiten gaat, iets is wat de gerechtelijke diensten moeten doen en het parket dat belast is met het onderzoek. Wij zijn als overheid niet geplaatst om daar een oordeel in te vellen, maar wanneer er onterechte beschuldigingen zijn, zijn er procedures om de leerlingen in kwestie daarop aan te spreken en zelfs om sancties te nemen.
De heer Cordy heeft het woord.
Ik denk dat we inderdaad een beetje een uitbreiding van het instrumentarium hebben dat veel kwaad kan voorkomen. Zoals de minister opmerkt, gaat het over zeer zeldzame gevallen. Maar het is juist daarom dat de ondersteuning van de directies een goede zaak is, en dat zij weten hoe daarmee te kunnen omgaan, op wie zij een beroep kunnen doen, van wie ze advies kunnen krijgen enzovoort.
De vraag om uitleg is afgehandeld.