Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Vraag om uitleg over de oprichting van een Vlaamse adviesstructuur voor personen met een handicap
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, al heel wat jaren proberen 22 verenigingen van en voor personen met een handicap in Vlaanderen een adviesstructuur op te richten die intersectoraal de belangen van mensen met een handicap kan vertegenwoordigen en die zodoende kan dienen als gesprekspartner voor onder andere de Vlaamse overheid.
Met behulp van een subsidie van de Vlaamse overheid is er in 2011-2012 al een onderzoek uitgevoerd naar de oprichting van zo’n adviesstructuur. Dat paste ook binnen het VN-verdrag en het vorige Vlaamse regeerakkoord. Dat onderzoek is vrij uitvoerig beschreven in het NOOZO-rapport (Niets Over Ons Zonder Ons). De oprichting van een neutrale adviesraad staat eveneens in het regeerakkoord.
De organisaties die destijds dat rapport hebben ondertekend, zouden natuurlijk graag zien dat er een onafhankelijke raad wordt geïnstalleerd, zoals ook in het rapport beschreven. Ze willen een eigen intersectorale structuur, die de stem van mensen met een handicap in het beleid versterkt. Ze willen ook een continue constructieve partner van de overheid zijn, vanuit de drie kernvoorwaarden die nodig zijn om een goede advisering en beleidsparticipatie te garanderen: gelijkheid en respect, continuïteit en vooral onafhankelijkheid. Die drie kernvoorwaarden zien zij terug in de vorm van een onafhankelijke structuur met een officieel statuut.
Minister, wat is uw standpunt inzake de oprichting van een dergelijke raad en de vragen van NOOZO daaromtrent? Wat is de stand van zaken van de oprichting van een intersectorale adviesraad? En hoe wilt u tegemoetkomen aan de bekommernis om de neutraliteit te garanderen?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik heb een gelijklopende vraag als mevrouw Jans, namelijk: wat belet dat we vandaag een Vlaamse adviesstructuur voor personen met een handicap hebben? Het draagvlak is er. Er is al heel lang vraag vanuit de sector personen met een handicap om, net zoals dat bestaat voor vrouwen en ouderen, een dergelijke adviesstructuur te hebben, wat meteen maakt dat er ook voorbeelden zijn. Er bestaat ook een equivalent op het federale niveau, de Nationale Hoge Raad Personen met een Handicap. Er is een kader gemaakt. Mevrouw Jans heeft al verwezen naar het concept NOOZO, Niets Over Ons Zonder Ons, gedragen door 22 verenigingen voor personen met een handicap. Ik meen zelfs te vermoeden dat de centen er zijn, want in 2016 liet u weten dat er middelen beschikbaar waren om de raad effectief op te richten. Maar de vaststelling is dat er vandaag niets is.
Wat kunnen valabele redenen zijn dat dit er nog altijd niet is? Ik hoop dat er geen dogma’s in de weg staan, die volgens mij ook niet proportioneel zouden zijn ten aanzien van de vraag. Blijkbaar heeft men het bijzonder moeilijk met het feit dat er een nieuwe structuur zou worden opgericht. Ik vind dat nogal dogmatisch en ook buiten proportie – het gaat over een adviesorgaan, we zijn hier niet bezig over een of ander heel groot vehikel dat wordt opgericht – maar eigenlijk ook arbitrair. Op een gegeven moment heeft men blijkbaar gezegd dat we geen nieuwe structuren meer in het leven roepen. Goed, waren we dan met zijn allen wat sneller geweest om dat ook voor personen met een beperking al te hebben, dan stonden zij aan de goede kant van de geschiedenis, net zoals ouderen en vrouwen. Sta mij dus toe om dit nogal een arbitrair en dogmatisch criterium te vinden, zo het wordt gebruikt – ik weet het niet, vandaar de vragen.
Er zijn wel wat dingen die in die richting wijzen. Er is eerst geprobeerd om die raad of een structuur onder te brengen bij de vzw Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een Handicap (GRIP), een vzw die inclusie nastreeft voor personen met een beperking, maar niet gelijkgeschakeld kan worden met een dergelijke adviesstructuur. Het zou ook niet stroken met een belangrijk criterium waar mevrouw Jans zelfs in haar titulatuur naar verwijst, namelijk onafhankelijkheid. Vervolgens is er dan blijkbaar geprobeerd om twee pistes naar voren te schuiven: het onderbrengen onder Kanselarij en het onderbrengen onder de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Daarop wordt vanuit de sector opnieuw gereageerd dat dat toch wel een beetje haaks staat op de criteria die in NOOZO naar voren zijn geschoven.
Ondertussen tikt de tijd en moeten we vaststellen dat we nog altijd geen adviesstructuur hebben, wat ik betreur. Ik hoop oprecht dat we snel een doorbraak kunnen realiseren. Minister, hoe staat u tegenover de oprichting van een Vlaamse raad voor personen met een handicap? Welke visie hebt u rond de oprichting van die raad? Waarom is het onmogelijk om een nieuwe vzw op te richten met de specifieke taak van Vlaamse raad voor personen met een handicap? Op welke manier hebt u hierover overleg met uw collega van Welzijn? Welke termijn en middelen acht u vanaf vandaag noodzakelijk om alsnog tot de oprichting van een dergelijke raad te komen? Ik kijk oprecht uit naar uw antwoord, minister.
Minister Homans heeft het woord.
Ik heb samen met alle parlementsleden de mail gelezen die in onze mailbox is beland. De ambitie voor de oprichting van een beleidsparticipatiestructuur Handicap werd vastgelegd in het regeerakkoord en in mijn beleidsnota Gelijke Kansen die is besproken in deze commissie bij het begin van de legislatuur.
Met de conceptnota die tijdens de vorige regeerperiode werd goedgekeurd en het huidige regeerakkoord hebben deze en de vorige regering een duidelijke keuze gemaakt. In beide wordt voorgesteld om aan te sluiten bij een bestaande organisatie en heel specifiek de SERV.
Op basis van de diverse overlegmomenten die er zijn geweest met de NOOZO-organisatie is duidelijk dat deze piste op geen enkele steun kan rekenen aangezien de sociale partners in de regel deel uitmaken van een adviesraad binnen de SERV.
Ik heb begrip voor deze argumentatie en heb aangegeven bereid te zijn om ook andere pistes te bekijken en te bespreken op voorwaarde dat er aangesloten wordt bij bestaande structuren. Waarom is dat belangrijk? U kunt dat een dogma noemen, maar het is wel in de geest van het regeerakkoord en van de duidelijke beleidskeuzes die zijn gemaakt om een versnippering van entiteiten en adviesraden tegen te gaan en opnieuw een zoveelste structuur op te richten. Dat druist absoluut in tegen de geest van het regeerakkoord, maar het zou ook niet verstandig zijn om een zoveelste adviesraad op te richten.
Er zijn vandaag ook bestaande kaders waarbinnen de opdracht van de adviesraad perfect kan worden verankerd en waardoor efficiëntiewinsten kunnen worden gegenereerd, zonder daarmee de onafhankelijkheid te ondermijnen en waarbinnen alle verenigingen die wensen aan te sluiten dit op gelijke voet kunnen doen. Het gaat dus om een administratieve inbedding in een bestaande organisatie en geen inhoudelijke inbedding. De inhoudelijke onafhankelijkheid moet vooropstaan en dat wordt ook gegarandeerd.
Verschillende pistes werden in openheid met NOOZO besproken waarbij voor- en nadelen uitvoerig tegenover elkaar werden afgewogen.
We hebben er al een zeer lang parcours op zitten, en ik heb dan ook begrip voor het ongeduld dat in het veld leeft, maar ik stel hier nu een goede oplossing voor en ik zou graag hebben dat daarin wordt meegegaan. Ik ben begaan met wat er in het veld leeft, maar dat neemt niet weg dat we ook moeten gaan voor een solide werkvorm. Ik heb uitgelegd wat de initiële bedoeling was en er is nu een duidelijke keuze gemaakt voor GRIP. We kiezen daarmee voor een solide werkvorm die de nodige efficiëntie aan de dag legt en dat ook al heeft bewezen in samenwerking met minister Muyters voor het beleidsdomein Werk.
Mijnheer Van Malderen, u vraagt op welke manier ik daarover overleg heb met de minister van Welzijn. Ik neem dit initiatief als minister van Gelijke Kansen. Bij de ene vraag ben ik alleen bevoegd, bij een andere is het een horizontale bevoegdheid. U weet dat het een horizontale bevoegdheid is. De adviesraad krijgt ook een intersectorale opdracht en zal het Vlaams beleid dus kunnen adviseren in al zijn bevoegdheden, ook wat het beleidsdomein Welzijn betreft. Het is dus intersectoraal en helemaal horizontaal: elke minister met zijn of haar beleidsdomeinen die daar adviezen van wil krijgen, kan dat. Dat is absoluut geen probleem.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en voor de schets die u hebt gemaakt over de historiek van dit dossier. Ik begrijp heel goed dat men beducht is om allerlei op zich losstaande adviesraden te laten zweven en dat men vanuit die filosofie kiest voor de verankering in een bestaande vzw. U hebt ook heel duidelijk aangegeven dat dit een administratieve verankering is. Ik denk dat dat heel belangrijk is, want het is cruciaal dat deze adviesstructuur inhoudelijk onafhankelijk haar werk kan verrichten. Zo niet, is dat weinig zinvol.
U hebt ook aangegeven dat er een evaluatie kan volgen en mogelijks ook een bijsturing.
Het voorbeeld dat u geeft van minister Muyters waarbij een gelijkaardige manier van werken wordt gebruikt, kan vertrouwen geven om dit een kans te geven, maar ik blijf het ergens wel jammer vinden dat we niet de volledige mogelijkheid kunnen benutten om een onafhankelijke vzw autonoom te laten werken.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb minstens gedeeltelijk een aantal zaken gehoord waar we ook naar gevraagd hebben, maar ik heb ook een aantal zaken niet gehoord. Ik kom daar nog op terug.
Ik begin met een bedenking. Wat er ook uit de bus komt – en ik hoop vurig samen met de collega dat er iets uit de bus komt dat functioneert – ik hoop dat het dan minder top-down kan functioneren dan het proces dat u hier net hebt geschetst. Op een bepaald moment zegt u dat u hebt beslist dat het dan maar moet aansluiten bij de SERV, terwijl de SERV-partners daar zelf eigenlijk helemaal niet op zaten te wachten. Dat staat haaks op de manier van werken van de SERV, laat staan dat er binnen het werkveld personen met een handicap naar gevraagd zou zijn. Dat is behoorlijk top-down in zijn benadering, maar ik vind dat ook terug wanneer u zegt dat het GRIP zal zijn omdat er anders niet kan worden gestart.
Mijn bijkomende vraag is wat GRIP daar zelf van vindt. Ik heb begrip voor de pragmatiek die u probeert te zoeken, maar betekent dit dan dat er adviesraad binnen GRIP wordt ondergebracht? Ik vermoed dat daar dan een aantal bijkomende middelen naartoe gaan maar kan bijvoorbeeld GRIP dat vandaag een vertegenwoordigende functie heeft op tal van domeinen, niet alleen als kenniscentrum inzake werk en handicap maar ook als burgerrechtenbeweging die werkt met leden, zetelen in zichzelf als host van de adviesstructuur? En hoe liggen dan de verhoudingen met andere leden van die toekomstige adviesstructuur? Minister, ik merk dat deze vraag u een beetje verveelt, maar dit is toch wel een praktische vraag die men zich op het terrein zal stellen. Is dit afgetoetst binnen GRIP? Hoe ziet men dat praktisch? En wat is het standpunt van de rest van het werkveld over die benadering?
Een andere bedenking is dat ik dit een vrij dogmatische en arbitraire benadering vind. En wat het woordgebruik betreft wanneer u het hebt over de zoveelste adviesraad, vind ik dat dit thema meer respect verdient dan de connotatie van de zoveelste adviesraad. Het ligt niet aan degenen die het vragen noch aan het thema dat het de zoveelste structuur is. Ik ben gerust bereid om met de luizenkam doorheen het oerwoud aan structuren te gaan om er een aantal uit te halen, samen te voegen enzovoort. Ik vind dat we hier een pragmatische benadering moeten hebben en moeten vertrekken vanuit een helder criterium: inhoudelijke organisatorische onafhankelijkheid en dan doen wat nodig is om dat te realiseren.
Nog een bijkomende vraag die volgens mij niet beantwoord is, tenzij heel indirect. Ik had u gevraagd naar de termijnen. Wanneer ziet u deze oefening landen? U zegt dat we hopelijk snel van start kunnen gaan, maar sta me toe te zeggen dat ik dit weinig precies vind. Wanneer denkt u dat deze raad gaat effectief van start kan gaan? We zijn behoorlijk opgeschoten in de legislatuur, ik denk dan ook dat het terecht is om te peilen naar een redelijke termijn waarbinnen u het vehikel, wat het ook is en met alle opmerkingen die ik ook heb gemaakt, ziet functioneren.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik wil beginnen met te zeggen dat het absoluut nodig is dat die adviesraad er komt tijdens het resterende jaar van de legislatuur. Ik hoop dat daar kamerbreed een consensus over is.
Ik ben naar deze commissievergadering gekomen om het antwoord te horen op een specifiek deel van de vraag waarom er geen nieuwe vzw komt. Ik heb wel op voorhand bij GRIP gehoord hoe zij daarnaar kijken. Ik heb begrepen dat er een openheid is om dat een ernstige manier te doen en dat zij zelf vragende partij zijn om dat goed op te volgen en te evalueren, maar ik hoor daar graag uw mening over.
U bent natuurlijk vertrokken van het eerste uitgangspunt, namelijk dat er geen nieuwe vzw mag zijn. Ik wil graag horen waarom niet, maar de antwoorden die ik hoor, minister – en misschien kunt u dit nog verder toelichten – vind ik weinig onderbouwd. U zegt dat u niet een zoveelste adviesraad wenst op te richten. Er zijn 120.000 mensen met een handicap, we hebben ook voor ouderen een adviesraad en net omdat er andere adviesraden bestaan, denk ik dat dit een argument is om ook voor mensen met een handicap een afzonderlijke adviesraad te hebben. Ik zie dat niet als een totale versnippering van het landschap, maar als een erkenning van de stem van mensen met een handicap om over alle beleidsdomeinen heen hun visie en mening te geven.
Het lijkt me een goede zaak om dat te doen en het argument om hier geen aparte vzw voor op te richten, enkel en alleen vanuit bijna het dogma dat er geen nieuwe vzw's mogen zijn, vind ik te weinig onderbouwd. Ik zeg dat met veel respect voor GRIP en met veel vertrouwen in hun manier van werken, maar het gaat hier voor mij wel over een principekeuze. Er wordt gevraagd om net zoals voor andere groepen in onze samenleving een goede adviesraad hebben en de vraag is ook waarom dat hier niet kan. Ik denk dat een aparte werking een meerwaarde zou zijn, zeker wanneer men kijkt naar de weg die nog moet worden afgelegd voor inclusie in onze samenleving.
Als we zien in al die beleidsdomeinen hoeveel er nog moet veranderen om inclusie te realiseren en er effectief voor te zorgen dat we een samenleving hebben waar mensen met een handicap dezelfde rechten hebben en op dezelfde manier kunnen participeren als mensen zonder handicap, dan denk ik dat die adviesraad absoluut werk zal hebben en zeker bestaansrecht heeft.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Ik wil even reageren op de repliek van de heer Van Malderen. Hij zegt dat de minister zegt dat de SERV geen optie was en dat ze dan maar gaan zoeken is naar een andere structuur. Mij leek het zo dat de minister juist heeft verteld dat NOOZO het niet echt een optie vond om de kar aan te hangen bij de SERV. Het is dan ook goed dat de minister verder kijkt. De SERV stond op zich in het regeerakkoord en het is dan ook goed dat er een andere mogelijkheid wordt aangereikt.
Ik sluit me aan bij de mening van de minister dat ze niet nog meer structuren wil opbouwen. GRIP wordt vanuit Vlaanderen mee gesubsidieerd, en het is dan toch wel belangrijk om daar de administratieve kar aan vast te hangen.
De minister heeft heel duidelijk gezegd dat het inhoudelijk wel onafhankelijk moet zijn. Ik sta daar ook volledig achter omdat dit echt wel nodig is. Volgens mij kan dit perfect onder de noemer van GRIP. We zien dat het werkt bij Werk. Waarom zou het niet over alle domeinen heen lukken om in een bestaande structuur onafhankelijke inhoud te garanderen?
Ik kijk ernaar uit wanneer dit wordt uitgerold. Ik hoop ook dat dit snel gebeurt, want het is heel belangrijk dat deze mensen een stem krijgen richting het beleid. Ik ben ervan overtuigd dat onze minister er niet aan twijfelt dat dit van groot belang is.
Minister Homans heeft het woord.
Het zal u niet verbazen dat ik onderschrijf wat mevrouw van der Vloet zegt. Ik heb er eigenlijk weinig aan toe te voegen.
Ik heb wel geantwoord op de vragen. Dat we als partijen soms van mening verschillen, is dan maar zo. Het regeerakkoord is zeer duidelijk.
Mijnheer Van Malderen, u weet zeer goed wie bevoegd minister was in de vorige regering, namelijk uw partijgenoot Pascal Smet. Toen werd de SERV heel duidelijk als mogelijkheid naar voren geschoven, zonder een euro aan middelen. Wij hebben de SERV ook naar voren geschoven als mogelijkheid, maar uit respect voor NOOZO en voor de SERV zelf hebben we gezocht naar een andere oplossing en tegelijkertijd 350.000 euro recurrent ingeschreven. Wat uw minister niet heeft gedaan, hebben wij aan het begin van de legislatuur wel gedaan.
Wanneer gaat het van start? GRIP heeft gegarandeerd dat dit dit jaar nog kan. Ik heb u al gezegd dat we in middelen hebben voorzien. Het is een beetje jammer dat die op de begroting staan, maar niet worden aangewend want het is inderdaad belangrijk dat ook deze mensen vertegenwoordigd worden in een adviesraad. Dat is echt superbelangrijk. Het is jammer dat de middelen waarin al twee jaar is voorzien, gewoon op de begroting staan.
Ik heb er ook alle vertrouwen in dat GRIP dit kan doen, zoals de meesten hier aanwezig. Ze hebben ervaring en ze bewijzen ook dat het kan en dat ze het op een onafhankelijke manier willen doen, bijvoorbeeld door de samenwerking met het beleidsdomein Werk.
U kunt het niet eens zijn met deze keuze, maar het is belangrijk dat er heel snel een adviesorgaan komt. Dit is er nu in samenspraak met de organisaties, maar ik geef grif toe dat niet iedereen het eens is met deze keuze. We kunnen perfect nog twee jaar blijven praten en onderhandelen over welke structuur het dan wel moet worden, maar ik leg GRIP voor en zij zijn bereid om dat te doen. Ze hebben de nodige ervaring zodat we zeker nog dit jaar van start kunnen gaan met een adviesraad die meer dan broodnodig is en die ook onmiddellijk gefinancierd zal worden.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik vind de toezegging “zeker dit jaar” essentieel. Ik schrijf dat in zeer grote kapitalen op mijn blad. We zullen dit opvolgen.
Ik herhaal de opmerking dat dit onder een beter gesternte had kunnen starten als we er wat meer pragmatisch en minder dogmatisch en minder arbitrair naar hadden gekeken. Op het moment van de oprichting zullen we wel blij zijn dat dit effectief wordt gerealiseerd. Ik tel – ik vermoed met nog een aantal anderen – af.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.