Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Zonnepanelen op waterplassen, meren of op zee zijn al lang geen science fiction meer. Inspirerende voorbeelden uit het buitenland tonen aan dat dit mogelijk is. Op water hebben zonnepanelen een hoger rendement. Van het wateroppervlak gaat een verkoelend effect uit en roterende panelen kunnen steeds naar de zon georiënteerd worden, zodat ze de grootste opbrengst genereren.
Op de plas van zandontginner Sibelco in Lommel worden zonnepanelen geïnstalleerd en er zijn plannen om nog dit jaar voor 5 hectaren PV-panelen te plaatsen. Ook de Limburgse Reconversie Maatschappij (LRM) ziet potentieel in een dergelijk project.
Minister, in de media wordt aangegeven dat u 6 miljoen euro reserveert voor proefprojecten met zonnepanelen op kleine wateroppervlakten. In Vlaanderen zijn er diverse kleine meren die niet gelegen zijn in natuurgebied of die geen recreatieve functie hebben en in aanmerking komen voor het plaatsen van PV-panelen.
Wat zijn de voorwaarden om als proefproject in aanmerking te komen? Op welke manier worden deze ondersteund? Welke doelstelling beoogt Vlaanderen met deze ondersteuning?
Minister Tommelein heeft het woord.
De steunregeling voor fotovoltaïsche panelen op kleine meren is momenteel in uitwerking. Er is in middelen voorzien om een specifiek project te ondersteunen op de plassen van Sibelco. Mijn kabinet en het Vlaams Energieagentschap (VEA) hebben recent overleg gehad met de initiatiefnemers voor het vermelde project op een zandontginningsplas in Dessel. Daarbij willen we eerst een zicht krijgen op de typische parameters voor dergelijke projecten, om te kunnen bepalen op welke manier, rekening houdend met de regelgeving inzake staatssteun, dergelijke projecten het best kunnen worden ondersteund. Op het eerste gezicht ziet het ernaar uit dat we de combinatie kunnen maken met de groenestroomcertificaten. Dit zorgt ervoor dat de kostprijs van een reguliere op land geïnstalleerde installatie via de reguliere certificatensteun kan worden ondersteund, terwijl het innovatieve gedeelte een bijkomende impuls kan krijgen via investeringssteun.
Afhankelijk van het benodigde steunbudget en de verschillende technische en economische vraagstukken die in dergelijke projecten kunnen worden onderzocht, zullen we dan beslissen hoeveel en welke bijkomende pilootprojecten kunnen worden ondersteund. We hebben daarbij reeds van verschillende sectoren de melding gekregen dat zij ook mogelijkheden zien, en ik apprecieer deze interesse. De bedoeling is dat, indien er nog budget beschikbaar is, het VEA de sector uitnodigt om proefprojecten in te dienen. Het uiteindelijke doel van dit proefproject is om ook in Vlaanderen kennis te maken met deze technologie. Tijdens mijn gesprek eergisteren met energieminister Pinkwart van Noordrijn-Westfalen bespraken we de drijvende zonnepanelen en hij was zeer geïnteresseerd. Ze willen het project van nabij volgen en we hebben de afspraak gemaakt om daar de nodige contacten voor te onderhouden.
Het huidige ondersteuningssysteem is echter gemaakt op maat van PV-projecten op land. Via dit proefproject willen we onderzoeken welke bijkomende steun exact nodig is voor een installatie op wateroppervlakten en of een aangepast ondersteuningsregime al dan niet wenselijk is. Het is een proefproject. We verwachten dat de investeringskost van dergelijke projecten in de nabije toekomst sterk zal dalen. We volgen dit dus van nabij op.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, uit welke begroting komt die 6 miljoen euro?
Het feit dat de zonnepanelen roteren en drijven is innovatief. Zal er, zoals voor de zonnespiegels, daaraan de voorwaarde verbonden worden dat dit best gemonitord wordt, zowel wat betreft de investeringskost en de opbrengst? De vraag is dan vooral wat de meeropbrengst van deze technologie kan zijn in vergelijking met de klassieke technologie van de zonnepanelen op daken. Ik las een zinnetje in verband met de Meerheuvelplas in Rotem, waarbij aangegeven werd dat, indien je 10 procent zou gebruiken, het al om 6 ha PV-installaties zou gaan. Dat is niet weinig. “Dit potje van 6 miljoen euro van minister Tommelein biedt dus zeker mogelijkheden”, werd daarover verder nog opgemerkt.
Mijn reactie daarop is dat als we daar een bedrag van 6 miljoen euro in investeren, we toch de mogelijkheid moeten hebben om dit via het VITO of het VEA zeer streng te monitoren, zodat we weten of die bijkomende innovatiesteun iets opbrengt. We moeten kunnen uitsluiten dat het een ‘nice to have’-voordeel is, dat in onze contreien evenwel een veel te lange afschrijvingsperiode heeft.
Minister Tommelein heeft het woord.
Dit bedrag van 6 miljoen euro komt uit de algemene middelenbegroting, namelijk uit het overschot na de begrotingscontrole, waarvan we een deel gebufferd hebben voor onvoorziene omstandigheden en een deel investeren in nieuwe projecten. Innovatie en energie gaan hand in hand.
Ik ben niets meer of niets minder dan de andere ministers in de regering. Dat betekent dat als wij geld uitgeven, het maar een heel logische zaak is dat er gemonitord, geëvalueerd en bijgestuurd wordt waar nodig. Dat geldt voor alle ministers, en dat geldt ook voor mij. Ik ben daar zelf redelijk plichtsbewust in. Ik ben niet van plan om geld door ramen en deuren buiten te gooien. U weet dat ik ook een andere belangrijke bevoegdheid heb, zijnde Begroting en Financiën.
Dit gaat over een proefproject van 5 megawatt. Wij denken dat het budget van 6 miljoen euro dat mij voor dit ene project ter beschikking is gesteld, niet volledig op zal zijn. Dat betekent dat ik nog middelen zal hebben om in andere energieprojecten te stoppen. Ik denk dat dit een goede zaak is.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Men wil dat niet alleen in Dessel bouwen, maar blijkbaar ook in Dilsen-Stokkem. Er zijn al verschillende partijen die daarnaar vragen. Die 6 miljoen euro zal misschien wel een gesloten portefeuille zijn, veronderstel ik. Maar dat u vanuit algemene middelen hier in investeert, daar heb ik uiteraard geen enkel probleem mee. De algemene middelen dienen ook voor dergelijke innovatieve projecten. Ik vraag alleen eerlijkheidshalve dat als na verloop van tijd zal blijken uit de monitoring dat het niet rendabel blijkt te zijn, we dergelijke proefprojecten niet verder moeten ondersteunen voor nieuwe installaties in de toekomst. Maar het is een goed gegeven dat we dit doen om te zien of dit überhaupt een interessante case kan zijn voor de toekomst.
De vraag om uitleg is afgehandeld.