Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
De economie draait goed, de arbeidsmarkt draait goed. Een dalend aantal niet-werkende werkzoekenden, een toenemend aantal vacatures, een afnemend aantal faillissementen en herstructureringen: dat is allemaal goed nieuws. Wat dat laatste betreft, heeft ons land de nodige tegenslag wel gehad. Tal van werknemers die hun job verloren, konden in het verleden en in die gevallen terugvallen op het statuut van het brugpensioen, oftewel het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT).
Hoewel veel mensen beter af zijn met dit statuut dan in de normale werkloosheid, krijgen we op macro-economisch vlak dan wel weer te maken met een andere trend: arbeidskrapte. We hebben vandaag iedereen nodig op de arbeidsmarkt. De verschillen in beschikbaarheid van deze groep mensen in SWT diende onder meer om die reden te worden aangepast. Op het federale niveau zijn daartoe ook de nodige stappen gezet. SWT is verstrengd en in de komende jaren zullen we – weliswaar stapsgewijs – de positieve effecten hiervan zien.
Hoewel een grote groep mensen in dit SWT-statuut verkeert, dienen vooralsnog slechts een handvol mensen effectief beschikbaar te blijven voor de arbeidsmarkt. Ze verdienen een begeleiding op maat, net zoals dat bij alle andere werkzoekenden het geval is. Echter, uit cijfers in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag, blijkt dat het beleid hier relatief weinig extra op inzet. Van de 4597 mensen die beschikbaar moeten zijn, kregen er slechts 846 een vacature-aanbod. Het aanbod ten aanzien van die mensen is dan weer wel gigantisch. In automatische mailings ging het dan meteen over honderden, zelfs duizenden vacatures per persoon, wat misschien een beetje te veel van het goede is.
Deze cijfers zouden – zo bleek uit bijkomende duiding – niet de volledige dienstverlening van VDAB, noch de inspanningen van de werkzoekenden weergeven. Vacatures en jobopportuniteiten komen ook via andere wegen bij de werkzoekende, ook zonder tussenkomst van VDAB. Dat klopt uiteraard, maar voor die bijzonder moeilijke doelgroep lijkt het net nodig dat VDAB een bijkomende inspanning levert, en niet te wachten op mogelijke andere kanalen.
Minister, ik weet dat u ervan uitgaat dat SWT’ers heel moeilijk te activeren zijn. Deze groep SWT’ers moet wel degelijk aangepast beschikbaar, maar toch beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt. VDAB heeft daar dus duidelijk een bevoegdheid en een taak. Bovendien kan wat de SWT’er meeneemt aan bedrijfstoeslag uit het verleden, worden gecombineerd met het loon van een eventuele nieuwe werknemer. Die bedrijfstoeslag kan dan ook worden gezien als een extra incentive om alsnog aan het werk te gaan.
Minister, hoe rijmt u uw vraag om verregaande aanpassingen aan het SWT-statuut met de beperkte dienstverlening die VDAB zelf biedt aan zij die nu reeds aangepast beschikbaar, maar toch beschikbaar moeten zijn? Hoe verklaart u dat slechts 18,5 procent van de SWT’ers die beschikbaar moeten zijn, een aanbod kregen van VDAB, want daar begint het toch mee? Welke stappen onderneemt u om deze doelgroep van aangepast beschikbaren beter te begeleiden?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega Bothuyne, de dienstverlening die VDAB vandaag biedt aan SWT’ers, is op maat van de werkzoekenden op basis van de definitie van effectief aangepaste beschikbaarheid.
Ik wil toch nog eens herhalen wat dat betekent. Die mensen worden geacht niet zelf actief te moeten zoeken naar werk – die boodschap krijgen ze: je moet niet zoeken naar werk –maar ze ontvangen een individueel actieplan op maat van VDAB. Dat actieplan wordt door VDAB voor elk individu afzonderlijk opgemaakt na een kwalificerende intake met screening, die de afstand van de werkloze tot de arbeidsmarkt in kaart brengt op volgende domeinen: competenties, motivatie en fysieke en psychische geschiktheid. Een aanbod op maat kan eerst een voorbereidend traject bevatten om de gedetecteerde drempels aan te pakken, vandaar dat de inspanningen van VDAB en de klant niet enkel af te leiden zijn uit het aantal vacatures dat iemand ontvangt of het aantal vacatures waarvoor hij in aanmerking komt. VDAB heeft de nieuw ingestroomde SWT’ers tussen oktober 2016 en juli 2017 ingeschat om de nood aan dienstverlening te bepalen en om op deze basis een aanbod op maat aan te bieden, dat individueel actieplan dus. VDAB bereikte hiervoor 95 procent, gemeten acht maanden na instroom. Een aanbod op maat houdt dus veel meer in dan louter het aanbieden van vacatures.
VDAB zag, gelet op de economische toestand van crisis, binnen haar capaciteit een beperkte begeleiding voor SWT’ers toen als een juiste keuze. Dit werd zo afgestemd binnen de raad van bestuur van VDAB en met de sociale partners. Ook bezorgde VDAB de 55-plussers, ongeacht hun beschikbaarheid, de vacatures niet automatisch. Dat was naar aanleiding van ‘Samen op de bres voor 50+’ waarbij we de 50 stelselmatig hebben verplaatst. Dat is ook een verklaring waarom deze hele leeftijdsgroep een beperkt aantal vacatures krijgt. Dit was een afspraak tussen de sociale partners en VDAB. De economisch moeilijke tijden rechtvaardigden dat er een speciale behandeling was voor deze groep, maar vandaag, met de economische heropleving, hebben we elk talent nodig, ook alle 55-plussers en aangepast beschikbaren. De vele openstaande vacatures kunnen het best ingevuld worden door wie het ook maar kan. Daarom heb ik er bij de sociale partners dan ook op aangedrongen om de automatische matching ook voor deze groep open te kunnen stellen. Ik ben tevreden dat de sociale partners positief geantwoord hebben op mijn oproep. Ik heb VDAB opdracht gegeven om onmiddellijk te starten met het openstellen van het systeem van automatische matching voor de actief beschikbare 55-plussers. De aangepast beschikbaren zullen binnen enkele maanden betrokken worden wanneer we de nieuwe dienstverlening van september van start laten gaan, zodat we een gelijke dienstverlening hebben voor iedereen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, dank u wel. Op het einde van uw antwoord hebt u een aantal belangrijke elementen aangegeven waarbij u een aantal aanpassingen aankondigt. De aangepast beschikbaren zouden een aangepaste begeleiding met een individueel actieplan krijgen. Als ik u goed begrijp, is dat in 95 procent van de gevallen nu zo. Dat is alvast positief. Vanaf september koppelen we daar hoe dan ook de matching naar vacatures aan.
Misschien een aandachtspunt: de 18 procent SWT’ers die beschikbaar moesten zijn en die vacatures kregen, kregen meteen bijzonder veel vacatures. Als je in je mailbox tientallen of honderden vacatures terugvindt, kan er weinig sprake zijn van een gerichte koppeling tussen het profiel van de betrokkene en de vacatures die worden aangeboden. Graag een aanpak die zo goed mogelijk op maat wordt gedefinieerd.
Ten gronde zijn we het eens, denk ik. De bedoeling is om zoveel mogelijk mensen op de arbeidsmarkt actief te hebben en te houden. Dienstverlening voor 55-plussers, weliswaar op maat, moet zo uitgebreid mogelijk zijn. Hetzelfde geldt voor de aangepast beschikbaren, want een individueel actieplan en de vereiste van beschikbaarheid die tot de pensioenleeftijd blijft gelden, betekent dat het de doelstelling is en blijft om door te stromen naar een job en naar de arbeidsmarkt.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, in West-Vlaanderen zouden we zeggen: u staat voor een ‘bescheten’ commissie. We bedoelen daarmee dat het een zeer ondankbare job is die u te wachten staat. Dat SWT-statuut is al hervormd vanuit het brugpensioen, maar het blijft nog altijd een ‘mission impossible’ om die mensen te overtuigen om te gaan werken. Je kunt die mensen dat ook absoluut niet kwalijk nemen. De financiële trigger om dat te doen, is heel laag.
Eigenlijk is het schandalig. Ik heb die cijfers indertijd opgevraagd. Sinds de hervorming van SWT net voor deze legislatuur zijn er ongeveer 4000 mensen ingestroomd. Volgens het cijfer van vorig jaar zijn er daarvan 91 opnieuw aan de slag gegaan. Dat wil zeggen dat er 3000 mensen, echt getalenteerde mensen, vandaag werk zouden kunnen hebben maar in dat statuut zitten.
Het is onze morele plicht om binnen de ‘bescheten’ commissie zoals ze is, alles te doen om hen aan het werk te krijgen. Maar dat is moeilijk. Er zijn nog een aantal andere hindernissen dan die financiële trigger. Collega Bothuyne en uzelf hebben ze opgesomd. Dat is het hele labyrint aan beschikbaarheden: actieve beschikbaarheid, passieve beschikbaarheid, aangepaste beschikbaarheid. Het is goed dat u naar actief beschikbare 55-plussers ineens alle vacatures zult doorsturen. Het is goed dat de sociale partners op die vraag zijn ingegaan.
Eigenlijk zou dat ook voor de aangepaste beschikbaarheid moeten kunnen. Dat is wat u in het slot van uw antwoord aangaf. Heel het systeem van de beschikbaarheden is te verantwoorden in periodes van echte laagconjunctuur, waarbij je groepen waarvan je weet dat ze écht moeilijk aan de slag kunnen geraken, niet te zwaar bombardeert, maar het laaghangend fruit plukt.
Maar vandaag, in een hoogconjunctuur, is het absoluut, maar dan ook absoluut niet meer verantwoord om daarmee te werken. Dat is trouwens ook bevestigd door Fons Leroy. We zijn met de hele commissie op bezoek geweest bij VDAB. We hebben hem gevraagd naar de grootste drempels waarmee hij kampt om mensen aan de slag te helpen. Hij vermeldde toen het compleet verouderde en achterhaalde systeem van beschikbaarheden.
De cijfers die u net aanhaalde van 95 procent zijn goed. Dat oogt allemaal mooi op papier. De vraag is echter: wat kopen we daarmee? Zullen we daarmee effectief vacatures invullen of niet?
Ik denk dat we in dit hele debat – excuseer mij voor de woorden – met z’n allen maar wat morrelen in de marge, zolang de echte sleutels die er op het federale niveau zijn niet worden aangepakt, zijnde het afschaffen van het SWT – een afschaffing die trouwens ook Stijn Baert, gekend arbeidseconoom, veelvoudig door alle collega’s hier geciteerd, bepleit – en het aanpakken van die beschikbaarheden. Daar moeten we echt aan werken.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Ik heb zo vaak het gevoel dat aangepast beschikbaar zijn betekent dat je minder kansen op werk zou hebben. Daarbij wil ik me niet neerleggen, ook al is het geen gemakkelijke taak. Ik zie het eerder als een uitdaging in plaats van als een bescheten commissie.
De reden waarom men aangepaste beschikbaarheid krijgt, is niet om geen job aan te nemen, maar wel om een job op maat te vinden, die hen net in de gelegenheid stelt om langer aan de slag te blijven. Die mentaliteitswijziging vraagt natuurlijk haar tijd, maar we mogen niet opgeven totdat er inderdaad structurele veranderingen komen aan de overkant.
Tot slot wil ik nog ingaan op de werkgevers. Want bij hen zijn er, naar ik hoor, toch nog wat weerstanden en vooroordelen ten aanzien van die SWT’ers. In welke mate zet VDAB ook in op die aanmoediging naar werkgevers toe om hen aan de slag te helpen?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik heb een informatieve vraag. Ik heb veel cijfers opgevraagd, over 55-plussers en in het bijzonder de SWT’ers. Ik zal die cijfers naast het antwoord leggen dat u nu hebt gegeven en bekijken hoe ik u daar nadien verder over kan bevragen.
U had het over die 95 procent. U zei dat we voor elke aangepast beschikbare een intake en screening doen. U gaf aan dat 95 procent van de instroom dat krijgt. Wat is het concrete aanbod dat die 95 procent gekregen heeft? Is dat dan een screening van de begeleidingsnood? Ik vind dat cijfer namelijk niet terug in de cijfers die ik gekregen heb.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Kherbache, ik heb gezegd dat ze een individueel actieplan krijgen. Ik heb ook gezegd welke domeinen aan bod komen in dat individueel actieplan. Dat is wat zij krijgen. Dat is dus mijn antwoord.
Mevrouw Talpe, mijnheer Ronse en ook mijnheer Bothuyne, je moet je soms ook afvragen waar je je prioriteiten legt. En als het resultaat weinig of niets is, omdat de mensen niet gemotiveerd zijn, omdat het alternatief van te gaan werken zo weinig aantrekkelijk is, dan is de vraag of we daar opnieuw gemeenschapsmiddelen aan moeten besteden om die mensen te activeren, terwijl ze eigenlijk niet gemotiveerd zijn om geactiveerd te worden. En dan stelt de vraag zich, ook bij VDAB, en zeker in tijden van crisis: zullen we onze middelen daarop dan prioritair inzetten? Of maken we keuzes en zetten we onze middelen op andere vlakken prioritair in?
Iedereen heeft recht op de service. Maar je kunt ook een stap verder zetten. U zei dat ze iets op maat moeten vinden. Nee, nee, ze moeten iets op maat aangeboden krijgen, dat is iets anders dan vinden. Ze moeten niet vínden, ze moeten kríjgen. Oké, als je dan nog niet gemotiveerd bent en je moet iets op maat krijgen... Het maakt het allemaal niet evidenter.
Ik zal heel eerlijk zijn. Ik denk dat de aangepaste beschikbaarheid vandaag geen goede methode is. Ofwel ben je beschikbaar, ofwel moet je niet beschikbaar zijn. Maar zoiets tussenin, aangepast beschikbaar, ik denk niet dat daarmee vlot te werken valt. Als wij dan moeten prioriteren waar we onze acties doen, waar we onze middelen aan moeten besteden, ook als VDAB, dan weet ik waar ik mijn prioriteiten leg. En dan moet ik eerlijk zeggen: ja, ook hier zullen we met de aangepaste dienstverlening – dat was mijn laatste antwoord – effectief stappen zetten. Want ik denk dat we dan een automatisch systeem hebben dat meer mogelijkheden biedt, ook voor die mensen. En dan maak ik zelf niet meer het onderscheid tussen aangepast beschikbaar en niet.
Mijnheer Bothuyne, ik vind het belangrijk dat die automatische matching blijft bestaan in het nieuwe systeem, maar dan wel naast andere systemen. We moeten daarbij wel beseffen wat de beperking van die automatische matching is. Wat doet die automatische matching? Die bekijkt wat iemand in een job moet kunnen en wat de werkloze in zijn profiel heeft staan. En dan matcht die beide met elkaar. En dan krijg je de voorstellen binnen. Als je profiel weinig concreet is, krijg je veel binnen. Als je profiel concreter wordt, zul je minder binnenkrijgen. Maar dat is de filosofie van de automatische matching: daar komt geen individu tussen.
Kunnen we dat verfijnen? Graag. Maar dat is de filosofie zoals die vandaag bestaat. Het is belangrijker om daar iets aan te koppelen. We moeten die mensen duidelijk maken wat de automatische matching wel of niet doet. Maar ik geloof – wellicht net als u – veel meer in de ‘Netflix-methode’, waarbij je nagaat welke vacatures iemand zoekt en dan aangeeft: mensen die die vacatures zochten, hebben ook die vacatures bekeken. Enzovoort.
Ik denk dat de nieuwe aanpak enorm veel voordelen heeft. Ik zou de automatische matching echter nog niet in de vuilnisbak gooien.
Minister, ik wil helemaal niets in de vuilnisbak gooien. Integendeel, wat u aankondigt, namelijk dat u die begeleiding wilt uitbreiden en op maat maken van de betrokkene, een belangrijke positieve stap is. Ik zie hier geen ‘mission impossible’. Ik zie hier mogelijkheden en opportuniteiten, zeker gezien de toestand van onze arbeidsmarkt.
Ik kan begrijpen waarom er in het verleden niet of minder werd ingezet op deze doelgroep. De omstandigheden zijn veranderd en misschien ook de communicatie naar die mensen. Misschien kan op dat vlak overleg met de RVA nog nodig of nuttig zijn. De boodschap aan die mensen dat aangepaste beschikbaarheid geen vrijbrief is, is ook wel belangrijk. Het blijft wel degelijk ‘beschikbaarheid’.
De invulling van de beschikbaarheid zoals u die ziet, met aangepaste begeleiding en een plan op maat, inclusief een zo gericht mogelijke vacaturematching, is de goede weg om te gaan. Dit is dus geen bescheten commissie echt!, dit is een uitdaging en tegelijk een opportuniteit, want het zijn vaak mensen met heel veel ervaring en expertise die de band nog niet hebben gebroken met de arbeidsmarkt. Als we daar kort op de bal spelen, kunnen we dat talent wel degelijk benutten in Vlaanderen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.