Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
De SERV-Stichting (Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen) Innovatie & Arbeid publiceerde op 21 april 2018 een rapport met een analyse op de Vlaamse werkbaarheidsmonitor naar de werkbaarheidssituatie van leidinggevenden en naar de impact van ondersteunend leiderschap op de jobkwaliteit van hun medewerkers. De hypothese dat ondersteunend leiderschap een cruciale rol speelt in het werkbaarheidsvraagstuk werd daarin bevestigd. Van de werknemers met een coachende leidinggevende heeft 56,5 procent werkbaar werk. Zij hebben een boeiende en motiverende job, die kansen biedt op bijleren, waarvan ze niet overspannen of ziek worden en die voldoende ruimte laat voor gezin en privéleven. Bij onvoldoende ondersteuning, zakt de werkbaarheidsgraad tot 17,7 procent. Vijf op de zes werknemers in Vlaanderen geeft aan een goede coach als directe leidinggevende te hebben, maar voor een op de zes is dat dus niet het geval. Zij lopen drie keer meer risico op motivatieproblemen en leertekorten en hebben dus dubbel zoveel risico op werkstressklachten en een onevenwicht in de werk-privébalans.
In het actieplan Werkbaar werk werd investeren in coachend leiderschap reeds opgenomen. De sociale partners zullen in de eigen netwerk- en vormingsmomenten het thema ‘people management’ gericht op de agenda plaatsen. Er wordt een breed en intensief bijscholings- en begeleidingsprogramma opgezet rond duurzaam leiderschap voor zittende leidinggevenden en er wordt gepleit voor meer aandacht voor samenwerken en leiderschap in onderwijscurricula. Dat zijn goede zaken.
In het rapport kwam ook de arbeidssituatie en het werkbaarheidsprofiel van de leidinggevenden zelf aan bod. Bij hen werd een scherpe terugval in de werkbaarheidsgraad vastgesteld van 57,4 procent in 2013 naar 52,8 procent in 2016. Zij hebben daarbij opvallend meer werkstressklachten en burn-outsymptomen, combinatieproblemen met werk en privé en een problematisch hoge werkdruk in vergelijking met niet-leidinggevenden. Dit zijn zaken die meer gelinkt zijn aan een leidinggevende functie en die dus een aangepaste aanpak vereisen.
Minister, ik heb twee vragen naar de stand van zaken. Wat is de huidige stand van zaken omtrent de drie acties die werden opgenomen in het actieplan Werkbaar werk rond coachend leiderschap?
Zijn er specifieke maatregelen die worden getroffen ten aanzien van leidinggevenden om de werkbaarheid bij hen te verbeteren? Welk initiatieven zult u daar verder in ondernemen?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Annouri, de stand van zaken, niet alleen op die drie maatregelen, maar op het totaal van werkbaar werk, is dat we met de Vlaamse Regering een antwoord voorbereiden op de voorstellen van de sociale partners.
Ik ga ervan uit dat we die een van de volgende weken op de regering kunnen bespreken. Zodra dat daar is besproken en wij het antwoord kunnen overmaken aan de sociale partners, zullen er VESOC-vergaderingen (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) plaatsvinden om verder van gedachten te wisselen en te komen tot een gezamenlijk actieplan rond werkbaar werk.
Ik wil wel benadrukken dat we vanuit de Vlaamse overheid via het Europees Sociaal Fonds (ESF) organisaties en bedrijven reeds ondersteunen die investeren in opleidingen rond coachend leiderschap en sociale vaardigheden of projecten opzetten rond werkbaar werk. Sinds 2015 kregen 286 bedrijven en organisaties een subsidie om hun jobs meer werkbaar te maken ter waarde van 16,8 miljoen euro. Ook keurde het ESF sinds 2015 261 opleidingsprojecten goed voor een totaalbedrag van 20 miljoen euro.
Het actieplan van de sociale partners vermeldt – afgezien van de ondersteuning van leidinggevenden bij het ontwikkelen van een coachende en waarderende leiderschapsstijl – geen specifieke maatregelen om de werkbaarheid van leidinggevenden te verbeteren. Ik plan ook geen specifieke initiatieven ten aanzien van leidinggevenden. De bedoeling is alle werknemers op weg te zetten naar meer werkbaar werk, ook leidinggevenden. Maar dat is voor mij niet de juiste doelgroep. Ik kies voor maatwerk en dat zal voor elk individu en elke leidinggevende anders zijn. Dat verschilt naargelang de sector, de onderneming, de functie. Afhankelijk van de grootte van het bedrijf zal de functie van leidinggevende anders zijn en veel hangt af van het individu zelf.
Als de werkbaarheid van leidinggevenden een probleem is kunnen zij hiervoor natuurlijk wel doelgerichte acties opzetten. Voor ondersteuning van deze acties kunnen we nog altijd een beroep doen op ESF-oproepen of de kmo-portefeuille.
Dat is mijn eerste reactie daarop, maar we zullen in verder overleg treden met de sociale partners.
Een gezonde arbeidsmarkt draagt bij aan een gezonde samenleving. Met gezond bedoel ik hier natuurlijk werkbaar werk. Het is heel duidelijk en ik vind het belangrijk om aan te halen, dat heel vaak wordt gekeken naar de werknemer en de druk die hij ervaart, maar ook voor een leidinggevende is dat een cruciale factor. Dit heeft invloed op de verdere uitvoering van het beleid ten opzichte van de werknemer.
Ik begrijp dat u aangeeft dat u volop bezig bent met de voorbereiding. Dit is dan ook een informatieve vraag. U bent ervan overtuigd, of u bent er zeker van dat dit er nog voor het zomerreces zal komen? Kunt u daar zekerheid over geven of niet?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
De problematiek van het werkbaar werk is sterk gekoppeld aan welzijn op het werk en dat is een federale bevoegdheid, zeker als het gaat om uitval door een burn-out of stress. Er wordt heel wat verdienstelijk werk verricht door de Stichting Innovatie en Arbeid en door de SERV. Heel wat sleutels liggen op het federale niveau.
Ik hoor uit verschillende hoeken dat heel wat werknemers vragende partij zijn voor meer flexibiliteit om het werkregime aan te passen aan hun privéleven en hun zorgnoden. Dat is een federale materie. We hebben de wet-Peeters, waarvan sommigen ervaren dat ze niet genoeg mogelijkheden biedt. Op een gegeven moment wordt het te veel voor sommigen en dan kiezen ze voor de combinatie van niet-arbeid in plaats van arbeid en privé. Daar moeten we serieus aan werken.
Kunt u samen met de SERV de federale knelpunten in kaart brengen? Kunt u samen tot een oplossing komen op het vlak van werkbaar werk en welzijn op het werk?
Mijnheer Annouri, betreffende de timing heb ik geleerd, zeker als het gaat over overleg met de sociale partners, om belang te hechten aan een consensus. Daar kan ik moeilijk een timing op plakken. Als ik het gevoel heb dat we niet meer vooruitgaan, dan vind ik dat we moeten afsluiten. Maar misschien komen we heel snel tot een vergelijk, dat zou kunnen. Hebben we iets meer tijd nodig, dan moeten we die nemen. Samen tot een consensus komen is in dat geheel zeer belangrijk voor mij. Daarom ga ik me niet vastzetten op een timing.
We hebben de tijd genomen, en dat is altijd nodig als we met verschillende ministers samen zitten, en dat is hier zeker het geval. De minister van Onderwijs is betrokken, de minister van Mobiliteit, ikzelf ben betrokken, en ik ben nog iemand vergeten, geloof ik. We zijn hier met verschillende ministers effectief bij betrokken. Je moet dan ook komen met een totaalantwoord dat in zijn geheel op alle punten die de sociale partners naar voren hebben gebracht, een antwoord biedt. We hebben dat gedaan door eerst bilateraal overleg te hebben, elke minister met de sociale partners, om beter te weten: wat vragen ze, wat is de essentie van hun vragen enzovoort. Nu zijn we dat antwoord aan het coördineren. Ik hoop dat we dat een van de volgende weken op de regering kunnen afkloppen en overmaken aan de sociale partners. Dan gaat de dialoog verder. Ik hoop dat we zo rap mogelijk tot antwoorden komen. Ik vind het belangrijk dat we dat samen met de sociale partners kunnen doen. Ik vind dat zij ook een heel mooi werk hebben gemaakt. Het verdient de wil om tot consensus te komen.
Mevrouw Talpe, ik ben het natuurlijk 100 procent met u eens dat er, zeker op het federale vlak – ik denk aan heel de arbeidswetgeving – elementen zijn die zouden kunnen worden aangepast. Dat geldt zeker voor het aspect welzijn op het werk. Ik zou het los zien van het werk dat we nu doen, laten we ons in het overleg met de sociale partners concentreren op wat we zelf kunnen doen. Ik vind uw suggestie goed om hun te vragen of zij misschien de stap kunnen zetten om in kaart te brengen welke elementen federaal tot problemen kunnen leiden. Dat is een element dat zij effectief zouden kunnen doen, al was het maar naar een volgende regeringsvorming. Ik zal de suggestie zeker overmaken.
Er is werk genoeg in Vlaanderen. Ik hoop dat we zo rap mogelijk tot een Vlaams actieplan kunnen komen, met acties die zij en wij, samen en apart, die iedereen op zich kan nemen.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik sluit me ook aan bij de opmerking van collega Talpe. Deze problematiek heeft verantwoordelijken op beide beleidsniveaus. Ik denk bijvoorbeeld ook aan de re-integratie van werklozen die met een burn-out te kampen hebben en die nu vragende partij zijn voor meer op maat gemaakte beleidsbeslissingen.
Minister, ik volg u. U hebt liever een breed gedragen oplossing die goed is en waar we mee verder kunnen dan snel-snel er iets door te jagen. Ik hoop toch dat het de combinatie van beide kan zijn, want het is natuurlijk een belangrijk thema. Laten we hopen dat we er zo snel mogelijk en zo goed mogelijk mee verder kunnen. Wordt vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.