Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Ro heeft het woord.
In het decreet Jeugdhulpverlening van 12 juli 2013 staat onder artikel 6: “Met uitzondering van de gerechtelijke jeugdhulpverlening kan jeugdhulpverlening alleen worden verleend met instemming van de personen tot wie ze zich richt.” Het decreet stelt ook dat een minderjarige, maar ook een min-12-jarige, die geen instemming verleent, alsnog naar jeugdhulp kan worden doorverwezen mits is voldaan aan een aantal voorwaarden. In zo’n geval moet er bijvoorbeeld duidelijk worden gemotiveerd dat doorverwijzing in het belang van de minderjarige is. Nog volgens het decreet is het ook mogelijk dat een min-12-jarige, als blijkt dat die tot een redelijke beoordeling van zijn of haar belangen in staat is, zelf jeugdhulp aanvraagt. Dat betekent concreet dat kinderen rond de leeftijd van 12 jaar, zich tot jeugdhulp kunnen richten, zelfs indien hun ouders zouden weigeren om de nodige stappen te zetten.
De parallel kan getrokken worden met het M-decreet en in het bijzonder met de ondersteuningsnetwerken die opgestart werden om leerlingen met bijzondere noden in het gewoon onderwijs te ondersteunen. Steeds vaker – gisterenavond kon ik het samen met enkele collega’s nog aan den lijve ondervinden tijdens gesprekken met mensen uit het Gentse – meldt men mij vanuit die ondersteuningsnetwerken dat er ouders zijn die ondersteuning weigeren voor hun kinderen, en daarbij de argumenten vanuit de school en/of het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) naast zich neerleggen. In zo’n geval wordt dan wel de leerkrachtbegeleiding opgestart, maar lopen de leerlingen een betere ondersteuning mis.
Minister, ontvangen u en uw administratie rechtstreeks of via de stuurgroep deze signalen?
Een regeling, zoals in Welzijn van toepassing bij jeugdhulpverlening, zou zeker voor leerlingen ouder dan 12 jaar een verschil kunnen betekenen. Minister, wat is uw mening hierover?
We kunnen deze vraagstelling ook doortrekken naar leerlingbegeleiding in het algemeen. Individuele begeleiding wordt enkel voortgezet met instemming van de betrokken leerling of van de ouders van de niet-bekwame leerling. Het is niet duidelijk welke procedure moet worden gevolgd indien bijvoorbeeld een leerkracht een andere opvatting heeft over deze begeleiding. Kunt u dit toelichten?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Ro, ik vind het signaal dat u geeft heel belangrijk.
Noch mijn administratie noch de stuurgroep heeft een signaal ontvangen dat een weigering van ondersteuning door ouders een vaak voorkomend probleem zou zijn in de ondersteuningsnetwerken. Maar als het één keer in het nadeel van het kind gebeurt, is het natuurlijk al slecht. Het is zeker niet iets wat systematisch gebeurt.
Het onderwerp werd bij de start van het ondersteuningsmodel besproken in de stuurgroep. Men heeft toen beslist om dezelfde aanpak te blijven hanteren als bij de gon-begeleiding (geïntegreerd onderwijs) bij een niet-akkoord van ouders. Naar analogie met de vroegere gon-begeleiding kan binnen het ondersteuningsmodel de ondersteuning niet leerlinggericht worden ingezet wanneer ouders een gemotiveerd verslag niet willen ondertekenen. Dat gemotiveerd verslag is nodig om in aanmerking te komen voor ondersteuning. De weigering van de ouders kan een inzet van ondersteuning gericht op de school, de leerkracht of het lerarenteam niet verhinderen. Het enige wat kan worden verhinderd, is rechtstreekse steun aan de leerling.
Dit is ook zo opgenomen in een ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, waarin verschillende bepalingen met betrekking tot gon worden geactualiseerd in het licht van de nieuwe realiteit van het ondersteuningsmodel.
Een mechanisme om toch leerlinggerichte ondersteuning in te zetten zonder goedkeuring van de ouders, is er binnen het ondersteuningsmodel niet. Maar nog eens: je kunt wel via de leerkracht of via de school gaan.
Als het CLB een traject opstart, maakt het een uitgebreide analyse van de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling en de ondersteuningsbehoeften van de leerkrachten en ouders. ‘Handelingsgericht’ betekent per definitie: in samenspraak met de school, de ouders én – zoveel mogelijk – de leerling. Samen bepalen zij met het CLB welke bijkomende inzet van middelen, hulp of expertise wenselijk is. Niet alleen de onderwijsbehoeften van leerlingen, maar ook de ondersteuningsnoden van leerkrachten en schoolteams worden in kaart gebracht.
In dat ondersteuningsmodel krijgt een leerling met specifieke onderwijsbehoeften niet meer standaard een vast aantal uren begeleiding per week gedurende een bepaalde periode, zoals dat bij gon en inclusief onderwijs (ion) het geval was. De geboden ondersteuning in een gewone school kan, naargelang van de vraag, leerkracht-, team- of leerlinggericht zijn.
Ik verwijs naar een opmerking van mevrouw Gennez van deze voormiddag. We konden er niet op doorgaan. Een reden waarom sommige ondersteuningsvragen niet kunnen worden ingewilligd, kan zijn dat men beslist om op de leerkracht in te zetten. Vroeger was dat systematisch enkel de leerling.
Met deze hervorming leggen we meer nadruk op leerkracht- en teamgerichte ondersteuning, zonder de leerlinggerichte ondersteuning, die vaak nodig is, uit het oog te verliezen. Mijnheer De Ro, deze nieuwe invalshoek is een beetje moeilijk te verbinden met uw vraag naar het beslissingsrecht van leerlingen van ouder dan 12 jaar. Het is namelijk de school die, in overleg met alle actoren, de ondersteuningsvraag bepaalt. Een minderjarige leerling daar een beslissingsbevoegdheid over geven, legt een heel grote verantwoordelijkheid bij die leerling. De autonomie ligt bij de CLB’s om, op basis van hun kennis van de context en hun expertise, hierover een inschatting te maken.
Ik heb nog geen weet van vragen of situaties waarin leerlingen zelf beslissingsrecht wensen. Ik hoor soms wel reacties van ouders waarvan de zoon of dochter liever geen ondersteuning zou willen omdat ze zich dan een uitzondering voelen in de klas. Dat is een argument om af te stappen van de vroegere werkwijze. Zeker wanneer kinderen uit de klas worden gehaald, is dat heel bijzonder. Door de hervorming maken we het mogelijk om meer leerkracht- en teamgerichte ondersteuning in te zetten, wat in deze situaties een oplossing zou kunnen bieden. Ik was nog niet zo lang geleden in een school waar de zorgleerkracht gewoon mee volgt in de klas en zo ondersteuningsnoden detecteert, om vervolgens te bekijken wat de leerkracht kan oplossen en wat niet. Met groepswerken kun je al ondersteuning geven zonder dat het opvalt en zonder dat het kind zich een uitzondering moet voelen.
Ik sta uiteraard achter een goede en open communicatie met leerlingen. Leerlingen moeten, in de mate van het mogelijke, inbreng hebben op school en betrokken worden wanneer nodig. Het zou echter een zware last op hun schouders zijn om hen verantwoordelijk te stellen voor dergelijke beslissingen. Maar, mijnheer De Ro, ik denk niet dat dat de teneur was van uw vraag.
Vandaag, maar ook met de nakende hervorming van de leerlingbegeleiding, kunnen CLB’s voor hun aanbod volgende kernactiviteiten inzetten: onthaal, vraagverheldering, verstrekken van informatie en advies, diagnostiek, korte begeleiding, samenwerken met het netwerk enzovoort. Hier geldt de algemene regel dat er toestemming moet zijn van de bekwame leerling of van de ouders van de niet-bekwame leerling. De richtleeftijd voor bekwaamheid is 12 jaar. Het niet bekwaam geacht worden door een CLB-medewerker of een andere jeugdhulpverlener gebeurt in dialoog tussen de leerling en de CLB-medewerker of de jeugdhulpverlener. Daarnaast heeft het CLB ook de opdracht om de school te ondersteunen om onder meer de deskundigheid van leerkrachten te versterken bij het opvangen van leerlingen en hen te versterken bij de signaaldetectie. Hiervoor wordt geen toestemming gevraagd.
Waar mogelijk wordt altijd geprobeerd om haalbare handelingsgerichte adviezen te formuleren, afgestemd met de leerling, ouders en school, en rekening houdend met de rechten en plichten van leerlingen, ouders en school, het beroepsgeheim, de discretieplicht, de privacy en het ambtsgeheim. Het CLB stelt steeds de leerling en het belang van de leerling centraal.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, dit thema leeft ook buiten het onderwijs. De kinderrechtencommissaris heeft enkele weken geleden een brochure uitgegeven voor het brede welzijnswerk, om er de aandacht op te vestigen dat kinderen die handelingsbekwaam zijn hun eigen recht op hulpverlening en ondersteuning kunnen opvragen.
Ik lees u een korte passage voor uit de brochure: “Het recht op gezondheidszorg van een kind komt niet in het gedrang als een kind de nodige therapie niet krijgt omdat een van zijn ouders geen toestemming geeft. De situatie kan ook escaleren, blijven verslechteren tot een crisis, zoals bijvoorbeeld een poging tot zelfdoding, het kind uiteindelijk toch bij de hulpverlening brengt. Soms zelfs gedwongen op tijd hulp bieden kan helpen om escalatie te voorkomen.” Vooral die laatste zin is voor het onderwijs van toepassing: op tijd de nodige ondersteuning, de nodige hulp bieden, kan helpen om escalatie te voorkomen. De kernvraag – waarover we het gisteren ook hebben gehad met een aantal parlementsleden – is in hoeverre we hier, als het gaat over een betere ondersteuning van kinderen in de schoolcontext, de zwaarte van het ja of neen bij de ouders leggen. Als het CLB, de klasleerkracht en de zorgleerkracht, die toch – daar ga ik van uit – allemaal in het belang van het kind willen handelen en die vanuit hun professionaliteit een aantal dingen waarnemen en daar voorstellen bij formuleren, dan is het voor mij, als vader, heel moeilijk te begrijpen waarom je daar niet achter zou staan. Integendeel, veeleer het omgekeerde is waar: er zijn veel ouders die meer hulp willen en die niet krijgen. We moeten ons misschien eens buigen over de kernvraag: welk soort hulp binnen onderwijs kan er door ouders worden geweigerd? Het heeft impact op het kind, maar ook op de medeleerlingen, op de leerkrachten en op het schoolteam.
Uit een aantal getuigenissen blijkt dat die ‘neen’ van ouders vaak is ingegeven door angst. Het is een zeer concrete angst: de angst dat het een eerste stap is naar een doorverwijzing naar het buitengewoon onderwijs. Ik ben het er met velen over eens dat de drempel voor het buitengewoon onderwijs de laatste vijftien tot twintig jaar systematisch lager is geworden, dat het grote taboe en stigma die er toen op kleefden verminderd zijn, maar zeker voor een aantal mensen die minder goed geïnformeerd zijn en die zelf de weg in de hulpverlening niet altijd vinden, is dat toch nog altijd een stigma. Soms hebben die mensen zelf een slechte ervaring gehad in het onderwijs. Ik ben dus niet onempathisch ten aanzien van de redenen op basis waarvan ouders dat kunnen weigeren. Ik denk dat we vanuit de CLB’s en de scholen een extra inspanning moeten doen om die ouders, die initieel zouden weigeren, bij te staan om tot een goede keuze te komen. Ik herhaal mijn bijkomende vraag: wat is redelijk om, met betrekking tot het weigeren van hulpvragen, aan de ouders over te laten en wat zou eigenlijk altijd de keuze moeten zijn vanuit het team, vanuit het CLB, vanuit de leerkrachten, in het belang van het kind?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
We komen hier op een heel dunne grens: waar nemen we het heft in handen en waar behouden we altijd de communicatie – wat we altijd bepleiten – tussen zorgverstrekkers ondersteuners, CLB’s, de school en, uiteraard, de ouders, die daarin een heel belangrijke rol spelen? Ouders die zelf heel negatieve ervaringen hebben gehad met de school, en die zelf weinig kans hebben gekregen, of die naar hun gevoel te snel een bepaald label op zich hebben gekregen, staan niet open voor de zorgen waarop hun kind wel recht heeft. In hoeverre moeten we ook die ouders daarin begeleiden? In hoeverre moet de hulpverstrekker of de school daarbij niet bepaalde knopen doorhakken?
Ik verwijs naar onze discussie van vorige week over het feit dat CLB’s soms verslagen verscheuren omdat de ouders er niets mee wensen te doen. Ook in die lijn zitten we hier deze discussie voort.
Minister, ik vind ook dat de verantwoordelijkheid op het kind schuiven, misschien dat brugje te ver is. We moeten bekijken in hoeverre we informatie kunnen laten doorstromen op ons initiatief en op onze verantwoordelijkheid, en in welke mate we dit moeten beperken.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, dit is een interessante vraag maar het is tegelijkertijd ook een complex en moeilijk probleem. Leerlinggerichte ondersteuning is alleen mogelijk indien ouders bereid zijn om het gemotiveerd verslag te ondertekenen. Is dit al dan niet de beste oplossing? Theoretisch kan de situatie zich voordoen dat het kind wel bereid is en de ouders niet, maar vergeet ook niet dat theoretisch ook de andere situatie kan bestaan: dat ouders zeggen van wel, maar het kind van niet. Wat ga je op dat moment doen?
Het is juist dat je de onrust en de angst moet wegnemen door de ouders sterker te betrekken. Dat is fundamenteel. Maar om vandaag te zeggen dat dit of dat dé oplossing is: dit definitieve standpunt zou ik eerlijk gezegd niet innemen. Ik zou dit graag toch nog wat verder in alle nuances bekijken.
Mijnheer De Ro, ik begrijp uw vraag goed. Ik stel in het onderwijsveld vast dat dit soms weegt op leerkrachten. Zij willen verder aan de slag met kinderen en zijn niet in de mogelijkheid om een beroep te doen op een CLB dat hen daarin moet ondersteunen, om een aantal bijkomende onderzoeken te doen die interessante informatie kunnen opleveren om het kind beter te kunnen begeleiden. We hebben hier al dikwijls gezegd dat leerkrachten perfectionisten zijn. Zij willen hun job zeer goed doen. Het brengt toch wel wat stress teweeg wanneer leerkrachten in die situatie terechtkomen.
Anderzijds ondersteun ik ook u, mijnheer De Meyer, wanneer u zegt dat we volop moeten inzetten op een grote betrokkenheid van ouders. Ook daar kunnen we nog een stap vooruit zetten, om na te gaan op welke manier we ouders, en dan vooral kwetsbare ouders die heel onzeker zijn in het gesprek met experten en onderwijzend personeel, versterken in de participatie in het schoolse gebeuren van hun kind. Samen met deze commissie kunnen we nog bekijken welke initiatieven daar nog voor nodig zijn in de toekomst.
Minister Crevits heeft het woord.
Vooraf: het is nu al de twintigste keer dat wordt verwezen naar het zeer interessante gesprek dat gisteren heeft plaatsgevonden. Als dat een gesprek is voor alle parlementsleden, mogen ze mij in het vervolg ook uitnodigen. Steiner en Freinet zijn al bij ons geweest… (Opmerkingen)
Er is een verschil tussen het parlement en de regering, natuurlijk. Maar het was blijkbaar wel interessant. Dat is dus heel nuttig. (Opmerkingen)
Ik probeer met alle meningen rekening te houden. Ik denk dat we hier allemaal niet ver van elkaar zitten. We willen allemaal het beste voor het kind. Mijnheer De Meyer, ik steun u wanneer u zegt dat we moeten investeren in ouderbetrokkenheid. We zien dat ook in het verslag van de inspectie van gisteren over de middelen voor sociaal-economische status (SES) en gelijke onderwijskansen (GOK). Dat vind ik heel merkwaardig. Het heeft er op het eerste gezicht niets mee te maken, maar men vindt het vreemd dat ze heel zelden worden ingezet om de ouderparticipatie te versterken. Nochtans weten we dat dat het verschil kan maken. Ouders die totaal geen ervaring hebben met een noodzakelijke persoonlijke begeleiding van hun kind, en die dat dan plots te horen krijgen, kunnen daar inderdaad bang van worden en denken dat het de eerste stap is naar buitengewoon onderwijs, terwijl de maatregelen nu net bedoeld zijn om het kind te ondersteunen in het gewoon onderwijs.
Het zou goed zijn dat we daar eens allemaal naar onszelf kijken en ons afvragen hoe we de ouderbetrokkenheid kunnen verbeteren. Dat is ook de reden, collega’s, waarom ik deze ochtend gezegd heb: geef mij geen te zware procedures. Dat vind ik niet zo oké. Ik vind het veel belangrijker om te investeren in extra klachtenbemiddeling. Klachtenbemiddeling kan ook leiden tot begrip van ouders voor de maatregel die je wilt nemen. We moeten dus zoveel mogelijk draagvlak vinden voor de maatregelen die we willen nemen.
In situaties waarbij ouderen blijven weigeren, kom je op een heel gevoelig snijvlak tussen privacy en de noden van het kind. Ik wil graag de oefening met jullie maken. Het blijft het gemakkelijkst om ouders te overtuigen.
Nog eens: leerkrachtgerichte ondersteuning kan nooit worden geweigerd. Dat biedt misschien in sommige situaties een creatieve oplossing. Maar als we oefeningen doen, zullen we toch casussen vinden waarbij het toch weer op de grens ligt. We moeten daar een evenwicht bewaken. Maar ik wil die oefeningen zeker maken, want ik heb heel weinig begrip voor hulp die na een lang traject wordt geweigerd. Het is altijd meer dan één individuele leerkracht die beslist dat een kind iets nodig heeft. Het is altijd goed doordacht. Het is echt van belang dat er meer wordt geïnvesteerd in dat draagvlak.
Voor het overige denk ik dat de partijen niet zo ver van elkaar zitten. De enen willen meer inspraak voor het kind, de anderen willen dat het nooit geweigerd kan worden. Eigenlijk willen we het liefst dat er een zo groot mogelijk draagvlak ontstaat tussen kinderen en ouders.
Mijnheer De Ro, we hebben ook het verslag van de kinderrechtencommissaris gezien. Ik verwijs ook naar de opmerkingen van mevrouw Krekels over verslagen die in de vuilnisbak belanden. Ook hier zit je met een moeilijk evenwicht: mocht je alles kunnen bewaren in een databank die maar opengaat wanneer de ouders weer het licht op groen zetten, zou er ook al veel informatie gered zijn. Daar zou onze pas kunnen bij helpen. We moeten bekijken wat er mogelijk is binnen de grenzen van de privacywetgeving.
De heer De Ro heeft het woord.
Voor onze fractie geldt het principe dat elke barrière tussen betere hulp voor leerkrachten en voor kinderen weggewerkt moet worden. Vanochtend werd hier al gezegd dat kinderen met gedragsproblemen en -stoornissen in het verleden niet zijn geholpen omdat er een financiële drempel was voor bepaalde vormen van hulpverlening. Op andere momenten zullen ouders uit een angstreflex of uit een principiële reflex bepaalde zaken geweigerd hebben. Uit getuigenissen konden we horen dat er soms geen verslagen werden geschreven omdat er inderdaad bij een aantal CLB’s de vrees bestond dat het als een eerste stap naar het buitengewoon onderwijs zou worden gezien. Al die drempels moeten weg. We werken met heel veel middelen in het Vlaams onderwijs aan een zorgbrede omgeving. Het is spijtig als er dan nog kinderen tussen de mazen van het net glippen. Met deze vraag wou ik een stukje van dat probleem in beeld brengen en ik dank de collega’s die zich erbij aangesloten hebben. We delen dezelfde bezorgdheid en we moeten ervoor zorgen dat er een oplossing komt in alle mogelijke gevallen waar hulp mogelijk is, maar in de praktijk de betrokken leerling niet bereikt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.