Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de fusie van de agentschappen Jongerenwelzijn en Kind en Gezin
Vraag om uitleg over de fusie tussen de Vlaamse agentschappen Kind en Gezin en Jongerenwelzijn
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Minister, u hebt de intentie bekendgemaakt om Kind en Gezin en het agentschap Jongerenwelzijn in de toekomst te fuseren. Dat is volgens u de logische verdere stap om efficiënt en geïntegreerd te kunnen werken. De fusie zal dit jaar worden voorbereid en worden gefinaliseerd in 2019. Bedoeling is om de schotten binnen de hulpverlening voor jongeren helemaal weg te werken en alle expertise over de ondersteuning van kinderen, jongeren en gezinnen onder één dak te bundelen. De veranderingen zullen worden begeleid door een transitieteam.
Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) wordt niet betrokken in de fusie, hoewel het aanbod van de fusie ook gericht zal zijn op minderjarigen en jongvolwassenen met een handicap.
Minister, ik loop vooruit op wat mijn collega's zullen zeggen. Het is een goede zaak dat die schotten die op het terrein sowieso al moeten worden weggewerkt, ook in de administratie worden weggewerkt. Dat kan tot een vereenvoudiging leiden en tot minder agentschappen.
Minister, waarom wordt het Agentschap voor Personen met een Handicap niet betrokken in de fusie, in zijn volledigheid? Welke voor- en nadelen zou een verdere fusie tussen de drie agentschappen kunnen bieden?
Door wie wordt die fusie in de komende maanden voorbereid? Welke stappen moet u daarvoor nog concreet zetten?
Wat is de reden dat u die fusie deze legislatuur nog rond wilt hebben?
Welke gevolgen heeft dit voor het personeel van beide agentschappen? Worden beide personeelsbestanden volledig overgenomen door het nieuwe agentschap of niet?
Kunt u een raming maken van de efficiëntiewinsten die u hiermee wilt bereiken? Op welke manier kunnen wij binnen een aantal jaar nagaan of die fusie effectief heeft opgeleverd wat ze moest opleveren? Ook in het bedrijfsleven wordt namelijk vaak meewarig gedaan over fusies. Want als je verschillende entiteiten met verschillende culturen samenzet, leidt dat niet altijd tot de winst die eerst is vooropgesteld. Hoe kunnen we dat monitoren? Hoe kunnen we dat in de toekomst bekijken?
Hoe kan de fusie de manier waarop de gebruiker informatie kan verkrijgen en kan worden geholpen, vergemakkelijken?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Op 16 april, minister, kondigde u aan dat de Vlaamse agentschappen Kind en Gezin en Jongerenwelzijn versmelten tot één agentschap dat instaat voor de ondersteuning van kinderen, jongeren en gezinnen: gaande van het Groeipakket over preventieve gezinsondersteuning en kinderopvang naar pleegzorg en alle andere vormen van ondersteuning en jeugdhulp. Ook de ondersteuning van minderjarigen en jongvolwassen personen met een handicap zal tot het takenpakket behoren. Ook de geestelijke gezondheidssector wordt erbij betrokken. Het jeugddelinquentierecht valt ook onder totaliteit van het dienst- en hulpverleningsaanbod van het nieuwe agentschap.
Met deze beslissing wordt uitvoering gegeven aan wat in de beleidsnota 2014-2019 Welzijn, Volksgezondheid en Gezin al werd aangegeven, namelijk dat afstemming en ontschotting – ook wat betreft de agentschappen binnen het beleidsdomein – meer dan ooit onontbeerlijk zijn. Met deze operatie wordt gestreefd naar een meer efficiënte en een meer geïntegreerde werking bij de hulpverlening aan jongeren en de ondersteuning van kinderen en gezinnen.
Minister, kunt u meer toelichting geven bij het samengaan van de agentschappen Jongerenwelzijn en Kind en Gezin?
Kunt u meer toelichting geven bij de manier waarop de dienstverlening aan minderjarigen en jongvolwassenen, alsook die op het vlak van geestelijke gezondheidszorg, mee in het traject worden opgenomen?
Op welke manier en over welke periode zal dit traject verder worden uitgewerkt?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik heb ook vragen bij de transitie die u plant. U wilt de schotten wegwerken en alle expertise onder één dak brengen, maar betrekt het VAPH niet of niet volledig bij die fusieoperatie.
Wat bedoelde u toen u zei dat u een deel van de bevoegdheden van het VAPH wel gaat integreren in het nieuwe agentschap? U zegt dat minderjarigen en jongvolwassenen met een handicap deel uitmaken van de doelgroep tot wie dit aanbod zich richt. Over welk deel van de bevoegdheden gaat het? Hoe moet ik die logica begrijpen?
U geeft aan dat samen met de fusieoperatie de banden met de sector van de geestelijke gezondheidszorg structureel worden versterkt. Kunt u dat concreet maken? Hoe wilt u dat doen?
De inwerkingtreding wordt in 2019 afgerond. Welke stappen zet u in aanloop daarnaartoe? Op welke manier zult u het werkveld betrekken bij elk van die stappen? Bij de uitwerking van de operationalisering? Het werkveld blijkt wel te vinden dat het een stap vooruit kan zijn om alles onder één dak te brengen, maar ze willen graag hun inbreng doen.
Is er een impact op het personeel bij die fusie? Wat houdt die in? Hoe gaat u die tegemoet treden?
Wat is de reden dat u dit nog eind deze legislatuur doet? Men is op de werkvloer toch een beetje geschrokken van het eerder plotse signaal, al begrijp ik dat het al langer uw intentie is.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Wat betreft de vragen over de beweging die we inzetten naar een ééngemaakte aansturing van de jeugdhulp in Vlaanderen, zijn er vragen naar algemene toelichting en een aantal naar meer punctuele aspecten in deze transitie. Al van bij het begin van de integrale jeugdhulp wordt gestreefd naar een geïntegreerde aanpak door alle actoren die betrokken zijn op jeugdhulp. Het decreet Integrale Jeugdhulp heeft daartoe de basis gelegd. De voorbije jaren is er steeds verder gewerkt aan een doorgedreven intersectorale en integrale aanpak. Een belangrijke stap hierbij is de gewijzigde governance met een nieuw samengesteld en intersectoraal raadgevend comité en de intersectorale regionale ‘overleggen’ integrale jeugdhulp.
We stellen echter vast dat er in het belang van de kinderen, jongeren en gezinnen nood is aan een nog verregaander samenwerking om de ondersteuning en hulp zo geïntegreerd mogelijk aan te bieden. Om dit ten volle te realiseren, evolueren we naar één agentschap dat zo maximaal mogelijk de totaliteit van dienst- en hulpverlening aan kinderen, jongeren en gezinnen biedt. Het vertrekt hierbij van de preventieve gezinsondersteuning en ondersteuning van basisvoorzieningen tot de diverse vormen van jeugdhulp en de uitbouw van het jeugddelinquentierecht. Om dit te realiseren, zullen we een nieuw agentschap opbouwen, vanuit de samensmelting van Jongerenwelzijn en Kind en Gezin. Met dit agentschap willen we de zorg en ondersteuning van het kind of de jongere en hun gezinnen beleidsmatig sterker aansturen.
De diversiteit aan gezinnen is groot. Er zijn verschillende continua te beschouwen: van ongeboren kind naar jongvolwassenheid, van zelfbeschikking en autonomie naar sturing, van vrijwillig over maatschappelijk noodzakelijk naar gedwongen, van preventie naar interventie, van mobiel over ambulant naar verblijf, van vragen over spanning naar crisis en problemen. Elk gezin bevindt zich op meerdere continua, telkens op wisselende plaatsen, zonder enige vorm van ‘lineariteit’. We spreken dan ook beter niet meer van een continuüm, maar van een traject dat kinderen, jongeren en gezinnen afleggen met op verschillende momenten mogelijks heel verschillende perspectieven.
De agentschappen Kind en Gezin en Jongerenwelzijn begeven zich beide op deze continua en sluiten heel sterk op elkaar aan. Dit vertaalt zich bovendien in een missie die voor beide agentschappen, los van elkaar geformuleerd, sterk gelijklopend is. Allebei gaan ze over het creëren van kansen. Voor Kind en Gezin is dat ‘Samen met zijn partners, voor elk kind, waar en hoe het ook geboren is of opgroeit, zo veel mogelijk kansen creëren’ en Jongerenwelzijn spreekt van ‘Samen kansen creëren’.
Het is de bedoeling dat minstens volgende activiteiten in de toekomst worden aangestuurd vanuit één agentschap: preventieve gezinsondersteuning, kinderopvang, het Groeipakket, pleegzorg, adoptie, jeugdhulp en jeugddelinquentie. Inhoudelijk is dit een heel sterk verhaal, helemaal in de geest van het decreet Preventieve Gezinsondersteuning, de Huizen van het Kind en het decreet Integrale Jeugdhulp. Hoe vroeger je kunt ondersteunen, hoe beter. Het is een en-enverhaal: én preventie, én gezinsondersteuning, én hulpverlening én aanpak van jeugddelinquentie.
Een heel specifieke doelgroep zijn de minderjarigen met een handicap, die nu hun ondersteuning en hulp ontvangen via het VAPH. Ook zij maken wel degelijk deel uit van de beoogde doelgroep van het nieuwe agentschap, zoals gecommuniceerd in ons persbericht. Concreet zijn er nu al heel wat processen inzake ondersteuning en hulp van minderjarigen met een handicap geïntegreerd in de integrale jeugdhulp. In eerste instantie gaat dit om de toeleiding via de toegangspoort naar het niet-rechtstreeks toegankelijke aanbod van het VAPH dat kan worden ingezet tot de leeftijd van 25 jaar. Hierbij stellen we voor te onderzoeken om het aanbod dat in de toekomst ook aanbodgefinancierd zal blijven gebeuren, te integreren. Regelgeving inzake erkenning en subsidiëring kan worden gestroomlijnd.
Een ander en misschien wel sprekender voorbeeld, is het beleid inzake persoonlijkeassistentiebudgetten (PAB’s). Daar zit de toeleiding, de aanvraag en de inhoudelijke afhandeling ook binnen de indicatiestelling en jeugdhulpregie van het agentschap Jongerenwelzijn en de uitbetaling via het VAPH.
Daarnaast stellen we voor om alle processen die uitbetaling van cash aan cliënten betreffen of uitbetaling aan voorzieningen via voucher van de cliënt, binnen eenzelfde agentschap, met name het VAPH, te behouden. Aangezien het VAPH alle processen, systemen en ICT heeft uitgewerkt voor de uitbetaling en afrekening van persoonsvolgende financiering voor volwassenen, is het logisch dat dit in de toekomst ook voor minderjarigen wordt uitgevoerd via deze gelijkaardige processen en systemen.
De principiële beslissing is genomen om dit proces te starten. Er is veel eensgezindheid en goesting bij de betrokkenen rond de meerwaarde van deze fusie. We doen dit in eerste instantie voor de Vlaamse kinderen, jongeren, jongvolwassenen en gezinnen. Vanuit het nieuwe agentschap willen we de zorg en ondersteuning beleidsmatig sterker aansturen zodat deze nog meer geïntegreerd en integraal aan hen wordt aangeboden.
De fusie zal zich op termijn concreet laten voelen ten aanzien van de gebruiker. Binnen Kind en Gezin wordt er vanaf 1 januari 2019 gewerkt met sterkere multidisciplinaire teams die geïntegreerde gezinstrajecten aanbieden aan gezinnen met jonge kinderen. Binnen Jongerenwelzijn wordt gewerkt op het regionale niveau met ondersteuningscentra jeugdzorg, sociale diensten jeugdrechtbank en de intersectorale toegangspoort. De processen van deze verschillende teams zullen nog veel naadlozer op elkaar kunnen aansluiten, zodat veel meer gezinnen nog efficiëntere ondersteuning en hulp krijgen. Dit zal ook resulteren in eenduidigere informatie vanuit deze dienstverlening naar de gebruikers.
We staan aan de start van een belangrijke nieuwe stap. De vraag naar een duidelijke raming over de efficiëntiewinsten moeten we met de nodige omzichtigheid behandelen. Het is duidelijk dat dit proces budgettair geen negatieve consequenties zal hebben, maar zeker alvast een budgettair neutraal karakter heeft, en desgevallend positieve budgettaire effecten kan ressorteren. Het is ook duidelijk dat deze fusie, conform het Vlaamse regeerakkoord, zal leiden tot vermindering van één leidend ambtenaar en bestuurlijke efficiëntie.
Naast de zonet vermelde efficiëntie op het vlak van concrete dienstverlening, budget en aantal agentschappen en leidend ambtenaren, zullen nog heel wat efficiëntiewinsten te boeken zijn. Concreet gaat het met name over efficiëntie inzake: erkennings- en subsidiëringsprocessen, registratiesystemen en meer uniforme rapportering en ondersteunende diensten.
Door de integratie in één agentschap kunnen de erkennings- en subsidiëringsprocessen op elkaar worden afgestemd. Nu worden organisatoren soms geconfronteerd met verschillende processen uit drie agentschappen. Aansturing van deze processen vanuit één agentschap leidt automatisch tot een efficiëntere werking en administratieve vereenvoudiging.
Ook rond de betrokkenheid van geestelijke gezondheidszorg bij deze beweging zijn er een aantal vragen. De ggz-zorg voor minderjarigen is onlosmakelijk verbonden met jeugdhulp maar ook met de federale partners. De laatste tijd worden zowel via projecten als meer structureel de banden nog sterker aangehaald. Zo bijvoorbeeld is de ggz een partner bij de uitrol van het actieplan Jongvolwassenen, is Jongerenwelzijn ook een partner bij de oproep omtrent beschut wonen en wordt tussen Kind en Gezin, Jongerenwelzijn en de ggz nauw samengewerkt voor de ontwikkeling van een Vlaamse kind-check.
Dit willen we nu ook meer structureel mogelijk maken. Voor het structurele verwijzen we bijvoorbeeld naar de integratie van de crisisnetwerken met de netwerken van de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren. We bekijken hoe dit verder kan worden gerealiseerd en vertrekken daarbij vanuit de bestaande ervaringen.
De voorbije twee jaar hebben we reeds werk gemaakt van een intersectoraal jaarrapport inzake jeugdhulp. De gegevens vertrekken echter nog te vaak vanuit verschillende systemen, en vooral verschillende interpretaties of betekenisgevingen. Via aansturing vanuit één agentschap kan er efficiënter worden gewerkt aan meer uniforme systemen en rapporteringen. Binnen het nieuwe agentschap zullen tevens de krachten inzake IT, communicatie, klachtenmanagement, juridische expertise, logistieke regionale ondersteuning enzovoort worden gebundeld.
We geloven sterk in de voordelen van de fusie en hebben daarbij uiteraard ook oog voor het betrokken personeel. De fusie tussen Jongerenwelzijn en Kind en Gezin impliceert dat beide personeelsbestanden volledig worden overgenomen door het nieuwe agentschap. Het sociaal statuut blijft gegarandeerd, maar we delen de bezorgdheid van velen dat we opnieuw voor een ingrijpende transitie staan en dat de veranderingen zich snel opvolgen, zoals dat ook nu in de samenleving het geval is.
Zoals gezegd, we staan aan de start van een belangrijke nieuwe stap. Om de fusie te realiseren, is een transitieteam samengesteld met een afvaardiging van Kind en Gezin en Jongerenwelzijn. Dat transitieteam heeft de opdracht dit project aan te sturen. Er vond een startbijeenkomst plaats waarop de eerste uitdagingen werden benoemd, en er werd bepaald welke stappen de komende maanden allemaal zullen worden gezet. De eerste belangrijke opdracht situeert zich op legistiek vlak. Tegen het einde van dit jaar moeten hiertoe een decreet tot wijziging van het oprichtingsdecreet van Kind en Gezin en een goedkeuring van een besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de opdrachten van Jongerenwelzijn worden gerealiseerd. De verdere stappen die nog moeten worden gezet om operationeel te worden in de loop van 2019, worden momenteel uitgetekend.
Dit is een complex en veelzijdig verhaal, waarover de komende maanden meer duidelijkheid zal volgen. Het is de bedoeling naar een plan van aanpak toe te werken, aangestuurd vanuit het transitieteam, maar met een sterke betrokkenheid van het personeel en dat uiteraard ook gefaseerd zal zijn. Interne en externe communicatie zal een onderdeel zijn van het plan. We hebben er nu alvast voor gekozen om van meet af aan te communiceren over de gemaakte keuzes en uitdagingen die voorliggen. Ook de komende maanden zal die open communicatie worden aangehouden en zullen we sterk in dialoog treden met het personeel, de sociale partners en de vakorganisaties.
Deze transitie is een stevig werk voor de betrokken administraties binnen een duidelijk tijdskader: eind 2018 zou de fusie regelgevend klaar moeten zijn en in de loop van 2019 zou ze operationeel moeten kunnen worden. Die timing is in samenspraak met de betrokken administraties opgesteld, vanuit de vaststelling dat nu het moment is om die transitie te maken. Het is een logische volgende stap in een proces dat al een tijd loopt.
Dat hebben we trouwens ook al wel aangekondigd in beleidsnota’s en andere teksten. We zijn al enkele jaren bezig om veel meer geïntegreerd te werken. De beleidsnota Jeugdhulp 2.0 uit 2016 bouwde verder aan de intersectorale samenwerking in het belang van kinderen en jongeren. Toen werd al een eengemaakt agentschap in het vooruitzicht gesteld. Zowel in de praktijk als beleidsmatig wordt al veel samengewerkt, maar botst men nu op de grenzen van de huidige structuren. Daarbij wordt ook van de opportuniteit gebruikgemaakt dat de huidige leidend ambtenaar van Jongerenwelzijn in het voorjaar van 2019 met pensioen gaat en daardoor ook niet moet worden vervangen bij de keuze voor één leidend ambtenaar.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitgebreid antwoord. Ik hoop dat in dit verhaal de visie centraal zal worden gesteld dat de cliënt hier beter van moet worden, dat men dat echt in het achterhoofd houdt. Ik denk ook dat dit een juiste en logische stap is, zoals u zelf hebt gezegd, maar we mogen door het feit dat we nu tot het einde van het jaar die operatie gaan doen, niet uit het oog verliezen dat het om de cliënt gaat en dat we die altijd centraal moeten blijven stellen.
Juridisch blijven de twee agentschappen eigenlijk bestaan. Het ene is een agentschap met rechtspersoonlijkheid en het andere zonder. Weet u hoeveel personeelsleden er ongeveer – een grootteorde, ik hoef uiteraard geen exacte cijfers – in het intern verzelfstandigd agentschap (IVA) met rechtspersoonlijkheid zullen worden tewerkgesteld en hoeveel in het vroegere Jongerenwelzijn, de IVA zonder rechtspersoonlijkheid? Ik denk wel dat het belangrijk is dat we weten dat die twee entiteiten blijven bestaan.
Voor het ene zult u naar het parlement komen met een ontwerp van decreet, voor het andere zal het een wijzigingsbesluit zijn dat aan de Vlaamse Regering wordt voorgelegd. Ik hoop dat er ook overleg zal zijn met het parlement over die heel belangrijke ingreep, die er juridisch-technisch wel via een wijzigingsbesluit kan komen, maar die toch wel verregaande gevolgen zal hebben.
Dat zijn eigenlijk mijn twee bezorgdheden die ik u wil meegeven. De cliënt moet ten eerste centraal blijven staan, ook in de transitie. Dat moet uiteraard de doelstelling blijven van de nieuwe organisatie. Ten tweede, ik begrijp dat er een aantal goede redenen zijn, die te maken hebben met pensioenen, om die twee entiteiten juridisch te laten blijven bestaan, maar het mag natuurlijk ook geen NMBS-verhaal worden. Men dacht daar ook ooit dat HR Rail en de NMBS en Infrabel, dat dat een goed idee was. Hier hebben we natuurlijk een groot verschil, want het zullen dezelfde mensen zijn, of er zal toch één overkoepelend leidend ambtenaar zijn die de aansturing doet. We kunnen op papier echter wel iets heel moois tekenen, maar dat we juridisch niet tot één organisatie kunnen komen, mag in de praktijk ook geen effecten hebben die negatief zijn voor de cliënt. Dat is mijn zorg.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Dit is inderdaad niet nieuw. Dit komt niet uit de lucht gevallen. Er zijn daartoe immers al heel wat aanzetten gegeven, ook in de beleidsnota, maar u hebt ook verwezen naar heel de invoering van de integrale jeugdhulp. Wat vooropstaat, is natuurlijk dat kind, die jongere, en het gezin waarin die opgroeit. Hoe kunnen we hen begeleiden tot gezonde volwassenen, wat de noden doorheen dat traject ook zijn, en hoe kunnen we hun kansen geven om als jongere binnen de maatschappij te staan, en nadien als een kritische volwassene? Dát moet de essentie zijn, en dan denk ik dat iedereen toch snel overtuigd zou moeten zijn van deze ingreep, want dan is het niet meer dan logisch dat dat vanuit eenzelfde aansturing gebeurt, vanuit eenzelfde missie, met één communicatie naar gebruikers, kinderen, jongeren, ouders, begeleiders enzovoort. Als je zo’n traject in gang zet, zijn daar vanzelfsprekend vragen bij, zijn er mensen tewerkgesteld binnen die agentschappen die daar vragen bij hebben. Zelfs gebruikers kunnen vragen hebben. Wat gaat welke gevolgen hebben voor hen? Ik denk dat het natuurlijk nodig is om dat traject op een heel zorgzame manier uit te zetten en iedereen daar continu bij te betrekken, maar we geloven alleszins dat de transitie, de omvorming een grote meerwaarde kan geven voor de ondersteuning van gezinnen en van kinderen en jongeren.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, vanuit de sp.a-fractie hebben we vooral de vraag om de sector zelf te betrekken bij de manier waarop u die hervorming precies wilt operationaliseren, om er eigenlijk voor te zorgen dat de veeleer positieve indruk die ze nu hebben van wat jeugdhulp voor hen kan betekenen, ook bewaarheid wordt. Het is immers niet altijd zo geweest dat veranderingen op administratief niveau hebben geleid tot betere hulpverlening op het terrein. Daarom is het belangrijk dat u uw plan echt goed aftoetst met dat werkveld, dat u samen nagaat op welke manier u dat het beste kunt doen, zodat deze hele operatie werkelijk ook tot iets leidt op het terrein.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Uiteraard moet het resulteren in een meerwaarde voor de mensen op het terrein. Dat lijkt me de bedoeling van deze operatie.
Mijnheer Parys, toch even het volgende in herinnering brengen. We gaan inderdaad een eenheid van leiding organiseren, maar bij het agentschap Jongerenwelzijn is er nu ook een fonds. We hebben voor een aantal dingen inderdaad ook een rechtspersoon nodig, al is het maar voor de uitbetalingen die Kind en Gezin doet, de dingen die zij ontvangen van de ouders als bijdrage voor de kinderopvang. Er zijn dus een aantal redenen, en er is ook een verschil in pensioenbehandeling tussen de twee systemen.
Er zal inderdaad een constructie moeten worden gemaakt om te zorgen dat er voldoende logica in de organisatie en de bedrijfsvoering zit maar die natuurlijk ook rekening houdt met een aantal randvoorwaarden. Dat moet nog in detail worden uitgewerkt.
De moeilijkheid in die operatie was – en ik hoop dat u er een beetje begrip voor kunt hebben – dat als je daar ten gronde over wilt spreken, je dat juridisch wilt onderzoeken, je wilt kijken naar ICT- en overheadkosten, je wilt kijken welk personeel waar wordt ingezet in de logica van het systeem, je wel met iedereen moet kunnen spreken. Op een bepaald moment hebben we een communicatie moeten doen om te zeggen dat we er wel over gaan beginnen omdat we niet graag zien gebeuren dat het een beetje in de duik moet gebeuren. Er moet over al die aspecten een concreet gesprek kunnen worden gevoerd met de externen, maar ook met de mensen die je in huis hebt. Vandaar dat de aankondiging er is met een groot en grof geschetst kader, met de overtuiging dat het inderdaad een meerwaarde zal hebben, maar met de wetenschap dat er nog een aantal zaken moeten worden gespecifieerd en geconcretiseerd.
Het is niet omdat het ene via de regering zal gaan en het andere via een decreet, we hier een soort schizofreen gesprek gaan voeren. We gaan het in zijn geheel behandelen. Het lijkt me niet echt logisch om te zeggen dat er een stuk van het verhaal is waar niet over kan worden gesproken. Zo zal het niet werken, en dat is niet de bedoeling.
Ik heb aan de reacties gemerkt dat velen op het terrein die stap wel toejuichen. Het zal natuurlijk nog veel bloed, zweet en tranen kosten. Dat besef ik goed genoeg, maar men zal op een meer geïntegreerde manier naar de dingen kunnen kijken, bijvoorbeeld alleen al maar de discussie over personeelsnormen, om maar iets te noemen. Je voelt goed genoeg dat het moment gekomen is om, ook vanuit de overheid, op een andere meer geïntegreerde manier te handelen. Die stap is wel nodig.
De heer Parys heeft het woord.
Ik kan als slotbemerking alleen maar herhalen wat ik daarnet al heb gezegd: de cliënt centraal en ervoor zorgen dat de juridische tekening in de praktijk ook werkt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.