Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, hier en daar hoor ik dat de openbare bibliotheken zich zorgen maken over de toekomst van het streekgerichte bibliotheekbeleid (SBB), een van die onderdelen die van de provincies vanaf 1 januari is overgekomen naar de Vlaamse overheid. De voorbije jaren waren er vijf SBB’s, samen minstens veertien werknemers, bij de Vlaamse overheid zijn er nu nog vijf als een cel bovenlokaal bibliotheekbeleid. Zij werken nu blijkbaar onder begeleiding van een externe consultant aan een visienota en een actieplan voor 2018-2019.
Daarnaast blijft er onduidelijkheid over de vormgeving van het nieuwe steunpunt lokale en bovenlokale cultuurwerking. Of dat, in het kader van het lokaal cultuurbeleid, een rol zou krijgen in de ondersteuning van de openbare bibliotheken, is uiteraard vandaag nog onduidelijk.
Wat zal er dan gebeuren met de nieuwe cel bovenlokaal bibliotheekbeleid, binnen de administratie, na 2019? Er zijn verschillende initiatieven, en ik spreek dan nog niet eens over de vormgeving van het Vlaams Academisch Centrum voor Wetenschappen en Kunsten (VLAC) en van het platform van de openbare bibliotheken dat vandaag in Cultuurconnect aanwezig is. Blijft die cel actief binnen het Departement Cultuur, Jeugd, Media? Wordt ze onderdeel van het nieuwe steunpunt? Is het een uitdoofscenario? Twee van de vijf medewerkers gaan immers naar verluidt binnenkort met pensioen. Het is ook niet duidelijk of de opdracht van de consultant verder reikt dan 2019. En het is ook niet duidelijk wat er vanaf 2020 met de cel zal gebeuren.
Laat het duidelijk zijn: de achtergrond van mijn vraag is dat ik graag een coherente aanpak wil zien van het streekgerichte bibliotheekbeleid op het Vlaamse niveau. De vrees leeft dat een en ander geruisloos zal verdwijnen en dat er zo opnieuw ondersteuning voor de sector verloren gaat.
Ik verwijs ook naar het artikel in het tijdschrift META van de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie (VVBAD) van 2018, nummer 2, dat ook de bron was voor deze vraag.
Minister, krijgt het nieuw vorm te geven steunpunt een rol in de ondersteuning van het lokale cultuurbeleid en/of van de bibliotheken? Hoe zal dat concreet worden uitgewerkt? Wat er zal er gebeuren met de nieuwe cel bovenlokaal bibliotheekbeleid, binnen de administratie, na 2019? Blijft die cel actief binnen het Departement Cultuur, Jeugd en Sport? Wordt ze onderdeel van het nieuwe steunpunt? Is het een uitdoofscenario? Reikt de opdracht van de consultant verder dan 2019?
Minister Gatz heeft het woord.
Collega's, wat met het steunpunt en het streekgerichte bibliotheekbeleid en de ondersteuning? Ik wil u graag even schetsen wat de actuele plannen zijn zowel met betrekking tot de oprichting van het steunpunt lokale en bovenlokale cultuurwerking als met betrekking tot de overdracht van het streekgerichte bibliotheekbeleid. Deze beide trajecten lopen parallel en zullen in de nabije toekomst vervlechten.
Artikel 30 van het voorontwerp van decreet betreffende de bovenlokale cultuurwerking, dat we zo meteen zullen bespreken en inleiden, omschrijft duidelijk de opdrachten van het op te richten steunpunt. Ten eerste, praktijkondersteuning voor de actoren in het lokale en bovenlokale veld, een actieve dienstverlening verzorgen op het vlak van deskundigheidsbevordering en kwaliteitszorg over de verschillende functies, door informatie, vorming, begeleiding, kennisuitwisseling en bevordering van samenwerking. Ten tweede, beleidsondersteuning en onderzoek: op basis van permanente evaluatie en het onderzoek dat daarvoor nodig is, een bijdrage leveren aan een continue ontwikkeling en correcte beeldvorming van het lokale en bovenlokale culturele veld en het overheidsbeleid op dat gebied. Ik heb dan ook mijn departement de opdracht gegeven om samen met consultant Koen Vandyck deze opdracht verder uit te werken, natuurlijk op basis van de decretale voorschriften en verder bouwend op de aanbevelingen in het rapport-Vandyck-Larock, dat in het najaar van 2017 werd opgeleverd.
In zijn rol als procesbegeleider zal de consultant daarbij een beroep doen op de inbreng van de belangrijkste actoren in dit beleidsverhaal. Met andere woorden: wie zit er in het ‘voorgeborchte’, als ik het zo mag noemen ,van dit steunpunt? Dat zijn de organisaties die u niet zullen verrassen: de Vereniging Vlaamse Cultuur- en gemeenschapscentra (VVC), VVBAD, Vlabra’ccent en het Forum voor Amateurkunsten, maar ook de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), die vragende partij is voor deze oprichting als belangrijk betrokken partner.
Het rapport wordt aangeleverd tegen eind mei 2018. Ik besef ook dat het desgewenst aan mij is om over de tien bevindingen van de heer Vandyck die eind vorig jaar werden vooropgesteld, nog voor de feestdag van 11 juli de stand van zaken te geven, niet alleen over het steunpunt maar ook over het bredere gegeven, namelijk welke van de tien aanbevelingen worden uitgevoerd en waarom. Dit particuliere punt moet eind mei verder worden uitgeklaard; het is dus wel degelijk de bedoeling om in juni, begin juli ten laatste, beslissingen te nemen, om de eenvoudige reden dat we anders toch een beetje onder tijdsdruk komen te staan voor een verdere uitvoering in deze legislatuur. Maar het is goed dat die tijd er nog even voor genomen wordt door de heer Vandyck, omdat zijn aanpak toch behoorlijk vertrouwenwekkend gebleken is ten aanzien van het veld. Dat is altijd goed.
Ik verwacht in het rapport een advies met betrekking tot: een ontwikkelingsscenario op korte en langere termijn, en dit in het kader van de prioritering van de opdrachten; de opmaak van een organisatiestructuur, met name het beheer en een organigram; een voorzet ten aanzien van de noodzakelijke expertise- en competentieprofielen, zeker voor wat de startfase betreft; en ten slotte uiteraard ook een basis personeel- en financieringsvoorstel. Het spreekt dus voor zich dat alle lokale actoren, inclusief de cultuur- en gemeenschapscentra en uiteraard de openbare bibliotheken, terecht zullen kunnen bij dit nieuwe steunpunt voor praktijkondersteuning, deskundigheidsbevordering en coaching.
Dan kom ik bij het streekgerichte bibliotheekbeleid. Parallel loopt, in opdracht van de cel bovenlokaal bibliotheekbeleid van het departement, een participatief traject waarin gewerkt wordt aan een visienota en een actieplan voor 2018-2019, specifiek in functie van de warme overdracht van het streekgerichte bibliotheekbeleid. Dat traject wordt eveneens begeleid door een externe consultant en omvat een intern traject waarin de lijnen worden bepaald voor ondersteuning van het streekgericht bibliotheekbeleid door het departement en een extern traject waarmee er draagvlak gecreëerd wordt binnen de sector. De noden en verwachting van de sector ten opzichte van het streekgerichte bibliotheekbeleid worden in kaart gebracht via een enquête en afgetoetst tijdens een denkdag op 17 mei aanstaande. De resultaten van dat traject zullen dan eind juni 2018 op tafel moeten liggen. Die zaken komen dus wel degelijk samen.
Dan was er uw vraag over de nieuwe cel bovenlokaal bibliotheekbeleid en een aantal verontrustende geluiden of tekenen van uitdoofscenario of andere. De cel waarvan sprake wordt geen onderdeel van het nieuwe steunpunt lokale en bovenlokale werking, aangezien het DNA en de focus van het steunpunt niet louter sectoraal gericht zijn en het bovendien het lokale beleid overstijgt. Het spreekt wel voor zich dat in het steunpunt in de nodige competenties en expertise op die deelterreinen moet worden voorzien. Tot nader order zal de cel bovenlokaal bibliotheekbeleid opereren vanuit het team Transversaal en Bovenlokaal binnen het departement – zie de reorganisatie van de administratie.
De denkoefening die momenteel binnen de cel bovenlokaal bibliotheekbeleid loopt, focust in de eerste plaats op de transitie 2018-2019, maar kijkt ook wel verder, wetende dat de focus van de cel bovenlokaal bibliotheekbeleid zal veranderen wanneer het steunpunt zijn opdrachten opneemt. De resultaten van de bovenbouwoefening worden meegenomen in de opmaak van het actieplan van de cel bovenlokaal bibliotheekbeleid, en vice versa.
Van een uitdoofscenario is helemaal geen sprake. De zogenaamde inkrimping van de provinciale bibliotheekcellen is een gevolg van meerdere bewegingen. Eerst en vooral was er een substantiële verschuiving van competenties naar Cultuurconnect. Daarnaast werden enkele beleidslijnen die binnen de provincies werden uitgevoerd door de bibliotheekcellen, gemigreerd naar een uitvoering op teamniveau, zoals bijvoorbeeld het transitiereglement en de opvolging van de gevangenisbibliotheken. Daar is inderdaad ook wel een efficiëntieoefening of een lichte reorganisatie gebeurd, maar die mensen zijn dus niet weg.
Ten slotte moeten we ook bekennen – niet ik, maar anderen moeten dat bekennen – dat binnen enkele provinciebesturen na de zomer van 2014 tegen de afspraken in – het spijt mij dit te moeten zeggen – toch wel een afbouw gebeurde binnen deze taakstelling. In die zin zal het nu aan mij, aan ons, zijn om te remediëren en dit euvel op termijn te corrigeren. Ik kan wel stellen dat de vrees van de sector te begrijpen valt, maar niet terecht is, en dat de bibliotheken ook na 2020 op de nodige ondersteuning zullen kunnen rekenen. De twee oefeningen die ik u net geschetst heb, zullen daar ook toe bijdragen.
De heer Caron heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor de stevige verduidelijking. Ik ben blij om te horen dat in het licht van het steunpunt en de taakstelling ervan ook de openbare bibliotheken, naast gemeenschapscentra en andere initiatieven, terecht een plek zullen krijgen en ook ondersteuning zullen krijgen. Dat is een goede zaak. Ik ben ook blij om de timing daarvan te horen, want die kenden wij eigenlijk niet. Voor ons is dat relatief nieuws. Dat is allemaal prima.
Ik heb ook geen probleem met wat het departement doet op het vlak van bovenlokaal bibliotheekbeleid, maar we moeten alleen opletten dat we op termijn wel een goed afgestemd geheel maken. Ik ben een beetje bekommerd. Ik krijg zo’n beetje een halo-effect, minister. We hebben indertijd nog een Vlaams Centrum voor Openbare Bibliotheken (VCOB) gehad in Vlaanderen, en een Bibnet, weet u nog wel? De bekommernis is dat je te veel plekken krijgt waar aangrenzende – dat gaat dan nog – of overlappende – dat is niet interessant – activiteiten gebeuren. Het bibliotheeksysteem wordt verder vormgegeven in de schoot van Locus. Ik zeg niet dat het fout zit. Ik zeg alleen dat je dan een aantal plekken hebt waar er ondersteuning is. Ik heb er vier: Cultuurconnect, het departement, het nieuwe steunpunt, maar ook de VVBAD, waarvan ik uitga dat die ook nog een rol wil spelen. We moeten maken dat we toch een efficiënt en stevig geheel hebben.
Ik hoor uw intentie duidelijk. U zegt: ‘Geen uitdoofscenario’s, ik wil de ondersteuning blijven doen’. Dat stelt mij gerust. Wat ik projecteer, is een wat langer verhaal. Het zou mijns inziens goed zijn om dat voor een stuk mee te nemen in de oefening van Vandyck, bij de besluitvorming, dat de rollen van die verschillende spelers goed uitgeklaard worden, niet alleen intern in dat steunpunt, maar ook hoe zij zich verhouden ten aanzien van de administratie, van Cultuurconnect, van belangenbehartigers enzovoort.
Ik ben ook een beetje boos als ik hoor dat als de provincies vernemen dat die taakstelling verhuist naar het Vlaamse niveau, zij dan de ondersteuning van hun bibliotheken in hun gebied loslaten, door mensen te laten vertrekken of in andere diensten van de provincie onder te brengen. Het spijt mij, maar ik vind dat eigenlijk niet netjes ten aanzien van de intentie om openbare bibliotheken te ondersteunen. Ik begrijp de institutionele strijd die er is wel een beetje, maar op die manier zijn onze bibliotheken daar vandaag wel een beetje het slachtoffer van, en dat is ook niet netjes. In elk geval bedankt voor het antwoord.
Ik wil eerst en vooral de heer Caron danken voor de vraag. Ook bedankt voor de verduidelijking die u gegeven hebt, minister. Het lijkt me logisch dat de bibliotheken worden opgenomen in dat steunpunt, want je werkt met een integraal cultuurbeleid. Daar hoort een cultuurcentrum bij, daar hoort de bibliotheek bij, daar hoort alles bij wat met lokaal en bovenlokaal cultuurbeleid te maken heeft. Maar zoals de collega heeft aangehaald, is het een bekommernis, die we ook in onze conceptnota hebben opgenomen, dat duidelijk het onderscheid moet worden gemaakt wie welke rol opneemt. Dat is enorm belangrijk. Hopelijk wordt dat ook duidelijk in de timing, dat daar een goed onderscheid wordt gemaakt en dat we inderdaad geen overlapping of dubbel werk hebben. Ook wat betreft de verhouding tussen steunpunt en departement is het belangrijk om te zien wie wat precies gaat doen. Maar goed, we zijn dan in blijde verwachting, als de zomer volop losbreekt – zoals u zegt: tegen de Vlaamse feestdag. Het kan niet mooier.
Ik neem ook akte van wat u gezegd hebt over de provincies. Het is wat ik ook in het verleden al heb aangehaald: er zijn bepaalde verschuivingen gebeurd binnen provincies die niet altijd even netjes waren. Het geldt trouwens niet voor elke provincie, maar bepaalde provincies hebben zich eraan bezondigd. En jammer genoeg is het veld daar dan inderdaad soms de dupe van. We kijken uit naar het late voorjaar, waarin we dat allemaal gaan bekijken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.