Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister en collega’s die er toch nog zijn, in uitvoering van het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby’s en peuters verwerkt Kind en Gezin gegevens van het kind en van het gezin van het kind, van de organisatoren, de verantwoordelijken, de kinderbegeleiders en eventuele andere medewerkers in het kader van de handhaving van de vergunnings- en subsidievoorwaarden, over de behandeling van klachten over de kinderopvanglocatie.
Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag 154 van november 2015 blijkt dat de meeste klachten uit 2014 en 2015 betrekking hadden op de communicatie, de dynamische veiligheid, het pedagogisch functioneren en de personeelsomkadering. In de periode 2012-2015 werden 3162 klachten geteld. Aan al deze klachten werd gevolg gegeven, door een inspectieopdracht, het opmaken van een informatieve nota, een opdracht aan de voorziening of de opstart van de procedure gevaarsituatie.
Ook de Vlaamse Ombudsdienst ontvangt klachten omtrent kinderopvang. Dat kunnen ook geschillen zijn over bijvoorbeeld de facturatie. In dergelijke gevallen gaat het echter om individuele contracten waar in de regel niet van kan worden afgeweken, vaak met boosheid en frustratie van de betrokken partijen als gevolg.
Al in 2012 deed de Gezinsbond een oproep tot het oprichten van een geschillencommissie, die verzoenend en bemiddelend zou kunnen optreden in sectoren die door Vlaanderen gereglementeerd zijn, maar waar individuele contracten de samenwerking tussen aanbieder en gebruiker regelen. Uit zijn meest recente jaarrapport blijkt dat ook de Vlaamse ombudsman de oprichting van een geschillencommissie genegen is.
Omdat men op de klachtendienst regelmatig signalen ontvangt met betrekking tot contractuele geschillen tussen ouders en organisatoren, is ook Kind en Gezin vragende partij voor de oprichting van een geschillencommissie voor de kinderopvang. Zo’n commissie is immers een goed en laagdrempelig alternatief voor het nemen van juridische stappen in kleine geschillen. Het bevordert de rechtszekerheid van de gebruiker en is in die zin dus zeker maatschappelijk relevant. Een geschillencommissie biedt bovendien een snelle en goedkope manier voor de betrokkenen om hun geschil op te lossen. Bovendien kan zo’n commissie een signaalfunctie vervullen ten aanzien van het beleid.
Minister, wat is uw standpunt over de oprichting van een verzoenings- of geschillencommissie voor de kinderopvang? Wat zou het takenpakket van deze commissie kunnen zijn? Kan zo’n geschillencommissie dan ook een ruimer toepassingsgebied hebben dan enkel kinderopvang? Hebt u cijfers over het aantal klachten dat bij Kind en Gezin toekwam over de kinderopvang in de twee voorbije jaren? Waarover handelden deze klachten voornamelijk?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De sector van de Vlaamse kinderopvang vangt op 8796 locaties 138.401 kinderen op, zowel in de voorschoolse als in de buitenschoolse kinderopvang. Kinderopvang wordt door Europa als een dienst van algemeen economisch belang beschouwd, en ouders zijn bijgevolg te beschouwen als consumenten.
Zoals in elke andere sector, zijn er ook in de Vlaamse kinderopvang geschillen die kunnen worden bijgelegd in een alternatieve geschillenbeslechting buiten de rechtbanken om. Denk maar aan discussies over de opzeg wanneer ouders hun kind naar een andere opvang willen brengen, of over een factuur voor verlofperiodes waar ouders het niet mee eens zijn.
Voor dat soort van geschillen geldt de Europese richtlijn 2013/11 over de alternatieve beslechting van consumentengeschillen. In België loopt die alternatieve conflictoplossing via de Federale Consumentenombudsdienst, die op 1 juni 2015 is opgericht, indien de betrokken sector geen eigen sectorale alternatieve geschillenregeling heeft.
Gezien het ontbreken van dergelijke specifieke regeling, werd vanaf het in werking treden van de Europese richtlijn in 2015 de Federale Consumentenombudsdienst het orgaan dat kan bemiddelen bij contractuele geschillen tussen een consument en een organisator van kinderopvang.
Uit de eerste twee jaarverslagen van de dienst blijkt dat die geschillen beter kunnen worden beslecht door een gespecialiseerde bemiddelingsentiteit. Daarop nam de Vlaamse Ombudsdienst het initiatief om te onderzoeken of ze een verzoeningskamer voor de kinderopvang zouden oprichten. In samenwerking met vertegenwoordigers van de kinderopvangsector, de Gezinsbond, de klachtendienst van Kind en Gezin en de Vlaamse Ombudsdient werd deze mogelijkheid verder onderzocht en een concept daartoe uitgewerkt. Een concepttekst werd voor advies voorgelegd aan en besproken met het sectoroverleg kinderopvang en het Raadgevend Comité van Kind en Gezin.
Met dit samen met de sector onderhandelde standpunt zal de Vlaamse ombudsman de voorzitter van het Vlaams Parlement aanspreken met de vraag naar uitbreiding van zijn bevoegdheid in het Ombudsdecreet, met als doel tegen het zomerreces, blijkbaar, de verzoeningskamer kinderopvang klaar te hebben.
Deze verzoeningskamer beantwoordt aan een maatschappelijke vraag in hoofde van de gebruikers van de kinderopvang. Het biedt een forum, ver weg van de rechtbanken, om contractuele geschillen met een toch vaak emotionele dimensie, tussen ouders en kinderopvang op een minnelijke wijze trachten te verzoenen. Wij juichen de oprichting van zo’n verzoeningskamer uiteraard toe. Het zal uiteraard aan het parlement zijn om daarover te beslissen. De expertise van de Vlaamse Ombudsdienst inzake verzoeningen biedt een belangrijke meerwaarde op het welslagen van deze opdracht.
Het is aangewezen dat de verzoeningskamer zich enkel richt tot de oplossing van geschillen over contractuele consumentenproblemen in de kinderopvang. Voor andere geschillen kan de ombudsman gebruikmaken van zijn gewone doorverwijsopdracht of van zijn gewone tweedelijnsbevoegdheid. Zo zal een contractueel probleem dat ingebed zit in een breder conflict, buiten de verzoeningskamer worden behandeld. Als ouders bijvoorbeeld een factuur weigeren te betalen na hun klacht over het pedagogische gedrag van de opvang, dan kan er in dat geschil het best worden bemiddeld in een traject bij Kind en Gezin. Voorts zal de verzoeningskamer alleen bemiddelen als de onvrede over het contractueel geschil vooraf al voldoende duidelijk werd besproken tussen de betrokken partijen.
Tijdens het overleg met de betrokken partijen is bepaald dat er een evaluatiemoment na twee jaar is ingelast. Deze periode zal toelaten om een degelijke evaluatie van de werking van de verzoeningskamer voor de kinderopvang te doen. Op dat moment kan ook worden bekeken of de werking kan worden verruimd naar andere sectoren.
Ik wil ook aangeven dat sinds 2011 het Vlaams Klachtendecreet met betrekking tot het aspect van de rapportage werd gewijzigd. Het klachtrapport moet voortaan per beleidsdomein globaal worden uitgebracht door een centraal punt van het beleidsdomein. Het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin is het centraal punt dat instaat voor de rapportage van onder andere het klachtrapport van Kind en Gezin. Het klachtenbeeld over de kinderopvang kunt u dan ook uitgebreid consulteren op de website van de Vlaamse Ombudsdienst.
Hier wil ik toch al meegeven dat in het jaar 2016 er 314 conciliërende klachtbehandelingen plaatsvonden. In 2017 waren er dat 305. Onder conciliërende klachtbehandeling wordt verstaan dat het voorwerp van het geschil door een vorm van bemiddelingsmethodiek wordt opgenomen. Soms is de opvang nog niet op de hoogte, zodat vanuit de klachtendienst het nodige wordt gedaan dat het ongenoegen direct tussen de ouder en de opvang kan worden behandeld. Pas als dit niet voldoende resultaat oplevert naar genoegdoening van de ouders, komt de klachtendienst actief tussen.
Het aantal ontvankelijke klachten in 2017 die door de klachtendienst voor behandeling zijn opgenomen, bedraagt 256. In 2016 was dat 253. Het onderwerp van deze ontvankelijke klachten handelt voornamelijk over communicatie, pedagogisch handelen en personeelsomkadering.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik noteer dat er allicht op korte termijn een verzoeningscommissie met betrekking tot de contractuele geschillen voor de kinderopvang zal komen. Het is belangrijk dat mensen ergens terecht kunnen. Er kunnen inderdaad geschillen ontstaan over de contractuele relatie tussen een aanbieder van kinderopvang en de gebruikers, in casu de ouders. Vaak is dat emotioneel, vaak gaat het over geen grote financiële gevolgen. Dan mensen als enig alternatief aanbieden zich tot een rechtbank te wenden, is zeer vergaand. Overigens is het nog altijd beter eerst na te gaan of er kan worden bemiddeld, of er een verzoening mogelijk is.
Het is een goede zaak dat mensen ergens terecht zullen kunnen. We zullen dan zien op welke manier dat wordt ingebed bij de Vlaamse Ombudsdienst.
Minister, het is ook belangrijk dat er na twee jaar een evaluatie komt om na te gaan of dit ook naar andere sectoren kan worden uitgebreid. Binnen Welzijn zijn er nog heel wat andere situaties waar een louter contractuele relatie bestaat tussen een aanbieder en een gebruiker van zorg of opvang. Het zou dan goed zijn dat mensen ergens terecht kunnen. We zullen dit alleszins verder opvolgen. Dank u wel.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoorden, minister. Als ik het goed begrijp, draait het om contractuele pijnpunten tussen ouders en het kinderopvanginitiatief. U zegt ook dat de concepttekst al besproken is. Wanneer zouden wij die tekst kunnen krijgen, zodat we die ook al eens kunnen doornemen?
Kind en Gezin pakt de klachten met betrekking tot de kinderopvang al aan. Hebt u er zicht op hoeveel voltijdse equivalenten daarvoor worden ingezet en over hoeveel klachten het gaat? U hebt er al wat genoemd: in 2017 waren het er 256, als ik het goed begrepen heb. U hebt verwezen naar het laatst beschikbare rapport, maar de link naar het rapport werkt niet. Ik heb het een paar keer geprobeerd. Misschien is er daar een probleem.
U sprak over een verzoeningskamer of een geschillencommissie. Er zijn heel wat andere actoren die op het terrein ook aan klachten werken. Ik denk dan aan direct overleg tussen ouder en het initiatief, als mensen een klacht hebben. Er zijn ook heel wat stedelijke ombudsdiensten die klachten behandelen, juridische instanties, de inspectie, bijvoorbeeld in verband met het Toezichtsdecreet. Hebt u een zicht op de complementariteit daarvan? Hoe gaat dat samenwerken? Is daar over nagedacht?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, wat ik begrepen heb, is dat de Vlaamse Ombudsdienst zich de vraag gesteld heeft of het niet opportuun is dat zij dat in hun schoot zouden oprichten. Daarover is het gesprek gegaan met Kind en Gezin. Als ik het goed begrepen heb, is er daaromtrent een concepttekst gemaakt, die dan in de sector is besproken. Aangezien die concepttekst, zoals die ook aangepast is na het advies van het raadgevend comité, terug bij de Vlaamse Ombudsdienst is, ga ik ervan uit dat die daar ook beschikbaar is. Wij kunnen ook kijken of die beschikbaar is, maar ik ga er wel van uit dat die hier in het parlement effectief beschikbaar is.
Ik heb de tekst die de voorzet geweest is van de Vlaamse Ombudsdienst, maar ik heb zelf niet de versie die nu na het advies van het raadgevend comité tot stand is gekomen.
Ik heb er geen zicht op hoeveel medewerkers binnen Kind en Gezin daar in de feiten op werken. Maar als er een oprichting komt van zo’n initiatief binnen de Vlaamse Ombudsdienst – en nogmaals: dat zal ook van uw beslissingen afhangen –, dan is dat eigenlijk een uitvoering van datgene wat mogelijk is binnen de Europese richtlijn, namelijk dat voor de sector specifiek zo’n commissie kan worden gemaakt. Het kan allemaal zijn dat daar lokaal initiatieven voor zijn, maar in het kader van die Europese richtlijn moet je een alternatieve geschillenbeslechting mogelijk maken. Als je dat niet specifiek doet, val je terug op de federale consumentenombudsdienst, die er nu eigenlijk in de feiten ook is, ook al bestaan er al een aantal initiatieven op het terrein. Dat doet aan dat principe geen afbreuk.
Is het de bedoeling dat het antwoord op de vraag van collega De Meulemeester rond de voltijdse equivalenten wordt toegevoegd? Er kan natuurlijk ook altijd een schriftelijke vraag gesteld worden.
Wij kunnen dat aan Kind en Gezin vragen, maar ik vrees dat zij dat ook niet zo simpel kunnen berekenen, aangezien dat waarschijnlijk regionaal verspreid zal zitten.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Wij zijn vanuit onze fractie alleszins vragende partij voor zo’n alternatieve commissie. Op welke manier die dan juist georganiseerd zal worden… Wij kennen de concepttekst ook niet. Op het moment dat we daar meer info over hebben, zullen we natuurlijk verder bestuderen of dat op die manier helemaal voldoet en of er eventueel bijsturingen nodig zijn. Maar dat daarrond wordt gewerkt, vinden wij alleszins heel goed, want ouders moeten inderdaad op een alternatieve manier terechtkunnen voor geschillenbeslechting.
De vraag om uitleg is afgehandeld.