Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, vanaf volgend seizoen gaan de U17 en de U19 in het jeugdvoetbal verdwijnen en smelten ze samen tot de U18. De filosofie hierachter is dat de U19 vaak als overbodig werd gezien omdat grote talenten meteen bij de U21 terechtkwamen en diegenen die niet goed genoeg waren, achterbleven bij de U19. Om sneller de betere spelers eruit te kunnen halen, of zoals het in de krant stond, het kaf van het koren te scheiden, heeft men deze hervorming ingezet. Concreet wil dit zeggen dat alle profclubs minstens 250 spelers moeten wegsturen. Om u een idee te geven: bij AA Gent zou het over een 20-tal spelers gaan, bij Waalse ploegen als Charleroi en Standard spreekt men over 30 à 40 spelers.
Deze beslissing heeft een pervers effect, want na onderwijs doet het watervalsysteem nu ook zijn intrede in het voetbal. De spelers die weg moeten bij een profclub, zakken af naar amateurclubs, waar ze op hun beurt weer andere jonge voetbalspelers verdringen. Bovendien zijn niet alle profclubs even enthousiast over deze maatregel. Zo vreest men bij Anderlecht bijvoorbeeld dat door deze regels laatbloeiers zoals Dries Mertens of Sven Kums, ons allen bekend, in dit systeem geen of weinig kans hadden gehad om hun potentieel te benutten. Dus naast het watervalsysteem dat wordt gecreëerd, loopt men nu het risico om laatrijpe toppers te laten gaan.
Minister, het is te laat om deze maatregel terug te draaien maar ik denk dat het niet te laat is om bij te sturen.
Hoe staat u tegenover deze nieuwe maatregel die vanaf het seizoen 2018-2019 zal ingaan? Denkt u dat dit een gunstig effect zal hebben op het doorstromen van Vlaamse topvoetballers uit de jeugd naar een eerste ploeg? Waarom wel, waarom niet?
Hoe staat u tegenover de opmerking van clubs als Anderlecht dat we op deze manier jonge Belgische talenten dreigen te missen omdat men ze te vroeg doorstuurt naar lagere niveaus?
Hoe staat u tegenover het negatieve effect van het watervalsysteem, het effect dat dat heeft op zowel de spelers die worden doorgestuurd bij profclubs als spelers die worden verdrongen door zij die zogezegd afzakken?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Annouri, ik denk dat we deze maatregel niet geïsoleerd mogen bekijken als de oplossing voor de doorstroming, maar dit kan wel deel uitmaken van een pakket aan maatregelen om de doorstroming te bevorderen.
Ik zat dinsdag nog samen met de Pro League, de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) en Voetbal Vlaanderen, om onder meer te spreken over maatregelen ter bevordering van de doorstroom van eigen talenten naar de eerste elftallen van onze profploegen. Deze maatregel moet worden bekeken in het totaal van al die maatregelen. Ik kan daar voorlopig niet meer over zeggen omdat dit nog verder moet worden bekeken en goedgekeurd. Ik heb wel al voorgesteld aan alle partners om, zodra er een beslissing is genomen, een toelichting te geven in het parlement over de maatregelen die zijn getroffen. Maar ik denk wel dat die hervorming een gunstig effect kan hebben, want de kwaliteit van de U18-competitie ten opzichte van de vroegere U17-competitie zal dan toenemen aangezien de beste spelers van twee geboortejaren tegen elkaar zullen spelen.
Een ander voordeel is dat de nieuwe categorie overeenkomt met de derde graad van de topsportschool.
Het overleg om de doorstroming te bespreken is geen eenvoudige oefening, maar er wordt wel vooruitgang geboekt. Meer kan ik daar voorlopig niet over zeggen want dat zou het overleg kunnen bemoeilijken.
Ik vind de verwijzing naar Dries Mertens – u hebt dat niet gedaan, dat is elders gebeurd –nogal hypocriet. Dries werd immers door Anderlecht al lang voor zijn 18e doorverwezen en ook door AA Gent werd hij eerst uitgeleend aan derdeklasser Eendracht Aalst en vervolgens aan Apeldoorn in Nederland. Dries heeft in Nederland vervolgens zelf aan zijn weg terug getimmerd.
Om effectief nut te hebben, zal het bij deze regel belangrijk zijn dat de clubs tijdens het U16-jaar het aanwezige talent juist inschatten, dus gerichter rekruteren en niet nodeloos shoppen.
In voetbal is dat vanaf U15/U16 zeker mogelijk. Dit bewijst de werking van de topsportscholen waar er na het tweede middelbaar selectietesten topsport worden georganiseerd. Als de club in haar jeugdopleiding opleidingsgericht werkt, zal ze geen laatrijpe talenten wegsturen. Bovendien bestaat er in het voetbal een dispensatieregel voor laatrijpe spelers. Die kunnen 1 jaar lager spelen.
– Bart Caron treedt als voorzitter op.
Voetbal Vlaanderen organiseert sinds 2008 een opleiding voor talentscout, waar deze problematiek wordt uitgelegd. De KBVB heeft bovendien nationale jeugdploegen voor laatrijpe spelers: U15F, U16F en U17F. Sinds 1 januari 2018 wordt dit Future-project financieel door de verschillende overheden gesteund via een ‘Be Gold’-project.
Ik wil het doembeeld van een watervalsysteem nuanceren. In het onderwijssysteem is het door de reglementering nagenoeg onmogelijk om, na af te haken op een bepaald niveau, later terug in te stappen in een hoger niveau. In het voetbal verhindert echter niets dat iemand die een categorie lager gaat spelen, later opnieuw wordt ontdekt en opgevist in een hogere categorie. Ik denk dat Dries Mertens, die nu bij Napoli speelt, daar een mooi voorbeeld van is.
Voetbal Vlaanderen en de andere topsportfederaties passen dit systeem ook toe binnen de selectieprocedure topsportschool, waar er na de tweede graad strenger wordt geselecteerd. In topsport spreekt men eerder over een piramidemodel. Spelers die na U16 niet op eliteniveau kunnen blijven voetballen, zijn spelers die een niveau lager meer succesbeleving zullen hebben. Succesbeleving is een belangrijke voorwaarde om spelplezier te beleven aan je favoriete sport. We weten allemaal dat er geen honderd Messi’s zijn. Het is goed dat iedereen op zijn niveau kan sporten en het is helemaal geen schande om een niveau lager te spelen.
Voetbal Vlaanderen heeft trouwens een weinig geziene niveaudiversificatie in zijn aanbod. Dat vinden we zelden elders terug. Ook ons nieuw Fusiedecreet heeft daar wellicht toe bijgedragen.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Wanneer er nu iets zit aan te komen dat veel breder is waardoor dit voor een deel zou worden geneutraliseerd, is dat voor mij een beetje moeilijk en moet ik afwachten. Het lijkt me interessant om dat hier te bespreken. Wanneer we dit geïsoleerd bekijken, dan begrijp ik wel de kritiek en de bezorgdheid die worden geuit.
U verwijst zelf naar de kans die laatrijpe voetballers hebben om nog te worden opgepikt en u hebt het dan over het voorbeeld van Dries Mertens. We hebben een aantal jaren geleden gezien hoe heel veel Vlaamse en Belgische talenten zich vooral in Nederland konden ontwikkelen en daar zijn doorgebroken. Dat is een spijtige zaak. Vooral vanuit de stad waar u en ik vandaan komen, namelijk Antwerpen, zagen we dat heel veel jeugdspelers hun carrière volledig hebben kunnen lanceren in Nederland. De nationale ploeg plukt daar nu wel de vruchten van, maar dat is toch iets waar we ons ook vragen bij kunnen stellen.
Ik zal dit afwachten, maar ik denk dat we dit debat zeker moeten voeren zodra we meer informatie hebben over het totaalbeeld.
Ik zit nog met een extra vraag of extra bezorgdheid. U zegt dat die topspelers dan afzakken naar een lager niveau, maar dat niets belet dat ze terug worden opgepikt. Dat klopt, daar kan ik u in volgen. Dat is zelfs al een paar keer gebeurd. Maar stelt u zich voor dat je een jeugdvoetballer bent bij een ploeg en dat je daar je hele carrière hebt gevoetbald. Je hebt talent en je staat misschien wel op het punt om door te breken. Je hebt gewoon wat meer tijd nodig. Maar dan word je door die gasten die op een hoger niveau zaten en afzakken, verdrongen naar een lagere afdeling, gewoon omdat jij dan nog niet zo ver staat, ook al is jouw potentieel groter. Over dat risico maken mensen zich zorgen. Ik vraag mij af of dat op een bepaalde manier kan worden ingedekt. Kunnen wij iets ondernemen om dat risico in te dekken?
De heer Wynants heeft het woord.
Mijnheer Annouri, ik wil u het voorbeeld geven van KVC Westerlo. Wij laten de jeugdspelers telkens doorstromen, alleen op nationaal niveau natuurlijk. Van de min 17-jarigen weet je niet altijd of ze talent hebben, maar negen op de tien zijn wel vergevorderd. Van de achttien spelers van de min19-jarigen vertrekken er tien of vijftien. We moeten telkens gaan zoeken om dat in stand te houden. Zij willen niet blijven. Ze zijn 19 jaar en dan zijn ze weg, naar provinciale clubs. Hoe komt dat? Als bij ons een 17- of 18-jarige talent heeft, laten we die doorstromen naar de beloften. Daar mag hij af en toe met de eerste ploeg meetrainen. Maar dat kan niet met het voorbeeld dat u aanhaalt: Anderlecht. Die gaan elk jaar overal twee- of driehonderd spelertjes vanaf 10 of 12 jaar weghalen. Zo krijgen zij een top van twee- of driehonderd spelers. Zij vragen om meer jeugdploegen. Zo kunnen ze die spelers langer in eigen bezit houden en eventueel uitlenen, om ze dan nog verder te verkopen. Dat is het systeem van Anderlecht. Zij willen er zoveel mogelijk. De laatste vijftien jaar zijn de grote vijf (G5) – Anderlecht, Club Brugge, Standard, Genk en Gent - bij ons 478 spelertjes komen halen. Daarvan zijn er twee doorgebroken naar eerste klasse: Zinho Gano en Tuur Dierckx. Ik denk dus dat we ze beter in de eigen club kunnen houden en opleiden. Wanneer zij op een gegeven ogenblik dicht aansluiten bij het niveau waarop ze kans maken om in de eerste ploeg te spelen, hebben wij de kans om ze met de min18-jarigen, vervolgens met de beloften en dan eventueel met de eerste ploeg te laten meetrainen.
Dan is er nog een positief punt. De hervorming van die min18 maakt het mogelijk dat de winnaar van de competitie deelneemt aan de Uefa Youth Liga. Dat is belangrijk, met name voor de G5. U moet dus alles een beetje in zijn context zien. Ik zal u eens uitnodigen om te komen kijken naar de training van de min 17 en min18.
De heer Wouters heeft het woord.
Ik geef een kleine aanvulling vanuit het iets lagere niveau. Mijnheer Annouri, u zult het licht van de zon niet ontkennen. Bij veel lokale Antwerpse ploegen bestaan de junioren – dat is het niveau U17-U19 – eigenlijk niet meer. Ze hebben daar geen volle competities meer. Ze krijgen daar telkens maar twaalf of dertien ploegen bijeen. Hier, meer dan in andere sectoren, geldt: ‘reculer pour mieux sauter’. Soms is het voor een speler beter om een niveautje lager te spelen, om op die manier met jongens van het eigen niveau samen te trainen en te spelen. We moeten de vergelijking niet maken tussen mij en Messi. Het verschil is misschien net iets te groot. Ik zou weinig aan die training hebben, en Messi ook. Dat krijg je automatisch in sport, en zeker in voetbal: iedereen zou op zijn eigen niveau moeten kunnen werken en trainen. De voorbeelden die u aanhaalt, wijzen uit dat ook in voetbal geldt: olie drijft altijd boven.
De heer Annouri heeft het woord.
Dank u, minister en schaduwminister, om te antwoorden op de vragen. (Opmerkingen)
Enerzijds moeten wij ten aanzien van de jonge voetballers realistisch zijn over de verwachtingspatronen in verband met het doorbreken naar eersteklassenploegen. Mijnheer Wynants, u hebt het over 2 van de 478. Een onderzoek van de Vrije Universiteit Brussel (VUB) van enkele jaren geleden gaf aan dat van de 200 spelers die worden opgeleid in het jeugdvoetbal er 1 kan doorstromen naar een profclub, om daar een professionele carrière uit te bouwen. Heel wat ouders en jongeren zijn daar niet van op de hoogte. Ze hebben heel vaak valse verwachtingen. Dat zorgt voor drama’s. We zouden dat moeten kunnen vermijden.
Ik begrijp de efficiëntieoefening, dat het moeilijk is om de U17 en de U19 samen te brengen. Ik wil wel waarschuwen voor het perverse effect dat je op een bepaald moment een verdringingssysteem hebt, waarbij jongeren die plezier hebben in het spel en op een bepaald niveau meetrainen, worden weggeduwd door spelers die elders niet meer welkom zijn. Minister, als u zegt dat er van alles gaande is om dat te omkaderen en om de negatieve effecten en de doorstroom te verbeteren, dan wacht ik daarop. Ik zal dit opvolgen. Het is een goed idee. Wij moeten initiatief nemen om, zodra de drie partners het plan voorstellen, het hier te bespreken en te bekijken wat de risico’s en de mogelijkheden zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.