Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voorzitter, minister, de Koning Boudewijnstichting publiceerde onlangs een advies om meer sociale woningen te isoleren. Een onderzoek wijst uit dat in Vlaanderen ongeveer 40 procent van ons sociaal woonpatrimonium nog altijd geklasseerd kan worden als ‘zeer energieverslindend’. Het energetisch efficiënt maken van sociale woningen heeft een goede kosten-batenverhouding, daar bestaat geen discussie over. Energierenovatie is dan ook veel meer een investering dan een kost. Ik heb eerder al aangehaald dat ‘energy service companies’ (ESCO’s) hierbij kunnen helpen ter ondersteuning.
Minister, hoe evalueert u de resultaten van het onderzoek van de Koning Boudewijnstichting in verband met energiearmoede in sociale woningen? Klopt het dat 40 procent van ons sociaal woonpatrimonium energieverslindend is? Voldoet de huidige financiering voor de renovatienoden of zijn er wachtlijsten? Hoever staat u met het uitwerken van een energiecorrectie zodat we meer naar een woonkostbenadering van de sociale huur kunnen gaan, in overeenstemming met het voorstel van resolutie dat hier kamerbreed is goedgekeurd? Hoe vordert het energiezuinig maken van ons sociaal woonpatrimonium? Zijn er doelstellingen richting 2030 en 2050 voor de energetische performantie van sociale woningen? Hoever staat u met het opzetten van een ESCO-traject voor sociale woningen? Wat zijn de mogelijkheden en vanaf wanneer kunnen sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) hier gebruik van maken?
Minister Homans heeft het woord
Collega Anseeuw, de resultaten van het onderzoek in verband met energiearmoede in sociale woningen, zijn gebaseerd op de situatie van 2014, net toen deze nieuwe regering is aangetreden.
Jullie weten dat intussen de sociale huisvestingsmaatschappijen in het kader van de Energierenovatieprogramma 2020-doelstellingen (ERP) hun woningen verder hebben gerenoveerd. Bij begrotingsrondes zijn al jaren na elkaar extra middelen voor sociale huisvesting uitgetrokken. Dit wordt ook telkens verdeeld over het bijbouwen van sociale woningen, dus nieuwbouw, en tegelijkertijd wordt er een deel gereserveerd voor renovatie. Uiteraard is er ook de 4 maal 20 miljoen euro die we gekregen hebben uit het Klimaatfonds. Het percentage van 40 procent dat is aangehaald in de studie waarvan sprake in uw vraag, collega Anseeuw, is dus compleet achterhaald, al beweer ik zeker niet dat alle uitdagingen van de baan zijn. Zijn er nog uitdagingen? Jawel. Het is een momentopname die de stand van zaken van het jaar 2014 weergeeft. Jullie weten allemaal dat er historisch veel is geïnvesteerd in sociale huisvesting. We hebben nog een lange weg te gaan, maar in ieder geval is die 40 procent absoluut niet meer representatief voor vandaag.
Er zijn momenteel totaal geen wachtlijsten voor de financiering van renovatiedossiers van sociale woningen.
Wat betreft het uitwerken van de energiecorrectie zal ik ten laatste morgen een wijzigingsbesluit voorleggen aan de Inspectie van Financiën (IF) dat concrete invulling geeft aan die energiecorrectie. Het is goed dat u hier nog eens vraagt wat de stand van zaken is, want morgen zullen we dat doen – u vraagt, wij draaien, nietwaar. De toeslag zal worden aangerekend op de woningen die beter presteren dan het referentie-energieverbruik. Het referentie-energieverbruik zal worden bepaald door mezelf. Het is de bedoeling om het referentie-energieverbruik te vormen op basis van een maatregelenpakket dat overeenkomt met de energie-eisen van 2005. Dat heeft te maken met spouwmuurisolatie, raam- en dakisolatie, vloerisolatie, een gasketel en dergelijke meer. De energiecorrectie mag nooit groter zijn dan het voordeel dat de huurder ondervindt op zijn energiefactuur door de betere energieprestatie van de woning. Dat lijkt me nogal logisch.
Collega Anseeuw, wat betreft het energiezuinig maken van het sociaal patrimonium ben ik zo vrij om te verwijzen naar mijn redelijk uitgebreid antwoord op een vraag van collega Taeldeman van 22 maart 2018 in deze commissie. Er zijn op dit moment geen bijkomende specifieke doelstellingen geformuleerd richting 2030 en 2050 voor het sociaal patrimonium. De doelstelling richting 2020, dus het actieplan ERP 2020, is nog niet afgelopen. Dat heb ik ook allemaal gezegd in mijn antwoord op de vraag van mevrouw Taeldeman. Bijkomend is het uiteraard ook de bedoeling dat bijvoorbeeld grondig gerenoveerde woningen de energienormen van meer dan 10 jaar overstijgen.
Wat betreft uw vraag over de ESC weten we dat SHM’s gebruik kunnen maken van een zeer gunstig financieel kader met leningen met negatieve rente, premies, eigen middelen en dergelijke meer. Dan is het voor een ESCO minder gemakkelijk een financieel concurrerend project uit te werken in vergelijking met de zuivere private markt. Een ESCO-partij doet immers typisch een beroep op externe financiering voor het bekostigen van de investeringen. Binnen de haalbaarheidsstudie rond de toepassing van PV-panelen (fotovoltaïsch) en dakisolatie door het Vlaams Energiebedrijf (VEB), die zal worden uitgevoerd in de eerste helft van 2018, is wel opgenomen om het aspect van derdepartijfinanciering te bekijken met het oog op het opstellen van een rendabel financieel model. Hier gaat het concreet over de toepassing van PV-panelen. Er zal op korte termijn overleg met de sector worden georganiseerd, meer bepaald met de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen (VVH) en een aantal ESCO’s, om te bekijken welke verdere stappen zinvol zouden kunnen zijn in de sector van de sociale huisvesting. Afhankelijk van de resultaten hiervan zullen we bekijken of we al dan niet kunnen overgaan tot het opzetten van een aantal proefprojecten.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijk een omstandig antwoord. Ik heb eigenlijk heel veel positieve zaken gehoord.
Het verheugt mij dat u kunt vaststellen dat we sinds 2014 flinke stappen hebben vooruitgezet als het gaat over het energie-efficiënt maken van het sociale woonpatrimonium. Ik denk dat dat goed nieuws is.
Het is ook goed nieuws dat er geen wachtlijsten zijn voor het financieren van de energierenovaties van SHM’s. Het komt erop aan dat die SHM’s het dan ‘gewoon doen’, om het met een slogan van een andere partij te zeggen.
Wat betreft de energiecorrectie, ben ik ook heel blij dat u stappen vooruit hebt gezet en dat er morgen al aan de Inspectie Financiën een voorstel zal worden overgemaakt, dat overigens – ik kan dat opmaken uit uw antwoord – helemaal in lijn is met het voorstel van resolutie rond de vastewoonkostbenadering maar ook met het voorstel van decreet dat onlangs is goedgekeurd in het Vlaams Parlement rond hernieuwbare energie op sociale woningen, namelijk dat de energiecorrectie nooit groter mag zijn dan het voordeel dat de huurder op zijn of haar energiefactuur kan waarnemen.
Wat mijn vierde vraag betreft, hebt u inderdaad heel uitgebreid geantwoord in de tweede helft van maart op een vraag van mevrouw Taeldeman. Deze vraag was eerder ingediend, vandaar dat ze er nog tussen stond.
Wat het ESCO-traject betreft, is het inderdaad moeilijk om te concurreren met negatieve rentes vanuit de private sector. Dat klopt. Misschien is het wel een mogelijkheid – dat zal blijken uit de bespreking met de ESCO’s en de sector zelf natuurlijk – om het beste van twee werelden te combineren, en kunnen de ESCO’s met hun knowhow en kennis een rol spelen op het vlak van begeleiding. Misschien is dat overbodig, maar dat zal dan blijken uit die gesprekken. En natuurlijk zijn er de gunstige financiële voorwaarden waar SHM’s vandaag gebruik van kunnen maken.
Minister Homans heeft het woord.
Om collega Anseeuw helemaal gerust te stellen: wat uw laatste opmerking betreft, we hebben overleg en we zullen zien wat er uit de pijp komt. Ik neem aan dat alles onder de loep zal worden genomen en alles kan daar worden besproken. We zullen wel zien wat de resultaten zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.