Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, veertien dagen geleden interpelleerde ik u over de historische lage tevredenheidscijfers van de klanten van De Lijn in 2017. U zag een lichtpunt in een citaat uit het ‘Rapport over het profiel van de reizigers van De Lijn anno 2017’. U wist ons te vertellen dat de penetratiegraad van De Lijn, of het aantal mensen dat per jaar gebruikt maakt van de diensten van De Lijn, is toegenomen. Ik citeer: “In 2017 koos 58 procent van de Vlamingen er minstens een keer voor zich met De Lijn te verplaatsen. In 2015 was dat 53 procent.”
Lezing van het rapport dat we daags nadien via onze commissiesecretaris ontvingen, bevestigt de toename van de penetratiegraad van De Lijn van 49 procent naar 54 procent in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is goed nieuws dat het ‘bereik’ van De Lijn toeneemt en dat een groter deel van de bevolking minstens één keer per jaar een bus of tram neemt om zich te verplaatsen.
Ik heb het rapport nu wat grondiger doorgenomen, en het viel me op dat er twee categorieën zijn waar de penetratiegraad van De Lijn gezakt is. Bij de 65-plussers “die significant minder gebruik hebben gemaakt van De Lijn” is het bereik gezakt van 61 procent naar 55 procent. Het aandeel Omnipas 65+ in vervoersbewijzen is gedaald van 22 procent naar 12 procent. Ook bij de ‘lagere sociale klasse’, zoals ze genoemd wordt in het rapport, wordt een “dalende tendens” waargenomen, namelijk van 17 procent naar 13 procent. Het is toch wel opmerkelijk dat die twee categoriëen er zo in negatieve zin uitspringen, terwijl op verschillende plaatsen in Vlaanderen het bereik van De Lijn bij de actieve bevolking gestegen is. Meer dan anderen, zijn gepensioneerden en mensen met een laag inkomen aangewezen op bus en tram om zich te verplaatsen. Het autobezit is bij 65-plussers en bij mensen met een laag inkomen merkelijk lager dan bij gemiddelde Vlaamse gezinnen.
Dat De Lijn net hen minder bereikt, baart mij zorgen. Het is volgens mij ook geen toeval. We kunnen er niet omheen dat de tariefstijgingen die de minister heeft doorgevoerd in de afgelopen jaren relatief gezien net bij deze categorieën het sterkst doorweegt in de portemonnee.
Ik refereer aan een pleidooi van de ombudsman ruim een jaar geleden. Hij lanceerde het idee om een jaarabonnement in schijven te laten betalen. Mensen met een lager inkomen maken vaker gebruik van een kortlopend abonnement omdat ze een jaarabonnement niet ineens kunnen betalen, maar die zijn veel duurder geworden in 2016.
Minister, hoe verklaart u het dalend bereik van De Lijn bij senioren en mensen met een lager inkomen? Aan welke initiatieven denkt u om het bereik van De Lijn bij deze categorieën opnieuw te vergroten?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb u inderdaad die studie bezorgd, en u bent erin geslaagd om daar één negatief punt uit te lichten. Het is eigenlijk een goednieuwsstudie. Het is absoluut goed nieuws: er is een significante stijgende penetratiegraad voor maar liefst veertien categorieën en voor één niet en daarover stelt u nu een vraag, en dan nog met een uitleg die aan geen kanten klopt. Ik zal er zo dadelijk nog op ingaan.
Dit is een positief rapport voor De Lijn maar blijkbaar is de drang om antireclame te voeren voor het openbaar vervoer dermate overweldigend dat toch gefocust wordt op dat ene element. Het goede en belangrijkste nieuws is dat er sinds 2015 significant meer mensen reizen met De Lijn. In 2017 maakte meer dan de helft van de Vlamingen, inclusief Brussel, minstens één maal gebruik van De Lijn. Dat is een stijging van 49 naar 54 procent. Dat is ongelooflijk positief.
Geografisch waren er vooral in Antwerpen, Limburg en West-Vlaanderen opvallende stijgingen. Daarnaast zien we dat de cijfers van de actieve bevolking in de leeftijdsgroepen jonger dan 44 jaar sterk toenemen en dat er dus steeds meer reizigers bewust De Lijn willen proberen voor hun woon-school- of woon-werkverkeer, inclusief mensen uit een hogere sociale klasse. Dat is nu net een van de specifieke doelen en opzetten van in het begin – u mag er mijn eerste beleidsbrief op nalezen – dat het openbaar vervoer meer zou worden benut in het kader van het woon-school- of woon-werkverkeer. Net dat zit in deze studie, dus dat lukt.
Ik wil de perceptie keren dat het openbaar vervoer er enkel is voor de sukkelaars. Dat is al te lang een onderliggende beleidsvisie geweest. Alleen de sukkelaars die geen wagen konden betalen of te oud waren om hem te besturen, moesten gebruik maken van het openbaar vervoer. We gaven hun een gratis abonnement en alles was geregeld. Het gevolg was dat alle beschikbare middelen steeds moesten gaan naar steeds meer lege bussen – wegens de basismobiliteit – en absurd lage tarieven.
Een derde gevolg was de verwaarlozing van de investeringen, want alle middelen moesten gaan naar de voorwaarden van het decreet Basismobiliteit. Op 750 meter van elke deur in Vlaanderen moest er een halte komen en dus ook een openbaarvervoerslijn. Daar gingen alle middelen naartoe met als gevolg dat onze bussen, trams en andere infrastructuur steeds meer verouderden, waarvoor u mij in dit parlement regelmatig hekelt. Dat beeld probeer ik nu volledig om te draaien. De keuze voor het openbaar vervoer moet weer een positieve keuze worden en niet langer de keuze van de laatste mogelijkheid. De inhaalbeweging die we daar vandaag aan het maken zijn, vergt historisch hoge investeringsbudgetten, is ongezien en werpt zoals deze profielstudie aangeeft haar vruchten af.
U suggereert dat bij de lagere sociale klasse en de 65-plussers het tariefbeleid van deze regering aan de basis ligt. Los van het feit dat deze meting helemaal niet peilt naar de oorzaken van de daling, is de daling bij de lagere sociale groep bovendien niet statistisch significant. Dat staat ook in die studie, maar daar maakt u abstractie van.
Binnen de doelgroep van 65-plussers is het aandeel van de lagere sociale klasse beduidend hoger dan in de andere leeftijdscategorieën die gebruik maken van De Lijn. De dalende tendens situeert zich vooral bij de 65-plussers uit de lage sociale groep. Beide tendensen zijn dus ongetwijfeld aan elkaar gelinkt.
Maar belangrijker is dat de studie een vergelijking geeft tussen 2015 en 2017. De tariefwijziging voor de 65-plussers en de sociale correcties was in 2015 reeds doorgevoerd. Ten opzichte van 2015 is het jaartarief in 2017, het jaar van de studie, gestegen van 50 naar 52 euro. Volgens u heeft een stijging van 16 eurocent per maand dus een grote verschuiving en een grote gedragsverandering meegebracht. Dat is een uitdagende wetenschappelijke stelling. Ik denk dat ze weinig hout snijdt.
Ikzelf onthoud dus dat steeds meer Vlamingen bereid zijn De Lijn een kans te geven binnen hun verplaatsingsgedrag. We gaan proberen verder mensen te overtuigen om die keuze te maken, de positieve keuze, namelijk dat je ook met het openbaar vervoer sneller en comfortabeler op het werk of op school geraakt en dat je dat vandaag kunt doen in moderne en groene voertuigen die absoluut mogen worden gezien. We hebben 700 bussen en 120 trams besteld, en die investeringen zullen renderen.
Minister, ik stoor me aan de badinerende toon die u aanslaat bij het beantwoorden van een parlementaire vraag. Studies zijn er om gelezen te worden.
Ik heb in mijn inleiding gezegd dat wanneer blijkt dat het bereik van De Lijn algemeen toeneemt, ik dat goed nieuws vind. Ik vind het verschrikkelijk erg dat u het mij kwalijk neemt dat ik zeg dat er letterlijk in die studie staat dat 65-plussers significant minder gebruikmaken van bus en tram, dat er een dalende tendens is van het gebruik van bus en tram bij mensen met een lager inkomen, althans minstens één keer per jaar, en dat u dat wegwuift. Ik daag u uit om daar een verklaring voor te vinden. Ik daag u uit om het op alle fronten goed te doen. Ik weet dat u nogal zelfverzekerd van aard bent. U zwaait graag met historische beslissingen en recordinvesteringen en dergelijke meer. Ik wil graag terugkeren naar het debat van twee weken geleden. Er is inderdaad een recorddaling in de tevredenheid van alle categorieën reizigers van De Lijn onder uw bewind. Dat zijn ook feiten uit studies die u financiert, die u overmaakt aan het parlement en die ook gelezen worden. Het aandeel van De Lijn in het woon-werkverkeer is anno 2017 met 2,5 procent op het laagste niveau gekomen van de afgelopen twaalf jaar.
Ik weet dat u zich daar absoluut geen zorgen over maakt. Als u het hebt over een omslag, vraag ik me stilaan af in welke richting u de omslag wenst te maken, want het gaat in de verkeerde richting, voor alle duidelijkheid. Deze studie is een lichtpuntje. Er zijn meer mensen bereid om minstens één keer per jaar de tram of de bus te nemen. Of ze dat meerdere keren gaan doen, of ze dat structureel gaan doen, dat blijkt vooralsnog uit geen enkel ander document, ook niet uit uw eigen documenten. Op uw zelfgekozen hoofdvak, namelijk het aandeel van bus en tram in het woon-werkverkeer vergroten, bent u op dit moment dik gebuisd. Dat aandeel is minder dan de helft ten opzichte van tien jaar geleden. Ik zou het appreciëren als u een beetje ernstig antwoordt op mijn vraag en mij niet kwalijk neemt dat ik doe waarvoor ik verkozen ben, en dat is kritische vragen voorleggen op basis van studies die u zelf besteld hebt.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Zoals wij de studie of de enquête lezen, is dat het binnen de sociale klassen, bij de 65-plussers weliswaar, net in de lagere en ‘middle low’ enorm gestegen is en bij de hogere klassen gedaald. Wij zien daar eerder het gevolg in van het feit dat de gratis abonnementen zijn weggevallen en dat mensen die vroeger ook al een auto ter beschikking hadden, nu gewoon geen abonnement meer kopen. Het is dus toch een beetje interpretatie, die wij een beetje anders zien.
Maar los daarvan, hoe je het ook interpreteert, zitten hier zeer interessante gegevens in, waar De Lijn toch verder mee aan de slag kan. Het is een interessante studie om inzicht te krijgen in wie De Lijn gebruikt, waarom, waar er nog potentieel is, waar er allicht nog een tandje moet worden bijgestoken en wie welk soort vervoersbewijs gebruikt. Wat wij hier interessant in vinden, is dat je daar gerichte marketingcampagnes mee zou kunnen voeren. Minister, zijn er naar aanleiding van deze studie al bepaalde campagnes gepland bij De Lijn? Wat gaat De Lijn nu verder met al die cijfers doen?
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Proficiat, collega Vandenbroucke, want door het lezen van uw vraag heb ik ontdekt dat ik eigenlijk nogal schandelijk een vraag heb laten liggen. Minister, ik had eigenlijk de vraag moeten indienen, zeggende: ‘Wow, er is een stijging van de penetratiegraad, schitterend nieuws, op 14 categorieën. Hoe komt dat, wat is doorslaggevend geweest, wat heeft die mensen overtuigd, welke van de beleidsmaatregelen die u uitrolt, heeft die mensen warm gemaakt om de overstap te maken naar openbaar vervoer?’ Ik heb dat gemist. Oprecht mijn excuses daarvoor. Het leek me een beetje te getelefoneerd, dus heb ik ze niet ingediend.
We hadden hier natuurlijk een ander debat gehad en een andere vraagstelling. Mijnheer Vandenbroucke, u pikt er één element uit. U zegt dat het te maken heeft met het tariefbeleid. Ik denk dat de minister al zeer uitgebreid heeft aangetoond dat dat op zich niet relevant is omdat die stijging van 50 naar 52 euro zich ook niet op die jaren afspeelt.
Wat ik mij dan afvraag, is het volgende, mijnheer Vandenbroucke. Wij zijn nog steeds door het tariefbeleid van De Lijn bij de goedkoopste regio's van heel Europa, voor alle categorieën trouwens. Als ik dan kijk naar de MIVB in Brussel, vragen zij maar liefst 60 euro voor een 65-plusser. Dat moet daar een bloedbad zijn! Daar moet geen enkele gepensioneerde nog op de tram of de bus zitten, want als we het gaan uitrekenen is het maar liefst een vijfde of 20 procent hoger dan wat die onverlaten in Vlaanderen durven te vragen!
Laat ons toch niet flauw doen, we zitten met een openbaar vervoer dat we helemaal hervormen en waar het heel belangrijk is dat we de tarieven betaalbaar houden, waar we kwaliteit proberen te leveren en vraaggerichtheid. Is dat betaalbaar? Ja: 52 euro in 2017, nog los van de band die er dus niet is, voor alle duidelijkheid, dat is heel betaalbaar. We moeten bewaken dat dat betaalbaar blijft. Mijn oproep is: laat ons met zijn allen supporter zijn van het openbaar vervoer. Probeer te kijken naar hoe we zoveel mogelijk mensen richting openbaar vervoer kunnen krijgen. Daar helpen dergelijke dramatische schetsen van maar één categorie niet bij. (Opmerkingen van Joris Vandenbroucke)
Het is de vraag die door u is ingediend.
Minister, ik heb eigenlijk geen bijkomende vragen. Ik zal in de toekomst attenter zijn en trachten vragen in te dienen die dan wel iets algemener zullen zijn en het positieve benadrukken dat wel degelijk zichtbaar is in de studie.
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Vandenbroucke, ik repliceer stevig en verdedig mijn beleid. Ik denk dat dit vruchten van mijn beleid zijn die mogen worden gezien. U moet niet jammeren als ik wat daadkrachtiger repliceer en me niet altijd aan mijn tekst vasthou.
Mevrouw De Ridder, ik heb uw schuldbekentenis ook genoteerd.
Er was ook een concrete vraag naar wat we hier verder mee doen. Eigenlijk ligt de campagne ‘Mobiele Maandag’ een beetje in het verlengde van deze cijfers. Met Mobiele Maandag proberen we zoveel mogelijk mensen te laten proeven van het aanbod openbaar vervoer, vooral dan in het kader van woon-werkverkeer en woon-schoolverkeer. Dat is de doelgroep. Ik hoop dat de tendensen die in deze studie te zien zijn, zich doorzetten.
Ik herhaal nog eens dat de aanleiding van de vraagstelling, namelijk de problematiek van de 65-plussers en de daling bij de lagere sociale groep, niet statistisch significant is. Er wordt hier een probleem opgeworpen dat zich blijkens de studie statistisch niet significant manifesteert.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Collega's, ik zou er toch graag op willen wijzen dat er een groot verschil is tussen supporter zijn van het openbaar vervoer en supporter zijn van minister Weyts. We verschillen nogal van mening over op welke manier het openbaar vervoer in Vlaanderen kan worden versterkt.
Collega De Ridder, als u dan toch graag kijkt naar de MIVB, stel ik voor dat u eens kijkt naar de kwaliteit van de reizigersinformatie bij de MIVB, naar de toename van het aanbod van de MIVB. Kijk eens naar de stiptheidscijfers van de MIVB. Kijk eens naar de tevredenheidscijfers van de MIVB. Kijk eens naar de reizigerscijfers van de MIVB. Ze zijn allemaal in stijgende lijn. Mensen krijgen er gewoon meer waar voor hun geld dan in Vlaanderen. Dat is vandaag het geval, en dat zijn de feiten.
Samen met u verheug ik mij over de positieve tendensen– en ik heb erkend dat er een aantal positieve elementen in de studie zijn –, maar ik zie ook veel andere zaken die helaas een omgekeerde tendens aangeven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.