Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, mijn vraag in verband met de onderwijsberoepen in de classificatie van zware beroepen wat betreft de pensioenen dateert van 7 maart 2018. Ondertussen is er wel wat evolutie in dit dossier, maar ik zal me houden aan de vraag zoals ik ze heb ingediend.
Op 18 januari 2018 kwam in deze commissie mijn vraag aan bod over de eventuele opname van onderwijs in de lijst van zware beroepen. Voor de berekening van de datum waarop men ten vroegste met pensioen kan gaan, werd tot op heden gebruikgemaakt van verschillende tantièmes.
De datumberekening met tantièmes wordt afgeschaft en in plaats daarvan komt voor een eventuele vroegere pensioendatum de voorwaarde dat een beroep geklasseerd zou worden als ‘zwaar beroep’. Voor de klassering als zwaar beroep zijn vier criteria afgebakend: belastende arbeidsomstandigheden door fysieke inconveniënten verbonden aan de werkomgeving of door lichamelijke belasting, belastende werkorganisatie, belastend vanwege verhoogde veiligheidsrisico’s en belasting van mentale of emotionele aard.
De nota over zware beroepen werd door federaal minister van Pensioenen Bacquelaine voorgesteld in de Bijzondere Pensioencommissie op 26 oktober 2017. De principes worden uitgewerkt in een federaal wetsontwerp.
Verscheidene media hebben ondertussen al aangegeven dat minister Bacquelaine het criterium ‘belasting van mentale of emotionele aard’ niet ziet als een voldoende criterium op zichzelf. Het zou enkel als verzwarende omstandigheid meespelen in de beoordeling van de andere drie criteria. Eigenaardig genoeg was dit zelfs al te lezen in de online berichtgeving van Het Laatste Nieuws van 16 januari. Op 27 februari meldde de website van de VRT dat minister Bacquelaine de regeringspartners opriep om tot een effectief akkoord te komen over de zware beroepen. In het bericht werd ook letterlijk vermeld dat stress op zich niet zou volstaan als criterium voor een zwaar beroep.
Het is duidelijk dat de lijst van zware beroepen nog niet finaal is afgebakend. Er zijn echter ook belangrijke aanwijzingen dat het vierde criterium in verband met stress en emotionele belasting ondertussen niet meer als voldoende beschouwd wordt voor de klassering als zwaar beroep. Hebt u daarover ondertussen meer informatie? Klopt het dat het vierde criterium op zich niet volstaat? Wat betekent dat voor de onderwijsberoepen als geheel?
Op de vergadering van 18 januari stelde u letterlijk: “Eventuele budgettaire opbrengsten naar aanleiding van de hervorming inzake zware beroepen in de publieke sector moeten integraal worden geherinvesteerd in de toekomstige regeling voor de publieke sector. De bedragen mogen niet wegvloeien. Eventuele budgettaire opbrengsten – door de afschaffing van de voordelige tantièmes – bij beroepsgroepen van een gefedereerde entiteit, bijvoorbeeld de Vlaamse Gemeenschap, moeten in de toekomstige regeling worden geherinvesteerd in beroepsgroepen van diezelfde gefedereerde entiteit. Tantièmes wegnemen, heeft natuurlijk een enorme impact op leerkrachten. Dat geld mag niet naar een federale groep gaan, maar moet terug worden geherinvesteerd.” Is dat mogelijk als het onderwijs niet volledig als zwaar beroep zou worden geklasseerd?
Blijkt uit het overleg tussen de Vlaamse Regering en de federale minister van Pensioenen dat er binnen Onderwijs verschillende beroepscategorieën gemaakt zullen worden wat pensioenen betreft? Zo ja, in hoeverre wordt u betrokken bij de indeling en klassering van die beroepsgroepen? Welk effect is in die context in de indeling te verwachten? Wat kan als effect verwacht worden voor de berekening van de vroegste pensioendatum en van het pensioenbedrag?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, ook hier kan een beetje tijd ervoor zorgen dat er al een beetje duidelijkheid is. Mevrouw Meuleman, u ziet dat u niet alleen bent. (Gelach)
Het voorontwerp van wet is op 4 april 2018 door de Federale Regering voor de eerste keer goedgekeurd. Dit voorontwerp van wet legt inderdaad een aantal elementen vast die bepalend zijn voor de zwaarte van een functie en die een functie moet omvatten om te kunnen genieten van een erkenning als zware functie.
De elementen bepalend voor de zwaarte van een functie zijn: belastende arbeidsomstandigheden door fysieke inconveniënten verbonden aan de werkomgeving of door lichamelijke belasting, belastende werkorganisatie, belasting wegens verhoogde veiligheidsrisico’s en belasting van mentale of emotionele aard.
Het voorontwerp van wet verduidelijkt de manier waarop de lijst moet worden opgemaakt van de functies die een of meerdere elementen bevatten die bepalend zijn voor de zwaarte ervan. Wat betreft de effecten is in het ontwerp opgenomen dat het vierde criterium, namelijk belasting van mentale of emotionele aard, enkel meetelt in combinatie met een ander criterium. Er moet dus ook een van de andere drie criteria meespelen.
De op te stellen lijst moet per functie aangeven of de functie een of meerdere van de vier elementen bepalend voor de zwaarte ervan, bevat. Deze lijst kan enkel worden opgemaakt in nauw overleg met de vertegenwoordigers van de personeelsleden. Zo is opgenomen dat deze lijst zal worden vastgelegd bij een in ministerraad overlegd koninklijk besluit, op voorstel van de minister bevoegd voor de pensioenen van de publieke sector en mits het akkoord van een of meerdere delegaties van de vakorganisaties in het Comité A.
Uw twee volgende vragen zal ik samen beantwoorden. Het dossier van de zware beroepen werd uitvoerig besproken in de Commissie voor Pensioenen van de Publieke Sector, waarin ook de Vlaamse Regering is vertegenwoordigd. Bij deze bespreking heeft de Vlaamse Regering onder meer een aantal belangrijke standpunten ingenomen. Ik heb die hier al een aantal keren toegelicht. Ik zal dat niet nog eens doen. De Vlaamse Regering is van oordeel dat de vier categorieën een goede basis vormen. U weet dat de Vlaamse Regering ook uitspraken heeft gedaan over de eventuele budgettaire opbrengsten en dat die niet van Vlaanderen naar het federale niveau kunnen worden verhuisd. Ze moeten worden geherinvesteerd. We vragen ook een aantal overgangsmaatregelen die heel belangrijk zijn.
U weet dat als er een beslissing wordt genomen de tantièmes die in het onderwijs bestaan, zouden worden afgeschaft. De afschaffing van die tantièmes heeft op alle leerkrachten een onmiddellijk effect. We moeten zeer goed kijken op welke manier we daarmee omgaan. Het is belangrijk om te onderstrepen dat het wetsontwerp pas in werking treedt als de lijst van de zware beroepen er is. Dus, als er geen akkoord is over de lijst, gaat de afschaffing van de preferentiële tantièmes niet door.
Er is veel ruimte gegeven aan de minister van Pensioenen om te onderhandelen en ik vind dat zeer goed. De zorgen die binnen de verschillende sectoren binnen Onderwijs bestaan, heb ik persoonlijk aan de minister overgemaakt. Ze maken ook deel uit van het politieke en sociale debat. Ik stel voor dat we nu ruimte geven aan het overleg zoals is afgesproken binnen de Federale Regering.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, u hebt op een goede manier de stand van de regelgeving geschetst. Het standpunt van de Vlaamse Regering is een duidelijk standpunt. Binnen deze commissie hebben we al meermaals gezegd dat we dit een goed standpunt vinden.
We weten anderzijds dat er binnen de sector, binnen het onderwijsveld bij een aantal mensen begrijpelijkerwijze een aantal zorgen aanwezig zijn. Ze rekenen op de alertheid van de minister van Onderwijs. Ik probeer daar steeds op de meest positieve manier op te antwoorden als ze mij die vraag stellen. Maar de grote zorg is natuurlijk wanneer dit zal worden gefinaliseerd. U stelt terecht dat er ruimte moet worden gegeven aan het politieke en sociale overleg. Er wordt wel regelmatig de vraag gesteld wanneer dit wordt gefinaliseerd. Dat is een zeer begrijpelijke en terechte zorg.
De heer Daniëls heeft het woord.
Eén zaak waar mensen inderdaad wakker van liggen, zeker diegenen die al iets ouder zijn maar ook diegenen die starten in het onderwijs, is hun pensioen. Alle partners die daarin betrokken zijn, moeten dus zorgen dat ze daar heel bewust en voorzichtig mee omgaan. Want het is natuurlijk jammer dat mensen eerst ongerust worden gemaakt, om ze dan nadien gerust te stellen. Wat ben je daarmee aan het doen?
We moeten bovendien goed opletten dat, als we alle maatregelen samen nemen, we blijven realiseren wat deze regering – er zijn ook een aantal partijen die in de Federale Regering samen zitten – doet wat ze altijd heeft gezegd, namelijk dat men niet minder pensioen zal hebben. Ik wil dan toch op de eerlijkheid der getallen wijzen. Het pensioen is het bedrag dat je krijgt als je met pensioen bent. Je kunt stoppen op de leeftijd van 65 jaar en vanaf dan pensioen krijgen of je kunt tot 67 jaar werken en dan pensioen ontvangen. Dan zijn er die zeggen dat je twee jaar minder pensioen hebt en dus minder pensioen hebt. Ja, allicht. Maar als inkomen moet je er wel het loon bij tellen dat je hebt ontvangen tussen je 65e en je 67e, want het is niet zo dat je tussen je 65e en je 67e niets hebt gekregen. Je hebt wel iets gekregen. Daar wil ik dus toch wel wat eerlijkheid in het debat vragen.
Ik wil ook nog op iets anders wijzen, collega’s, wat mij niet onbelangrijk lijkt, en wat ik ook tegen leerkrachten zeg. De strijd om wegens een zwaar beroep twee jaar vroeger te kunnen stoppen, is geen antwoord op de uitdagingen in onderwijs.
Het is niet zo dat mensen een burn-out krijgen op hun 65. Ze vallen op hun 30, 35 of 40 uit door allerlei factoren, onder andere planlast, de samenstelling en uitdaging van een klas, zaken van het M-decreet – dat zijn de zaken die het beroep zwaar maken – en de afwezigheid van kinderverzorgsters in het kleuteronderwijs, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Ik denk dat we daar ook op moeten inzetten. We moeten opletten dat we ons niet blind staren op het einde van de carrière. Dat is voor de N-VA niet onbelangrijk om mee te nemen: om niet enkel op het einde van de loopbaan te focussen, maar ook maatregelen te nemen tijdens de loopbaan.
Ik heb akte genomen van de opmerkingen hier. Ik vind het van belang om de discussie nog eens te laten voeren. Ik probeer dat heel omzichtig te doen, wel wetend, mijnheer Daniëls, dat het beroep van leerkracht nog om heel veel andere dingen draait dan het einde van de loopbaan. Maar er zijn tijdens deze legislatuur al maatregelen genomen die ingrijpen op het statuut van leerkracht. Denk aan de diplomabonificatie waar we een heel debat over hebben gevoerd. Diplomabonificatie is oké, maar je moet hetzelfde pensioenbedrag kunnen houden en dan is daar ook wat aan gewijzigd. Dus er komt wel wat af op die leerkrachten, zeker als we de tantièmes gaan schrappen. Ik was ook verwonderd dat dit zo gevoelig ligt bij de mensen. Ze zeggen dat ze om een bepaalde reden in het beroep gestapt zijn.
Ik was niet van plan om dat hier te zeggen, maar een element dat ik hier nog niet heb gehoord in de discussie over zware en niet zware beroepen, is dat we rekening zullen moeten houden met overgangsmaatregelen en met het gendereffect. Er zijn veel vrouwen die lang geleden beslist hebben om een deeltijdse carrière te nemen en zorgtaken op te nemen in het gezin. Als we nu alles gaan veranderen, mogen we niet gaan snijden in de verwachtingen van die mensen voor later.
Het is een heel gevoelige discussie waar elke leraar in Vlaanderen, zowel in het hoger als in het kleuteronderwijs, bij betrokken is, omdat het samenhangt met de maatregelen inzake de tantièmes. Vandaar ga ik ermee akkoord, collega’s, dat het lerarenberoep veel meer is dan de pensioenleeftijd, maar dit is wel een vrij gevoelig thema omdat het ingrijpt of kan ingrijpen in een carrière.
Nogmaals, ik heb uw opmerkingen gehoord. Mijn vraag is vooral om de onderhandelingen kansen te geven. Ik heb begrepen dat de werkgevers en de vakbonden met vrij veel zorg aan het onderhandelen zijn en met verantwoordelijkheidszin voor de toekomst. De pensioenen moeten natuurlijk betaalbaar blijven.
Het is evident dat we niet enkel focussen op het einde van de loopbaan. Mijn vraag ging specifiek over dit element van de pensioenen.
Ik hoop dat ik de woorden van de heer Daniëls niet moet begrijpen als een pleidooi voor het volledige onderwijsveld: als ze een volledig pensioen wensen, dat ze per definitie tot hun 67 moeten werken.
Minister, ik ben wel tevreden dat u even de aandacht vroeg – zeer terecht trouwens – voor de velen die in het onderwijs deeltijds werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.