Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de investeringsverplichting van OTT-spelers (over-the-top)
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, we hebben de steun aan audiovisuele producties hier al meermaals in de commissie besproken. Dat kan bijvoorbeeld door een uitbreiding van de stimuleringsregeling naar over-the-topspelers (OTT-spelers) die actief zijn op de Vlaamse markt en die voorlopig nog niet onder de stimuleringsverplichting vallen, zoals Netflix.
Eind vorig jaar bespraken we het advies van de Sectorraad Media over het Vlaams audiovisueel beleid en de ondersteuning van de audiovisuele sector. In uw antwoord op mijn vraag gaf u toen aan dat er gesprekken opgestart waren met Netflix en dat die gesprekken ook moesten worden bekeken in het kader van de herziening van de richtlijn Audiovisuele Mediadiensten (AVMD-richtlijn).
U zei echter ook dat die mogelijke ondersteuning van OTT-spelers moet worden losgekoppeld van de timing van de richtlijn omdat er geen duidelijkheid is over wanneer die van kracht zal zijn.
Minister, in De ochtend op Radio 1 werd u op 20 maart geïnterviewd naar aanleiding van uw werkbezoek aan een gamebeurs en aan enkele grote mediaspelers uit de Verenigde Staten. U zei dat u onder andere een werkbezoek had bij Netflix, waar u het belang van het stimuleren van private investeringen in fictieproducties, en dan concreet Vlaamse fictieproducties, zou aankaarten. Als ik goed geluisterd heb, gaf u aan om nog voor de zomer te willen landen met een aanpassing in het decreet zodat ook de OTT-spelers, net zoals Telenet en Proximus dat vandaag al doen, moeten bijdragen aan Vlaamse producties. U zei tot slot dat uw aanvoelen was dat Netflix hierin zal meegaan omdat het voor een dergelijk groot bedrijf geen grote investering is en omdat ze op die manier meer voeling kunnen krijgen met onze lokale audiovisuele sector.
Minister, de gesprekken met Netflix over de stimuleringsverplichting werden eind vorig jaar al opgestart. Welke concrete vooruitgang werd er geboekt naar aanleiding van uw werkbezoek? Acht u het haalbaar om nog voor het zomerreces die stimuleringsverplichting uit te breiden naar de OTT-spelers? Zo ja, welke stappen moeten nog gezet worden om dat afdwingbaar te maken?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Bij de doorlichting van het Vlaams audiovisueel beleid heeft Econopolis vorig jaar een aantal concrete beleidsaanbevelingen gedaan met betrekking tot de investeringsverplichtingen. De screenshot die we hadden gemaakt van dat rapport van Econopolis, is blijkbaar weggevallen uit de vragenbundel.
Econopolis raadt in luik 1 ‘Efficiëntie en effectiviteit steunmiddelen’ aan om de versnippering tegen te gaan van steunmaatregelen. Zij suggereren de investeringsverplichtingen onder te brengen onder het Vlaams Audiovisueel Fonds, met hervormd beslissingsproces en inspraak van de distributeurs.
Zij bevelen, ten tweede, de professionalisering aan van de projectbeoordeling, de vergoeding van de leescomités, gerenommeerde namen en een internationale dimensie. Bovendien – en daarover gaat het – vragen zij een uitbreiding van de investeringsverplichting naar OTT-spelers en andere dienstenaanbieders.
Minister, u hebt zich van meet af aan bereid getoond om de uitbreiding van de investeringsverplichting naar OTT-spelers decretaal te verankeren. Uit de berichtgeving na uw werkbezoek aan Netflix maak ik op dat deze regeling binnenkort gefinaliseerd zou kunnen worden. U laat optekenen, in De Morgen van 21 maart 2018 op pagina 19: “Handtekeningen werden er tijdens het bezoek niet gezet, maar de Netflix-top liet wel weten geen bezwaar te hebben tegen dat principe. Alleen willen ze, net als Telenet en Proximus, hun bijdrage niet in een fonds storten, maar zelf kiezen in welke reeksen ze investeren. Gatz wil het wetgevend kader nog voor de zomer rond hebben, opdat Netflix vanaf begin volgend jaar aan de investeringsplicht kan voldoen.”
Minister, kunt u een stand van zaken geven van het onderzoek dat door de administratie gevoerd werd naar het opleggen van een stimuleringsverplichting aan de OTT-spelers? Concreet had ik graag geweten wat volgens dit onderzoek de voor- en nadelen zijn van respectievelijk het Franse en Duitse model?
Hoe zult u de investeringsverplichting naar OTT-spelers decretaal verankeren?
Dat Netflix geen bezwaar heeft tegen het principe van een investeringsverplichting, is op zich niet verrassend want inzetten op lokale audiovisuele producties is een steeds belangrijker onderdeel van hun eigen commercieel businessmodel. Denk aan The Crown, als groot voorbeeld van de verankering op de Britse markt. De vraag is echter of hier toch geen rol is weggelegd voor het Mediafonds, zoals Econopolis suggereert? Hieraan gerelateerd, verwijs ik ook naar de recente herschikking van het medialandschap, waarbij televisiezenders volledig onder de controle zijn gekomen van één distributeur. We hadden het er vorige week al over tijdens de hoorzittingen. Er is momenteel geen enkele garantie dat Telenet de stimuleringsverplichting niet zal aanwenden om enkel fictiereeksen te produceren voor de eigen zenders, Vier en Vijf. In welke mate kan men dan nog spreken van het level playing field dat u beoogt door ook OTT-spelers te laten investeren in lokale audiovisuele content? Moeten dergelijke garanties niet decretaal vastgelegd worden?
Hebben er al gesprekken plaatsgevonden met andere OTT-spelers en dienstenverleners, zoals Amazon en YouTube? Amazon dreigt een minstens even grote speler te worden op onze markt als Netflix momenteel is. Wat is de uitkomst van deze gesprekken en welke impact hebben ze op het door u gevoerde beleid?
Indien de investeringsverplichting uitgebreid wordt naar OTT-spelers, wordt zij dan gekoppeld aan garanties omtrent free-to-air windows? Netflix coproduceert momenteel de Belgisch-Nederlandse fictiereeks ‘Undercover’, die internationaal verspreid wordt door de streamingdienst, maar ook op de VRT te zien zal zijn. Bent u bereid om dergelijke free-to-air windows mee decretaal te verankeren? Dat is, denk ik toch, een belangrijke vraag.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik wil even duiden waar de communicatie van vorige week vandaan komt. Ondanks mijn bezoek aan de Game Developers Conference, waarover we het straks nog over zullen hebben, heb ik van de gelegenheid gebruikgemaakt om in Silicon Valley contacten te hebben met de zogenaamde techbedrijven: Netflix, Facebook, Apple, Google, Amazon en Microsoft. Die gesprekken hebben niet allemaal op hetzelfde niveau plaatsgehad. Sommige waren presentaties, andere waren met corporate affairs managers. Bij Netflix was het wel degelijk met een gemandateerd persoon die lid is van de raad van bestuur en hoofd van de juridische dienst. Wij hebben het onderwerp daar aangebracht. Zij hebben bevestigd dat ze wel degelijk bereid zijn om te investeren in Vlaamse producties, maar zij willen zelf kunnen bepalen in welke.
Waarom daar geen handtekeningen zijn gezet, is nogal logisch. Ten eerste waren we daar gewoon op bezoek. Ten tweede is het zo dat, wanneer we decretale verplichtingen zullen doorvoeren, er uiteraard geen gezamenlijke handtekeningen moeten worden gezet. Iedereen moet in deze wereld nog steeds zijn rol kennen. Ik wil wel een eerbiedwaardig privaat bedrijf als Netflix geloven als zij zeggen dat zij in Vlaamse producties willen investeren. Maar weten is beter dan geloven – in die zin is de decretale verankering nog altijd beter dan enkel het vrijwillige.
Dit was trouwens de teneur van het gesprek dat we een zestal maanden geleden met de Europese vertegenwoordigers van Netflix hadden. Ik heb u daarover ook al eens kort een verslag gegeven in deze commissie.
Het is nog steeds de bedoeling dat er een decreetswijziging komt. En ja, de zomer is kortbij, maar het is nog haalbaar. Het is in elk geval de doelstelling om de regeling in werking te laten treden vanaf het volgende kalenderjaar.
Ik ga nog even terug naar het onderzoek dat de organisatie in de breedte heeft gevoerd. We hebben het Franse en het Duitse systeem nog eens onder het licht gehouden. Ik actualiseer hier mijn antwoord dat ik enkele maanden geleden gaf aan – denk ik toch – de heer Vandaele. In die twee landen is er geen keuzevrijheid om een bijdrage te storten in een fonds, dan wel het zelf te kunnen investeren in producties die voor de OTT-speler interessante opportuniteiten kunnen bieden. Beide landen hebben gekozen voor een heffing op basis van de omzet die de OTT-speler realiseert. Dat is een heel ander systeem dan het onze. Verwacht wordt dat de nieuwe Duitse maatregel, die door de Commissie wel degelijk werd goedgekeurd op 1 september 2016, door Netflix nog zal worden aangevochten voor het Hof van Justitie. Het valt af te wachten wat dat zal opleveren. De aangepaste Franse regelgeving werd in het najaar 2017 ook door de Commissie goedgekeurd. Ook daar zullen we het vervolg nog zien.
Ik zeg niet dat dit per definitie geen goede pistes of maatregelen zijn, maar het is zinvol om bij ons de vergelijking met de investeringsverplichting, de stimuleringsverplichting, vanuit de dienstenverdelers door te trekken.
We mogen niet vergeten dat elke audiovisuele markt toch wel nog anders is, zelfs binnen Europa. Hoewel de studie van de Franse en de Duitse modellen interessante informatie heeft opgeleverd, moeten we voorzichtig zijn met het maken van vergelijkingen met onze eigen Vlaamse markt. Zo waren er in België in 2016 ‘slechts’ 600.000 abonnees op video-on-demanddiensten, overwegend weliswaar bij Netflix. In Frankrijk zijn het er 3 miljoen en in Duitsland zelfs meer dan 10 miljoen. Ook is de positie van Netflix niet in elk land even sterk of dominant. In België is de concurrentie voor video on demand minder en heeft Netflix een dominante positie. In Duitsland bedraagt het marktaandeel van Netflix daarentegen 26 procent. Amazon is daar een te duchten concurrent, terwijl het bij ons niet of nauwelijks bestaat. In Frankrijk is het marktaandeel van Netflix 78 procent.
Ik ga ervan uit dat de stappen die de lidstaten nemen om grosso modo ongeveer hetzelfde na te streven, na verloop van tijd gestroomlijnd zullen worden. Maar nu is iedereen andere technieken aan het onderzoeken om hetzelfde doel te bereiken.
Hoe gaan we dit concreet decretaal verankeren? Vooreerst moeten we duidelijk afbakenen waarover we spreken: een dienstenverdeler en een OTT-speler zoals Netflix zijn twee verschillende categorieën van spelers. Een dienstenverdeler bundelt omroepprogramma’s zoals Eén, VTM, Vier, enzovoort, en biedt daarnaast ook omroepdiensten op aanvraag aan, niet als dienstenverdeler, maar als omroepdienst. Bepaalde OTT-spelers zoals Netflix bundelen geen lineaire omroepprogramma’s in een pakket, maar bieden audiovisuele content en programma’s on demand aan, tegen betaling. Dat zijn dus niet-lineaire omroeporganisaties. Terwijl de niet-lineaire mediadiensten over het algemeen kunnen genieten van een lichte regelgeving, is de situatie voor andere spelers strenger gereguleerd. Het Mediadecreet bevat voor particuliere lineaire televisieomroeporganisaties en voor dienstenverdelers een aantal minder vrijblijvende maatregelen ter promotie en stimulering van Vlaamse en Europese audiovisuele producties. We moeten dus wel nog rekening houden met de huidige regelingen die er bestaan voor de dienstenverdelers, de zogenaamde stimuleringsregeling, alsook voor de lineaire televisieomroeporganisaties, in relatie tot de regeling die uit te werken is voor niet-lineaire mediadiensten.
Het uitwerken van een regeling is op dit ogenblik in voorbereiding. De administratie is er wel degelijk aan begonnen. Zij is het terrein aan het verkennen, niet alleen strategisch en politiek maar nu ook juridisch.
Ik wil er toch al even dieper op ingaan. Het is belangrijk dit verhaal breder te situeren. Een investeringsverplichting voor OTT-spelers vereist vermoedelijk een wijziging van artikel 157 van het Mediadecreet, dat het huidige artikel 13 van de nu nog bestaande AVMD-richtlijn (audiovisuele mediadiensten) omzet.
Dit artikel bepaalt dat de niet-lineaire televisieomroeporganisaties, voor zover dat haalbaar is en met passende middelen, de vervaardiging van en de toegang tot Europese producties promoten. Een dergelijke promotie kan, volgens artikel 157, onder meer betrekking hebben op een financiële bijdrage van de niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de vervaardiging van en de verwerving van rechten op Europese producties, of op het aandeel en/of de prominente aanwezigheid van Europese producties in de door niet-lineaire televisiediensten aangeboden programmacatalogus.
Een aanzienlijk deel van de promotiemiddelen moet volgens datzelfde artikel worden besteed aan Nederlandstalige Europese producties. Artikel 157 bepaalt tot slot dat de Vlaamse Regering mogelijke middelen en maatregelen kan vastleggen. Het Mediadecreet heeft artikel 13 van de richtlijn, dat al heel vrijblijvend geformuleerd was, met name “(…) voor zover dat haalbaar is (…)”, bijna letterlijk overgenomen. De Vlaamse Regering heeft tot vandaag geen “middelen en maatregelen” vastgelegd voor de verdere uitvoering van artikel 157 van het Mediadecreet en dus geen concrete bijdrageplicht aan aanbieders van niet-lineaire mediadiensten gevraagd. Vlaanderen was en is niet de enige “EU-lidstaat” die artikel 13 letterlijk heeft overgenomen en geen concrete bijdrage- of investeringsplicht oplegt aan aanbieders van niet-lineaire mediadiensten.
Het al of niet hebben van deze maatregel door een lidstaat wordt sterk beïnvloed door het plaatselijke marktaandeel van grote spelers zoals Netflix, Amazon of Sky, die hun Europese hoofdzetel elders gevestigd hebben, bijvoorbeeld in Nederland of het Verenigd Koninkrijk. Het land-van-oorsprongsbeginsel speelt hier. De reden waarom de Europese wetgever in 2007 in de AVMD-richtlijn geen al te zware verplichtingen wilde opleggen aan de aanbieders van niet-lineaire mediadiensten, was omdat het toen nog een sector in volle ontwikkeling was, die alle groeikansen moest krijgen. Tien jaar later is de situatie in de EU en ook bij ons grondig veranderd. Ik geef u enkele cijfers om dit aan te tonen.
Volgens het Europees Audiovisueel Observatorium realiseerden in 2016 de SVOD-aanbieders in de EU een omzet van 2,5 miljard euro. SVOD staat voor “subscription video on demand”, het soort video on demand dat Netflix, Amazon Prime Video en Telenet Play More aanbieden. SVOD is de drijvende kracht achter de groei van betaaltelevisie. Eind 2016 werd het aantal SVOD-abonnees in de EU geschat op 38,7 miljoen tegenover 600.000 in 2011. De penetratie van SVOD in de EU bedroeg in 2016 17 procent van de huisgezinnen. Hier scoren Denemarken met 50 procent, het Verenigd Koninkrijk met 43 procent, Zweden met 31 procent, Finland met 28 procent en Duitsland met 23 procent het hoogst. Voor België bedroeg de penetratie 11 procent. In België bedraagt het groeipercentage voor SVOD-abonnees nog 80 procent.
Uit analyse van het land van vestiging van de SVOD-aanbieders blijkt dat twee EU-landen kunnen worden beschouwd als ‘hub’ voor SVOD-diensten, die zich niet enkel richten op het land waar ze zijn gevestigd, maar op de hele EU-markt. Het zijn Nederland met Netflix en het Verenigd Koninkrijk met Amazon. Het zijn de twee belangrijkste spelers: Netflix heeft 18.175.000 abonnees in de EU en Amazon 7.632.000 abonnees. Samen zijn deze twee spelers goed voor 67 procent van het aantal SVOD-abonnees in de EU. Het aandeel van Netflix op de SVOD-markt varieert van land tot land: in Spanje is dat 40 procent, in Polen 16 procent en in Duitsland 34 procent. In België heeft Netflix een quasi-monopoliepositie, net als in de buurlanden Nederland en Luxemburg.
Het speelveld is dus grondig gewijzigd, dat beseft men ook in Europa. Hoe ik de onderhandelingen met betrekking tot de toekomstige AVMD-richtlijn thans kan inschatten, ligt minder voor de hand. Het principe van een ‘grensoverschrijdende’ heffing voor aanbieders van niet-lineaire mediadiensten staat niet meer ter discussie en wordt als verworven beschouwd.
De stimuleringsregeling voor OTT-spelers komt er omdat het spelers zijn wier rol niet meer onderschat kan worden en waarvan de grootste spelers, door hun internationale karakter, ontsnappen aan elke verantwoordelijkheid inzake ondersteuning van de Vlaamse en Europese audiovisuele productiesector. Voor lineaire omroepen zijn er immers de ‘quotaregels’ van de artikelen 154 en 155 van het Mediadecreet en voor de dienstenverdelers is er de stimuleringsregeling van artikel 184/1 van het Mediadecreet.
Gezien de snelle ontwikkelingen die de audiovisuele sector de laatste jaren doormaakt, is het dan ook niet meer dan normaal dat ook de OTT-spelers op hun verantwoordelijkheid worden gewezen, waarvan ze zich zelf ook wel bewust zijn. De situatie van Telenet, dat de stimuleringsregeling enkel nog zal aanwenden voor producties voor de eigen zenders, is een verhaal van verticale mediaconcentratie. Ik wacht, net als u allicht, het standpunt van de mededingingsautoriteiten af over het aandeelhouderschap van Telenet in de zenders VIER, VIJF en ZES.
Met Amazon heb ik hierover geen gesprek gehad. Het gesprek in de Verenigde Staten ging over een ander onderwerp en over hun relatie tot de gamingindustrie. Amazon Prime – zo heet het televisieaanbod – is enkel te verkrijgen via de Duitse Amazonsite. Het marktaandeel van Amazon, als OTT-speler, is in Vlaanderen nog zeer gering. Uiteraard zal de stimuleringsregeling voor OTT-spelers ook gelden voor Amazon, net zoals ze ook zal gelden voor alle Vlaamse aanbieders van niet-lineaire televisiediensten op de Vlaamse markt.
Met Google en YouTube heb ik vorig jaar wel een gesprek gehad. YouTube is een aanbieder van niet-lineaire televisiediensten, maar is tegelijk ook een videoplatformdienst, wat dan weer een lichte differentiatie inhoudt.
Free-to-air is een distributievorm waarbij bepaalde content niet dadelijk achter een decoder tegen een meerprijs mag verdwijnen en wordt inderdaad bijvoorbeeld gebruikt in de context van coproducties die via omroepen ook in het free-to-airaanbod van een dienstenverdeler moeten zitten, zoals fictiereeksen die met steun tot stand komen. Een decretale verankering van free-to-air windows is op dit ogenblik nog niet aan de orde. Het is in de eerste plaats aan de betrokken partijen om bij coproductieprojecten de distributievorm te gaan regelen en welke windows eerst verkocht of beschikbaar worden. Maar als een programma op de VRT te zien zal zijn, dan is er sowieso sprake van free-to-air. Wanneer welk window komt, is echter af te spreken tussen de coproducenten.
Na het nieuwe feit van vorige week heb ik een, weliswaar constructief en hoffelijk, gesprek gehad met de decisionmakers bij Netflix, en dat heeft mij alleen maar gesterkt in de overtuiging dat we op het ingeslagen pad verder moeten gaan. Ik mik nog steeds op de zomer om de eerste grote stap te kunnen zetten.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. Over de modaliteiten kunnen we ongetwijfeld nog discussiëren en ook over de manier waarop zal worden bijgedragen aan de Vlaamse fictie. Er zijn verschillende mogelijkheden, die u al hebt besproken.
Over het principe zijn we het eens en het is belangrijk dat we met zijn allen vinden dat we de eigen productie moeten stimuleren en dat daar middelen voor moeten komen en dat daar gerust een bijdrage voor mag worden gevraagd, ook aan de OTT-spelers. We kijken uit naar uw voorstellen. In dit parlement zijn we bereid om daar snel en constructief mee aan de slag te gaan.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, het was een hele boterham. In deze twee vragen zit er voer voor nog heel wat vragen, want de situatie is bijzonder complex. We zijn verheugd dat u dit plan hebt opgevat en dat u ermee doorzet. U hebt daarvoor de steun vanuit alle fracties, denk ik. Als we het level playing field en het ecosysteem echt willen behouden, zullen we ook de OTT-spelers erbij moeten betrekken, maar we mogen ons niet enkel fixeren op Netflix. Ik kom daar straks nog op terug.
De lijn die u aanhoudt en die er niet zozeer in bestaat te kijken naar Frankrijk en Duitsland, maar wel de piste te volgen om de investeringsverplichting van distributeurs door te trekken, is een goede optie.
Er rijzen een aantal vragen. Het lijken misschien detailvragen, maar het is wel belangrijk om ze mee te nemen. Op welke basis berekenen we? Als we de investeringsverplichting berekenen op basis van het aantal abonnees, moeten we goed oppassen. U haalt het cijfer aan van 600.000 gebruikers van Netflix. Die 600.000 gebruikers zijn geen 600.000 abonnees. Met één abonnement kun je op vijf schermen kijken. Heel wat mensen delen dus een Netflixabonnement onder familie of vrienden. Netflix zegt zelf dat slechts 16 procent van de mensen hun abonnement alleen gebruiken. 40 procent deelt het met twee. 18 procent deelt met drie en 18 procent met vier. Die 600.000 gebruikers, 11,5 procent van het bereik, zijn dus geen 600.000 abonnees. We moeten dat door drie tot vijf delen, ongeveer.
Een andere zaak die er misschien niet direct mee te maken heeft, maar die wel op een gegeven moment zal opduiken, is de kwestie van portabiliteit. De UK, zo valt vandaag te lezen, beslist dat op 29 maart volgend jaar het recht op portabiliteit voor hen stopt. U zegt dat het country-of-originprincipe heilig is en dat dat ons zal helpen in dezen, voor gelijke rechten. Dan is de vraag welke diensten in de UK gevestigd zijn. Want als die diensten in de UK gevestigd zijn, heeft dat implicaties op de portabiliteit en dus op het country-of-originprincipe.
U weet dat het mij een doorn in het oog is dat Telenet tot vandaag potentieel zonder problemen zou kunnen beslissen om alleen in Vier en Vijf te investeren. U hebt daarnet gezegd ‘tot nader order’. Betekent dat: wanneer de mededingingsautoriteit groen licht geeft? Of betekent ‘tot nader order’ dat u bereid bent om desgevallend wetgevend op te treden, om te zorgen dat die investeringsverplichting voor Telenet gespreid wordt over verschillende zenders? Dan hebt u alvast onze steun.
Dan is er nog een laatste zaak met betrekking tot Amazon Prime. U ziet voorlopig geen centrale rol voor Amazon Prime, maar het is natuurlijk wel zo dat Amazon Prime vandaag ook heel expliciet de Benelux-markt aanboort. Ik denk dat we heel hard naar hen moeten kijken. Vorige week hebben we de hoorzitting gehouden rond mediaconcentratie. Onder andere Olivier Braet gaf daar heel hard het businessinzicht en het businessmodel van Amazon. We zijn dat ondertussen gewend als het gaat over het aankopen van boeken en zo, dat ons daarbij suggesties worden gedaan. Ziet het businessmodel van Amazon er momenteel zo uit dat zij eerst mensen vragen om content te plaatsen op hun platform? Zij analyseren natuurlijk alle data en alle verkeer dat daarnaartoe gaat, waardoor ze heel precies inzicht krijgen in wat de verwachtingen en de voorkeuren zijn van lokale markten als het over content gaat, om die informatie dan vervolgens te gebruiken om zelf reeksen te gaan aanbieden. Ik wil alleen maar zeggen dat we de rol die Amazon Prime in de nabije toekomst gaat ontwikkelen, zeker niet mogen onderschatten.
Ten slotte zegt u dat het af te spreken moet zijn onder de producenten, de ‘free-to-air windows’. U weet dat het voor onze fractie toch wel heel cruciaal is dat, met de hele herschikking in het medialandschap en de aan belang winnende over-the-topspelers, die ook reclamevrije content aanbieden, die free-to-air van de belangrijkste content voor iedereen gegarandeerd blijft. Dus ook daar vraag ik waakzaamheid voor.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Dit zijn heel interessante vragen, zeker zo direct na het bezoek van de minister aan de Verenigde Staten. Ik wou even een kleine vergelijking maken. We hebben in de commissie Toerisme een jaar of twee geleden een nieuw Logiesdecreet goedgekeurd, waarin Airbnb ook beloftes had gedaan, als toch wel grote internationale speler, om gegevens ter beschikking te stellen indien dat zou worden opgevraagd door Toerisme Vlaanderen. Wat blijkt nu? Nu het decreet in werking is, doen ze plots toch moeilijk. Dus beloftes van dat soort grote internationale spelers, ik zou daar altijd zeer voorzichtig mee zijn. Daar hebben we bij Airbnb nu toch een beetje onze les geleerd. Niet dat minister Weyts daar bij de pakken blijft zitten, men gaat daarop door, maar ik wil maar zeggen dat het geen kleine jongens zijn. Ik hoop dat de gesprekken goed waren en dat eventuele beloftes, voor zover we daarover kunnen spreken, nagekomen worden.
Straks hebben we hier nog de vragen over de inkomstenmodellen van televisie enzovoort. Ik vraag mij af of het verhaal van de over-the-topspelers niet in dat globale kader moet worden bekeken. Zoals collega Segers zegt, is het een complex verhaal. Ik denk dat het ook allemaal een beetje samenhangt.
U kondigt hier aan, minister, dat u voor de zomer nog uitsluitsel wilt brengen over het betrekken van Netflix bij de stimuleringsregeling of een andere mogelijkheid. Maar bij mijn weten gaan we hier nog een klein decreet Media goedkeuren, allicht nog voor de zomer. Dat is toch al eens op de ministerraad van de regering geweest. Dat zit daar, dacht ik, niet in. Gaat dat dan via amendementen op dat decreet komen? Of plant u nog iets totaal nieuws? Of moeten we dat dan pas tegen het einde van het jaar verwachten, om het echt in decreetvorm te gieten?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik ben het zeker eens met het feit dat gesprekken en contacten goed zijn en beloftes interessant zijn, maar dat we finaal alleen op onszelf kunnen rekenen om als overheid de nodige zaken desgevallend af te dwingen.
Als ik zeg dat we voor de zomer de volgende stappen willen zetten om in 2019 operationeel te zijn, dan sluit ik ook niet uit, zelfs al zouden we een regeling vinden die zeer gelijklopend is met wat de dienstenverdelers vandaag al moeten doen, dat ook deze of andere spelers daarvoor naar de rechter zouden gaan. Dat is het normale spel. Ik zeg niet dat het zo zal zijn, maar we moeten daar wel rekening mee houden.
Er zijn inderdaad nog wel wat modaliteiten en techniciteiten te bepalen. Onder meer mevrouw Segers heeft erop gewezen. Daar zijn we nu volop mee bezig. Het is ook niet onlogisch dat een speler als Netflix zegt dat als zij op dezelfde manier als dienstenverdelers behandeld moeten worden, de lineaire omroeporganisaties dat ook moeten zijn. Met andere woorden: een level playing field voor iedereen. In Vlaanderen hebben we daar nu misschien minder last van, maar bijvoorbeeld voor Franstalig België is dat wel een issue. Ik wil maar zeggen dat als je de regels voor iedereen gelijk stelt, dat soms verderstrekkende gevolgen heeft. Maar goed, dat zijn we nu allemaal aan het voorbereiden. We zullen daar de komende maanden toch weer de nodige stappen vooruit in zetten.
Ik wou nog aangeven dat de stimuleringsplicht zoals ik die nu zie, in eerste instantie een economische maatregel is van verantwoordelijkheid van een derde speler in een nieuwe markt, zijnde de onze. De doelstelling van de stimuleringsverplichting is investeren in eigen programma’s van hier en door mensen van hier gemaakt, dus het ecosysteem. Betekent dat meteen dat dat ook voor alle kijkers toegankelijk moet zijn? Op zichzelf ben ik daar, als persoon, niet tegen. Maar ik begrijp ook dat in een ecosysteem sommige zaken achter een betaalmuur zitten en andere niet. Daar zullen we dus nog heel wat discussies over moeten hebben, mevrouw Segers. De eerste doelstelling van de stimuleringsverplichting is de sector en het ecosysteem ondersteunen. Men moet ook aan bepaalde spelers bepaalde modellen toelaten. Sommige, zoals de openbare zenders, zijn natuurlijk helemaal ‘free-to-air’. Dat is ook wettelijk zo verplicht. En andere hebben helemaal andere modellen of tussenmodellen. Dat is ook een stuk de eigenheid van de bedrijfsvoering in de mediamarkt.
Tot slot ben ik zeker ook waakzaam voor Amazon. Niet dat ik dat geen eerbiedwaardig bedrijf vind, maar in alle gesprekken die ik in Silicon Valley gehad heb, was het duidelijk dat de andere bedrijven, die ik daarnet genoemd heb bij het begin van mijn antwoord, meer klassieke bedrijven zijn, die dan daarna hun bedrijfsactiviteiten uitbreiden, maar die wel een corebusiness hebben, terwijl Amazon de disruptiviteit zelve is.
Het is een eerbaar economisch initiatief, maar we moeten zeer goed begrijpen wat zij doen om hen op tijd te kunnen doorgronden. We zullen dat ook proberen te doen om ervoor te zorgen dat alle goede maatregelen die we mogelijk zouden nemen en waarbij we een gelijk speelveld voor verschillende klassieke en semiklassieke spelers nastreven, daarna weer niet helemaal op hun kop worden gezet door een volgende speler. We kunnen natuurlijk niet alles regelen vanuit de openbare macht, maar het is mij in San Francisco pas voor het eerst volstrekt duidelijk geworden dat Amazon volledig anders denkt en volledig andere doelstellingen heeft dan een klassiek bedrijf. Dat zijn daarom geen oneerbare. We zullen onze handen daar inderdaad nog vol mee hebben. We proberen tijdig te anticiperen en/of te remediëren. Dat is wel degelijk ons engagement.
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik ben het eens met mevrouw Segers als ze zegt dat we eigenlijk alle over-the-topspelers moeten meenemen, toch zeker in het principe. Er zullen inderdaad wel nuances zijn, minister.
Het gaat er hier in de eerste plaats natuurlijk om dat we onze eigen audiovisuele producties willen ondersteunen en dat we de creatieve Vlaamse industrie willen versterken. Dat is het doel.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomende antwoorden. Met betrekking tot Telenet hebt u niet precies geantwoord. U laat nog niet in uw kaarten kijken. Enfin, misschien wel, maar we houden daar een andere mening op na.
Met betrekking tot Amazon Prime ben ik heel blij dat u ook ziet dat een speler met een totaal ander businessmodel op heel korte termijn dat wat we nu uitwerken op een totaal andere manier kan uitdagen. Het wordt een heel moeilijke oefening om bij te zijn en om er tegelijkertijd voor te zorgen dat eenmaal de wetgeving af is we alweer niet hopeloos achteroplopen. Het mediaveld ontwikkelt constant en razendsnel. Het is een ‘hell of a job’ om daar regelgevend in op te treden met de bedoeling om de sector te laten bloeien en iedereen een gelijke kans te geven. U zult op ons kunnen rekenen om daaraan mee te werken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.