Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Minister, met het recente decreet over het lokaal bestuur wordt de politieke organisatie van de lokale besturen in Vlaanderen grondig vernieuwd. Er wordt ook voorzien in de oprichting van een bijzonder comité voor de sociale dienst, dat onder meer bevoegd zal zijn voor de beslissingen over de toekenning van individuele steun op het vlak van maatschappelijke dienstverlening en maatschappelijke integratie. Van dit bijzonder comité kunnen ook niet-raadsleden deel uitmaken.
Om hun werkzaamheden op een degelijke manier te kunnen vervullen, kunnen de politieke mandatarissen een beroep doen op politiek verlof. Dat politiek verlof is, afhankelijk van de plaats van tewerkstelling van de betrokken mandataris, geregeld in verschillende reglementaire bepalingen. Voor de mandatarissen die werkzaam zijn in de private sector, is dat geregeld bij wet. Voor de mandatarissen die werkzaam zijn in de federale overheidsdiensten, is dat geregeld in nog een andere wet. Voor de mandatarissen die werkzaam zijn in de lokale besturen, is dat geregeld in een decreet. Voor de mandatarissen die werkzaam zijn in de diensten van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest is er nog een andere regeling. En voor de mandatarissen die werkzaam zijn in het onderwijs is dan nog een aparte regeling van kracht, via een omzendbrief.
Hogervermelde regelgevingen sommen telkens de mandaten op waarvoor men politiek verlof of dienstvrijstelling kan opnemen. Er wordt verwezen naar de volgende mandaten: gemeenteraadslid, lid van een raad voor maatschappelijk welzijn, lid van een districtsraad, provincieraadslid. Hogervermelde omzendbrief met betrekking tot de personeelsleden van het onderwijs somt letterlijk op voor welke mandaten politiek verlof toegekend kan worden: burgemeester, schepen, gemeenteraadslid, OCMW-voorzitter, lid van het bureau of van de raad voor maatschappelijk welzijn.
In al deze regelingen wordt het lidmaatschap van het bijzonder comité voor de sociale dienst niet vermeld. Aangezien ook niet-raadsleden deel kunnen uitmaken van dit bijzonder comité, zou dit dus kunnen betekenen dat die voor het opnemen van een mandaat in dit bijzonder comité geen politiek verlof zouden kunnen opnemen.
Gezien het vaak delicate karakter van de dossiers die in dit bijzonder comité zullen worden behandeld, lijkt het evenwel zinvol dat de leden ervan toch over voldoende tijd zouden kunnen beschikken om de werkzaamheden van dit bijzonder comité voor te bereiden. Het lijkt dan ook raadzaam dat zij daartoe politiek verlof zouden kunnen nemen.
Minister, vandaar mijn vragen aan u. Kunt u verduidelijken of de leden van het bijzonder comité van de sociale dienst die geen raadslid zijn, al dan niet politiek verlof kunnen nemen op basis van de thans van kracht zijnde regelingen dienaangaande? Indien niet, hebt u al de nodige initiatieven genomen om de nodige decretale aanpassingen door te voeren, en zo ja, binnen welke timing zullen de werkzaamheden afgerond kunnen zijn? Hebt u reeds de nodige stappen gezet om met uw federale collega’s in gesprek te gaan om ervoor te zorgen dat de nodige aanpassingen aan de regelingen van toepassing op de personeelsleden werkzaam in de private sector en in de federale overheidsdiensten, tijdig en analoog zouden kunnen gebeuren?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Franssen, dit is een zeer terechte vraag. Ik denk dat die ook een beetje leeft bij de mensen op het terrein.
U haalt terecht een situatie aan die binnen het huidige regelgevend kader inderdaad niet is geregeld. Mensen die geen lid zijn van de gemeente- of de OCMW-raad, kunnen momenteel nog geen politiek verlof krijgen. Dat zijn dus de zogenaamde experts of dergelijke die in dat bijzonder comité zouden zetelen. Ik ben het volledig met u eens dat politiek verlof absoluut noodzakelijk is – als die mensen dat willen nemen, maar ze moeten het eerst wel kunnen nemen – als ze inderdaad hun job een klein beetje au sérieux willen nemen. U weet dat de federale overheid dat moet regelen voor de mensen die zijn tewerkgesteld in de private sector, en natuurlijk ook voor de federale ambtenaren. U weet dat de Vlaamse overheid dat moet regelen voor mensen die zijn tewerkgesteld als Vlaams ambtenaar. Ik zal niet te technisch worden, maar ik moet dat regelen voor de mensen die onder het Vlaams personeelsstatuut (VPS) vallen. Minister Crevits heeft in dezen ook een verantwoordelijkheid: zij moet dat dan weer regelen voor onderwijzend personeel en dergelijke meer. Voor de personeelsleden die zijn tewerkgesteld bij lokale besturen, moet dat ook door mij worden geregeld.
U zegt terecht dat dit moet worden aangepakt, maar we zijn er al mee bezig. Ik hoop dus dat dat u kan geruststellen. Het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) is belast met een onderzoek. Ik heb u nu kort geschetst wie eigenlijk juist voor wat, voor welk regelgevend kader moet zorgen. Dat onderzoek is er om dat alles nog eens goed in kaart te brengen. De resultaten daarvan worden mij eerstdaags overhandigd. Ik heb net gehoord dat het rapport binnen is, maar dat het nog eventjes moet worden bekeken. Dat lijkt me verstandig. Er zijn immers heel veel entiteiten. Ik heb nu verwezen naar het onderwijs, maar bijvoorbeeld De Lijn valt niet onder het VPS. Ik geef maar een voorbeeld. Moeten we daar dan nog specifiek iets regelen voor die personeelsleden die in een bijzonder comité zouden willen gaan zetelen en dergelijke meer? Het is dus belangrijk dat we eerst in kaart brengen waar we dat allemaal moeten regelen, wie dat alles moet regelen, wiens verantwoordelijkheid en bevoegdheid het is. Dan zal ik onmiddellijk contact opnemen met mijn federale collega’s om hen te wijzen op wat wij ter zake onverwijld van hen verwachten dat ze aanpassen in de regelgeving, zodat iemand die geen lid is van de gemeenteraad of de OCMW-raad, ook kan zetelen in het bijzonder comité mét politiek verlof.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Minister, bedankt voor dit positieve antwoord. We kijken inderdaad uit naar het rapport. Het lijkt me inderdaad evident dat u bekijkt wat er allemaal moet worden gewijzigd.
Wat natuurlijk belangrijk is, is dat daar de nodige spoed achter wordt gezet, gelet op het feit dat we 1 januari 2019 met rasse schreden naderen, en dat het gelijktijdig wordt geregeld vanuit elk beleidsniveau dat verantwoordelijk is. Die gelijktijdigheid moet er zeker zijn. De gelijke rechten van elke mandataris moeten inderdaad worden verzekerd: los van het niveau of de sector waarin ze zijn tewerkgesteld, moeten ze dezelfde rechten hebben.
Minister Homans heeft het woord.
Ik heb al gezegd dat ik mijn verantwoordelijkheid ter zake zal opnemen, en dat dat een terechte vraag en bekommernis was. We zullen ervoor zorgen dat dit voor 31 december 2018 op alle betrokken niveaus zal zijn geregeld.
De vraag om uitleg is afgehandeld.