Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Interpellatie over de forensische audit bij het voormalige Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE)
Verslag
De heer Tobback heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, ik heb samen met veel collega's vorige week dit document ontvangen, de audit over het personeelsbeleid bij het voormalige Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Het ziet er een beetje uit als een soort document dat je enkel in spionagefilms ziet, want ongeveer de helft ervan is zwart. De leesbare delen zijn duidelijk genoeg om te kunnen concluderen dat toch wel een en ander scheef liep met de manier waarop er binnen het departement met bevorderingen werd omgesprongen en eigenlijk ook met het beleid werd omgesprongen. Als men letterlijk concludeert in zo'n audit dat duidelijk het belonen van bepaalde personen en het geven van een aantal cadeaus prioriteit kreeg op het voeren van beleid en het behalen van de doelstellingen van het departement, dan is dat niet alleen pijnlijk voor iemand die leefmilieu en natuurbehoud in het hart draagt, maar doet dat ook bij eender wie die bij de Vlaamse administratie – die zichzelf toch altijd in de markt heeft gezet als hoogkwalitatief, neutraal, persoonsgericht enzovoort – werkt, de wenkbrauwen fronsen.
Ik ga niet in op de discussies over leefmilieu en natuur want die zullen we met minister Schauvliege wel voeren, maar ik wil het wel – en daarom heb ik de vraag aan u gesteld –breder bekijken. Ik zei al dat de Vlaamse administratie zich altijd anders in de markt heeft gezet, al sinds – ik aarzel om de naam hier te laten vallen – de hervormingen van een zekere mijnheer Van den Bossche.
Uit dit soort van audit blijkt toch wel dat er onder de radar een aantal dingen gebeuren die, op zijn zachtst gezegd, zeer twijfelachtig zijn en eigenlijk niet accepteerbaar zijn in een goed werkende administratie eender waar.
Minister, bestaat er enige zekerheid of dit soort van praktijken zich alleen maar voordeed – het gaat natuurlijk over een voormalig departement op een bepaald moment – in het betrokken departement? Zijn er klachten geregistreerd? Het was wel degelijk naar aanleiding van een aantal anonieme klachten dat de audit is opgestart. Is het misschien nuttig om proactief een aantal doorlichtingen te doen, ook in andere departementen. Het is niet omdat er geen klokkenluiders of signalen zijn dat de realiteit zich niet voordoet.
Omdat klokkenluiders vandaag ook niet overal even populair zijn en we toch allemaal lippendienst bewijzen aan de noodzaak om hen op alle mogelijke manieren aan te moedigen en te beschermen, wil ik vragen of er binnen de Vlaamse administratie voldoende garantie is voor ambtenaren die dit soort van mistoestanden, die altijd persoonlijk zijn, moeilijk liggen en delicaat zijn, willen melden. Worden zij voldoende beschermd en wordt er voldoende opvolging gegeven aan de eventuele klachten?
Moet dit soort van audit, met de haren te berge rijzende conclusies, geen aanleiding zijn om eens een volledige doorlichting te doen van het personeelsbeleid binnen de Vlaamse administratie en na te gaan of het nog wel degelijk beantwoordt aan de zelfgestelde targets en doelstellingen en de zelfopgelegde lat, want hier is men er toch wel zeer flagrant onderdoor gegaan, lijkt mij.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, in mei 2016 bereikte een anonieme klacht verschillende instanties binnen de Vlaamse overheid. De klacht werd ruim verspreid en leidde tot een eerste onderzoek van Audit Vlaanderen en de Vlaamse ombudsman. Hij wijst trouwens in zijn jaarverslag op de omgang met anonieme klachten, wat op dit moment niet geregeld is. Er werden vragen gesteld bij de 22 bevorderingsvacatures die binnen het toenmalige Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) werden opengeschreven. Een eerste interventie leidde tot het on hold zetten van de 22 bevorderingsvacatures, maar toch ging het voormalige departement door en schreef 12 vacatures open.
Audit Vlaanderen besliste opnieuw om te interveniëren. Opnieuw was het een anonieme klacht, vermoedelijk van dezelfde klager, die onregelmatigheden signaleerde bij het invullen van de 12 overgebleven bevorderingsvacatures. Audit Vlaanderen ging over tot een forensische audit. Die audit werd opgeleverd in september 2017. Het duurde enige tijd alvorens het parlement inzage kreeg in de resultaten van de audit.
In de samenvatting van de audit staan de malversaties netjes opgelijst. “Vier van de bevorderingsprocedures vertonen indicaties van mogelijke fraude.” Op voorhand werd aan een voorkeurkandidate niet alleen de casus bezorgd, maar ook werd ze geholpen bij het oplossen van moeilijke vragen. Een andere kandidate gebruikte op voorhand bezorgde informatie. Voor een van de bevorderingsfuncties stelde Audit Vlaanderen vast dat “het selectiedossier ook geen elementen bevat die een objectieve reconstructie van de beoordeling van de casus en de juryproef mogelijk maken.” Er werd zelfs ingegrepen in het digitale systeem om een document aan te passen. Voorts blijkt het voor een van de bevorderingsfuncties niet mogelijk om vast te stellen of de kandidaat die de functie binnenhaalde, wel op tijd zijn kandidatuur heeft gesteld. Audit Vlaanderen stelt keer op keer vast dat er telkens een ‘uitgesproken voorkeur bestond’ om bepaalde kandidaten op bepaalde plaatsen te bevorderen. Er werd zelfs in intern mailverkeer openlijk gesproken over loonsverhogingen voor bepaalde werknemers waarvan de leidinggevende vond dat ze een beloning verdienden. De conclusie is dan ook onthutsend.
“Algemeen kan worden gesteld dat het personeelsbeleid binnen het voormalige Departement LNE bijzonder weinig garanties bood voor neutrale en objectieve selectieprocedures.” Als klap op de vuurpijl werd soms geprobeerd om “essentiële informatie, nodig om voldoende inzicht te krijgen voor het auditonderzoek, door verschillende betrokkenen lang achtergehouden voor Audit Vlaanderen.” Het zijn letterlijke citaten uit de audit.
Minister-president, hoe kan het dat de malversaties binnen het Departement LNE zo lang konden blijven duren? Waarom werd er al niet ingegrepen bij de eerste anonieme klacht die aanleiding gaf tot een eerste vooronderzoek, zeker omdat het laatste personeelsplan binnen het departement van 2008 was? Waarom legt de Vlaamse Regering de audit niet neer bij het parket, zeker omdat Audit Vlaanderen het heeft over “indicaties van (mogelijke) fraude”? Hoe zal de Vlaamse Regering proberen te vermijden dat dit zich in de toekomst kan herhalen?
Dit gebeurde op basis van een anonieme klacht. Is de Vlaamse Regering bereid om ook de klokkenluidersregeling aan te passen zodat voortaan ook gegronde anonieme klachten kunnen worden behandeld?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega’s Tobback en Rzoska, dank u wel. Ik deel uw mening dat het hier over onduldbare praktijken gaat. Dat is evident. De Vlaamse overheid moet een integere overheid zijn, moet correcte procedures voeren en hier is duidelijk sprake van frauduleuze praktijken, van malversaties die onduldbaar zijn. In een vorig leven was ik bevoegd voor Bestuurszaken en heb ik er ook veel werk van gemaakt om te komen tot maatregelen die zorgen dat we een overheid hebben die correct en integer handelt, die doet wat een overheid moet doen.
In deze zaak – ik werk het voor u uit – zal ik aantonen dat er naar mijn aanvoelen voldoende preventieve maatregelen en regels zijn uitgewerkt, dat er ook afdoende sanctiemaatregelen zijn. Zodra deze zaak is gemeld, is er zeer snel opgetreden. Ik zal dat ook aantonen. Er komt een thema-audit die zal onderzoeken of er op het vlak van de regelgeving nog bijkomende maatregelen nodig zijn bovenop het arsenaal maatregelen dat we nu al hebben.
In Vlaanderen hebben we een regelgeving uitgewerkt die erop gericht is om misbruiken tegen te gaan en zoveel mogelijk te vermijden, helaas in de wetenschap – dat is in elke organisatie en beroepsgroep zo – dat er altijd mensen zijn die frauduleus, niet correct handelen, die dat verborgen houden, die dat doen onder de waterlijn en die – dat is net de essentie van fraude – proberen de regels te omzeilen.
Persoonlijk hecht ik heel veel belang aan integriteit. Ik heb er destijds ook een punt van gemaakt in mijn beleidsnota 2004-2009. We hebben een deontologische code uitgewerkt, bovenop de geldende regels uiteraard, met dilemmatrainingen die mensen voor dilemma's plaatst, en hoe ze moeten handelen in een aantal gevallen. We hebben een omzendbrief die spreekplicht oplegt aan ambtenaren die onregelmatigheden of misdrijven vaststellen, uiteraard bovenop artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering dat aan elke ambtenaar die kennis neemt van een misdrijf of een wanbedrijf, de plicht oplegt om daarvan kennis te geven aan de Procureur des Konings.
In de vorige regeerperiode heb ik ook een omzendbrief uitgevaardigd die kwaliteitscriteria oplegt voor selecties en selectoren, uiteraard vanuit de bekommernis dat selecties op een correcte manier moeten verlopen bij de Vlaamse overheid. Dat is omzendbrief BZ 2014/5. Het zijn kwaliteitscriteria die niet alleen gelden bij bevorderingsprocedures, maar ook bij aanwervingsprocedures en interne mobiliteitsprocedures.
Dat zijn zaken die behoren tot het preventieve kader. Het Agentschap Overheidspersoneel (AgO) kan optreden als selector voor de entiteiten die met AgO een samenwerkingsakkoord hebben gesloten om op die manier zeker objectiviteit te garanderen. Het agentschap staat verder af van de betrokken personen die bijvoorbeeld meedoen aan een bevorderingsexamen. Het nieuwe Departement Omgeving waarin LNE is gestapt, laat die selectieprocedures op die manier verlopen door AgO. Dat is een mogelijkheid. Entiteiten sluiten zo'n samenwerkingsakkoord als ze dat willen. Uiteraard zijn de beide, of het nu intern verloopt of via AgO, gebonden aan dezelfde regels. Er is natuurlijk een grotere afstand van de betrokken kandidaten, zeker als het gaat over bevorderingsexamens.
Er is ook een procedure uitgewerkt die, wanneer er malversaties gebeuren en klachten zijn, ervoor zorgt dat je bij onze Vlaamse overheid op diverse manieren terechtkunt. Je kunt natuurlijk terecht bij de leidinggevenden. Uiteraard, als de leidinggevende is betrokken, is dat niet direct een spoor om te bewandelen. Je kunt terecht bij de respectieve klachtenmanagers. Diegenen onder u die het verslag van de ombudsman opvolgen en ook aanwezig zijn in De Schelp op het moment dat de klachtenmanagers daar zijn, weten dat we zowel voor mensen van de Vlaamse overheid als voor externen een goed klachtenmanagement hebben uitgebouwd.
Medewerkers kunnen ook terecht bij de contactpersonen integriteit van hun eigen entiteit, bij de HR-verantwoordelijken en bij de vertrouwenspersonen. Er zijn ook vertrouwenspersonen in elk van de entiteiten, mede met het oog op andere zaken waar mensen het slachtoffer van kunnen zijn zoals seksuele belaging en dergelijke meer.
Er zijn ook elementen op centraal niveau. Binnen de entiteit is het vaak delicaat, als bijvoorbeeld de leidinggevende zelf betrokken is. Het kan ook zijn dat een kleine entiteit wat delicaat is of een drempel vormt om naar de eigen vertrouwenspersoon integriteit te gaan.
Er is de klachtencoördinator van AgO voor rekruterings- en selectieprocedures. Er is de coördinator integriteitszorg die ik destijds geïnstalleerd heb. Meldingen of klachten kunnen ook bij het meldpunt 1700 gebeuren. Er is uiteraard ook Audit Vlaanderen die kan optreden bij ernstige gevallen. Extern is er nog de Vlaamse Ombudsdienst, die afhangt van het Vlaams Parlement, en, daarmee samenhangend, de bescherming voor de klokkenluiders.
Ik heb het protocol ter bescherming van de klokkenluiders samen met de Vlaamse ombudsman ondertekend op 9 mei 2014, waarbij anonimiteit van de klokkenluiders wordt verzekerd en waarbij de klokkenluiders onder bescherming kunnen komen te staan van de ombudsman. Dat protocol heeft de OESO in zijn rapport van 16 maart 2016 een goedepraktijkvoorbeeld genoemd.
Als er aanleiding is voor een onderzoek, en dan komen we bij de mogelijke sanctie terecht, kan Audit Vlaanderen een forensische audit uitvoeren. Meldingen, zelfs als zijn ze anoniem, worden steeds ernstig genomen door Audit Vlaanderen. Wanneer malversaties vastgesteld worden, resulteren zij in aanbevelingen voor de bevoegde ministers en de leidinggevenden. Audit Vlaanderen volgt, samen met het Auditcomité van de Vlaamse administratie, ook op wat er met die aanbevelingen gebeurt.
De betrokken entiteit kan na een dergelijk auditrapport tuchtprocedures opstarten tegen de ambtenaren die betrokken waren bij malafide praktijken.
Mijnheer Tobback, ik weet dat u daaromtrent straks een vraag zult stellen aan minister Schauvliege. Ik stel voor dat u dieper ingaat op de maatregelen die zijn genomen bij minister Schauvliege. Ik heb van haar de informatie gekregen dat ten gevolge van die malversaties tuchtprocedures zijn opgestart. Een van die procedures loopt nog. Bij twee ervan is er inhouding van salaris en een terugzetting in graad gebeurd na de betwiste bevorderingsprocedure, waar in berust is; in één geval is er een inhouding van salaris gebeurd, maar daar is in beroep een vrijspraak gekomen op de ambtelijke tuchtmaatregel; twee gevallen zijn behandeld in beroep tegen de ambtelijke tuchtmaatregel, maar zonder eenparigheid, waardoor de zaak bij de minister komt. De minister heeft de maatregel bevestigd. Een persoon heeft willig beroep aangetekend. Dat beroep is verworpen. Een persoon die een tuchtmaatregel had gekregen, heeft verder niets meer van zich laten horen. De nodige interne tuchtmaatregelen met betrekking tot die bevorderingen zijn genomen. Voor verdere details verwijs ik u door naar minister Schauvliege.
Het integriteitsbeleid is goed gedocumenteerd op de website van vlaanderen.be.
Ik heb op dit ogenblik geen indicaties dat er zich in andere entiteiten gelijkaardige problemen voordoen. Uiteraard heb ik geen volledig zicht op alle klachten die bij de verschillende entiteiten zouden ontvangen zijn. U weet dat de Vlaamse ombudsman elk jaar een klachtenboek publiceert, maar het aantal geregistreerde klachten daaromtrent bij de centrale actoren, is eerder beperkt.
De coördinator Integriteitszorg heeft sinds 2015 een registratie- en opvolgsysteem voor integriteitsvragen- en meldingen. Van 2015 tot nu ontving zij twee meldingen over een mogelijk niet-correct verloop van selecties bij de Vlaamse overheid.
Audit Vlaanderen ontving sedert 2014 negen klachten of meldingen met betrekking tot de Vlaamse administratie, over uiteenlopende onderwerpen. Daarvan hielden er zes verband met bevorderingsprocedures en hadden er drie betrekking op wervingsprocedures. Van die negen meldingen waren er vier waarvoor na een eerste onderzoek beslist is dat er geen verder gevolg aan moest worden gegeven. Twee meldingen gaven aanleiding tot forensische audits, bij twee entiteiten waaronder degene bij het Departement LNE. De negende melding had betrekking op een materie die reeds het voorwerp had uitgemaakt van een vroegere forensische audit.
Ik mag concluderen dat de nodige regels in lijn zijn gebracht, alsook de nodige deontologische regels; dat er voldoende mechanismen zijn om met klachten om te gaan; dat het aantal klachten, in verhouding tot de schaalgrootte van de organisatie beperkt is; dat er geen indicaties zijn dat er zich organisatiebreed problemen voordoen op dat vlak.
Uiteraard moeten alle betrokken entiteiten steeds opnieuw de hand houden aan de naleving van de regels.
Minister Schauvliege kan u verder informeren over de geplande maatregelen als gevolg van dit forensisch auditrapport.
Zoals ik al zei, komt er een thematische audit. De opstart ervan is goedgekeurd. Ze gaat over de "in- en uitstroom van medewerkers binnen de Vlaamse administratie", om de hele procedure nog eens door te lichten. Audit Vlaanderen zal nagaan of de Vlaamse overheid over de nodige beheersmaatregelen beschikt om op een kwaliteitsvolle en objectieve manier voldoende gekwalificeerd personeel aan te werven of te laten doorstromen en om te werven, niet alleen in lijn met de personeelsbehoeften, maar ook conform de geldende regels en procedures. Onder ‘doorstroom’ worden bevorderingen en interne en externe mobiliteit bekeken. De audit zal in 2018 uitgevoerd worden. De oplevering van de individuele rapporten wordt verwacht vanaf mei 2018, een syntheserapport is gepland voor het najaar van 2018.
Reeds na de eerste klacht is ingegrepen. Dit staat te lezen in het auditrapport. Op 25 mei 2016 heeft een onbekende melder, die zichzelf ‘de sprekende ambtenaar’ noemde, zich gericht tot een raadgever op het kabinet van minister Homans. De dag nadien heeft die raadgever de melding van ‘de sprekende ambtenaar’ beantwoord en verklaard dit aan Audit Vlaanderen te zullen bezorgen. De dag nadien, op 27 mei 2016, heeft deze persoon Audit Vlaanderen rechtstreeks gecontacteerd.
Audit Vlaanderen heeft onmiddellijk een vooronderzoek gestart. Audit Vlaanderen heeft vastgesteld dat het recentste goedgekeurde PEP uit 2008 dateerde en niet was geactualiseerd. Uit het vooronderzoek is gebleken dat niet alle geplande bevorderingen in het goedgekeurde PEP pasten.
In die anonieme melding was nog niet expliciet sprake van de frauduleuze praktijken die naderhand aan het licht zijn gekomen, zoals het op voorhand bekendmaken van de examenvragen. Bovendien ging het toen om een toekomstige bevorderingsronde en niet om een reeds lopende procedure.
Ten gevolge hiervan heeft het Departement LNE Audit Vlaanderen op 9 juni 2016 meegedeeld de publicatie van de vacatures on hold te zetten tot na de afronding van het vooronderzoek. Dit vooronderzoek heeft geresulteerd in een nota die Audit Vlaanderen op 23 juni 2016 tot het Departement LNE heeft gericht om erop te wijzen dat niet alle geplande bevorderingen binnen het laatst goedgekeurde PEP vielen. Audit Vlaanderen heeft tevens uitdrukkelijk vermeld geen opportuniteitsafweging van de voorgenomen bevorderingen te maken. Dat is immers de rol van Audit Vlaanderen niet. Ten gevolge hiervan heeft het Departement LNE het aantal opengestelde bevorderingsfuncties van 22 tot 12 gereduceerd.
Op 21 oktober 2016 volgde een nieuwe anonieme melding. Na een nieuw vooronderzoek heeft Audit Vlaanderen beslist een forensische audit te starten. Ik ben het niet eens met de kritiek dat te veel tijd verloren zou zijn gegaan of dat niet voldoende drastisch zou zijn ingegrepen. We moeten goed kijken naar de informatie waarover Audit Vlaanderen op welk moment beschikte. Eerst ging het om het aantal bevorderingen. Het ging om 22 bevorderingen, maar het POP voorzag slechts in de mogelijkheid om twaalf bevorderingen door te voeren. Nadien ging het om onregelmatigheden in de effectieve bevorderingsprocedures.
Mijnheer Rzoska, hoewel ik aanneem dat u dit zeer goed weet, wil ik voor alle duidelijkheid meedelen dat Audit Vlaanderen in volle onafhankelijkheid beslist over de in te stellen forensische audits. Een minister kan Audit Vlaanderen niet vertellen dat een forensische audit moet worden uitgevoerd. Dat gebeurt volledig onafhankelijk. Het Auditcomité van de Vlaamse administratie kan die instructies ook niet geven. Audit Vlaanderen gaat hier zelf toe over. Ik neem aan dat we het er allemaal over eens zijn dat Audit Vlaanderen die onafhankelijke positie moet behouden.
De vaststellingen van het forensisch auditrapport hebben betrekking op vier bevorderingsprocedures. Met betrekking tot alle vier procedures heeft Audit Vlaanderen sterke indicaties aangetroffen van een uitgesproken voorkeur van de leidend ambtenaar, een afdelingshoofd of een andere leidinggevende voor een van de kandidaten.
Voor de bevorderingsfunctie ‘administratief medewerker’ heeft de voorkeurskandidate van haar directe leidinggevende op voorhand de vragen en de antwoorden voor de casusproef gekregen. Voor de bevorderingsfunctie ‘adviseur financiën’ op niveau A2 heeft de voorkeurskandidate op voorhanden tabellen gekregen die bruikbaar waren om de casusproef op te lossen. Er was blijkbaar ook een duidelijk merkbaar verschil in de moeilijkheidsgraad van de vragen die de kandidaten zijn gesteld. Het selectiedossier voor de bevorderingsfunctie ‘HR business partner’ op niveau A2E was bijzonder karig gedocumenteerd. Er was voor deze functie ook slechts een kandidate. Zij heeft de beheerder van de ‘VLIMPERS Talent PLOEG’-applicatie aanpassingen aan haar dossier laten aanbrengen voor de evaluatie van haar proefperiode. De goede kennis van het systeem en de machtspositie ten aanzien van de beheerder hebben deze gerichte aanpassingen gefaciliteerd. Het selectiedossier voor de bevorderingsfunctie ‘expert internationaal beleid’ was eveneens zeer onvolledig, waardoor de authenticiteit van de kandidaatstellingen niet werd gegarandeerd.
Audit Vlaanderen heeft niet vastgesteld dat na afloop van de selecties nog resultaten zijn aangepast om bepaalde kandidaten te bevoordelen. Dat is belangrijk in het licht van de mogelijke vaststelling van een misdrijf, namelijk valsheid in geschrifte. De voorkeurskandidaten hebben vooraf bepaalde troeven en kansen gekregen die ertoe hebben geleid dat ongelijkheid is ontstaan. Er was werkelijk sprake van een voorkeursbehandeling.
Mijnheer Rzoska, u weet dat Audit Vlaanderen alle zaken in verband met mogelijk vastgestelde misdrijven ambtshalve aan het parket bezorgd. Dit is in dit geval niet gebeurd. Audit Vlaanderen stelt dat er mogelijk sprake is van fraude, maar dat is op zich geen misdrijf. De feiten die zijn vastgesteld, hebben aanleiding gegeven tot tuchtmaatregelen en interne maatregelen. Zoals ik al heb vermeld, legt artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering ambtenaren die kennis van een misdrijf nemen op om dit ambtshalve aan de procureur des Konings te bezorgen.
Uw laatste vraag had betrekking op de klokkenluidersregeling. U wilt dat gegronde anonieme klachten ook kunnen worden behandeld. Artikel 3 van het Ombudsdecreet biedt de Vlaamse Ombudsman de ruimte om anonieme klachten te behandelen. Het artikel luidt als volgt: “Het personeelslid dat een onregelmatigheid meldt zoals bedoeld in artikel 3, §2, wordt op zijn verzoek onder de bescherming geplaatst van de Vlaamse ombudsman.” In dat geval kan alles anoniem blijven. In het artikel staat ook dat het tot de opdracht van de Vlaamse ombudsman behoort meldingen te onderzoeken van personeelsleden van de bestuursinstanties van de Vlaamse Gemeenschap die in de uitoefening van hun ambt nalatigheden, misbruiken of misdrijven hebben vastgesteld die geen of onvoldoende gevolg hebben gekregen na de kennisgeving aan de hiërarchische meerdere of aan de Interne Audit van de Vlaamse Administratie. In de regeling staat niets vermeld over de wijze waarop met anonieme meldingen moet of kan worden omgegaan. Het staat de Vlaamse ombudsman vrij dit te doen. Ik weet uit ervaring dat hij dit ook doet.
Ik wijs er ook op dat de klokkenluidersregeling op mijn voorstel met een protocol is verbeterd. De Vlaamse ombudsman moet de identiteit van de klokkenluider niet bekendmaken aan de leidinggevende indien hij zijn identiteit wel aan de Vlaamse ombudsman te kennen heeft gegeven. Dit is aangepast in het Ombudsdecreet.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor het uitgebreid antwoord. Ik moet me meteen excuseren. Ik zal geen bijkomende vragen stellen, want ik moet minister Schauvliege in een andere commissie over hetzelfde onderwerp ondervragen. Ik wil dan ook op de zaken vooruitlopen en nu reeds mijn slotopmerking maken. De rest van de discussie mag u met de heer Rzoska uitvechten. Ik neem aan dat hij nog een paar suggesties heeft.
Enerzijds wil ik u bedanken voor het zeer uitgebreide antwoord, maar anderzijds heb ik ook geluisterd naar de opsomming van alle garanties en safeguardprocedures die ervoor moeten zorgen dat alle benoemingen, aanstellingen en bevorderingen objectief verlopen. Ik stel vast dat heel wat maatregelen en procedures al van kracht waren voor dit incident in 2016 heeft plaatsgevonden. De hele regeling waarnaar u terecht hebt verwezen, hebt u zelf door middel van een omzendbrief en andere methodes in de periode 2008-2009 ingevoerd. Die regeling bestond al toen dit schandaal, want dit is hoe dan ook schandalig, zich voordeed.
Het feit dat er tussen 2008 en 2016 geen PEP voor dat departement was, dateert niet van dit jaar. Dat is heel wat jaren zo. We spreken over een tijdsspanne van zeven of acht jaar. Blijkbaar heeft niemand binnen de Vlaamse administratie opgemerkt of erop gewezen dat de courante herziening eigenlijk een verplichting is.
Heel wat door u aangekaarte garanties bestonden al en hebben deze feiten inzake puur favoritisme gecombineerd met fraude, wat natuurlijk de overtreffende trap van favoritisme is, niet tegengehouden. Ik zou dan ook graag nog twee punten ter sprake brengen, maar we hoeven er vandaag niet over te discussiëren.
Ik kijk in elk geval erg uit naar de resultaten van de thematische audit. Ik hoop dat die audit voldoende aandacht zal hebben, over alle departementen heen, voor de eventuele historische problemen met al te veel geprefereerde benoemingen en bevorderingen. Misschien is het nuttig even te pleiten voor een iets vlotter systeem voor externe verhaalmogelijkheden voor ambtenaren die zich persoonlijk benadeeld voelen of die de indruk hebben dat anderen persoonlijk worden benadeeld tijdens benoemings- of bevorderingsprocedures. De hele keten van klachten in het departement, waar het probleem duidelijk aan de top zat, heeft niet geholpen. Dat is naast alle zwartgemaakte vlakken toch duidelijk.
We moeten hieruit lessen trekken. We kunnen niet stellen dat alles nu heel goed gaat. Veel garanties die er zouden moeten zijn, bestonden hiervoor al en hebben niet gewerkt. We hebben moeten wachten op een klokkenluider voor wel degelijk werd opgetreden.
Minister-president, ik heb nog een finale suggestie. Ik duid u dit, voor alle duidelijkheid, allemaal niet persoonlijk ten kwade. Het is niet evident deze vorm van fraude preventief aan te pakken. Misschien moeten we eens nagaan of we meer kunnen doen. Mijn laatste aanbeveling is dan ook dat het misschien nuttig zou zijn de hele Vlaamse regeling voor klokkenluiders ter beschikking te stellen van het ministerie van Landsverdediging. Dat zou een aantal huidige discussies vergemakkelijken, want ik denk dat wij op dat vlak een voorbeeld zijn.
Ik dank u in elk geval voor uw verdere stappen in verband met dergelijke discussies en excuseer me nogmaals voor het feit dat ik nu moet vertrekken.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
De federale overheid moet ook dringend een klokkenluidersregeling krijgen. In de Kamer van volksvertegenwoordigers is een resolutie goedgekeurd, ook door mijn partij. Indien het over het ministerie van Landsverdediging gaat, wordt de discussie beter daar gevoerd. Voor zover ik weet, gaat het daar echter niet om klokkenluiders. Klokkenluiders luiden de klok omdat ze in hun eigen departement niet met hun klachten terechtkunnen. In dit geval is de informatie onmiddellijk aan uw partij doorgespeeld en is intern geen enkele klok geluid, ook niet bij de betrokken minister. Voor zover ik goed ben geïnformeerd, heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers een resolutie goedgekeurd waarin de Federale Regering wordt gevraagd een klokkenluidersregeling uit te werken.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister-president, ik wil er toch op wijzen dat de klokkenluidersregeling in de Vlaamse overheid ook geldt indien een klokkenluider door zijn eigen minister niet wordt gehoord of indien hij het gevoel heeft dat hij niet kan worden gehoord. Dat is natuurlijk evengoed een probleem. Het moet extern gebeuren. Indien er in een departement en een regering geen degelijke regeling is, zal iemand in een democratie uiteindelijk als klokkenluider bij de politieke verantwoordelijken terechtkomen. Ik stel voor dat we geen semantische discussie voeren over wie al dan niet een klokkenluider is. Als u het over de federale overheid hebt, denk ik dat u de bal in dit geval misslaat.
Mijnheer Tobback, u hebt niet geantwoord op wat ik heb gezegd. Volgens u is het een semantische discussie. Een klokkenluider in de Vlaamse overheid wordt beschermd, ook als hij niet naar zijn leidinggevende of naar de minister kan stappen. Precies om hem tegen onterechte reacties te beschermen, heb ik ervoor gezorgd dat hij zelfs onder de bescherming van de Vlaamse ombudsman kan worden geplaatst. De regels zijn wat ze zijn, en dat is helemaal in orde. U hebt zelf verklaard dat u geen semantische discussie wilt voeren. We gaan hier niet over de federale overheid discussiëren. Ik heb het Ombudsdecreet en het protocol hier bij me. We hebben ervoor gezorgd dat die mensen worden beschermend indien dat nodig is.
Dat heb ik, voor alle duidelijkheid, ook niet betwist. Ik heb enkel gesuggereerd dit als een voorbeeld aan de andere bestuursniveaus door te geven.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister-president, we ontwikkelen nu een interessante debatvorm waar ik geen probleem mee heb. Ik zou me hierbij willen aansluiten, maar allereerst wil ik u uiteraard danken voor uw uitgebreid antwoord. Ik weet dat het u ook in het verleden na aan het hart lag dat dergelijke zaken binnen de Vlaamse overheid niet kunnen. Ik heb echter nog een aantal bijkomende vragen.
Misschien hebt u het verkeerd geïnterpreteerd, maar er is een reden waarom het in mijn ogen en volgens de heer Tobback wat langer heeft geduurd. In het auditrapport staat duidelijk dat er niet eens een geactualiseerd personeelsplan was.
Wat ik merkwaardig vind, is dat men na een eerste vooronderzoek door Audit Vlaanderen – u hebt geciteerd uit de brief die Audit Vlaanderen aan het departement gericht heeft – men zeer duidelijk heeft gesteld dat men dan toch nog doorgaat met twaalf bevorderingsfuncties nadat men dat eerst on hold heeft gezet, terwijl er eigenlijk op dat moment geen geactualiseerd personeelsplan is. Bovendien schrijft Audit Vlaanderen zeer duidelijk in zijn audit de opportuniteitsafweging. U hebt daar ook naar verwezen. Als we de bestuurlijke context van het Departement LNE op dat moment bekijken, dan zitten we in de context van een fusie. Je hebt het Departement Ruimte en het Departement LNE die samen omgevormd moeten worden naar het Departement Omgeving. We hebben een zeer duidelijke bewuste strategie van de top van een van die betrokken entiteiten, die nog voor de fusie probeert om een aantal mensen op bepaalde posities te piloteren. Dan zou ik toch wel verwachten dat een Vlaamse Regering, die toch ook de documenten van Audit Vlaanderen krijgt – van het eerste vooronderzoek is een kopie gegaan naar de minister –, misschien wat dieper gaat kijken en een aantal dingen on hold zet, zeker gezien het feit dat het departement betrokken was in een fusieoperatie met een andere entiteit. Die opportuniteitsafweging die niet tot de opdracht behoort van Audit Vlaanderen, lijkt mij nu net wel tot de bevoegdheid te behoren van de Vlaamse Regering, namelijk om toe te kijken op het op een efficiënte en goede manier inzetten van zoiets als bevorderingen.
Ik ben het met u eens dat Audit Vlaanderen op dit vlak zeer goed werk heeft geleverd en zijn onafhankelijke positie moet kunnen bewaren. Dat heb ik nergens gecontesteerd. Ik weet dat de regels duidelijk zijn. Ofwel legt Audit Vlaanderen zijn resultaten neer bij het parket voor een verder onderzoek, ofwel bij de betrokken top van het departement, maar dat is nogal moeilijk omdat het departement niet meer bestaat.
Waar ik het wel wat moeilijker mee heb, is dat men enkel gaat naar specifieke tuchtmaatregelen in die context waar die ook zijn vastgesteld. Het gaat om vier van de twaalf bevorderingen die problematisch zijn. Maar daarmee raakt men niet al degenen die verantwoordelijk zijn geweest voor heel de constructie die is opgezet. Daarom begrijp ik niet waarom men op een gegeven moment deze audit toch niet neerlegt bij het parket. Ik zeg niet dat dat dan automatisch tot schuld en tot straf moet leiden. Je kunt in de audit tot in detail lezen dat men bij vier bevorderingsvacatures echt heeft vastgesteld dat het om mogelijke fraude gaat: op voorhand casussen bezorgen en ingrijpen in digitale documenten aan de achterkant. Dat heeft men via serveronderzoek moeten vaststellen, want de betrokken mensen hebben dat aanvankelijk keer op keer ontkend. Pas op het moment – dat is een rode draad doorheen de audit – dat Audit Vlaanderen die bewijzen op tafel begint te leggen, kantelt men aan de andere kant van de tafel. Het geeft mij een bijzonder ‘ambetant’ gevoel dat dergelijke mensen in de administratie nog altijd op een of andere manier werkzaam zijn. Niet alle betrokkenen zitten in dit dossier, er zijn ook mensen die ondertussen niet meer voor de administratie werken maar zich wel schuldig hebben gemaakt aan deze malversaties, zoals u het noemt.
Wat betreft mijn vraag rond de klokkenluidersregeling: ik erken dat u wat dat betreft zeer veel werk hebt verzet en dat we daar zeer ver mee staan en daar ook internationaal voor worden gelauwerd. Het probleem zit erin dat op het moment dat iemand zijn identiteit aan de ombudsman in een veilige omgeving niet wil prijsgeven, wat met die sprekende ambtenaar is gebeurd, de ombudsman dan geen mogelijkheden meer heeft en een stukje achteruit moet. Als ik de audit bekijkt, dan is de kans zeer groot – we weten het niet – dat de sprekende ambtenaar nog altijd binnen het nieuwe departement aan het werk is. Mijn vraag was – zo heb ik heb begrepen uit het jaarverslag van de ombudsman en zijn presentatie in de Schelp – of we daar niet op een of andere manier een verfijning moeten aanbrengen. Men heeft geprobeerd om de identiteit van de sprekende ambtenaar in een beschermde omgeving vast te stellen. Moeten we wat dat betreft de regelgeving niet aanpassen, want nu was op een gegeven moment de optie van de Ombudsman weg, want dat is een voorwaarde om binnen de klokkenluidersregeling te vallen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister-president, dit is een bijzonder onfris dossier dat op velerlei manieren afstraalt, ook op mensen in de ambtenarij die zeer degelijk werk leveren en heel hard werken, en op afdelingshoofden die hun departementen zo correct en efficiënt mogelijk proberen te leiden.
Mijn vragen gaan een beetje in een andere richting. Het heeft nogal lang geduurd vooraleer het dossier in het parlement is terechtgekomen. Ik begrijp dat er een opvolging is van bevoegde instanties die daarover moeten gaan. Maar op het moment dat er zich zo’n groot probleem stelt, zou ik toch verwachten dat het parlement daar vrij snel toegang toe kan krijgen en dat het niet via druk van de parlementsvoorzitter moet komen. Dat is niet per se kritiek, maar een vaststelling dat we in dergelijke gevallen misschien eens sneller moeten kijken hoe parlement en regering over dergelijke dossiers vlot kunnen discussiëren en debatteren.
Wanneer ik dan het overzicht van de maatregelen zie, dan rijst de vraag of die volstaan. Dat is een zeer relevant debat. Daar moet het parlement controleren of de regering haar werk goed doet en of er geen lijken in de kast blijven liggen.
Als ik dan hoor wat de tuchtmaatregelen zijn, dan denk ik: niemand is schuldig tot het tegendeel bewezen is. In dezen is het geen strafzaak, ik weet dus niet in welke mate het vermoeden van onschuld dezelfde strafrechtelijke invulling moet krijgen. Maar voor iemand van wie het loon wordt ingehouden en die terug in zijn vorige positie wordt gezet, of er nu al dan niet sprake is van fraude, is een juridische discussie. Alleszins blijkt uit wat hier gebeurd is een manifeste vertrouwensbreuk bij de top van een belangrijke administratie die op het punt staat om ons ruimtelijke-ordeningssysteem – het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en dergelijke meer – volledig te hertekenen. Op een moment dat we met boskaarten zitten, dat we een enorme transitie ingezet hebben, dan moet de bevolking erop kunnen rekenen dat de administratie neutraal is en correct werkt. Dat vertrouwen wordt vandaag met dit dossier toch wel ondermijnd.
Ik kan niet in de plaats van de minister oordelen, maar wanneer iemand dergelijke feiten pleegt – het is geen corruptie, dat wil ik zeker niet gezegd hebben – en er een dergelijke breuk van vertrouwen is, dan kunnen wij toch niet tolereren dat dergelijke mensen vrolijk blijven werken in de administratie? Dat kan toch niet, dat krijg je toch niet uitgelegd? Dus is mijn specifieke vraag: wat is het vervolg van dit dossier? Is er geen noodzaak om in een aantal dergelijke gevallen meer specifiek een aantal tuchtrechtelijke sancties decretaal in te schrijven? Ik wil er dan graag eens een debat over hebben of die sancties in dergelijke gevallen niet moeten worden verstrengd.
Ik heb nog een kleine praktische vraag. Het document dat we van Audit Vlaanderen hebben gekregen, is een ingescand document waar je onmogelijk digitaal in kunt zoeken. Je moet dus telkens in het document bladeren. Het zou prettig zijn dat het parlement een vlot leesbaar document krijgt. Er zijn ook andere manieren om te anonimiseren dan met een stift en daarna inscannen, lijkt mij. Maar dat is maar een kleine praktische vraag, de eerste twee vragen zijn voor mij belangrijker.
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de meeste analyses die er gemaakt zijn. Het is totaal ontoelaatbaar in onze administratie en het schaadt het vertrouwen. Anderzijds is er zeer duidelijk aangetoond, en dat is ook door de collega's bevestigd, dat wij wel degelijk procedures hebben die heel ver gevorderd zijn en die ervoor moeten zorgen dat dat niet gebeurt.
Persoonlijk is mijn idee dat we niet de illusie mogen hebben dat we door middel van allerlei procedures, processen en administratieve rompslomp, elk gaatje, elke mogelijkheid tot een of andere vorm van fraude altijd zullen kunnen voorkomen. Ik denk in alle eerlijkheid dat dat een illusie is. Dat is trouwens een algemene illusie die we dreigen te koesteren: absolute veiligheid bestaat niet. Dat is ook op dit gebied van toepassing. Het is natuurlijk wel onze taak om ervoor te zorgen dat we zo ver mogelijk gaan om dat te voorkomen en tegen te houden.
We hebben ook zeer goed geluisterd naar het jaarverslag van de ombudsman. Daar stond inderdaad een bemerking bij. Maar het is de verantwoordelijkheid van dit parlement met betrekking tot artikel 13 over het bekendmaken van de identiteit van de klokkenluiders, om eventueel in die zin een initiatief te nemen. Daar waren wij ook over aan het nadenken. Ik stel voor dat we daar dan werk van maken, want dit parlement is daarvoor bevoegd. Er moet niet altijd noodzakelijk in de richting van de uitvoerende macht worden gekeken.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega Rzoska, er was inderdaad een personeelsplan dat dateert van vroegere jaren. U zegt dat het lang heeft geduurd. Het is de leidend ambtenaar die de personeelsplannen en personeelsbehoeften opmaakt, zowel kwalitatief als kwantitatief. Dat staat zo in de wetgeving. Het is de plicht van de leidend ambtenaar om te werken binnen dat personeelsplan. In dit geval was het de bedoeling om over te gaan tot 22 bevorderingen, daar waar het personeelsplan maar voorziet in 12. Je kunt er toch van uitgaan dat een leidend ambtenaar zijn eigen personeelsplan naleeft. Audit Vlaanderen zegt terecht dat het niet aan hen is om de opportuniteit te beoordelen of er behoefte is aan meer bevorderingen en meer mensen die een leidende functie of een verantwoordelijkheid krijgen. Maar dat moet natuurlijk binnen het kader van de wet gebeuren. Dan moet die leidend ambtenaar eerst een nieuw personeelsplan maken.
U zegt dat het niet vroeger on hold is gezet door de Vlaamse Regering, maar dit soort zaken komen niet op de Vlaamse Regering. Dat is juist de autonomie die is ingevoerd in het kader van Beter Bestuurlijk Beleid. De regering werft de leidend ambtenaren aan. Het zijn de leidend ambtenaren die hun personeelsbehoeften opmaken, kwalitatief en kwantitatief, die de aanwervingen doen en die de bevorderingen doen. Ik heb er geen enkele weet van bij de departementen en entiteiten die bij mij zitten, of er aanwervingen gebeuren, en wie dat doet of niet. Het is de leidend ambtenaar die dat doet, natuurlijk binnen het kader van een personeelsplan. Als een leidend ambtenaar dat plan overschrijdt, kan de regering dat op dat moment niet on hold zetten. Wij weten dat niet, het komt niet op onze tafel. Het is de bevoegdheid van die leidend ambtenaar. Die opmerking, geen verwijt van uw kant, klopt niet.
Wat de tucht betreft: de leidend ambtenaar was op het moment dat het auditverslag opgeleverd werd, al een aantal maanden met pensioen. Die was er niet meer. Nog eens, wat de specifieke tuchtmaatregelen betreft, waar collega Schiltz op is ingegaan: daar ga ik me niet over uitspreken. Die vraag kan best worden gesteld aan minister Schauvliege. Ik krijg algemene informatie over het soort maatregelen dat getroffen is. Ik neem aan dat er afdoende is opgetreden tegen degenen die onrechtmatig gehandeld hebben. Ook dat is een bevoegdheid van de leidend ambtenaar en/of de minister. Het is niet de bevoegdheid van de regering. Ik heb op de interne behandeling daarvan geen zicht.
Wat de vraag van collega Schiltz betreft met betrekking tot het rapport: uiteraard worden die rapporten niet meegedeeld als er interventie mogelijk is met de lopende tuchtprocedures, om te vermijden dat er procedurefouten zijn. Ik kan alleen maar zeggen dat op het moment dat de voorzitter aan mij het rapport heeft gevraagd, ik dat heb bezorgd, om dat ter inzage te leggen onder vertrouwelijkheid. Dan is gevraagd om het geanonimiseerd ter beschikking te stellen. Dat is onmiddellijk gebeurd. U zult daar geen hiaat vinden. Ik heb daar onmiddellijk gevolg aan gegeven volgens de geldende regels. Waar het over personen gaat, hebben we alle namen geschrapt. Hoe dat is gebeurd, is vermoed ik, een gevolg van het feit dat al die namen moesten worden geschrapt. Daarna is een ingescand document bezorgd, precies omwille van die vertrouwelijkheid. Ik heb in elk geval, zoals ik dat altijd toe, gevolg gegeven aan de vraag van de voorzitter van het parlement.
Collega Diependaele, artikel 13 zegt inderdaad dat de ombudsman een klacht niet in behandeling neemt wanneer de identiteit van de klager niet bekend is. Ik weet dat de ombudsman daar vrijer mee omspringt. Ik heb dat ook gezegd. Ik vind uw suggestie goed. Ik ga me daar niet in mengen. Het decreet over de ombudsman is volledig een zaak van het parlement. Het is hier goedgekeurd. Als u een initiatief neemt om dat artikel 13 te wijzigen, dan is dat een bevoegdheid van het parlement. De ombudsman hangt af van het parlement. Ik denk niet dat het een goede zaak zou zijn als ik daar een initiatief in zou nemen als minister bevoegd in deze aangelegenheid.
De heer Rzoska heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, ik pak die uitgestoken hand met veel plezier aan. Laat ons dat bekijken en aanpassen. Ik voelde toch enige frustratie, positief hoor, bij de ombudsman, dat het hem op een gegeven moment onmogelijk werd gemaakt om zijn rol te spelen. Ik denk dat een parlementair initiatief op dat vlak op zijn plaats is.
De interpellatie en de vraag om uitleg zijn afgehandeld.