Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, twee weken geleden hebben we via de media vernomen dat er een groot staatsbezoek vanuit Vlaanderen, vanuit Wallonië en Brussel en vanuit het federale niveau plaatsvond aan Canada. Een heel uitgebreide delegatie trok op missie naar Canada.
U was in Ottawa, Toronto en Montréal en daar stonden verschillende activiteiten op het programma in het kader van zowel politieke, economische als academische samenwerking tussen ons land en Canada. U hebt ook Québec bezocht. Als Vlaams delegatieleider was u aanwezig op dit bezoek, samen met heel wat andere ministers en heel wat ondernemers die relaties onderhouden en handel drijven met Canada.
Vlaanderen en Canada zijn belangrijke handelspartners. Na het hele CETA-debacle – het was een debacle, maar we zijn daar toch uit aan het geraken – lijkt een dergelijk bezoek dan ook zeer belangrijk om de banden tussen onze beide landen opnieuw aan te halen en te versterken. Daarom werd u hierbij ook vergezeld door de CEO van Flanders Investment & Trade (FIT), mevrouw Claire Tillekaerts. U was ook vergezeld van een vijftigtal Vlaamse bedrijfsleiders, vooral uit de voedings- en drankenindustrie, ICT en logistiek, haven- en diamantsector. Hiermee had de Vlaamse delegatie ongetwijfeld een hele reeks interessante ontmoetingen, waarvan we een groot deel hebben gezien in de media. Ik herinner me dat Canada toch wat twijfels had over welke vlag het federale België juist had en dat daar enige verwarring over bestond.
Minister-president, u herinnert zich dat een delegatie van de commissie Brussel anderhalf jaar geleden ook naar Québec is geweest. We hebben toen Montréal en de stad Québec bezocht, en we hadden ook heel wat interessante contacten, waaronder uw evenknie, de minister-president van Québec. Als ik het goed voor heb, heeft hij enige tijd later, eind 2016, ook Vlaanderen bezocht. We hebben ook contacten gehad met ondernemers, bedrijfsleiders, Vlamingen die daar investeren. We hebben ook geleerd hoe men in Québec omgaat met integratie, inburgering, asiel enzovoort, maar ook met radicalisering, goed wetende dat dit bij ons een probleem is, maar uiteraard ook daar.
Toen wij daar waren, was hier de hele CETA-discussie (Comprehensive Economic and Trade Agreement) bezig in het Vlaams Parlement. Onze Waalse buren waren in verzet gekomen tegen het CETA-handelsverdrag. Ik herinner me dat daar ter plaatse zowel in de Franstalige Québécois-media als in de Engelstalige media toelichting werd gegeven over CETA. Men verstond absoluut niet waarom een kleine deelstaat binnen een van de Europese lidstaten het nodig vond zich te verzetten. Men haalde daar cijfers aan: er is amper export vanuit Wallonië naar Québec, 17 procent; die komt voornamelijk uit Vlaanderen, zo'n 83 procent. Men begreep dat verzet totaal niet. We hebben natuurlijk de beelden gezien van een Canadese minister die het bijzonder moeilijk had met de manier waarop dat verzet werd geleid.
Maar dat is een andere discussie. Ik ben ervan overtuigd dat het staatsbezoek voor Vlaanderen een goede zaak was. Minister-president, wie maakte er allemaal deel uit van de Vlaamse delegatie tijdens dit bezoek? Kunt u meer toelichting geven over de verschillende ontmoetingen die de deelnemers van de Vlaamse delegatie hebben gehad, politiek, economisch, cultureel? Kunt u naast het economische luik ook dieper ingaan op de politieke ontmoetingen die er zijn geweest?
We hebben gezien dat u de gouverneur-generaal hebt ontmoet, de minister-president van Québec, de Canadese eerste minister. In hoeverre vormde CETA hier het gespreksonderwerp? Zijn er concrete resultaten die uit dit bezoek zijn gekomen waarover reeds kan worden gecommuniceerd? Hoe evalueert u dit staatsbezoek in totaliteit?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik wil voorstellen dat ik de antwoorden op uw eerste twee vragen aan de secretaris overhandig omdat het puur opsommingen zijn van alle ontmoetingen en seminaries waarnaar u vraagt. Ik wil dat wel voorlezen, maar ik denk dat dit niet zoveel toegevoegde waarde heeft. Mag ik dit aan de secretaris bezorgen? Nu kan ik ingaan op het meer inhoudelijke vanaf uw derde vraag.
Wat de economische aspecten betreft, is CETA herhaaldelijk aan bod gekomen. Ik heb telkens opnieuw waardering mogen ondervinden van de gesprekspartners voor de houding van de Vlaamse Regering, zowel tijdens de moeilijke interfederale onderhandelingen in oktober 2016, als nu in het verdere proces. Ik heb ook beklemtoond dat de Vlaamse Regering definitief goedkeuring had verleend aan het ontwerp. Ik heb ook uit de eerste hand duiding kunnen geven over de weerslag van het Achmea-arrest op de prejudiciële vraag of op het advies dat is gevraagd. Het Achmea-arrest is aan bod gekomen op de plenaire zitting met haar intracommunautaire effecten maar niet haar extracommunautaire effecten.
Ik heb zeer goede ontmoetingen gehad met de Canadese minister van Handel, François-Philippe Champagne – een schitterende naam – die twintig jaar in Europa heeft gewerkt en gewoond. Hij is een specialist in internationale handel en beklemtoonde telkens opnieuw heel sterk dat hij toch maar niet begreep dat over zo'n sterk, schitterend akkoord met Canada, dat een rechtsstaat is, dat een democratie is en dat veel belang hecht aan alle waarden waar u belang aan hecht, terughoudendheid kan bestaan.
We hebben het ook gehad over de herziening van het North American Free Trade Agreement (NAFTA). Toen was het al heel duidelijk dat de besprekingen met betrekking tot de mogelijke protectionistische maatregelen wat Mexico en Canada betreft, werden gelinkt aan de herzieningen in het kader van het NAFTA-akkoord.
We hebben ook gesproken over de toekomst van de Wereldhandelsorganisatie, waarin Canada zich evenzeer als wij zorgen maakt over de niet-benoeming van rechters in het Appellate Body. Uiteraard hebben we ook gesprokenen over de brexit omdat het belangrijk is dat ik telkens opnieuw benadruk dat na de brexit het Verenigd Koninkrijk een derde land wordt, met alle gevolgen vandien. Soms ervaar ik dat ook hoofdrolspelers in het buitenland nog niet altijd heel goed beseffen wat de situatie zal zijn voor het binnenkomen in de Europese interne markt na de brexit.
We hebben ook het Vlaamse strategisch forum gehad over transport en logistiek. Daar hebben we kunnen spreken over het belang van waardeketens in de internationale transport en logistiek, ook over slimme logistiek en het belang van het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) daarin.
Dit was het eerste staatsbezoek aan Canada in meer dan veertig jaar en het eerste bezoek in een interfederaal formaat. Canada is een gewaardeerde bondgenoot waarmee we als Europese partner veel gemeen hebben. Uiteraard had dit staatsbezoek tot doel om de goede banden aan te halen, en nog in het bijzonder met Québec. De Québécois kennen ons zeer goed. De premier heeft de Franstalige landgenoten verwelkomd als bijna-familie, gelet op de francofone banden, en heeft de Vlamingen begroet als ‘bijzondere vrienden’. Hij heeft ook zeer gewaardeerd dat we een houding hebben aangenomen in CETA die overeenstemt met de Canadese doelstellingen.
Het was uiteraard een staatsbezoek. Ik hoef u niet te zeggen dat daar heel wat ceremonie en protocol bij te pas komt. Een klein schaduwvlekje is toch wel dat er geen ontmoeting is geweest met premier Trudeau. Hoewel het een staatsbezoek betrof, was de premier niet beschikbaar.
Vanuit het Vlaamse bedrijfsleven en de academische wereld waren alvast positieve reacties te horen, met de ondertekening van nieuwe contracten en memoranda of understanding (MoU’s). Ik wil ook onderstrepen dat er fundamenten gelegd zijn of toch eerste afspraken zijn gemaakt voor toekomstige samenwerking. Canada is net als wij bezig met onderzoek over de blauwe economie. Op dat vlak kan er dus oceaanoverschrijdende samenwerking tot stand komen. We hebben afgesproken om samen te werken inzake douaneovergang omdat de douaneovergang tussen Canada en de Verenigde Staten een voorbeeld is van een zo frictieloos mogelijke overgang. Dat is bijzonder belangrijk voor ons, voor heel Europa, om de kosten te drukken na de brexit, wanneer er douane zal zijn.
Er zijn twee samenwerkingsakkoorden gesloten tussen onze Vlaamse havens en die van Québec, North Sea Port en Zeebrugge. Onze Vlaamse havens gaan er ook bekijken of ze waterstoftechnologie kunnen toepassen, want we hebben een bezoek gebracht aan Hydrogenics, dat ook bij ons in de Kempen is gevestigd. In de havens in Québec hebben ze het schitterende idee dat de zeeschepen die binnenkomen, hun dieselmotoren moeten stilleggen, dat ze ze niet meer mogen gebruiken om elektriciteit op te wekken om te verwarmen, om de koelinstallaties te laten draaien, enzovoort. Ze zijn verplicht om aan te sluiten op een container die waterstof bevat, zodat het hele schip op het moment dat het in de haven ligt, niet meer pollueert. De schepen die daar niet aan voldoen, moeten buiten de haven wachten. Dat is een kleine tip om eventueel ook toe te passen in onze havens.
Er is ook potentiële samenwerking tussen het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) en zijn Québecse counterpart. Er zijn concrete plannen gemaakt voor mogelijke samenwerking tussen het IT-lab en de Universiteit Gent en eventueel imec met MILA. MILA is het wereldcentrum inzake artificiële intelligentie, dat bijzonder ver staat op dat vlak. Onze rectoren, in het bijzonder de rector van Universiteit Gent, die uit die wetenschappelijke sector komt, was bijzonder geïnteresseerd. Ik heb ook collega Muyters op de hoogte gebracht van de belangstelling van de Canadezen om inzake onderzoek en ontwikkeling samen te werken met Vlaanderen in het kader van Horizon 2020, wat we kunnen, want we kunnen met derde landen samenwerken. Zeker als het gaat over artificiële intelligentie, kan dat voor onze universiteiten en onderzoekscentra een meerwaarde zijn.
Ik heb uiteraard zelf de kans gehad om Canadese topinvesteerders te wijzen op de mogelijkheden in Vlaanderen. Sommigen heb ik onmiddellijk in contact kunnen brengen met de CEO van FIT. Op dat vlak zijn er dus belovende contacten gelegd. Je weet vooraf niet wat daar finaal van terechtkomt, maar ik had er wel een goed gevoel bij.
Het kan inderdaad heel positief geëvalueerd worden. U hebt al een opsomming gegeven van concrete afspraken, contracten, plannen en MoU’s die werden afgesloten. Zoals u in uw vorige vraag hebt geantwoord, zal het inderdaad misschien nog wat te vroeg zijn om een gedeeltelijke toepassing van het CETA-verdrag te evalueren, maar ik meende en ik zal het waarschijnlijk ook lezen in de cijfers die u me ter beschikking heeft gesteld, dat Vlaanderen ondertussen reeds exporteerde in 2017, dus sinds de gedeeltelijke invoering van het CETA-akkoord, en dat er een record van maar liefst 2,19 miljard euro naar Canada werd geëxporteerd, wat een stijging was met 23 procent. Ik dacht dat ik het al in De Tijd had gelezen.
Verder ben ik er, zoals u, van overtuigd, dat het CETA-handelsverdrag ook de contacten tussen Vlaanderen, Canada en Québec in de toekomst nog meer zal versterken, maar ik ben ervan overtuigd dat, zodra we helemaal hebben ingestemd met dit decreet, we dit ook binnen enkele maanden of volgend jaar voor het eerst kunnen evalueren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.