Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Hendrickx heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega's, in eerdere parlementaire vragen ondervroeg ik u en uw voorganger Peeters regelmatig over het Europees-Marokkaanse Visserijakkoord, ook bekend als Protocol to the Sustainable Fisheries Partnership Agreement. Ik wees erop dat dit akkoord, dat de Marokkaanse kustwateren ontsluit voor Europese vissersboten, eerder op een slappe koord danst wat het volkerenrecht betreft. Zo wordt het kustgebied van de Westelijke Sahara mee opgenomen in het akkoord, hoewel dit gebied in 1975 militair werd bezet door het koninkrijk Marokko nadat de Spaanse kolonisator het had verlaten. Het Internationaal Gerechtshof in Den Haag oordeelde toen nochtans ondubbelzinnig dat de keuze voor onafhankelijkheid dan wel aansluiting bij een buurland bij de lokale bevolking lag en hun soeverein recht op zelfbeschikking. Tot op vandaag heeft de Westelijke Sahara bijgevolg het statuut van ‘bezet gebied’.
Ik begrijp deels de redenering van de Europese Unie dat het Visserijakkoord een mooie gelegenheid is om de Europese ‘soft power’ in te zetten om Marokko de juiste richting uit te duwen op het vlak van mensenrechten. Daar zullen ook de Sahrawi’s wel bij varen. Maar de crux blijft toch wel dat de Marokkaanse staatskas met Europees geld wordt gespekt in ruil voor visgronden die wettelijk niet eens van hen zijn. De terechte gevoeligheid die leeft ten aanzien van Israëlische producten uit hun nederzettingen in Palestijns gebied, zie ik dan weer niet terug in dit dossier.
Opmerkelijk is overigens dat het Europees Gerechtshof in een uitspraak van 27 februari – laat het Vlaams Parlement onder voorzitterschap van de heer Peumans nu net die dag daar op bezoek zijn geweest – de inclusie van de Westelijke Sahara in het Visserijakkoord onwettig verklaarde.
In juli loopt dit verdrag af en dient er een nieuw ondertekend te worden. Ik ben dan ook zeer benieuwd naar de stand van zaken. Aangezien Visserij een regionale bevoegdheid is, zal Vlaanderen een aanzienlijke rol hebben bij de bepaling van het Belgische standpunt.
Minister, werd ons land hierover reeds om een standpunt verzocht door de Europese Commissie? Zo ja, wat is de stand van zaken betreffende onze en de Europese standpuntbepaling over een eventuele verlenging? Welke impact heeft de uitspraak van het Europees Gerechtshof op een eventuele verlenging, al dan niet met inclusie van de visgronden van de Westelijke Sahara?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega's, ik zou eerst willen verduidelijken dat het niet de visserijovereenkomst is die afloopt in juli. De visserijovereenkomst is gesloten voor onbepaalde duur en biedt vissersvaartuigen van de Europese Unie toegang tot de Marokkaanse visserijzones in ruil voor een financiële tegenprestatie. De vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie moeten worden vastgesteld in een protocol bij de visserijovereenkomst. Het huidige protocol loopt af in juli. De Commissie heeft daarom op 8 januari 2018 aan de Raad een mandaat gevraagd om met Marokko te onderhandelen over een nieuw protocol.
Maar zoals u weet, is er twee dagen later een conclusie gekomen van de advocaat-generaal. Nog wat later, op 27 volgde dan het arrest van het Hof van Justitie, waardoor de besprekingen over het onderhandelingsmandaat opnieuw open zijn en waardoor België opnieuw een standpunt zal moeten innemen. Voor Vlaanderen was het van meet af aan duidelijk dat het onderhandelingsmandaat in overeenstemming zou moeten worden gebracht met het arrest. Ik geef daar zo dadelijk toelichting bij.
De Commissie heeft ingevolge dat arrest een nieuw voorstel van mandaat uitgewerkt. Dat voorstel werd op 21 maart bezorgd aan de Raad. De Raad zal hierover in april opnieuw moeten beslissen.
Vlaanderen heeft tweemaal een overleg van de Directie-Generaal Europese Zaken en Coördinatie (DGE) gevraagd met de federale overheid en de andere deelstaten over het standpunt dat België moet innemen in de gesprekken over het nieuwe onderhandelingsmandaat. Het eerste overleg vond plaats op 13 maart 2018. Op dat moment was het tekstvoorstel voor het nieuwe onderhandelingsmandaat nog niet beschikbaar. Vlaanderen benadrukte tijdens deze vergadering dus dat het belangrijk is dat het onderhandelingsmandaat tegemoetkomt aan het arrest van het Hof van Justitie. Vlaanderen sloot zich ook aan bij de vraag van enkele andere partijen rond de tafel om een studievoorbehoud aan te tekenen in de raadswerkgroep, zodra de tekst van het nieuwe onderhandelingsmandaat werd voorgesteld door de Commissie. Zo kan de voorgestelde tekst worden geanalyseerd en kan er worden overlegd met de federale overheid en de andere deelstaten.
Het tweede DGE-overleg vond gisteren plaats op 26 maart 2018. Tijdens deze vergadering benadrukte Vlaanderen dat het onderhandelingsmandaat in overeenstemming moet zijn met de rechtspraak van het Hof van Justitie. Vlaanderen benadrukte bijgevolg in het bijzonder twee elementen. Het moet worden gegarandeerd dat de voordelen, inclusief een rechtmatig deel van de financiële baten van de visserijovereenkomst werkelijk ook ten goede komen aan de bevolking van de Westelijke Sahara. De Commissie moet er ook over waken dat aan de vereiste van het Hof van Justitie wordt voldaan dat de bevolking van de Westelijke Sahara haar ‘toestemming moet geven voor de toepassing van de visserijovereenkomst op de wateren die grenzen aan de Westelijke Sahara’. Dat is paragraaf 62 en 63 van het arrest met expliciete verwijzing naar het arrest van 21 december 2016, Raad tegen het Front Polisario, waar dit punt werd gemaakt in paragraaf 106.
De vergadering bereikte uiteindelijk de consensus dat België akkoord kan gaan met het gewijzigde tekstvoorstel van de Commissie dat het visserijakkoord niet automatisch uitbreidt tot de Westelijke Sahara, duidelijk maakt dat ‘the people concerned’ van de Westelijke Sahara adequaat worden betrokken vooraleer tot de ondertekening overgegaan kan worden, en dat de Commissie er ook zal over waken dat diezelfde ‘people concerned’ zeker ook voordeel halen uit zowel het visserijakkoord als het protocol dat hiermee samenhangt.
Maar ons land zal in zijn tussenkomst wel bijkomend een aantal punten benadrukken. Ten eerste zal België het Franse voorstel steunen om de standaardbepaling over de mensenrechtenclausule te vervangen door de vereiste dat de Commissie moet verzekeren dat niet alleen het visserijakkoord, maar ook het protocol wordt toegepast in overeenstemming met de bepalingen van de associatieovereenkomst in verband met het respect voor de fundamentele vrijheden en mensenrechten. Ten tweede zal België aan de Commissie vragen om na het afronden van de onderhandelingen twee rapporten voor te leggen aan de Raad: een rapport over de consultaties met de betrokken bevolking, ‘the people concerned’ dat duidelijk moet maken welke concrete inspanningen men heeft geleverd om ‘the people concerned’ te betrekken, en een rapport over de voordelen, ‘benefits’, die de visserijovereenkomst zal opleveren voor dezelfde betrokken bevolking. Ten derde zal België zich aansluiten bij de vraag van Denemarken om door de juridische dienst van de Raad te laten onderzoeken of de tekst die voorligt, voldoende tegemoetkomt aan de vereiste van het Hof van Justitie dat de ‘toestemming’ van de ‘betrokken bevolking’ wel degelijk zal worden verkregen vooraleer tot de ondertekening zal worden overgegaan.
De impact van de uitspraak moet in de eerste plaats worden beoordeeld door de juridische diensten van de Commissie en de Raad. Die analyses zullen we binnenkort krijgen. Ik zal dus niet op de zaken vooruitlopen. In grote lijnen lijkt het volgende mij nu duidelijk: het Hof heeft in zijn arrest van 27 februari geoordeeld dat de huidige visserijovereenkomst en het huidige protocol niet automatisch van toepassing zijn op de wateren die grenzen aan de Westelijke Sahara. Twee punten zijn van belang als de Europese vloot toch in die visrijke wateren wil kunnen blijven vissen volgens de voorwaarden van de visserijovereenkomst. Volgens deze voorwaarden valt onder andere een tegenprestatie ten gunste van de lokale bevolking.
Die voorwaarden zijn: ten eerste moet het geografische toepassingsgebied van het akkoord expliciet worden uitgebreid naar de Westelijke Sahara. Ten tweede zal de betrokken bevolking, 'the people concerned', van de Westelijke Sahara op de een of andere manier haar toestemming moeten geven voor de toepassing van de visserijovereenkomst en het protocol op de wateren die grenzen aan de Westelijke Sahara.
De vraag is natuurlijk hoe die vereiste moet worden ingevuld. In het tekstvoorstel dat nu voorligt, staat duidelijk dat de Commissie moet verzekeren dat de betrokken bevolking op gepaste wijze wordt betrokken. Het is onduidelijk hoe dat zal gebeuren, of dit principe-engagement wel voldoende is om in overeenstemming te zijn met de uitspraak van het Hof van Justitie.
Daarom heeft Vlaanderen met succes gevraagd en verkregen dat België zich zou aansluiten bij de vraag van Denemarken om dit door de juridische dienst te laten onderzoeken zodat aan de vereiste van het Hof van Justitie dat de toestemming van de betrokken bevolking wel degelijk zal worden verkregen vooraleer tot de ondertekening zal worden overgegaan, is tegemoet gekomen.
Het is ook op EU-niveau een kwestie van goed bestuur dat we erover waken dat onderhandelingsmandaten, EU-besluiten en -wetgeving in het algemeen sporen met de rechtspraak van het Hof. Zo niet, kun je bijna met zekerheid voorspellen dat er opnieuw een zaak aanhangig zal worden gemaakt. Ik denk dat elke overheid zich moet conformeren aan de uitspraken die zijn geveld door de rechtbanken, ook in deze zaak.
De heer Hendrickx heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw zeer uitvoerig antwoord. Op het moment van mijn vraagstelling was het nog niet geweten dat het overleg, tot tweemaal toe in de laatste weken, al had plaatsgevonden. Dit heeft al tot afspraken kunnen leiden. We gaan ook niet vooruitlopen op de beslissing die moet vallen in april. Naast het grote Visserijakkoord is natuurlijk het protocol van belang. U kunt ervan op aan, maar ik weet dat u dat zelf ook opvolgt, dat deze commissie dat verder in het oog zal houden, want het is toch een bijzonder belangrijke materie.
De heren Kennes heeft het woord.
Ik volg dit dossier met heel veel belangstelling. Hier zijn grote principes in het geding, namelijk het internationaal volkenrecht, het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren en ook uitspraken van internationale Europese gerechtshoven. Het is een van die dossiers waarin mensen vaak juridisch gelijk halen, maar in de feiten wordt er gewoon over hen heen gelopen. Dat is de realiteit op het terrein voor de Sahrawi’s. Ze krijgen vaak gelijk, maar in de praktijk is dat moeilijk af te dwingen.
Minister-president, daarom ben ik heel blij met uw standpunt omdat het helemaal in lijn is met de rechtsorde. Ik wil u daarvoor uitdrukkelijk bedanken. Het is goed dat Vlaanderen de traditie heeft veel steun en sympathie te hebben voor het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren, en dat we dat ook in dit dossier, dat Marokko aanbelangt, handhaven.
Er zijn grote belangen mee gemoeid. Landen als Frankrijk en Spanje bekijken het meer door een commerciële bril. Zij zullen natuurlijk heel veel inspanningen doen om Europa in die zin mee te laten evolueren. Vooral in de Scandinavische landen en ook in Vlaanderen waait er een andere wind. Hopelijk houden we dat vol.
Het is inderdaad belangrijk om op het terrein juist af te bakenen wat 'people concerned' is, want er is een hele migratiestroom op gang gekomen in de richting van de Westelijke Sahara.
Daar wonen nu heel veel mensen die er traditioneel voor de Marokkaanse bezetting niet woonden. Dus dat wordt een moeilijke zaak op het terrein. Maar er zitten ook heel wat mensen in vluchtelingenkampen. Die worden ook erkend door de Verenigde Naties via het Polisaro Front. Het is belangrijk dat dat niet uit het oog wordt verloren, dat men enerzijds zoekt naar een redelijke oplossing, dat men kijkt naar wat er op het terrein haalbaar en realistisch is, dat men die internationale erkenning niet terzijde schuift.
Ik kijk dus met veel belangstelling uit naar hoe die consultatie in de praktijk zou kunnen gebeuren, en hoe men op het terrein zal kunnen afwegen of de voordelen voldoende bij de doelgroep, de people concerned, zullen terechtkomen.
Minister-president, nogmaals mijn waardering voor het duidelijke standpunt dat Vlaanderen in dit dossier inneemt.
Collega Kennes, ik ben tevreden met uw tussenkomst omdat u het ook opneemt voor het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren. Waarvan akte.
De vraag om uitleg is afgehandeld.