Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
– Jan Van Esbroeck treedt als voorzitter op.
Minister-president, helaas komt dit thema hier geregeld aan bod. In februari liep een schrijfactie, in samenwerking met Amnesty International, op de campussen van de VUB en het Universitair Ziekenhuis Brussel om steun te betuigen aan hun gastdocent Ahmadreza Djalali. Meer dan duizenden brieven zouden ondertussen al geschreven zijn.
Dokter Djalali heeft vandaag nog steeds geen volledige toegang tot medische hulp, hoewel zijn gezondheid er erg aan toe is. Nochtans zei u tijdens de plenaire vergadering van 7 februari dat de Iraanse ambassadeur u had verteld dat hij wel degelijk toegang zou hebben tot medische zorg. De ambassadeur zei ook dat er een tweede beroepsprocedure kan worden ingediend en dat de doodstraf nog niet in de nabije toekomst is gepland.
De ironie wil dat minister van Welzijn Vandeurzen op 28 februari zijn Iraanse collega dokter Hassan Hashemi ontving in Brussel. Ze spraken er onder meer over de voortreffelijke gezondheidszorg in Iran en de stijgende toegankelijkheid ervan. Erna bezocht hij campus Gasthuisberg van het Universitair Ziekenhuis Leuven. Intussen naturaliseerde Zweden dokter Djalali om eventuele uitvoering van zijn doodvonnis toch te verhinderen. Uit de pers bleek dat Iran daar niet erg gelukkig mee is.
Minister-president, krijgt dokter Djalali ondertussen de nodige medische hulp? Sprak collega-minister Vandeurzen over de situatie waarin dokter Djalali verkeert met zijn Iraanse collega toen hij in Brussel was? Is intussen een tweede beroepsprocedure aanhangig gemaakt bij het Hooggerechtshof? Welke gevolgen kan de naturalisatie door Zweden hebben voor de situatie van dokter Djalali? Welke initiatieven worden intussen genomen door u en uw collega’s op het federale en Europese niveau?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
De ontmoeting tussen minister Vandeurzen en de Iraanse minister van Volksgezondheid was een ontmoeting waar uitsluitend over gezondheidszorg in Vlaanderen en Iran werd gesproken. Over de gezondheidstoestand van de heer Djalali heb ik het vorige maand al gehad in de plenaire vergadering van 7 februari 2018. Ik heb toen meegedeeld dat de Iraanse ambassadeur zegt dat Djalali de nodige medische hulp krijgt. Bij elk contact ga ik daar ook op in en benadruk ik de elementaire vereiste om te zorgen voor de nodige medische hulp aan professor Djalali.
In een telefoongesprek met zijn advocaat van begin maart, waar de VRT bij was en dat ook werd uitgezonden, heeft Djalali zelf gezegd dat zijn gezondheid sterk achteruitgaat, maar dat men weigert om hem naar het ziekenhuis te brengen.
De ambassadeur heeft mij gezegd dat het mogelijk zou zijn een tweede procedure tot heroverweging te starten, maar ik heb daar op dit ogenblik geen enkele bevestiging van. Ik weet niet of het is gebeurd, of die procedure loopt of niet. Ik heb geen verdere informatie gekregen.
Twee weken geleden had ik nog een gesprek met de Zweedse ambassadrice. Uiteraard hebben we over meerdere onderwerpen gepraat. Ook de EU-onderwerpen stonden op de agenda, maar we hadden het ook over Djalali. De ambassadrice heeft me verzekerd dat Zweden de zaak zeer sterk behartigt. Op de naturalisatie door Zweden heeft Iran gereageerd. Iran zegt dat het de dubbele nationaliteit van Djalali niet zal erkennen. Toch denk ik dat de naturalisatie wel een impact kan hebben. Djalali is nu niet enkel een onderdaan van Iran, maar meteen ook een EU-burger. Dit geeft de EU en haar lidstaten een grotere hefboom voor een diplomatieke druk op Iran.
Ik kan u verzekeren dat er op alle niveaus wordt gewerkt om ervoor te zorgen dat Iran de doodstraf niet uitvoert. Ik heb nogmaals de Iraanse ambassadeur ontmoet op 22 februari 2018.
De ambassadeur heeft toen gezegd dat hij hoorde over de mogelijkheid van een herziening, maar dat hij daarover verder geen nieuws had. Vandaag nog heeft mijn kabinet contact genomen met de ambassadeur, die nogmaals bevestigd heeft dat hij geen verder nieuws heeft, en als hij dat heeft, dat hij snel met mij gaat terugkoppelen. Hij zou wel over het gesprek dat we toen hebben gevoerd, opnieuw terugkoppelen met Teheran, maar ik neem aan dat dat altijd gebeurt.
Ik ga ervan uit dat ook het federale niveau alle inspanningen blijft verderzetten. Ik ben uiteraard niet op de hoogte van de concrete stappen die het federale niveau daaromtrent onderneemt.
Het Europese niveau zet onverdroten de inspanningen verder. Ik heb begin maart een brief ontvangen van mevrouw Mogherini, waarin ze nog eens bevestigde dat de EU de zaak heeft aangekaart bij de Iraanse autoriteiten, bij diverse gelegenheden en op verschillende niveaus. Bovendien hebben meerdere lidstaten met een ambassade in Iran demarches uitgevoerd bij de Iraanse autoriteiten. Zweden is op dat vlak zeer actief.
Mevrouw Soens heeft het woord.
U verwijst zelf naar het gesprek van de advocaat met de VRT, waarin dokter Djalali zegt dat hij minstens 23 kilogram is vermagerd en dat hij vreest heel ernstig ziek te zijn, dat hij helaas nog altijd geen ziekenhuis heeft gezien en dat hij vermoedt dat ze hem liever zien sterven in de gevangenis dan de doodstraf op hem uit te voeren. Het is natuurlijk wel straf dat de Iraanse ambassadeur u begin februari – en we zijn ondertussen eind maart – wel heeft verteld dat hij wel degelijk medische hulp zou hebben, want dat zou blijkbaar niet het geval zijn.
Over het gesprek van minister Vandeurzen met de Iraanse collega vind ik het een beetje een gemiste kans om het niet over de gezondheidstoestand en de situatie van dokter Djalali te hebben, want in de resolutie die we in het Vlaams Parlement unaniem hebben goedgekeurd, vragen we aan de Vlaamse Regering om in al onze contacten, ook de economische overheidscontacten, en bijvoorbeeld ook in de contacten met de Iraanse ministers, het respect voor de mensenrechten op de agenda te zetten en te bepleiten dat de doodstraf in het algemeen zou worden afgeschaft. Ik vind het wel jammer dat die kans niet werd gegrepen door minister Vandeurzen en door de Vlaamse Regering om het er met de Iraanse collega toch over te hebben en nogmaals te gaan bepleiten dat dokter Djalali vrijkomt en dat die doodstraf teniet wordt gedaan.
Tot slot vind ik het raar dat we een beetje in het ongewisse blijven over of er al dan niet een beroepsprocedure wordt ingesteld. Ik hoop dat dat wel degelijk het geval is en dat dat een positieve uitkomst heeft. Ik vind het een beetje vreemd dat, hoewel er veel contacten zijn met de Iraanse ambassadeur, we niet goed meer op de hoogte zijn van wat er aan het gebeuren is. Ik zou u willen vragen om er alles aan te blijven doen, in alle contacten, de situatie van dokter Djalali op de agenda te blijven zetten en erover te waken dat hij toegang heeft tot medische hulp en dat die beroepsprocedure in orde komt en hij uiteindelijk ook vrijkomt.
De heer Hendrickx heeft het woord.
Ik sluit me graag aan bij de vraag van mevrouw Soens. Ondanks tal van steunbetuigingen en diverse acties vanuit academische en andere hoek de laatste weken, dreigt dit dossier toch een beetje te verzanden, te verstillen. Ik weet welke inspanningen u zich al hebt getroost. U verwijst onder meer naar het Europese niveau, maar, eerlijk is eerlijk: u bent een beetje vaag over het federale niveau. Dat verontrust mij een beetje. Is op dat niveau ook geen inspanning meer geleverd op dat vlak door minister Reynders? Of heeft hij u daarover niet ingelicht? Ik vind het een beetje vreemd dat het vanuit die hoek nogal stil blijft. Kunt u daar meer uitleg over geven?
De heer Kennes heeft het woord.
Dit dossier is inderdaad al vaak besproken. In die zin is het feit dat er veel buitenlandse druk wordt uitgeoefend, een van de redenen waarom de doodstraf waartoe dokter Djalali is veroordeeld, nog niet is uitgevoerd. Ik kan alleen maar hopen dat dat mede het gevolg is van de aanhoudende internationale druk. Ik heb niet de indruk dat het aan het stilvallen is, zoals sommige collega’s menen. Heel recent hebben bijvoorbeeld ook de katholieke bisschoppen van België zich nog aangesloten bij degenen die in dit stadium van de procedure om gratie hebben gevraagd. Ik denk dat er in heel wat landen ook actiegroepen zijn, Amnesty International en andere, die dit warm houden, en het moet zeker warm worden gehouden. Ik sluit me aan bij alle collega’s die vragen om dit blijvend op de agenda te zetten. We hebben inderdaad gevraagd om dat in alle contacten te doen. De Vlaamse Regering moet er werk van maken om elke kans te grijpen.
Minister Vandeurzen heeft ongetwijfeld met de beste wil die ontmoetingen gehad. Ik zal die resolutie nog eens onder de aandacht brengen, want het is niet evident: het zijn voorbereidingen die gebeuren vanuit het eigen departement. De resolutie wordt natuurlijk meegedeeld door de regering, maar men kan het de ministers niet kwalijk nemen dat ze niet elk tot in detail elk van de resoluties opvolgt. Dat is zeker te goeder trouw gebeurd, zoals ik mijn collega ken. Ik zal nog eens de aandacht van de ministers vestigen op die resolutie, omdat ze gaat over Djalali, die een sterke band heeft met Vlaanderen. In dit geval is het belangrijk dat we daarop inzetten.
In verband met het federale niveau heb ik het nu niet helder voor ogen, maar ik heb er al diverse keren op geantwoord dat ook het federale niveau de nodige initiatieven neemt. Ik heb alleen gezegd dat ik nu geen zicht heb op wat er de laatste weken gebeurd is, maar het is zeer zeker zo dat er internationaal, Europees, door allerlei personen, instanties, de academische wereld, nu ook door de katholieke kerk en ook door veel anderen, internationaal druk wordt uitgeoefend. Ik heb ook het gevoel dat dit er in elk geval tot nu toe al – dat is een minimaal effect – toe geleid heeft dat de doodstraf niet uitgevoerd is, ook al is die toestand natuurlijk verschrikkelijk als je een doodstraf boven het hoofd hangt en je in het ongewisse bent over het verder verloop van de procedure.
Ook voor mij is het vervelend, mevrouw Soens. Ik had ook liever gehad dat ik kon zeggen dat ik op de hoogte gebracht was van het feit dat er een herziening komt, maar het enige wat ik kan zeggen, is wat de ambassadeur me heeft gezegd: “Zodra ik nieuws heb, ga ik u op de hoogte brengen.” Dat is de enige positieve boodschap die ik heb op dit ogenblik. Ik blijf het wel op de voet opvolgen. Ik heb u geïnformeerd over mijn laatste onderhoud met de ambassadeur. Ik heb ook met het oog op deze vraag nog eens contact laten nemen om te weten of er al antwoord was. Ik kan natuurlijk niet elke week de ambassadeur convoceren om hem te vragen of er al nieuws is, maar ik blijf het op de voet volgen. De ambassadeur weet dat ook. Hij brieft ook elke keer Teheran over al onze ontmoetingen, over mijn aandringen en over mijn vragen. Hij zegt me dat hij me onmiddellijk op de hoogte zal brengen als er een nieuwe evolutie is. Ik blijf het zelf ook persoonlijk zeer sterk opvolgen, niet alleen wachtend tot er een antwoord komt van de ambassadeur van Teheran.
Ik ben blij dat u het actief blijft opvolgen en dat we dat met deze commissie ook proberen te doen, en dat heel veel mensen dat proberen te doen. Ik weet dat het niet evident is voor bijvoorbeeld minister Vandeurzen om het over de specifieke situatie van dokter Djalali te hebben, maar het is toch goed dat we de druk zo hoog mogelijk proberen te houden en dat we dat in al onze contacten ook meenemen. Ik ben blij dat u zegt dat u uw collega’s er nog eens aan zult herinneren.
Het lijkt me wel een beetje vreemd dat het Departement Buitenlandse Zaken niet op de hoogte zou geweest zijn van de ontmoeting met de Iraanse minister en dat vanuit het departement de situatie van dokter Djalali niet meegenomen is in de voorbereiding.
Tot slot kan het inderdaad wel zijn dat door de grote internationale druk de doodstraf momenteel niet wordt uitgevoerd, maar zoals dokter Djalali zelf aangeeft, vermoedt hij dat ze hem liever zien sterven in de gevangenis dan de doodstraf te moeten uitvoeren, om redenen van die grote internationale druk. Het resultaat is helaas wel hetzelfde. Ik zou toch willen oproepen dat hij zo snel mogelijk toegang krijgt tot medische hulp zodat we niet plots het nieuws krijgen dat hij in de gevangenis overleden is omdat hij geen medische hulp heeft gekregen.
Ik wou nog verduidelijken dat ik niet heb gezegd dat Buitenlandse Zaken niet op de hoogte was. Alleen ga ik ervan uit dat de voorbereiding vaktechnisch gebeurd is door het departement Volksgezondheid. Ik heb absoluut niet gezegd dat Buitenlandse Zaken niet op de hoogte was.
De vraag om uitleg is afgehandeld.