Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Begin dit jaar heeft men het kaderdecreet betreffende de eindtermen gewijzigd. In dat decreet staat geschreven dat de ontwikkelingsdoelen en de eindtermen worden geformuleerd in functie van zestien sleutelcompetenties. Voor de ontwikkeling van de eindtermen en de ontwikkelingsdoelen stelt het decreet dat de regering een of meerdere ontwikkelcommissies samenstelt, die ten minste bestaan uit leerkrachten uit het basis- en secundair onderwijs, vertegenwoordigers van het Gemeenschapsonderwijs en van de verenigingen van schoolbesturen van het gesubsidieerd onderwijs en vak- en andere experten uit het hoger onderwijs. De ontwikkelcommissie formuleert een beperkt aantal sober geformuleerde, duidelijke, competentiegerichte en evalueerbare eindtermen en ontwikkelingsdoelen waar de aspecten kennis, vaardigheden, inzichten en, indien van toepassing, attitudes aan bod komen. Ze geeft ook het belang en de uitgangspunten ervan aan.
Minister, u zei eerder dat u voor het zomerreces de procedure wilt starten voor goedkeuring van de einddoelen van de eerste graad A- en B-stroom in het Vlaams Parlement. Dat betekent dat de ontwikkelcommissies en de valideringscommissies in de periode voor het zomerreces hun werkzaamheden moeten uitvoeren.
Wat is de stand van zaken? Hoe verloopt de werking van de ontwikkelcommissies? Wat zijn de belangrijkste pijnpunten? Is de vooropgestelde timing nog haalbaar?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Meuleman, ik verwijs in eerste instantie naar een vraag om uitleg die een paar weken geleden gesteld is door collega Daniëls. Ik heb toen al een aantal zaken toegelicht.
Onmiddellijk na de plenaire goedkeuring van het kaderdecreet zijn de ontwikkelcommissies voor de nieuwe eindtermen, conform het decreet, samengesteld en aan het werk gegaan. In concreto is er gestart met de inhoudelijke voorbereidingen vanuit de administratie. Mijn administratie heeft heel veel voorbereidend werk gedaan, zoals: de huidige eindtermen screenen en kijken of er inhoudelijke overlappingen zijn tussen eindtermen. Die zijn immers niet allemaal op hetzelfde moment tot stand gekomen. Er is ook in taal en stijl een heel groot verschil. Dat heeft mijn administratie dus allemaal gedaan.
Die voorbereidingen en de feedback zijn vervolgens besproken in de ontwikkelcommissies, om te kijken of dat voorbereidend werk goed gebeurd is. Er wordt altijd gestreefd naar consensus bij de afbakening en de formulering van de eindtermen. Die commissies doen nu allemaal hun werk. Zij zijn heel hard aan het doorwerken. Men meldt mij dat de werkzaamheden in een constructieve sfeer verlopen, maar men zit uiteraard binnen een strak tijdskader, en we willen ook dat die eindtermen goed ontwikkeld worden. Ik hoor ook dat de inbreng van de individuele leraren die in de ontwikkelcommissies zitten, zeer positief en zeer goed is. Elk lid van de ontwikkelcommissies is zich ook bewust van de verantwoordelijkheid die men heeft voor de toekomst en de kwaliteit van ons onderwijs. Uiteraard moet op veel vlakken niet meer het warm water uitgevonden worden, maar voor een aantal dingen wel, bijvoorbeeld als het gaat over de eindtermen burgerschap. Daar heb je her en der wel wat materiaal, maar moet er ook veel nieuw gemaakt worden.
Het is inderdaad de bedoeling, mevrouw Meuleman, om voor het zomerreces de procedure voor goedkeuring te starten. Er is uiteraard een verschil tussen de procedure starten en alles goedgekeurd krijgen. Als de eindtermen ontwikkeld zijn, moeten we nog naar de valideringscommissie. Die is nu samengesteld en heeft haar werkzaamheden ook al gekaderd. Het is mogelijk dat de valideringscommissie zegt dat een aantal eindtermen moeten worden bijgestuurd. Daar heb ik weinig impact op. Dat hangt af van het werk van de valideringscommissies. U zult daar uiteraard ook nog uw licht op mogen laten schijnen, omdat de nieuwe eindtermen uiteindelijk in een decreet opgenomen worden, dat de normale decretale weg moet afleggen. Dat betekent: goedkeuring Vlaamse Regering, advies van de Vlaamse Onderwijsraad, Raad van State, parlement. Die procedure moet nog doorlopen worden, maar op dit ogenblik werken de mensen volgens het schema, zoals het ook voorbereid is.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, mijn vraag komt er ook een beetje omdat ik een aantal bezorgdheden gesignaleerd kreeg uit de verschillende ontwikkelcommissies. Ik denk inderdaad dat iedereen zich bewust is van de verantwoordelijkheid en in een heel constructieve sfeer verder wil werken, maar toch ook wel worstelt met een aantal zaken die ook al vooropgesteld zijn in het decreet en die niet altijd even gemakkelijk te realiseren zijn.
Er is de ontwikkelcommissie die zich bezighoudt met communicatie en taal, bijvoorbeeld Nederlands en de vreemde talen. Er wordt heel sterk de nadruk gelegd op het telkens weer afbakenen van kennis. Het competentiegerichte van taal is net een van de dingen die zowel door leerlingen en de scholierenkoepel als maatschappelijk wordt aangegeven als: als er iets is waar we wel competentiegericht moeten gaan werken, dan is het wel taal. We willen talen kunnen gebruiken. Het maakt het ook interessant om een taal te leren, als je inderdaad heel competentiegericht met die taal bezig bent. Leerlingen haken vaak af op vreemde talen als het zich beperkt tot het leren van de grammatica en te veel op kennis gefocust is. Dat blijkt een van de knelpunten te zijn.
Als het over de 1B-richting gaat, de B-stroom, hoor ik dat de lat op het vlak van kennis daar zeer hoog ligt, en misschien moeilijk te bereiken is. Er zijn mij zo een aantal voorbeelden gesignaleerd, waarbij je je afvraagt of je in een eerste graad en in de B-stroom kennis op die manier moet gaan aanbrengen. Of zijn er vaardigheden – zeker voor die leerlingen, maar ook voor alle leerlingen – die belangrijker zijn, als we willen dat ze mee kunnen in ons onderwijs?
Is u dat ook ter ore gekomen, minister? Is dat een knelpunt waar u zich bewust van bent? En is er een manier om dat op te lossen? Ik denk dat dat een belangrijk gegeven is.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dit is toch niet onbelangrijk in het decreet. Collega Meuleman, ik vrees dat u een aantal zaken door elkaar haalt.
‘Competentiegericht’ is momenteel een even grote container aan het worden in onderwijs als ‘het moet kwaliteitsvol zijn’ – alsof competentiegericht haaks zou staan op kennis. Ik wens u veel succes om competentiegericht een conversatie in het Frans te doen, zonder dat u de kennis hebt van de grammatica en de werkwoordsvormen. Ik wens u veel succes om een Nederlandse tekst te begrijpen, zonder dat u de syntaxis – want daarover gaat het – van die tekst beheerst. Waarom hebben we tegenwoordig de vaststelling dat latinisten er toch in slagen, en mensen die dat niet hebben gedaan, niet? (Opmerkingen van Elisabeth Meuleman)
Dat is een straffe uitspraak, maar het is wel een belangrijke. Het analyseren van een tekst, begrijpen wat er staat. Ik ga mij nader verklaren. Op zoek gaan naar gidswoorden: daarom, nochtans, niettemin, gedachtestreepjes, puntkomma, nevenschikkingen, onderschikkingen. Dat zijn belangrijke zaken om een tekst te lezen. Ik raad u aan, collega Meuleman, om het contract van uw gsm-abonnement te lezen, en u zult begrijpen waarom nevenschikkingen, onderschikkingen, ‘ondanks’, ‘desalniettemin’, ‘noch, noch’, zeer belangrijke woorden zijn. Ik ben blij dat kennis telkens expliciet aan bod moet komen in de eindtermen. Dat staat ook in het decreet, en ik denk dat de mensen het decreet ook moeten uitvoeren.
Iets waar ik mij wel zorgen over maak, zijn clusters die gemaakt worden. Want het vak Nederlands is natuurlijk iets anders dan het vak Frans. Geschiedenis is iets anders dan het vak aardrijkskunde. Dat zijn andersoortige inhouden, maar ook andersoortige aanpakken. Daar maak ik me wel wat zorgen over, dat sommige mensen in die ontwikkelcommissies zich soms een vreemde eend in de bijt voelen, omdat men letterlijk een ander woordgebruik hanteert. Minister, hoe kunnen we ervoor zorgen dat we niet naar een amalgaam gaan, dat het allemaal door elkaar loopt? Want dat zou niet goed zijn voor de vakken die uiteraard bewaard blijven, voor de vakbekwaamheden en de bekwaamheidsbewijzen die uiteraard ook aan vakken hangen, en voor de structuur die we hebben in ons onderwijs.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik wil nog even ingaan op wat collega Daniëls zei over die clusters, omdat ik daar zelf ook heel veel ongerustheden over hoor. Onlangs heb ik vernomen dat men binnen de commissies eindtermen neemt voor bijvoorbeeld muzische opvoeding en plastische opvoeding. Men maakt daar aparte eindtermen voor, maar men maakt dan ook eindtermen voor het clustervak muzische opvoeding-plastische opvoeding. Men wil die twee zaken dus clusteren, terwijl dat toch heel verschillende dingen zijn, en men gaat dan ook nog eens eindtermen maken voor die clustervakken.
De bezorgdheid daar is hoe men dat dan uiteindelijk allemaal in de matrix gaat stoppen. Je hebt daar oplopende richtingen, eerste graad, tweede graad, derde graad. Hoe gaat men de kinderen allemaal voorbereiden, als bepaalde richtingen de vakken zullen clusteren en andere niet? Men krijgt dus andere eindtermen of meer uitgebreide eindtermen. En men gaat in de tweede graad dan toch weer allerlei richtingen kunnen uitgaan. Er is dus wel een heel grote bezorgdheid over het gegeven dat dit allemaal op die manier wordt georganiseerd.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik wil een aantal bezorgdheden meegeven van onze kant. We hopen dat ook het veld voldoende wordt betrokken bij de ontwikkeling van de nieuwe eindtermen. We hebben wel afgesproken dat de academische wereld wordt betrokken, dat de inrichtende machten betrokken zijn. Maar finaal zullen het toch de leerkrachten in de scholen zijn die de eindtermen aan de jongeren, aan de man en de vrouw moeten brengen. We vrezen – dat is de feedback die we tot nu toe krijgen – dat het veld onvoldoende betrokken zal zijn. Minister, kunt u ons geruststellen op dat vlak?
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, ieder zijn rol en zijn deel op het gepaste moment. Ik denk dat we op dit moment vooral vertrouwen moeten geven aan de ontwikkelcommissies.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, uw zin zou mijn zin geweest zijn. Ik heb gehoord wat de ongerustheden zijn. Ik weet aan welk tempo men op dit ogenblik vergadert. Uiteraard zitten we ook vaak samen met de administratie als ze wat zorgen hebben. Maar ik voel vooral dat men binnen de diverse ontwikkelcommissies met veel ernst aan het werk is. Er zijn soms discussies, dat is waar. Maar het is ook goed dat er discussies zijn.
Mevrouw Meuleman, het is juist dat het soms niet zo evident is om kennis af te bakenen. Maar ik meng me op dit moment als minister niet. Ik ben de hoeder van wat er in het decreet werd afgesproken en goedgekeurd. Rond clustering staan er in het decreet een aantal zaken die wel kunnen en een aantal zaken die niet kunnen. Ik heb er vertrouwen in. Er is ook heel wat werk geweest om die valideringscommissie samen te stellen en om de rol daarvan te bekijken: wat moet die valideringscommissie specifiek doen? Voor mij is het echt cruciaal dat we nu de commissies aan het werk laten en hen de ruimte geven om oplossingen te zoeken voor de zorgen en problemen die zij hebben.
Mevrouw Gennez, u vraagt naar de betrokkenheid van het veld. Eén, men heeft mensen kunnen afvaardigen. Ook de lerarenverenigingen hebben mensen kunnen afvaardigen. Ik begrijp dat zij zeer fel terugkoppelen naar de lerarenvereniging zelf. Want wanneer wij ons afvragen of we niet nog eens met anderen zouden terugkoppelen, voelen we dat er al heel veel aan de verenigingen wordt gemeld en dat men daarmee aan de slag is.
Ik heb er ook geen probleem mee dat, vooraleer alles naar het parlement komt, onze administratie ook eens komt uitleggen welke methodiek ze hanteren, hoe dat gaat, hoe men eigenlijk tot een logische opbouw is gekomen doorheen alle vakken en sleutelcompetenties heen, want eindtermen worden gemaakt per sleutelcompetentie en worden dan nadien aan vakken gehangen. Dat lijkt me nuttig. Ik heb er dus geen probleem om dat te doen, maar nu is het veel te vroeg. Men is nog volop aan het werk. Voor mij is het van belang dat men eerst de commissies laat werken, dat men de valideringscommissie haar werk laat doen. En als jullie dat vragen, lijkt het mij heel goed dat onze administratie wat toelichting komt geven. Dat kan hier, maar ook op een andere plaats, informeel. Zo kunnen ze tonen hoe er gewerkt wordt, zodat jullie goed weten wat de filosofie erachter is. Maar nu wil ik toch vooral vragen dat er wat vertrouwen wordt gegeven aan hen die aan het werk zijn.
Weet ook dat de verslagen van deze commissie altijd zeer nauwgezet worden gelezen door iedereen. Al uw opmerkingen worden dus ook meegenomen. Iedereen beseft ook zeer goed dat men binnen een decretaal kader moet werken en dat het aftoetsen nadien ook daarop zal gebeuren.
Het is inderdaad de bedoeling om een signaal te geven en om de bezorgdheid die er vandaag is, mee te geven. Ik weet dat het nog naar het parlement komt. Maar dat is in een later stadium. Het is belangrijk om nu al een aantal zaken te signaleren en mee te geven in het debat.
Want we kennen het allemaal en vaak is het met de beste bedoelingen – wellicht is het een beetje het stockholmsyndroom: als je op een heel intensieve manier vergadert om de dingen klaar te krijgen tegen een strakke deadline, dan zit je in een bepaalde logica die vertrokken kan zijn. Daarbij moeten we echt voor ogen houden dat het de mensen op het veld zullen zijn die alles zullen moeten uitvoeren. We hebben gezegd dat er een basisgeletterdheid moet komen voor alle leerlingen. We zullen ervoor moeten zorgen dat dat realistisch blijft en dat er genoeg terugkoppeling is naar en betrokkenheid met het veld, ook vanuit die ontwikkelcommissies. Dat signaal wilde ik vandaag graag meegeven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.