Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Wynants heeft het woord.
Minister, de Olympische Winterspelen in Pyeongchang zijn afgelopen, maar we hebben er dan toch een medaille behaald, dankzij Bart Swings.
Hij krijgt als topsporter natuurlijk ondersteuning vanuit Sport Vlaanderen. Dat is logisch. Er zijn echter geen trainingsfaciliteiten voor hem. We hebben geen 400 meterbaan om op te trainen.
Met het nieuwe decreet vragen we ondersteuning van de bovenlokale sportinfrastructuur en de topsportinfrastructuur. We willen die sportinfrastructuur renoveren en een oplossing bieden voor de problemen. Bij de beoordeling van dit systeem wordt voor 25 procent van de score gekeken naar de mate waarin de sportinfrastructuur tegemoetkomt aan de reële behoefte aan bovenlokale sportinfrastructuur. Het gaat dus om de mate waarin er, rekening houdend met onder meer participatiecijfers en mogelijke trends of evoluties in sportparticipatie, behoefte is aan deze sportinfrastructuur.
Participatie volgt uiteraard ook deels de infrastructuur. We moeten daarnaast ook vanuit Vlaanderen enkele hiaten inzake sportinfrastructuur opvullen en onze eigen prioriteiten durven leggen.
Uit een onderzoek van de KU Leuven uit 2016 blijkt dat er nood is aan bijkomende bovenlokale sportinfrastructuur voor ijsschaatsen. Indien het hebben van goede schaatsbanen in Vlaanderen een hiaat blijkt te zijn, moeten we het dan niet promoten dat daarvoor projecten worden ingediend en moeten we niet durven zeggen dat Vlaanderen voor sportinfrastructuur op die thema’s de prioriteit legt? Dat is een algemene vraag.
Na de eerste ronde eind 2017 besloot u wel reeds om het IJssportcentrum in Turnhout te ondersteunen, ideaal voor kunstschaatsen, ijshockey, shorttrack en curling. Eind maart is de volgende deadline voor de indiening van het totaalproject.
In hoeverre zijn er reeds aanvragen voor de uitbouw van een 400 meterbaan voor de schaatssport? Op welke manier wordt er concreet bepaald in hoeverre we behoefte hebben aan bepaalde sportinfrastructuur? Dan weten we dat er die kansen zijn, of niet. Wilt u nadenken over de uitwerking van een landschapstekening om te kunnen zien waar de hiaten inzake infrastructuur in Vlaanderen of voor een specifieke regio zich bevinden? Wilt u in de toekomst prioriteiten leggen bij de projectoproepen inzake sportinfrastructuur die het sportlandschap sowieso ten goede zouden moeten komen?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Wynants, ik kan u eerst en vooral al zeggen dat er vandaag nog geen enkele subsidieaanvraag voor de bouw van een 400 meterschaatsbaan is ingediend. Wij hebben er dus nog nooit een ontvangen, bij geen enkele oproep tot nu toe. Dat is een eerste, toch wel belangrijk punt.
Ten tweede, ik denk dat u weet dat we verschillende soorten sportinfrastructuur hebben. Je hebt het puur gemeentelijke, daar moet de gemeente voor instaan. Je hebt het bovenlokale, daar hebben we dan het decreet voor. Je hebt topsportinfrastructuur en de centra van Sport Vlaanderen. Ik zal voor die drie punten ingaan op uw vragen.
Eerst heb je de bovenlokale sportinfrastructuur. Ik denk dat u weet – dat is ook zo decretaal met jullie besproken – dat we daar eigenlijk geen focus op leggen. Waarom? We willen daar vooral vraaggestuurd zijn en ondersteunen wat er bovenlokaal door samenwerking tussen gemeenten, van gemeenten met federaties en van gemeenten met sportclubs naar boven komt en waar ze zelf centen in willen steken. Wij geven daar 30 procent bijkomende subsidie, maar eigenlijk willen we er op die manier voor zorgen dat er een echte initiatiefnemer is die zelf de nood bepaalt. Want als er geen nood is, dan zal er geen gemeentebestuur zijn die er mee centen in wil steken, maar zullen er ook geen clubs zijn die er geld in willen steken. De markt bepaalt dus op die manier mee de nood. Ze moeten toch ook nog altijd zelf twee derde van de centen vinden.
Ook voor de bovenlokale sportinfrastructuur is er uiteraard een beoordelingscommissie. We zorgen ervoor dat daarin expertise zit om de verschillende onderdelen van een aanvraag te kunnen bekijken en om er zeker voor te zorgen dat de projecten kwaliteitsvol kunnen zijn en zo ook een bijdrage kunnen leveren aan het Vlaams sportlandschap. De score voor het element ‘behoefte’ wordt gegeven op basis van de behoeftestudie waar u ook al naar verwees. Daarbovenop nemen we de informatie mee die in de subsidieaanvraag zelf naar voren is gebracht. Dus, een project moet eerst worden ingediend. Dan wordt het beoordeeld op basis van de criteria die in de studie naar voren zijn gekomen. Als vanuit de studie en vanuit de informatie van de subsidieaanvraag de behoefte groot blijkt te zijn, dan is de kans dat dat project wordt geselecteerd om subsidie te krijgen, veel groter. Om die reden moeten we bij bovenlokale sportinfrastructuur zelf geen focus leggen op welbepaalde sportinfrastructuur. De geselecteerde dossiers geven immers sowieso invulling aan een behoefte die op het terrein wordt gevoeld, en die dan nog wordt getoetst aan een breder kader. Dat wat de bovenlokale infrastructuur betreft.
Dan kom ik bij de topsportinfrastructuur. Je zou kunnen zeggen dat zo'n 400 meterschaatsbaan topsportinfrastructuur is. Het decreet werkt ook daar vraaggestuurd. Maar er wordt ook gekeken naar het Topsportactieplan IV en dus naar de ontwikkeling, prestatiemogelijkheden en programma's van de topsportfederaties waarvoor die infrastructuur bedoeld is. Ik geef een fictief voorbeeld. Als we twee goede sporters hebben in een bepaalde discipline, dan moeten we niet meteen zorgen voor die topsportinfrastructuur. Dat is altijd een afweging.
Ik wil er toch ook op wijzen dat we tijdens deze legislatuur steeds heel duidelijk hebben gekozen voor het campusmodel. Dat wil zeggen dat we de combinatie willen maken van topsportinfrastructuur met als het enigszins kan de topsportscholen maar ook met universiteiten of wetenschappelijke onderzoekscentra, zodat je de totaliteit hebt. En dat is wel belangrijk. Ik heb deze week in Gent nog de nieuwe topsportgymnastiekhal geopend. Daar zijn finesses ingebracht zoals camera's die de oefeningen van de gymnasten filmen. Een halve minuut erna kunnen ze die beelden al bekijken. Nina Derwael zei me dat haar coach vroeger zei dat haar benen niet helemaal tegen elkaar waren waarover ze dan discussieerde. Nu moet ze niet discussiëren want ze kan het zien en ze kan ook meteen zien hoe het komt. Die finesse daar inbrengen, de wetenschappelijke finesses die een universiteit hier en daar ook kan bijbrengen: dat willen we doen. En dan kun je alleen werken met campusmodellen. Dan kunnen we geen topsportschaatsbaan hier hebben en iets anders ginder, je moet die expertise bij elkaar brengen. Als u mij dus vraagt of er plaats is voor een 400 meterschaatsbaan, zou dat in een van onze drie campusmodellen moeten zijn en moet dat ook vraaggestuurd zijn. Tijdens de vorige legislatuur hebben we 10 miljoen aan topsportinfrastructuur ingezet voor een olympiade – nu is dat zelfs decretaal bepaald. We hebben uiteindelijk 25 miljoen kunnen realiseren omdat de stad Antwerpen meedeed, de KU Leuven en de federaties. Ook daar moet het dus vraaggestuurd gebeuren.
Een laatste manier van investeren is via de eigen centra van Sport Vlaanderen. U weet dat ik heb gevraagd om een evaluatie en een visieoefening te maken. Die visieoefening is gebeurd. U weet – dat is hier ook besproken – dat we willen dat dit in de toekomst 'centers of excellence' zijn. Als we een centrum van Sport Vlaanderen willen houden, dan moet dat top zijn op een of ander gebied. De evaluatie loopt waarbij wordt gekeken wat we waar kunnen realiseren, waar er vraag naar is en wat verantwoord is voor Sport Vlaanderen om te organiseren. Ook daar kunnen er potentiële cofinanciers zijn.
Dit is de stand van zaken. Ik herhaal nogmaals dat er vandaag geen enkele 400 meterschaatsbaan is, maar op deze manier hebt u een zicht op welke mogelijkheden er in Vlaanderen zijn om eventueel subsidies te geven. Het belangrijkste is dat het initiatief moet komen van een betrokkene.
De heer Wynants heeft het woord.
Wat u zegt, klopt. We hebben er maar twee, als we Seppe Smits er nog bij tellen.
Maar alles gaat en staat wel met aandacht. Misschien moeten we daar andere mensen voor inschakelen. U weet ook: twee jaar geleden zijn we begonnen met de bobsleevrouwen. Ze hebben dat met zijn zessen kunnen regelen en hebben ook de nodige aandacht gekregen. De heer Meremans heeft minister Gatz vorige week de vraag al gesteld over de aandacht elke avond voor de zanger Sioen tijdens de winterspelen, terwijl de sporters niets krijgen. Ik bedoel maar: aandacht geeft mensen ook inzicht. Misschien moet er meer aandacht worden besteed aan de sporters die meedoen aan de Olympische Spelen. Zo zullen we meer kandidaten krijgen die eventueel een medaille kunnen halen – maar dat is voor de andere minister. Alleszins bedankt voor uw aandacht.
De heer Annouri heeft het woord.
Collega Wynants, bedankt voor deze zeer interessante vraag. Er moeten twee dingen van elkaar worden gescheiden. Er is inderdaad aandacht nodig om meer mensen te betrekken en meer mensen warm te maken voor een sport en ook als erkenning voor onze toppers.
Minister, wat betreft infrastructuur kan ik u volgen. Als we twee toppers hebben, kunnen we moeilijk op basis daarvan de infrastructuur afstemmen. Het idee van de campussen vind ik ook heel goed. Maar ik heb een informatieve vraag. Als je twee, drie, vier toppers hebt, wat weerhoudt ons er dan van om samenwerkingsverbanden aan te gaan met de ons omringende landen, bijvoorbeeld Nederland, zodat we onze toppers echt goed kunnen ondersteunen, zodat ze op een heel ondersteunende manier kunnen gebruikmaken van de faciliteiten daar, zonder dat zij zelf die meerkosten moeten betalen? Doen we dat al? Zo ja, met welke landen? Is dat iets dat we meer kunnen uitbreiden om ervoor te zorgen dat zij de best mogelijke voorbereiding kunnen hebben als zij doorstromen naar de Olympische Spelen?
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, ook ik dank de heer Wynants voor zijn vraag om uitleg, omdat ze mij de mogelijkheid geeft om toch nog een aantal zaken aan te kaarten. De heer Wynants haalt terecht aan dat er in België op dit moment geen enkel complex is met een volwaardige schaatsbaan van 400 meter die geschikt is voor het olympische snelschaatsen, met uitzondering dan van het shorttrack.
Maar zoals de website van Sport Vlaanderen terecht aangeeft, heeft België of Vlaanderen wel olympische schaatsbanen in Hasselt en Liedekerke, waar olympische disciplines kunnen worden uitgeoefend, zoals kunstschaatsen, ijshockey en het reeds vermelde shorttrack.
In Limburg zelf hadden wij een zevental jaar geleden met Ira Vannut een absoluut toptalent in het kunstschaatsen. Zij wist als allereerste Belgische ooit een medaille te behalen op een internationaal en zeer prestigieus jeugdtoernooi. Wat mij altijd is bijgebleven, is dat zij amper ijstijd had om op die schaatsbaan in Hasselt te kunnen gaan trainen. Ze moest heel vaak voor dag en dauw opstaan om toch nog voor aanvang van de lessen te kunnen gaan trainen, soms maar voor een uurtje. Heel vaak betekende dat zelfs om 5 uur 's morgens opstaan om toch te kunnen gaan trainen. Voor iemand die naar school gaat, is dat toch niet altijd even ideaal. Topsport en studeren moeten we in de toekomst dus misschien toch nog eens opnieuw op de agenda plaatsen.
Een voor de hand liggende vraag die bij mij opkwam – en ik denk dat u ze voor een stuk wel hebt ingevuld, minister –, is: waar liggen de prioriteiten in uw beleid wat betreft het Vlaamse sportlandschap op het vlak van infrastructuur? Liggen die bij het invullen van die hiaten inzake sportinfrastructuur zoals collega Wynants dat aangeeft? Maar ik denk dat u dat, min of meer suggestief, hebt beantwoord. Of liggen die bij het uitbouwen en optimaliseren van de bestaande sportinfrastructuur? En hoe vertaalt zich dat op het vlak van investeringen?
Als ik dan naar de toekomst kijk, naar de 'centers of excellence', denk ik dat ook de schaatsbaan in Hasselt echt wel een investering kan gebruiken. U hebt in uw antwoord op een schriftelijke vraag die ik stelde, aangegeven dat de afgelopen zeventien jaar zo'n 400.000 euro is geïnvesteerd. Dat is te weinig – de schaatsbaan is verouderd – om een olympische schaatsbaan te blijven.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik begin met het laatste punt. Ik vind dat een moeilijke zaak. Dat is net wat ik zelf heb gezegd: ik vond dat de manier waarop we bezig waren met onze Bloso-centra, verkeerd was. Dat was wat aanmodderen. En aanmodderen is niet de rol van Sport Vlaanderen.
Voor mij moet het op een of andere manier een 'center of excellence' zijn. Anders moet iemand anders het maar doen. Waarom moet Sport Vlaanderen bijvoorbeeld voor een ijsbaan zorgen, als er ook privé zijn? Dat is maar een vraag. Ik zeg niet dat het niet mag. Het is een punt.
Wat uw opmerking over de ijstijd betreft: dat geldt ook in andere sporten, bijvoorbeeld zwemmen. Voordat Wezenberg 2 er was – en dat is er nog niet zó lang, zo'n drietal jaar – moesten die mensen ook om 5 uur komen om een zwemuur te hebben. Als je gaat kijken naar de ijsbanen – er is er een in Herentals, in Liedekerke, in Hasselt en in Wevelgem –: als er daar een ijshockeyploeg is, wil die ook heel veel tijd. En die zijn dan toch met iets meer dan diegenen die kunstschaatsen kunnen doen. Ik garandeer u dat je dan in je gemeentebestuur meteen de reactie krijgt: 'Wat een kostprijs. En dat allemaal opdat één iemand beter zou kunnen schaatsen.' Dat is echt niet evident. De combinatie topsport en studeren is niet gemakkelijk, net zo min als de combinatie topsport en werken of de combinatie topsport en daarvan leven. Dat is zeker waar. Ik zeg dat altijd: topsport is bloed, zweet en tranen. Het zal altijd een beetje geven en nemen zijn.
Mijnheer Annouri, ik vond uw opmerking heel terecht. Dat is ook wat er vandaag gebeurt. Want wat doen we het best om mensen als Swings te helpen? Leggen we een 400 meterbaan aan die we 90 procent van de tijd moeten koelen? Probeer zo maar eens het ijs op de baan in Herentals, die zich in de openlucht bevindt, te houden. Dat is niet evident in onze weersomstandigheden, die eigenlijk te warm zijn voor zo'n ijsbaan. Dat is dus niet gemakkelijk. Wat doe je dus het best als je die mensen wilt helpen? Je sluit samenwerkingsakkoorden en helpt daarbij financieel. Dat gebeurt. Ik zeg maar wat: Swings gaat naar Noorwegen, of Swings zit in Eindhoven, Nederland. Daar zijn er veel meer schaatsers. Zij zijn de topschaatsers in de wereld. Sluit daarbij aan en ze zullen nog veel leren van elkaar. Dat geldt ook voor een aantal andere disciplines
Mijnheer Wynants, ik ben het met u eens: het is zowat de kip en het ei. Maar we hebben er wel degelijk aandacht aan besteed. En het heeft ook zijn effect gehad. Ik breng een aantal punten naar voren.
Seppe Smits – het gaat dan over een andere discipline – zit in de topsportschool. Snowboarden zit in het aanbod van de topsportschool in Antwerpen. Daar heb je al een extraatje. Er is daarvoor aandacht. Twee, vier jaar geleden was wintersport de Sport van het Jaar. Dat was bij de Olympische Spelen in Rusland. Drie, misschien hebben ze er op tv geen aandacht voor gehad, maar deze keer was er een Korea House, in Antwerpen. Je kon de spelen daar op een groot scherm volgen. Daar bevindt zich een piste om te oefenen, net als een schaatsbaan en dergelijke. Op die manier hebben we er toch meer aandacht voor gehad.
Bovendien, weet u hoeveel van de 22 sporters die naar Zuid-Korea gegaan zijn, er Vlaming waren? (Opmerkingen van Bart Caron)
19 daarvan waren Vlaming. Er was 1 Waal, 1 genationaliseerde Fransman en 1 genationaliseerde Duitser. Dat is dan gebeurd, maar dat is ook op de Olympische Spelen in Rio gebeurd: als je dan kijkt naar de top 8-plaatsen en de medailles, denk ik dat het beleid dat we voeren, meer omgevingsfactoren creëert waarbij de mensen die het talent hebben om goed te scoren in topsport, meer en meer aan bod komen. Dat was ook zo tijdens de Oympische Spelen in Rio. Het eencampusmodel speelt daarin volgens mij zeker een rol, net als de topsportscholen en de ondersteuning. Ik heb hier een lijst van de ondersteuning die wij hebben gegeven aan die sporters, op de Olympische Spelen. Het is indrukwekkend om te zien hoeveel ondersteuning wij geven.
En het is geen rijkelijk bestaan, hoor. Want in zulke sporten leggen de sporters soms bij. Zo moesten sommige schaatsers, als ze wilden dat hun familie mee kon naar Zuid-Korea, rondgaan. Het is top dat die mensen dat willen doen en ons zo het plezier bezorgen om op tv te kijken naar de Olympische Spelen en te kunnen supporteren voor hen. Want het kost hun niet alleen bloed, zweet en tranen, maar meestal ook nog een pak geld.
Ik wil graag nog een fait divers vertellen. Mijn zoon studeert via Erasmus in Finland, in de stad Lappeenranta, een stad op 30 kilometer van Sint-Petersburg. Begin december zetten ze balustrades, metalen wanden uit. En zo creëren ze 400 meterpistes of gewone kleine pistes. Ze spuiten daar 2 centimeter water op en kunnen heel de winter schaatsen. Het vriest daar namelijk de hele winter door. In die stad van 70.000 inwoners zijn er 15 van die schaatspistes. Van een parking of een voetbalveld kun je gewoon een schaatspiste maken.
Aanvullend wil ik graag een lokaal fait divers vertellen. In Deurne hebben wij voor de Arenahal zo'n natuurpiste aangelegd.
En is die vaak bevroren?
Toch twee dagen dit jaar. (Gelach)
Echt waar, het is prachtig om te zien. En iedereen schaatst. Maar goed, met zo'n klimaat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.