Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, de Nationale Bank heeft in haar regionale rekeningen voor 2016, dus niet vorig jaar, een aantal ramingen gemaakt van de groei in de verschillende regio's van ons land.
We weten dat de groei in België jammer genoeg een beetje achterophinkt bij de rest van Europa. Deze regering doet haar best om dat gat toe te rijden, en ik denk dat dat op termijn ook wel zal lukken.
Maar ik dacht dat we achterophinkten door Wallonië en Brussel. Ik was dus wat verbaasd toen ik die cijfers las. Ik geef ze even. In 2016 zou Wallonië 1,7 procent gegroeid zijn, Vlaanderen 1,2 procent en Brussel 0,9 procent. Daarenboven is, in vergelijking met 2015, Wallonië gegroeid met 0,6 procent, gaat Vlaanderen achteruit met 0,8 procent, en voor Brussel is er ongeveer een status quo met 0,1 procent. Dat neemt niet weg dat Brussel de zwakste groeier blijft.
Kunt u wat toelichting geven over deze, in mijn ogen verrassende, cijfers? Ik had ze niet verwacht. Ik luister naar uw antwoord.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Van Rompuy, ik zou uitermate kort kunnen zijn en zeggen: ‘Ja, ik kan dat.’ Maar ik zal het ook doen.
De voorbije tien jaar, van 2007 tot 2016, lag het gemiddelde jaarlijkse groeipercentage voor Vlaanderen op 1,51 procent, voor Wallonië op 0,98 procent – dus net onder de 1 procent – en voor Brussel op 0,39 procent. In die periode presteerde Vlaanderen in zeven van de tien jaar beter dan Wallonië en in negen van de tien jaar beter dan Brussel.
Zoals u correct aangeeft, tekende Wallonië voor 2016 betere groeiprestaties aan dan Vlaanderen. Als je wat dieper ingaat op de cijfers, blijkt dat dat vooral te danken is aan de groei binnen de industrie en de sector vervoer en opslag. Daarnaast – en dat is toch wel belangrijk – is de bijdrage aan de groei van de overheidssector in Wallonië een stuk groter. De bijdrage tot de groei van de overheidssector is in Vlaanderen 0,33 procent; in Wallonië is dat 0,52 procent.
Wanneer we dan kijken naar de vertaling van deze groei in extra arbeidsplaatsen – toch ook een belangrijk aspect –, dan presteert Vlaanderen op zijn beurt weer beter dan Wallonië. Want wij kennen daar een groei van 1,4 procent in 2016, ten opzichte van 1,2 procent in Wallonië.
Tot slot wil ik er nog één kanttekening bij maken. Als we de inflatie, die in Vlaanderen hoger ligt dan in Wallonië, wegcijferen, dan stellen we vast dat de bbp-groei tegen basisprijzen in Vlaanderen en Wallonië bijna identiek is.
Algemeen genomen, groeit de Vlaamse economie dus sterker dan de Waalse, als we het bekijken op reële groei en op langere termijn. We hebben in Vlaanderen een aantal initiatieven genomen, zoals de clusterwerking, extra middelen voor innovatie en de extra focus die wordt gelegd op opleiding en onderwijs. Daardoor zullen we de Vlaamse economie ook in de toekomst verder zien groeien. Het bredere plaatje zit goed. We mogen nooit op onze lauweren rusten, maar we zijn sterk bezig met het gevoerde beleid. Als we die richting blijven uitgaan, bijvoorbeeld door meer geld aan innovatie te geven, dan zullen we onze groei zien stijgen in de toekomst.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitvlooien van de cijfers. In alle eerlijkheid: we kennen de cijfers uit het verleden. Ik denk dat we er fier op mogen zijn dat we als Vlaanderen al dertig of veertig jaar een duidelijk hogere groei aantekenen dan in Wallonië en Brussel, waardoor we als Vlaming ook een derde à een vierde welvarender zijn binnen hetzelfde land, maar in een andere regio. Dat wil veel zeggen.
Maar het gaat wel over 2016. En daarom zijn die cijfers des te verrassender. Ik heb goed geluisterd en ik heb de cijfers opgeschreven. Oké, laten we abstractie maken van de groei in de overheid. Maar zelfs als je geen rekening houdt met de overheid en de inflatie, dan nog is het verbazend dat we minstens niet sneller groeien dan Wallonië. Dat is een echte trendbreuk. Zeker in het kader van het feit dat we als land economisch een beetje achterophinken op het Europese gemiddelde, vind ik dit toch een thema dat we ernstig moeten nemen en waarmee we rekening moeten houden. Ik heb er al vaak voor gepleit: al is de legislatuur bijna ten einde, toch denk ik dat we eens moeten zien of we een soort van Flanders Technology, zoals we dat lang geleden hebben gehad, kunnen lanceren. Want volgens mij valt het niet uit te sluiten dat dit niet helemaal toeval is.
Ik geef een voorbeeld. De economie trekt aan, wereldwijd. Zeker in een exportgericht land als het onze, voelen we daar normaal als eerste de positieve gevolgen van. We zouden dus eigenlijk terug moeten uitlopen, omdat we in export veel sterker zijn dan Franstalig België. 85 procent van de export is Vlaams. En toch gebeurt dat niet. Ik vraag me af of het niet zo is dat we gestegen vraag naar goederen en diensten moeilijk omzetten in extra welvaart. Ik geef twee voorbeelden. Een, de openstaande vacatures. Er is groei, maar we kunnen die niet omzetten in ingevulde jobs of toch onvoldoende. U hebt zelfs een versnellingspact gelanceerd omdat het effectief een probleem is. Misschien moet dat versnellingspact toch nog een tandje bij steken. Twee, als de groei aantrekt, worden er meer producten aangeleverd. Dat betekent meer transport en ook meer files. Ook dat probleem hebben we nog niet uit de wereld kunnen helpen. Dat is gisteren nog besproken in de plenaire vergadering. Ook op dat punt is het voor ons moeilijk om aantrekkende groei om te zetten in extra verkoop en welvaart.
Drie, de haven van Antwerpen groeit toch veel minder snel dan de Rotterdamse haven, en dat in cijfers die nooit gezien zijn in een lange periode. Er is het dossier van het Saeftinghedok. Ook daar: economie trekt aan en we hebben het moeilijk om die volledig om te zetten in extra welvaart.
Ik weet niet of dat de redenen zijn. Ik vermoed dat we het nooit zullen weten. Maar ik denk dat we die cijfers toch ernstig moeten nemen en dat we, zoals u zelf zegt, niet zelfgenoegzaam mogen zijn. Ik denk dat we in Vlaanderen echt nood hebben aan een uitgetekend economisch plan om de relance te versterken, omdat er toch een aantal knipperlichten aan staan. Zoals ik zei, had ik dit zelf niet verwacht. Ik had verwacht dat de groei in ons land achterbleef door Brussel en Franstalig België, met de klassieke problemen die we kennen. Maar ik stel in die cijfers vast dat ik die conclusie niet zomaar mag trekken. Daarom doe ik deze oproep en richt ik deze vraag aan u: misschien kunnen we die laatste jaren van de legislatuur proberen een nieuw economisch plan vorm te geven en in gang te krijgen. Ik werk daar graag aan mee.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Mijnheer Van Rompuy, u haalt hier een zeer terecht punt aan. We hebben een gelijkaardige discussie gevoerd in de commissie Buitenlands Beleid met minister-president Peeters, over de internationale investeringen die aan het zakken zijn.
Minister, u zegt dat het bredere plaatje goed zit en dat we in de toekomst zullen blijven groeien. Ik weet niet of dat zo evident zal zijn. Want, naar aanleiding van de dalende investeringen in Vlaanderen – want ook het advieskantoor Ernst & Young heeft bevestigd dat de buitenlandse investeringen overal aantrekken, maar dat ze in België achteruitgaan – zijn we dat wat dieper gaan bekijken. En wat stellen we vast? Inderdaad, die stijgende trend in Vlaanderen van het aantrekken van internationale investeringen van 2012 tot 2016, is nadien onderbroken. Een economische groei realiseer je met verschillende aspecten. Maar ook het aantrekken van internationale investeringen is heel belangrijk. Amerikaanse investeringen blijven een van de grootste. Vorige keer hebben we in de plenaire vergadering discussie gevoerd over de vraag of de oprispingen van Trump al dan niet feitelijk zullen worden.
Ik volg de heer Van Rompuy. Ik denk echt dat we niet mogen zeggen: ‘O, die andere gewesten moeten van ver terugkomen. Bij ons is de economische crisis nog redelijk goed meegevallen.’ Ik denk dat dat niet klopt. Ik ben er voorstander van om dit eens ernstig globaal te bekijken en te bekijken hoe we die internationale investeringen opnieuw kunnen aantrekken, hoe we kunnen nadenken over het effect van een eventuele ‘handelsoorlog’ met Amerika.
Gelet op die dreiging en gelet op die cijfers lijkt het me echt hoog tijd om een algemeen economisch plan te maken, zodat Vlaanderen niet achterop blijft hinken.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Beste collega's, een aantal van de redeneringen die hier worden gemaakt, vind ik toch wel heel bizar. Ten eerste wordt er in de cijfers van de heer Van Rompuy enkel gesproken over economische groei. Maar de totale werkgelegenheid is in Vlaanderen meer gestegen dan in Wallonië. En ook de particuliere consumptie is in Vlaanderen meer gestegen dan in Wallonië. Als je kijkt naar economische groei, dan moet je altijd kijken naar de combinatie van de drie parameters. Dat staat ook duidelijk in het rapport. In 2015 deed Vlaanderen het gewoonweg veel beter dan Wallonië, zelfs dubbel zoveel. Met andere woorden, soms is het voor een regio gemakkelijker om wat meer aan te sluiten met een internationale trend, als die eerst wat dieper is weggezakt.
Wat mij vooral stoort, is dat men geen onderscheid wil maken tussen het type van economie. Zoals de minister zei, is er in Wallonië vooral sprake van een groei in de overheidssector. En dat is inderdaad wat die wij juist niet willen. Want een overheidssector kan maar groeien als ook de private sector gegroeid is. Je kunt het geld maar uitgeven als het geld is binnengekomen. En het geld dat binnenkomt, komt van de private bedrijven.
We vragen ons af wat we moeten doen om bij te benen, en of we daardoor niet in een soort van ratrace terechtkomen. Dat wil ik ook niet. Vlaanderen heeft er geen enkel belang bij dat het omgeven wordt door armere regio’s. Het wil omgeven worden door rijkere regio’s. Ik wens Wallonië toe wat wij ook in Vlaanderen kunnen: hoe rijker je buren, hoe meer je kunt verkopen. Zo simpel is het. Maar dat we twee verschillende economieën hebben, blijkt wel duidelijk.
We moeten ons niet vastpinnen op cijfers van 2016. Als ik de cijfers van 2015 bovenhaal, hebben we opnieuw een ander verhaal. En als we nog een paar maanden wachten, hebben we de cijfers van 2017.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik begrijp wat de heer Van Rompuy, mevrouw Turan en de heer Gryffroy zeggen. Ik ben zeker niet iemand die op zijn lauweren gaat rusten en die niet zal ingaan op het aantrekken van buitenlandse investeringen. Dat is al gebeurd in de commissie met de bevoegde minister. Ik spreek meer dan genoeg met die bevoegde minister, ik neem ook een aantal van zijn missies over. Ik ga niet in zijn plaats antwoorden.
We hebben heel duidelijk een economisch plan. Het zet in op het innoveren van onze economie, en het wil onze bestaande industrie omturnen naar een industrie 4.0. Het zet in op open innovatie en op het digitaliseren van onze economie. We zijn in Europa een van de topregio’s volgens het European Innovation Scoreboard. We hebben dus een duidelijke visie op wat onze economie in de toekomst moet zijn. Wij vertalen die visie in de nieuwe convenanten die we met de strategische onderzoekscentra (SOC’s) sluiten, in de speerpuntclusters die gestart zijn. Met die open innovatie en met dat samenwerken hebben we een model met de SOC’s dat totaal verschilt van dat van buurlanden en van andere Europese landen. We zetten daar heel sterk en heel duidelijk op in. We hebben nog een aantal nadelen, bijvoorbeeld de lonen, niettegenstaande de zeer positieve initiatieven van de Federale Regering, die ook hun effect hebben. We kunnen een aantal elementen naar voren brengen die maken dat investeren in Vlaanderen interessant is, maar waarmee we ook onze eigen Vlaamse bedrijven versterken.
Mijnheer Van Rompuy, Voka heeft in haar nieuwjaarsreceptie een aantal elementen naar voren gebracht over de openstaande vacatures. Ik ben ondertussen al op al die elementen ingegaan. U had het zelf over een versnellingsplan en een plan tegen krapte. We willen de economische migratie vanuit derde landen vereenvoudigen, na eerst bijvoorbeeld in Wallonië een samenwerking te versterken en na vervolgens binnen Europa en ook daarbuiten te kijken voor knelpuntvacatures die niet ingevuld geraken. Met betrekking tot die openstaande vacatures zetten we, binnen onze bevoegdheden, de nodige stappen, van mensen die ver van de arbeidsmarkt staan tot en met het aantrekken van toptalenten naar Vlaanderen. Dat moet nog worden uitgewerkt.
Het versnellingsplan is bezig. Dat pact tegen krapte zijn we aan het uitwerken. We zullen u voorstellen om de wetgeving over economische migratie te wijzigen, waar het nodig is per decreet en waar het kan met een besluit. We beseffen wat u naar voren brengt. Ik zeg u wat we aan het doen zijn, maar het is nog niet allemaal gerealiseerd. We beseffen dus heel goed dat we een tandje bij moesten steken. We zijn dat ook aan het doen.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Er is natuurlijk de wet van de remmende voorsprong: als je het goed doet, is het moeilijk om aan dat tempo te blijven groeien.
Mijnheer Gryffroy, dat is natuurlijk waar, maar als je naar deze cijfers kijkt, vervalt het argument omdat we een lagere groei hebben dan Wallonië en omdat we meer achteruit gaan. We moeten dus toch die knipperlichten serieus opnemen. Ik doe een positieve en constructieve oproep. We mogen onze kop niet in het zand steken en doen alsof er geen knipperlichten zijn. Dat zou de verkeerde reactie zijn. Zo hebben we het in Vlaanderen in het verleden nooit aangepakt, en zo zullen we het in de toekomst ook niet aanpakken.
Ik wil op twee oorzaken wijzen die volgens mij verklaren waarom er vertraging op zit. We mogen ten eerste de impact van de brexit niet onderschatten. Ook al is die nog niet uitgevoerd, de wisselkoers met het pond heeft zeker een rol gespeeld. En we exporteren toch veel naar Groot-Brittannië. Vlaanderen betaalt nu al een prijs voor het populisme elders in Europa. En dan hebben we het nog niet gehad over Trump.
Een aantal op Vlaams en federaal niveau in 2016 doorgevoerde hervormingen zijn nog niet op toerental gekomen. De effecten daarvan zijn in de cijfers van 2016 nog niet te zien. Ik denk aan de taxshift, de verlaging van de vennootschapsbelasting en dergelijke meer. Ik hoop dat het vanaf volgend jaar opnieuw beter zal zijn.
Ik doe al vier jaar mijn oproep en ik zal het nog eens doen: ‘plus est en nous’. We zouden toch een forser economisch plan op tafel kunnen leggen. Minister, dat is voor u geen verrassing. Ik heb daarnet aan uw mimiek gezien dat u wist dat ik daarmee af ging komen. Maar toch doe ik nog eens die oproep. Ik vind dat we deze knipperlichten serieus moeten opnemen. Ik steun uw beleid, ik sta er helemaal achter, maar ik denk dat we nog een tandje bij kunnen steken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.