Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de Europese waarschuwing met betrekking tot de tewerkstelling van migranten
Verslag
Het is helemaal niet mijn bedoeling om het spreekrecht in te perken, maar ik wil vragen dat men zo kort en krachtig mogelijk probeert te zijn, zoals de minister dat bijvoorbeeld daarnet was. (Gelach)
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, geen vrees. Ik ben altijd beknopt.
In De Tijd konden we begin maart lezen dat de Europese Commissie België weldra wellicht een tik op de vingers zal geven voor de gebrekkige toegang van migranten tot de arbeidsmarkt. In België heeft 49,1 procent van wie is geboren buiten de EU, een job. Als ik me goed herinner, is dat cijfer net hetzelfde als dat van vorig jaar. Minister, u zult dat wellicht ook nuanceren, want er is de grotere instroom. Ik geef dan meteen al een antwoord op mijn eigen vraag, maar los daarvan blijft de score toch zorgwekkend. We doen het nog steeds slechter dan onze buurlanden en de andere EU-lidstaten. Dat nijpt natuurlijk extra omdat we momenteel toch aankijken tegen die krapte op de arbeidsmarkt. Daarnaast blijkt ook de uitval van mensen met een migratieachtergrond in het onderwijs groot te zijn, wat dan weer de voorbode is van een moeilijke toegang tot de arbeidsmarkt.
Die bevindingen van de Europese Commissie zullen terugkomen in het jaarlijks economisch rapport, dat dan weer de basis zal zijn voor de Europese aanbevelingen rond mei 2018. Daar moeten we dus nog even op wachten. In het artikel wordt aangehaald dat het rapport klaagt over de rigide arbeidsmarkt voor mensen met een migratieachtergrond en mensen uit kansengroepen. Daarnaast is er opnieuw de klassieke opmerking dat de algemene werkzaamheidsgraad in België laag is. Uiteraard weten we dat die cijfers slaan op België en dat er grote verschillen zijn in ons land tussen de gewesten, waarbij Vlaanderen veruit de beste leerling van de klas is, maar toch is de algemene tendens natuurlijk dezelfde. In Vlaanderen gaapt er toch een brede kloof qua werkzaamheidsgraad tussen mensen met een migratieachtergrond en anderen, en dat ondanks de toename van de werkgelegenheid bij die mensen met een migratieachtergrond.
Nu hebben we een aantal nieuwe instrumenten, zoals de tijdelijke werkervaring, wijk-werken, het Versnellingsplan en ook de nakende verdubbeling van de individuele beroepsopleiding (IBO). Dat zijn extra tools om de activering van mensen met een migratieachtergrond te intensifiëren. Dat is dus ook al een antwoord op mijn vraag, neem ik aan, maar ik heb er toch nog enkele extra. Minister, welke beleidsconclusies trekt u uit die alarmbel van de Europese Commissie met betrekking tot de lage werkzaamheidsgraad van mensen met een migratieachtergrond? Hoe zult u die activering van werkzoekenden met een migratieachtergrond verhogen? Welke maatregelen worden er ook genomen om de stille arbeidsreserve van mensen met een migratieachtergrond op te sporen en te activeren? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de adviezen van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) over de vluchtelingen en de hooggeschoolde oud- en nieuwkomers?
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, een Limburger die twee West-Vlamingen vraagt om beknopt te zijn, waar gaat de wereld naartoe? (Gelach)
Ik zal niet herhalen wat collega Talpe heeft gezegd. Belangrijk bij deze vraag is dat er een groot verschil is qua werkzaamheidsgraad tussen autochtonen en allochtonen in België. Van wie buiten de EU komt in België, heeft 49,1 procent een job. Voor autochtonen is dat ongeveer 70 procent. Tegelijk zitten we op Vlaams niveau met een enorme krapte op de arbeidsmarkt, met meer openstaande vacatures dan er in totaal uitkeringsgerechtigde werkzoekenden zijn. Minister, hoe denkt u dus over die cijfers? Kunt u ook meer duidelijkheid verschaffen over de Vlaamse cijfers? Men spreekt immers constant over België, terwijl dat eigenlijk een samenvoeging is van twee totaal verschillende landen, ik bedoel arbeidsmarkten. Dat moet dus misschien toch ook worden verduidelijkt.
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, ik ben gaan zien waar ik nog kon schrappen in mijn antwoord. (Gelach)
Ik ga beginnen met te verwijzen naar een zeer interessant artikel in De Standaard van 3 februari 2018. Ik raad iedereen aan dat eens goed door te nemen. Ik vond dat een zeer objectief artikel, waar heel wat professoren aan hebben meegewerkt. De titel van het artikel op pagina 14 is ‘Waarom België het slechtste integratieland is’. Dat is echt de moeite om eens te bekijken.
Ik wil wat duiding geven bij de cijfers met betrekking tot die werkzoekenden met een migratieachtergrond. De werkloosheidsgraad van personen met een migratieachtergrond is de jongste maanden steeds sneller aan het zakken, ondanks een groot aantal vluchtelingen. In februari 2018 daalde de allochtone werkloosheid met 5,3 procent. Dat is zeker mee te danken aan het succes van het VDAB-programma ‘Integratie door werk’. Nog een belangrijk cijfer: 20,3 procent van alle allochtone werkzoekenden is ingeschreven via het OCMW. Dat zijn dan vooral vluchtelingen, voor alle duidelijkheid. Die wenden zich immers vaak daartoe. Vijf jaar geleden was dat nog maar 13,2 procent. Indien we de leefloongerechtigden even buiten beschouwing laten, daalt de allochtone werkloosheid al sinds september 2015. In februari 2018, ons jongste cijfer, daalde het aantal allochtone werkzoekenden dan met 9,1 procent, sneller dus dan de autochtonenwerkloosheid.
Mevrouw Talpe, ik verwijs naar uw vraag in verband met het activeren van de stille arbeidsreserve. Daarbij speelt het federale beleid natuurlijk een belangrijke rol. Europa haalt dat ook aan. Het betreft de hoge loonkosten, die de intrede op de arbeidsmarkt bemoeilijken voor alle outsiders. Dat is heel het aspect van de minimumlonen enzovoort. Het verschil ter zake met Nederland, Duitsland en Frankrijk is zeer, zeer groot. Europa schrijft ook daaraan toe dat een aantal mensen met minder bekwaamheden of minder competenties het moeilijker hebben om aan werk te geraken. Ik geef niet mijn mening, ik zeg wat daar wordt gezegd. Ook de werkloosheidsuitkering die onbeperkt is in de tijd, wordt door Europa naar voren geschoven als een reden voor het moeilijk integreren.
De koppeling van de databanken van VDAB en Onderwijs, die hier lang geleden al aan bod is geweest, moet kunnen maken dat we de NEET-jongeren (not in education, employment or training) actief kunnen opsporen en kunnen inzetten op verdere acties voor die NEET-jongeren. Verder blijven we natuurlijk ook inzetten, maar dat weten jullie, op de re-integratie van zieken, zodat we ook die groep steeds meer kunnen activeren voor de arbeidsmarkt.
Daarnaast is de rol van vrouwen en genderrollen bij deze groep ook complex. 70,4 procent van de Vlaamse vrouwen is aan het werk, tegenover 42 procent van de vrouwen die geboren zijn buiten de EU-28. Dat is een kloof van 27,8 procentpunten. Bij mannen is het verschil 13,1 procentpunten. Dat is ook veel, maar het verschil tussen 13 en 27 procent is toch groot. Er rijzen bij allochtone vrouwen dus bijkomende problemen. Europa verwijst naar de rol van gezinshereniging, die zorgt voor de grootste migratiestroom in België, en het huwen met een partner uit het land van herkomst, waardoor slechts een beperkt aandeel migranten naar België verhuist met een duidelijk economisch motief. Dat is een groot verschil met alle andere Europese landen. Men gaat veel meer migreren naar andere Europese landen vanuit economische motieven dan naar Vlaanderen.
In het artikel in De Standaard heeft professor Docquier het volgende verklaard: “België trekt meer migranten aan van landen waar de participatie van vrouwen laag ligt. Eens hier aangekomen, evolueren migrantengezinnen maar traag naar een klassiek mannelijk kostwinnersmodel, laat staan naar een tweeverdienersmodel waarin vier op de vijf autochtone gezinnen zich bevinden.” De culturele aspecten in het thuislanden zijn belangrijk.
Ik wil echter niet ontkennen dat we het uiteraard niet goed doen met betrekking tot de tewerkstelling van personen met een migratieachtergrond. De Europese Commissie wijt dit, buiten het aspect van de lonen dat ik al naar voren heb gebracht, ook andere aspecten. Het eerste aspect is het laag opleidingsniveau, want 53 procent van alle allochtone werkzoekenden zijn laaggeschoold tegenover 45 procent van de autochtone werkzoekenden. Dat is een aspect dat betrekking heeft op het onderwijs. Het tweede aspect is de gebrekkige kennis van het Nederlands. Ik heb het daarnet al uitvoerig gehad over wat we op dat vlak doen. Een derde aspect dat volgens de Europese Commissie zeker een rol speelt, is discriminatie.
Ik zal nu niet veel dieper ingaan op de adviezen van de SERV. We doen met ons beleid heel wat moeite voor personen met een migratieachtergrond en we nemen de adviezen van de SERV ter harte. Alles start met de snelle en degelijke inschatting van wat mensen wel of niet kunnen. Op die manier kan de noodzakelijke dienstverlening worden uitgetekend. Op basis van die screening wordt toegeleid naar het aangewezen geïntegreerd traject en naar het aanbod van VDAB of van een van de erkende partners. Afhankelijk van wat die persoon na de screening nodig heft, zorgen we voor de juiste opvolging.
We hebben het daarnet al gehad over het actieplan ‘Integratie door werk’ van VDAB. De Europese Commissie heeft dit actieplan als een good practice erkend. Verder zetten we versterkt in op alle vormen van opleiding en werkplekleren. Een recent onderzoek van het Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering (VIONA) heeft uitgewezen dat werkzoekenden met een migratieachtergrond succesvol deelnemen aan het activeringsaanbod van VDAB en daarin even vaak slagen voor opleidingen en stages als autochtone werkzoekenden. Dit versterkt het huidig pleidooi om het aanbod voor werkplekleren in de opleidingen van VDAB en systemen als tijdelijke werkervaring verder uit te rollen en te intensifiëren. De hervorming van het werkplekleren komt in de volgende vraag om uitleg aan bod. Wat de versnelde screening van alle langdurig werkzoekenden betreft, hebben we een versnellingsplan naar voren gebracht. Uit het onderzoek van VIONA blijkt eveneens dat werkgevers die nieuwe werknemers willen aanwerven vaak op zoek zijn naar concrete bewijzen van competenties. We proberen al jaren die diplomacultuur te doorbreken. Dit benadeelt ongetwijfeld werkzoekenden met een migratieachtergrond. Er is een probleem met de erkenning van diploma’s, maar dat is niet mijn bevoegdheid. Ik probeer, samen met de minister van Onderwijs, in te zetten op de erkenning van elders verworven competenties. We gaan na op welke wijze dit nog kan worden verbeterd.
Op het non-discriminatiebeleid ga ik nu niet dieper in. Ik denk dat dit in het verleden in deze commissie al zeer uitvoerig aan bod is gekomen. In de mate van het mogelijke zetten we heel wat stappen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw degelijk antwoord. U hebt de werkloosheidscijfers van mensen met een migratieachtergrond aangehaald. We weten dat die cijfers dalen, maar om volgende keer een goed rapport te krijgen, moeten we nu de werkzaamheidsgraad verbeteren. U hebt verwezen naar de rigide arbeidsmarkt. Dat er federaal een omschakeling moet komen, mag ons in Vlaanderen natuurlijk niet tegenhouden. Er staat heel wat in de steigers.
Deze vraag om uitleg komt jaarlijks opnieuw aan bod. Het is hier eigenlijk een vaste klant. Ook vorig jaar hebben drie Vlaamse volksvertegenwoordigers hierover vragen om uitleg gesteld. Ze hebben dat gedaan in mei 2017, toen de aanbevelingen er waren. Ondertussen zijn een aantal initiatieven van start gegaan of in werking getreden. Zo is de tijdelijke werkervaring van start gegaan en loopt het wijkwerken sinds kort. Hoewel dit nog maar enkele maanden bestaat, vraag ik me af of u hier al een beeld van hebt. (Opmerkingen van Philippe Muyters)
Ik dacht dat we hier een primeur zouden krijgen. Ik kon het maar proberen.
Verder was er ook een speciaal actieplan voor vluchtelingen. Hiervoor hadden we voorzien in 35 consulenten en in 2 miljoen euro. Dat actieplan is inmiddels stopgezet. De 35 consulenten zijn er nog, maar zijn geheroriënteerd. Ik weet niet of al is nagegaan wat de impact van die werking en van die middelen was. Op welke wijze zetten die 35 consulenten zich nu nog in voor mensen met een migratieachtergrond? Zijn ze misschien ingeschakeld in het algemeen beleid van VDAB?
Minister, ik heb nog een vraag die in dezelfde lijn ligt. U hebt vorig jaar verklaard dat de impact van de doelgroepenkorting op de werkzoekenden met een migratieachtergrond nog moest worden onderzocht. We hebben de gekende doelgroepen, maar we vreesden dat de allochtonen uit de boot zouden vallen. In 2017 zou er een evaluatie zijn geweest. Is die oefening al afgerond? Kunt u hier iets meer over vertellen?
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Een aantal zaken blijven me bij. België heeft enigszins een handicap met betrekking tot de instroom. Volgens u gaat het vooral om mensen met niet-economische motieven. Het gaat ook om de achtergrond van die mensen. Vaak zijn ze afkomstig uit samenlevingen waarin bepaalde vormen van participatie op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld door vrouwen, minder sterk uitgesproken zijn of net wel zeer uitgesproken zijn, maar dan vanuit een ander perspectief, namelijk dat vrouwen veeleer thuisblijven. Er moet natuurlijk in Vlaanderen een omslag komen met betrekking tot het competentiedenken. U hebt die omslag al volledig doorgevoerd met betrekking tot VDAB. De werkgevers hebben ook een verantwoordelijkheid. De sollicitatiefeedback en dergelijke zijn hiervoor een interessante pijler. Er is natuurlijk een actieplan met betrekking tot antidiscriminatie dat een afdoend antwoord biedt op wat hier is gesteld.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt veel zaken vermeld waarmee ik het eens ben. De werkloosheid van allochtonen is gedaald, wat een goede zaak is. Heel wat elementen spelen een rol in het verklaren van de cijfers. We moeten ons inzetten voor vrouwen. Om de werkzaamheidsgraad te verhogen, moeten de mensen met een migratieachtergrond meer aandacht krijgen. U bent wel snel over het punt van de discriminatie gegaan. U hebt vermeld dat discriminatie belangrijk is, maar dat we al het mogelijke doen.
U hebt uit een krant geciteerd. Ik wil ook uit een krant citeren. Enkele weken geleden stond in de krant het verhaal van Siga, een Afghaanse vrouw die hier is toegekomen en al jarenlang meermaals per week solliciteert. Volgens haar gaat het om 1500 sollicitaties voor allerlei vacatures. Ze neemt de werkgevers niets kwalijk, want ze hebben haar allemaal een antwoord gegeven. Ze is echter nooit in aanmerking gekomen. Ze heeft alle lessen en procedures gevolgd, maar toch lukt het niet.
Ik benadruk dit omdat we voorzichtig moeten zijn met de framing die we gebruiken. Er zijn vrouwen uit verschillende landen die hier toekomen en die willen bijdragen, maar die nog altijd op een muur botsen. Indien we op die kwetsbare groep willen inzetten, mogen we hier niet te zacht over gaan. Die muur van vooroordelen, die er om tal van redenen is, moeten we slopen. We moeten meer good practices naar voren kunnen schuiven. We moeten daar meer op inzetten, zodat we niemand die zich voor onze arbeidsmarkt wil inzetten, op die muur laten botsen. We moeten eerlijk zijn. Indien wij zo veel tegen een muur zouden botsen, denk ik niet dat we nog altijd de moed zouden kunnen opbrengen om ervoor te blijven gaan. Ik heb dan ook ontzettend veel respect voor vrouwen als Siga, die zich blijven smijten.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Voorzitter, het rapport van de Europese Commissie is niet bemoedigend. We stellen vast dat de tewerkstellingskloof zeer groot is. Zelfs van de personen met een migratieachtergrond die werken, is bijna een op de twee een werkende arme. De armoederisico’s zijn viermaal groter dan voor personen zonder migratieachtergrond. We zitten met een groeiende kwetsbare groep. Ik ben in elk geval blij dat iedereen het erover eens is dat we die tewerkstellingskloof moeten dichten, want dit vormt nu de aanleiding van heel wat problemen.
Mijnheer Annouri, we moeten wel opletten met de framing die nu wordt gecreëerd. Ik sluit me volledig bij u aan. Het lijkt nu wel alsof Vlaanderen minder goede allochtonen heeft dan de rest van Europa en alsof die mensen, bij wijze van spreken, met betrekking tot hun competenties, taal en cultuur allemaal veel complexer en moeilijker inzetbaar zijn dan in de rest van Europa.
Minister, u moet dat frame bijstellen. Ook in onze buurlanden is er veel gezinshereniging. Het is een aandachtspunt, maar het is niet zo dat we op dat vlak onevenredig meer problemen hebben dan in Duitsland, waar er ook een sterke gezinshereniging is. U moet echt opletten voor een dergelijke culturalisering, want dat is fout. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Laten we gewoon evidencebased blijven werken. U mag selectief selecteren, dat maakt me niet uit.
U hebt deze commissie meegedeeld dat u met betrekking tot discriminatie inzet op zelfregulering. Wat me daarbij opvalt, zijn de resultaten. U hebt zelf de sectorconvenants vermeld als speerpunten om discriminatie door middel van zelfregulering aan te pakken. Buiten de uitzend- en dienstenchequesector, is er geen enkele sector die de zelfregulering in de nieuwe sectorconvenants opneemt. Ik stel me vragen bij het actieplan. U betaalt, dus u bepaalt. Ik vind het dan ook onbegrijpelijk dat met betrekking tot een zo belangrijk punt geen enkele vooruitgang is geboekt.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat het ernstig is. De tewerkstelling van mensen met een migratieachtergrond verbetert niet. Er is verbetering binnen andere doelgroepen, maar niet wat de mensen met een migratieachtergrond betreft. Ik ben de eerste om te bevestigen dat het niet gemakkelijk is en dat we tijdens deze legislatuur een aantal nieuwe zaken proberen. Er is de verandering van het diversiteitsbeleid. Er is de nieuwe werkwijze van VDAB, die hopelijk tot resultaten zal leiden. Er komt echter een moment waarop we met zijn allen moeten zeggen dat we de zaken moeten oplossen. Die sense of urgency komt dichterbij omdat uit de aangehaalde problemen blijkt waarom dit een probleem is. Dat klopt, maar het is hier niet anders dan in andere Europese landen. Dat moeten we ook blijven aanvoelen. Ik ben de eerste om te zeggen dat het niet gemakkelijk is. Ik denk, bijvoorbeeld, niet dat een premie met betrekking tot de socialezekerheidsbijdragen voor allochtonen in onze samenleving haalbaar is. We moeten ons echter bewust zijn van de ernst. We moeten ons op een ernstige manier afvragen of we alles doen wat we kunnen doen om het probleem op te lossen. We moeten ons hiervan bewust zijn, want anders zullen we volgend jaar opnieuw hetzelfde rapport krijgen, wat volgens mij niemand wil.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Claes, uw reactie verbaast me een beetje. Ik heb heel duidelijk verklaard dat we acties ondernemen en dat we eraan werken. We doen niet alles. Een van de elementen die de Europese Commissie aanhaalt, is de wijze waarop onze lonen worden gevormd. U weet dat ik aan dat punt niets kan doen. We doen niet alles wat de Europese Commissie zegt, maar we werken eraan. Ik denk dan aan het lage opleidingsniveau en aan de gebrekkige kennis van het Nederlands, die in de vorige vraag om uitleg uitdrukkelijk aan bod gekomen is. Het actieplan ‘Integratie door werk’ wordt als een good practice erkend.
Mevrouw Kherbache, ik vind het ook raar dat u dit framing vindt. Ik heb geciteerd uit het rapport van de Europese Commissie en uit punten die professoren als professor Docquier van de UCL naar voren brengen. Ik vind dat geen framing. Zij durven de zaken bij hun naam te noemen. Heel het artikel stelt objectief waar er tekorten zijn en gaat in op het culturele aspect. We trekken duidelijk mensen aan met een andere culturele achtergrond. Volgens u beweren we hiermee dat die mensen minder goed zijn. In het Europees rapport staat letterlijk dat we een migratiestroom hebben die minder economisch is dan in andere landen. Dat is geen framing. Dat zijn feiten. Indien u vindt dat feiten framing vormen, ben ik het met u eens en doe ik aan framing. Het zijn echter feiten.
Ik heb ook verklaard dat ik dit een probleem vind. We doen er, binnen onze bevoegdheden, alles aan. We doen wat we moeten doen. We hebben heel onze manier van aanpak gewijzigd. We doen veel. Wat het Nederlands op de Werkvloer betreft, zal ik, samen met de minister van Onderwijs, zeker nog de nodige stappen zetten. Er zijn elementen met betrekking tot de niet-jongeren. Ik zal dat niet herhalen, want ik heb dat al opgesomd. Ik vind dit nogal raar en ik weet niet of iedereen heeft gevolgd toen ik mijn antwoord heb gegeven.
Mijnheer Annouri, ik volg u helemaal. Ik wil zeker niemand met de vinger wijzen. Dat is nooit de bedoeling. U hebt het over Siga gehad. Ik vind het een probleem dat iemand 1300 keer heeft gesolliciteerd. Ik ben al blij dat ze altijd een antwoord heeft gekregen. Dat is al een uitzondering. Ik vind zeker dat er vooroordelen zijn. Ik wilde er eerst niet op ingaan omdat dit al zo dikwijls aan bod is gekomen, maar we hebben met betrekking tot vooroordelen een heel programma met good practices opgezet. Ik denk dat steeds meer mensen die vooroordelen wegnemen, zoals mevrouw Turan met haar boek. Hoe meer, hoe liever. We vragen het de vakbonden en de werkgeversorganisaties. Ik ben het helemaal met u eens. Ik hoop dat die dame ondertussen wel wordt geholpen en dat er in de toekomst steeds minder dergelijke gevallen zullen zijn.
Mevrouw Talpe, u hebt een vraag gesteld over de evaluatie van de doelgroepenkorting. Ik heb er geen idee van. Ik moet het eens navragen. Uw vraag over de 35 consulenten en de 2 miljoen euro heb ik naar aanleiding van een vraag om uitleg helemaal beantwoord. Ik heb dat toen allemaal uit de doeken gedaan. De vluchtelingen worden op maat geholpen in functie van wat ze nodig hebben. De consulenten die wilden blijven en die positief waren beoordeeld, worden ingezet in het framework van VDAB. We laten hen, uiteraard met hun eigen specialisaties, daar aan het werk gaan.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Er zijn heel wat zaken in gang gezet, en het is nog vroeg om al verregaande resultaten te verwachten. Federaal minister Peeters heeft op dit vlak een even grote en zelfs structurelere verantwoordelijkheid. De realiteit is natuurlijk dat de werkzaamheidsgraad van mensen met een migratieachtergrond hoger moet zijn. Dat wisten we vorig jaar ook al. We moeten voor het volgend rapport betere resultaten beogen. Indien we die betere resultaten niet halen, hebben onze inspanningen gefaald. Als een positief ingesteld commissielid ga ik uiteraard niet uit van die premisse.
De heer Ronse heeft het woord.
De wijze waarop de discussie hier door sommigen wordt gevoerd, stoort me een beetje. Er is een rapport. Iedereen is het er kamerbreed over eens dat we moeten werken aan de participatiegraad van mensen met een migratieachtergrond. We veroordelen kamerbreed het verhaal dat de heer Annouri heeft verteld. We weten dat dit nog bestaat. Het rapport baseert zich echter op zuiver Belgische cijfers en richt zich volgens mij onvoldoende op wat de Vlaamse overheid doet.
Ik wil Vlaanderen vergelijken met de rest van de wereld. Waar is er een regio die meer doet om de mensen mee te krijgen op de arbeidsmarkt en die meer inspanningen levert voor opleidingen, taal en integratie? Er is in heel de wereld geen andere regio die op dat vlak zo sterk is.
Er is nog nooit een Vlaamse minister geweest die zo hard en zo zwaar heeft geïnvesteerd in de sensibilisering van mensen om geen vooroordelen meer te hebben ten aanzien van mensen met een migratieachtergrond en die bovendien voor de eerste keer praktijktests heeft ingevoerd met de zelfregulering in de sectoren waarvoor hij verantwoordelijk is. Dat is iets wat de personen die hiervoor vroeger verantwoordelijk waren, zoals voormalig minister De Coninck, nooit hebben gedaan.
Ik denk dat we vooral moeten voortwerken in plaats van nu moord en brand te schreeuwen over de maatregelen die goed genoeg zouden zijn om mensen met een migratieachtergrond te helpen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.