Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, het rapport van het Rekenhof over de afslanking van de provincies is kritisch en scherp en signaleert problemen op het vlak van personeel, financiële meerkost en instellingen die normaal gezien overgeheveld hadden moeten worden van de provincie naar Vlaanderen of de gemeenten.
Verschillende instellingen die tot de persoonsgebonden bevoegdheden behoren – zoals de Warande in Turnhout, het olympisch zwembad in Brugge of verschillende musea – bleven uiteindelijk bij de provincie. Hierdoor zitten de provincies feitelijk in de onwettelijkheid, want ze mogen geen persoonsgebonden bevoegdheden meer uitvoeren.
Minister, de Vlaamse Regering kan beslissen dat sommige over te hevelen instellingen tijdelijk door de provincie beheerd worden. Voor welke instellingen wil de Vlaamse Regering nog beslissen dat ze tijdelijk door de provincie beheerd zullen worden? Of is dat proces helemaal afgerond?
De Raad van State heeft er in zijn advies op gewezen dat deze maatregel van tijdelijk beheer door de provincie maar voor een beperkte tijd kan. Wat doet u met de instellingen waarvoor een tijdelijke maatregel werd genomen of nog te nemen is in het licht van het advies van de Raad van State?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Pira, op die vragen heb ik al heel uitgebreid geantwoord in vorige zittingen van deze commissie, maar ik wil het nog wel eens overdoen, geen enkel probleem.
Sinds dit jaar, 2018, zijn de provinciebesturen niet meer bevoegd voor de persoonsgebonden aangelegenheden, zijnde de bevoegdheden opgesomd in artikel 4 en 5 van de Bijzondere Wet. Ze zijn enkel nog bevoegd voor de grondgebonden aangelegenheden. De afgelopen jaren, 2015-2017, werd hiervoor de regelgevende basis gelegd en hebben we vanuit mijn bevoegdheid de soms complexe praktische overdracht gecoördineerd. Daarover was in deze commissie heel veel debat, wat goed is voor de democratie. Dit veranderingstraject is vaak onderwerp geweest van heel veel politieke besprekingen.
Nu alles achter de rug is, kunnen we enkel maar vaststellen dat het Rekenhof in zijn rapport – en u citeert het selectief – concludeert dat “de overdracht van de persoonsgebonden bevoegdheden naar Vlaanderen in de regel goed is geregeld”. Het Rekenhof concludeert ook dat, zoals ik steeds heb voorgehouden, deze operatie, ondanks de onheilstijdingen van sommige collega’s die nu even niet aanwezig zijn, niet heeft geleid tot personeelsbesparingen. Alle personeelsleden hebben hun statuut en hun wedde behouden.
Het Rekenhof stelt ook dat de betrokken functionele ministers – ikzelf natuurlijk, en ook de ministers Gatz, Muyters en Vandeurzen – met de nieuw verworven bevoegdheden en middelen actief aan de slag zijn gegaan. Zéér actief, als ik het zo mag zeggen.
Ik geef enkele voorbeelden: minister Muyters en de hervorming van de gehandicaptensport, of minister Gatz en de hervorming van het bibliotheek-uitleensysteem. Het is dus niet zo dat we de bevoegdheid hebben overgenomen om er dan niets mee te doen. Mijn collega’s zijn er zeer actief mee aan de slag gegaan.
Mevrouw Pira, ik kom nu tot het antwoord op uw vragen. Het klopt dat het Rekenhof bedenkingen heeft bij een aantal provinciale instellingen die niet zijn overgedragen naar de Vlaamse of lokale overheid. Maar het klopt helemaal niet dat we ons hierdoor in de onwettigheid zouden bevinden. Artikel 36 van het ‘afslankingsdecreet provincies’ bepaalt in alle duidelijkheid dat de provincies ook na 2018 betrokken kunnen blijven bij de persoonsgebonden instellingen voor zover de Vlaamse Regering hun hiervoor expliciet de toestemming geeft en voor zover het een tijdelijk gegeven is.
Op 22 december 2017 keurde de Vlaamse Regering een besluit goed dat bepaalt dat twee provinciale persoonsgebonden instellingen nog tot eind 2019 kunnen worden beheerd door de provincie. De eerste is het cultuurcentrum de Warande in Turnhout, dat de provincie Antwerpen nog zal uitbaten. De stad Turnhout was vorig jaar inderdaad geen kandidaat om de Warande over te nemen. U weet ook dat dat een heel complexe situatie was. Het was eerst van de stad, dan ging het naar de provincie… Ze hebben dus nog tot eind 2019 de tijd gekregen, dat is wettelijk geregeld met een besluit van de Vlaamse Regering. De tweede provinciale persoonsgebonden instelling is de welzijnsinstelling Provinciaal Zorgcentrum Lemberge, waarin de provincie Oost-Vlaanderen nog verder kan participeren. De oprichting van een OCMW-vereniging die de activiteiten zal overnemen was in 2017 nog niet helemaal afgerond, vandaar de tijdelijke toelating tot verder beheer door de provincie.
In 2019 zal de volgende Vlaamse Regering opnieuw een beslissing moeten nemen met betrekking tot de toekomst van deze instellingen, rekening houdende met de dan bestaande situatie. Maar op termijn moeten ook deze instellingen overgaan naar de lokale overheid.
Alle andere persoonsgebonden provinciale persoonsgebonden instellingen zijn overgeheveld naar de Vlaamse of de lokale overheid. Ze zijn sinds 1 januari 2018 niet meer in het beheer van de provincies. De lijst van deze instellingen en de overheid waar ze naartoe zijn gegaan, is opgenomen als bijlage bij de memorie van toelichting bij het zogenaamde afslankingsdecreet provincies – maar dat weet u wel, u hebt dat decreet al gezien, het is trouwens ook al goedgekeurd.
Het klopt dat sommige van deze instellingen een gemengd karakter hebben. Met andere woorden: ze situeren zich op het breukvlak van persoonsgebonden en grondgebonden bevoegdheden. Daar hebben we altijd het principe gehanteerd dat de bijzaak de hoofdzaak volgt. Dat is in deze commissie ook al ontzettend veel besproken. Zo hebben sommige provinciale domeinen, die onder de bevoegdheid Toerisme vallen, op hun grondgebied ook musea. Een zeer concreet voorbeeld is Bokrijk. Of sommige instellingen situeren zich op het breukvlak van cultuur en de grondgebonden bevoegdheid archeologie. Goede voorbeelden hiervan zijn de centra van Ename in Oudenaarde en Velzeke in Zottegem. In die gevallen werd uiteindelijk geoordeeld dat de grondgebonden bevoegdheid doorweegt, en dus dat dit geen persoonsgebonden instellingen zijn.
Het zwembad van Brugge is een zeer complexe en meerjarige financiële constructie waar geen enkele partner iets aan wilde veranderen. In die zin betaalt de provincie nog enkele jaren voor dit zwembad. Maar deze louter financiële betrokkenheid betekent geenszins dat de provincie West-Vlaanderen nog actief zou zijn in het sport- of zwembeleid.
Met andere woorden: op de Warande en Lemberge na is de overdracht van de provinciale persoonsgebonden bevoegdheden en instellingen volledig gebeurd. Gelet op het recent genomen besluit, verkeren wij absoluut niet in een toestand van onwettigheid.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, onwettigheid is misschien verkeerd uitgedrukt maar ik citeer het Rekenhof: “Dit resultaat spoort niet met het verbod op persoonsgebonden taken zoals geformuleerd in het gewijzigde artikel 2 van het Provinciedecreet.” We zullen dus moeten afwachten wat de volgende Vlaamse Regering beslist voor deze instellingen waar uiteindelijk dan uitzonderingen voor zijn gemaakt.
U weet dat ik een koele minnaar was van het kunstmatig uit elkaar trekken van iets dat jarenlang vervlochten is geweest, en wij hebben wat dat betreft andere voorstellen.
In een bijkomende vraag wil ik u op nog iets wijzen inzake het personeel. Het rapport van het Rekenhof focust op specifieke problemen bij de tweede pensioenpijler voor contractuelen. Maar er is me nog een ander probleem met contractuelen gesignaleerd die overgaan van de provincies naar de Vlaamse overheid. De provincies voldeden al sinds halfweg de jaren 90 aan de verplichting van objectieve werving en selectie. Zij hadden dat op dat moment ook ingeschreven in hun personeelsstatuut. Het Agentschap Binnenlands Bestuur heeft dat trouwens ook gecontroleerd.
Vlaanderen heeft pas in 2006 een veralgemeend systeem van objectieve werving ingevoerd voor zijn contractueel personeel. En nu laat Vlaanderen blijkbaar weten dat de contractuelen die worden overgenomen uit de provincies en die werden aangeworven voor 2006, niet in aanmerking kunnen komen voor interne personeelsmobiliteit en dus enkel via externe werving kunnen deelnemen aan een examen. De reden die Vlaanderen daarvoor geeft, is dat zij dit slechts vanaf 2006 voor de eigen contractuelen hebben geregeld terwijl in de voorbereiding van de hele overnameoperatie altijd werd beweerd dat die mensen hun rechten zouden kunnen behouden. Iets wat in de provincies al langer in het statuut was geregeld, is in Vlaanderen pas in 2006 geregeld waardoor een x aantal mensen die vanuit de provincies zijn overgekomen niet dezelfde rechten hebben. Wat is uw mening daarover?
De heer Meremans heeft het woord.
Ik had dezelfde zin aangestipt op bladzijde 25 van het rapport van het Rekenhof: “De overdracht van de persoonsgebonden bevoegdheden naar Vlaanderen is in de regel goed geregeld.” Dat is eigenlijk een pluim voor al die mensen die in die transitiegroepen zaten en daaraan hebben gewerkt, want dit was een zeer complexe oefening, een titanenwerk. En ondanks wat aangekondigd was, is dit gebeurd zonder heel veel commotie en onrust op het terrein. Voor een aantal zaken die op het snijveld lagen, moest men zoeken naar oplossingen op maat en naar pragmatische oplossingen en dat is ook gebeurd. In die zin vind ik wat in het rapport van het Rekenhof staat vermeld niets nieuws. Nu zeggen dat hier een smoking gun uit de lucht valt, is dus helemaal niet waar.
De heer Doomst heeft het woord.
Collega’s, we moeten beseffen dat dit een afslankingsdieetdecreet is dat geen gemakkelijke zaak was. Dit is wel met het nodige realisme gedaan en dus niet rigide. In die zin begrijp ik de opmerkingen van het Rekenhof.
Minister, mij interesseert vooral ook in welke mate Vlaanderen en de gemeenten alle activiteiten die ze hebben overgenomen – binnen wat die mensen deden, zaten veel terreinactiviteiten – met voldoende envergure hebben overgenomen. Met andere woorden, wanneer zullen we evalueren of er voldoende alternatieve energie is gestoken in de overgehevelde bevoegdheden?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Doomst, de situatie is pas zo sinds 1 januari 2018, dat is nog niet zo lang. Gelet op het feit dat alles min of meer is afgerond, denk ik dat mijn coördinerende rol ongeveer is afgelopen. U kunt natuurlijk wel aan de functioneel bevoegde ministers vragen stellen over het verloop van de overname van bepaalde instellingen, maar voor een echte grondige evaluatie binnen de schoot van de Vlaamse Regering is het volgens mij nog te vroeg. We zijn drie maanden ver en dat is te snel. Als u echter concrete signalen krijgt en als mensen zeggen dat op bepaalde plaatsen iets fout loopt, dan zijn alle functioneel bevoegde ministers zeker bereid om op uw vragen te antwoorden. Ik heb alles gecoördineerd en alles is goedgekeurd, ik denk dat mijn coördinerende rol dan ook stilaan uitgedoofd is.
Mevrouw Pira, die concrete gevallen zijn me absoluut niet bekend en zijn me ook nooit gesignaleerd. U weet dat er een verschil is tussen de statuten die de Vlaamse overheid hanteert en de statuten die de vijf provincies hanteren, maar ik heb u in mijn antwoord gezegd dat deze operatie absoluut niet heeft geleid tot personeelsbesparingen en dat alle personeelsleden hun statuut en wedde hebben kunnen behouden. Ik twijfel er niet aan dat u wel zulke signalen hebt gekregen, maar ik zou u willen vragen om die te bezorgen aan mijn kabinet. Dan kunnen wij bekijken wat ervan aan is.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Zoals u vraagt, zal ik concrete gevallen aan uw kabinet bezorgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.