Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Minister-president, er zijn ondertussen een paar weken voorbijgegaan, maar eind december 2017 werd Iran opgeschrikt door grootschalige protesten. In 140 steden kwamen mensen op straat om tegen de regering te protesteren. Onder andere wensten zij een einde aan de corruptie en zelfverrijking van de machthebbers. De betogers eisten een hervorming van de politieke structuur die op theologische ideeën is gebaseerd.
Zelfs na de hardhandige aanpak van de protesten door de regering, waarbij ongeveer vijfduizend mensen werden gearresteerd, zijn de protesten tegen de regering doorgegaan. In de voorbije weken werden een dertigtal vrouwen gearresteerd die op een vredige manier tegen het verplicht dragen van de hoofddoek protesteerden in Iran.
Het gaat hier dus over protesten voor meer persoonlijke vrijheden. Veel van deze protesten zijn op een geweldloze manier verlopen, maar dat heeft de regering niet gestopt om zeer hardhandig op te treden. Meer dan 21 mensen werden doodgeschoten, waaronder een kind van 11. Hoewel de meeste gearresteerden al in de eerste maand zijn vrijgelaten, blijven er nog 500 mensen in Iraanse gevangenissen, die berucht zijn voor hun folterpraktijken en slechte leefomstandigheden. Een paar dagen geleden las ik nog dat aan een gevangene medicatie wordt geweigerd, die hij absoluut nodig heeft om een bepaalde ziekte te bestrijden.
Ten minste drie van de gevangenen zijn sinds hun arrest gestorven. Dit heeft vele vrouwen niet gestopt om te blijven protesteren tegen het verplicht dragen van de hidjab. Hoewel de regeling over het dragen van de hidjab de laatste jaren is versoepeld, bestaat er nog steeds een zeer strenge wetgeving.
Na de gedeeltelijke opheffing van de handelsboycot ten aanzien van Iran, heeft Vlaanderen de voorbije twee jaar de handelsbetrekkingen met het land aangeknoopt. Het is immers belangrijk handelscontacten te hebben, ook met landen waar een zekere spanning is met de democratie. Vlaanderen heeft een nota gemaakt over hoe we de mensenrechten in ons buitenlands beleid kunnen mainstreamen, ook in het kader van handelsrelaties. Uiteindelijk zijn handelscontacten ook gelegenheden om de uitwisseling van waarden en mensenrechten te promoten.
Minister-president, in 2016 hebt u een handelsmissie met 140 bedrijven naar Iran geleid. U hebt nadien in het parlement verklaard dat u het thema van de mensenrechten niet hebt kunnen aankaarten – misschien quote ik u niet correct – vanwege het feit dat u met vakministers in functie van de voorgelegde contracten hebt gesproken en dat men in aanwezigheid van bedrijfsleiders moeilijk delicate politieke discussies kan aansnijden.
Dat is inderdaad diplomatiek moeilijk, dat besef ik, maar ik denk dat we het er wel over eens zijn dat de vernieuwde economische samenwerking een hefboom moet zijn om de problemen inzake democratie en mensenrechten op het juiste moment op tafel te leggen. De recente feiten zijn alleszins confronterend. Ook het feit dat vredig manifesterende mensen gevangen worden gehouden, gefolterd, medicatie ontzegd, van hun vrijheid beroofd, is natuurlijk totaal onaanvaardbaar volgens onze normen en visie.
Minister-president, hebt u sinds de voornoemde handelsmissie al de opportuniteit gehad om de problematiek van mensenrechten en democratie bij de Iraanse autoriteiten aan te kaarten? Zo ja, wanneer en bij wie? In uw beleidsbrief Buitenlands Beleid, Internationaal Ondernemen en Ontwikkelingssamenwerking 2017-2018 kondigt u aan dat er dit jaar een vervolg komt op de succesvolle handelsmissie van 2016. Is deze nieuwe handelsmissie naar Iran al concreet gepland? Zo ja, zult u ook in diplomatieke ruimte voorzien om met de Iraanse autoriteiten over de mensenrechten en de democratie, en meer in het bijzonder over de recente roep van het Iraanse volk voor meer vrijheid en de daaropvolgende gewelddadige onderdrukking, te spreken?
De voorbije weken zijn er verschillende gearresteerden in de gevangenis in verdachte omstandigheden overleden. Bovendien zitten nog enkele honderden demonstranten gevangen. Op welke wijze zult u aandringen enerzijds op een onafhankelijk onderzoek naar het verdacht overlijden van de gearresteerden, en anderzijds op een eerlijk proces voor alle opgepakte demonstranten en overige politieke gevangenen, conform internationale mensenrechtenverdragen? Over welke middelen beschikt Vlaanderen nog om de voornoemde problematiek bij de Iraanse autoriteiten aan te kaarten, in het bijzonder de rechten van vrouwen, ook rekening houdend met het feit dat ons land in de VN-raad zetelt over het statuut van vrouwen? Ik veronderstel dat we in die commissie in New York een federale vertegenwoordiger hebben. Ik neem aan dat er in het kader van het interfederaal overleg over deze punten wordt gesproken. Ook Vlaanderen heeft een vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties, dus ik neem aan dat ook die vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties in Genève en elders opkomt voor vrouwenrechten, voor mensenrechten en democratie en de gelegenheid heeft om die zaken in te brengen, in het bijzonder wanneer de relaties met Iran aan bod komen.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw de Bethune, ik heb inderdaad al geantwoord op uw vraag over de handelsmissie in Iran. Er zijn geen contacten geweest met ministers die buiten de aanwezigheid van ondernemers verliepen. Dat was dan ook een reden om niet te beginnen over de problemen van de mensenrechten, aangezien er dan gesprekken en discussies waren met het oog op handelsbetrekkingen, aanbestedingen, overheidsopdrachten enzovoort.
Het is niet de context om op dat vlak een en ander aan te kaarten. Wat niet belet dat inzake mensenrechten, maar dan heel concreet naar aanleiding van de zaak van mijnheer Djalali, er geen bilaterale contacten geweest zouden zijn, wel integendeel. Die zijn er verschillende keren geweest. Ik heb daarover verschillende gesprekken gevoerd met de ambassadeur. Ik heb president Rouhani aangeschreven, alsook ayatollah Khamenei. Ik heb dit ook aangekaart bij de Europese Unie, bij mevrouw Mogherini die tal van initiatieven neemt en ervoor zorgt dat dit op de agenda staat in de betrekkingen tussen de Europese Unie en Iran.
Over de mensenrechten in de VN hebben wij geen zeggenschap. Dat is een federale bevoegdheid, België is lid van de mensenrechtenraad en doet daar wat moet gebeuren. Ook de VN heeft bijvoorbeeld in de zaak van Djalali al initiatieven genomen, net zoals de Europese Unie dat doet. Mevrouw Mogherini heeft laten weten dat in het kader van de EU-Iran High Level Political Dialogue gesprekken plaatsvinden over de mensenrechtenproblematiek. De laatste dialoog vond plaats op 20 november 2017. Op 3 januari zei mevrouw Mogherini in een verklaring over de situatie in Iran dat de EU de protesten, het groeiende geweld en de onaanvaardbare verliezen van mensenlevens aanklaagt. Ze bevestigde dat mensenrechten een kernzaak zijn in de relatie met Iran, dat vreedzame demonstraties en de vrijheid van meningsuiting fundamentele rechten zijn die van toepassing zijn op alle landen en dat Iran geen uitzondering is.
De EU zal Iran blijven oproepen om op te houden met het beperken van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering en vereniging. Dit staat vermeld in de raadsconclusies van 26 februari jongstleden die de EU-prioriteiten voor 2018 in VN-mensenrechtenfora bevatten.
Het is de Europese Unie die onze hefboom is op dat vlak om gewicht in de schaal te werpen. Wat de missie in het najaar 2018 betreft, kan ik zeggen dat het een puur economische missie is met enkel maar de deelname van bedrijfsleiders, zonder deelname van politici.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Minister-president, ik waardeer uw optreden en dat van de Belgische autoriteiten in het dossier van dokter Djalali, waar we met vereende krachten diplomatiek optreden en waarin ook het Vlaams Parlement zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Mijn fractie heeft uitdrukkelijk gepleit om het op te nemen voor de rechten van de professor die ook verbonden is aan een van onze universiteiten.
Ik neem akte van uw antwoord op mijn vraag over de straatprotesten in Iran, het verzet tegen het regime, het uitdrukkelijke verzet van vrouwen tegen het regime. Ik wil een zin voorlezen uit een speech van mevrouw Rajavi, de voorzitster van de beweging van Iraniërs in het verzet, die trouwens hun zetel hebben in Parijs. Recent hield ze een opmerkelijke toespraak op de conferentie voor vrouwenrechten. Ik citeer: “Khamenei has declared women’s equality with man is one of those Western notions that are totally wrong.”
Dat is een van de uitspraken van mijnheer Khamenei, die doorgaat als een gematigd leider. Ondertussen hebben we wel al geleerd dat dat natuurlijk absoluut niet het geval is, dat hij absoluut niet gematigd is. Ik zal hier het hele Iraanse regime niet tegen het licht houden, dat is ook niet mijn expertise, maar ik hoop wel dat we dat inzicht hebben.
Minister-president, ik neem er akte van dat u verwijst naar het optreden van Europa, van mevrouw Mogherini en haar diplomatiek optreden ter zake en wat ze in onze naam doet.
Mijn standpunt, minister-president, is dat men ook in het kader van bilaterale handelsmissies en handelssamenwerkingen ruimte zou moeten creëren om over mensenrechten te spreken. Ik begrijp ook dat die opening niet oneindig is en dat die misschien niet over alle aspecten van de problematiek kan gaan, maar ik denk dat we het aan onszelf en aan het beleid dat we voeren, verschuldigd zijn om in een dergelijke missie, al dan niet alleen met bedrijfsleiders, wat meer reliëf te integreren. Men moet economische contacten als hefboom gebruiken om ook rond waarden en mensenrechten uit te wisselen. Ik denk dat dat een stijl is die we zouden moeten hanteren. Ik weet ook dat dat niet gemakkelijk is. En ik weet natuurlijk ook dat men economische winst of contacten nastreeft en dat de concurrentie op dat veld groot is. Maar ik weet ook dat wanneer Europese landen of westerse landen een stuk kunnen samenwerken, samenspannen, een gelijke toon kunnen hanteren, iets waar we samen aan kunnen werken, dat we dan ook kunnen bijdragen tot een andere sfeer, een ander evenwicht, een ander begrip van die waarden.
Ik vind het te gemakkelijk om naar Iran te gaan om ‘business opportunities’ te creëren, en voorbij te gaan aan dergelijke belangrijke mensenrechtenuitdagingen. We zijn het gewoon om dat te horen, en dan knikken we allemaal vol begrip, wanneer het over Sub-Saharaans Afrika gaat. Dan is iedereen unaniem dat men heel uitdrukkelijk aan de leiders in die landen moet zeggen hoe weinig de mensenrechten daar worden gerespecteerd. Ik zal nu niet ingaan op de problematiek van het ene of het andere land daar. Dat is niet het voorwerp van deze vraag. Maar dan is daar weinig discussie over. Als het over handelsrelaties met Iran gaat, dan is men veel voorzichtiger en terughoudender. Ik wil u geen intenties in de schoenen schuiven, maar ik probeer het in mijn mensentaal wat uit te drukken. Dan zegt men: mevrouw Mogherini gaat de mensenrechten behartigen, en de economische samenwerking en contacten gaan wij vanuit Vlaanderen proberen op te nemen voor onze bedrijfsleiders. Ik denk dat die splitsing niet klopt. Dat klopt ook niet met uw beleidsnota, want u hebt zelf met veel overtuiging gepleit voor een nota waarin u de band tussen economische banden en mensenrechten illustreert en bepleit.
Sta mij toe, voorzitter, om nog een kleine gedachtelus te maken.
Ik zou ze niet te groot maken, die lus. (Gelach)
Ik zal het zeer kort houden. We kunnen natuurlijk lachen, maar …
Het is niet om te lachen, maar de tijd loopt. Het reglement zegt twee minuten.
De tijd loopt inderdaad, ook voor al die mensen die in Iran in de gevangenis zitten, waar wij dan ondertussen businesscontacten gaan leggen. Maar hetzelfde geldt bij uitstek voor China. Er zit een vraag over China in de pijplijn. De voorzitter van het Vlaams Parlement heeft recent ook de president van de Tibetaanse regering in ballingschap ontvangen. Ik heb die ook ontvangen. Dat is een heel indrukwekkende ontmoeting geweest, heel verhelderend.
De laatste evoluties in China illustreren perfect dat men de handelscontacten en de economische contacten niet los kan zien van de mensenrechten. Als men dat wel doet, aan het einde van de rit, dan worden wij, met onze visie over de mensenrechten, in het nauw gedreven. Op de middellange termijn is dat het resultaat daarvan. We hebben dus geen keuze dan die mensenrechten te integreren in al onze diplomatieke contacten en die als hefboom te gebruiken, ook de handelscontacten, om dat telkens opnieuw op de agenda te zetten. Ik nodig u uit om dat te doen.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, ik wou even het woord nemen om mij in grote lijnen aan te sluiten bij het betoog en de vragen van de collega. Ze focust nogal op de recente gebeurtenissen en een aantal symbooldossiers. Dat is heel terecht, maar ik heb mij naar aanleiding van deze vraag ook eens verdiept in onder meer het meest recente dossier van Amnesty International. Dan zie je dat daar, ook los van de repressie van politiek gemotiveerde mensen, waar we natuurlijk volledig achter staan, in de dagelijkse samenleving ook wel zaken gebeuren die voor ons heel markant zijn.
Ik geef u een viertal voorbeelden, die ik uit het verslag haal. Een journalist die in een artikel over door de politie geconfisqueerde bromfietsen het verkeerde cijfer opgeeft: 40 zweepslagen. Een vakbondsman die deelneemt aan een verboden betoging tegen onrechtvaardige werkomstandigheden: 30 zweepslagen en 6 maanden gevangenis. Diefstal: meestal amputatie van de hand, maar soms is men zo inventief dat men eerst de hand amputeert en dan later de mensen terechtstelt, in die volgorde. En dan heb je nog buitenechtelijke relaties: de vrouw 74 zweepslagen en – de islam is natuurlijk een vrouwvriendelijke godsdienst – de man 99 zweepslagen. Daar zit dus nog een verschil van 25 op.
Om maar te zeggen dat dit een samenleving is die niet alleen inzake repressie van politieke oppositie, maar ook inzake zelfs elementaire zaken als hoe je omgaat met diefstal, ongetwijfeld ook vaak door mensen die stelen om gewoon eten te hebben – dat zijn niet de grote criminelen – zo ver afstaat … De vraag is natuurlijk hoe je daarmee omgaat. En daar volg ik de collega niet helemaal. De Europese Unie en de verschillende regeringen doen wel degelijk inspanningen, maar anno 2018 is het, en dat is het grote probleem, niet meer Europa dat dicteert wat er gebeurt in de wereld.
Ik ben het ermee eens dat je dat moet blijven aankaarten, maar zoals u zelf zegt, collega, is dit een regime dat gebaseerd is op teleologische principes. Het zijn theocraten die daar aan de macht zijn. Je mag van die mannen verwachten dat die denken dat die een rechtstreekse telefoonlijn hebben met hierboven. Hun staat is niet gebaseerd op mensenrechten, niet op onze interpretatie, maar op hun interpretatie van heilige geschriften. Je zit dus tegenover mensen met een andere software in hun hoofd. Ze zijn zelfs niet onverschillig, ze zijn vijandig tegenover ons. Ze vinden dat wij een decadente samenleving zijn, die aan het verdwijnen is, en dat zij natuurlijk de toekomst voor zich hebben. Hoe ga je aan die mensen uitleggen: ons model is beter, gelieve het onze over te nemen, want dit is voor iedereen beter. Ik ben er mij van bewust dat heel veel mensen in de Iraanse samenleving die ideeën van ons ook delen, maar niet de mensen die daar nu aan de macht zijn. En dat is natuurlijk de vraag van 1 miljoen: hoe krijg je die boodschap ook voor een deel verkocht aan die machthebbers?
Dat geldt voor Iran, maar ook voor China. Wat China betreft, ben ik eigenlijk nog optimistischer dan over Iran, want met China deel je ideologisch nog een gemeenschappelijk concept: uiteindelijk willen we dat iedereen een goed leven heeft. Hoe je daar komt, daarover kun je discussiëren. De toetssteen voor de Iraanse machthebbers is zelfs niet dat iedereen een goed leven heeft, maar dat de samenleving georganiseerd is volgens hun interpretatie van heilige geschriften, en dat is een heel andere software.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Voorzitter, over dokter Djalali heb ik recent een vraag ingediend. Ik hoop dat die snel behandeld kan worden in deze commissie. We hebben hier al meermaals over gesproken, maar ik ben blij met de vraag van collega de Bethune, om de mensenrechtensituatie in Iran ook wat breder te trekken dan enkel de situatie van dokter Djalali.
Net als collega Van Overmeire heb ik het recente rapport van Amnesty International erbij genomen, en dat is toch wel vernietigend. Hij heeft al een aantal voorbeelden aangehaald. Het mandaat van de speciale rapporteur voor de mensenrechtensituatie werd weliswaar hernieuwd, maar de Iraanse autoriteiten weigeren haar nog altijd de toegang tot het land. Ook andere VN-experts krijgen geen toegang tot Iran.
Minister-president, we hebben ondertussen een Nationaal Actieplan Ondernemingen en Mensenrechten. De vraag is in hoeverre de mensenrechtensituatie in Iran, maar eigenlijk breder dan enkel Iran, door Flanders Investment & Trade (FIT) of via andere overheidscontacten altijd wordt meegenomen. Bij een eerdere reis naar Iran hebt u verklaard dat er geen tijd was om over mensenrechten te spreken, maar ik volg collega de Bethune daarin, dat je elk moment dat je over de mensenrechten kunt spreken, dat ook moet doen, in alle contacten die je daar hebt.
Minister president Bourgeois heeft het woord.
Die zaak is hier nu al drie, vier, vijf keer principieel aan de orde gekomen. U herhaalt telkens hetzelfde, ik herhaal ook telkens hetzelfde. Economische missies zijn economische missies. Ik blijf erbij dat economische missies een indirect effect hebben, en heel vaak een groter effect dan bijvoorbeeld mijn herhaalde tussenkomsten bij de ambassadeur van Iran, waar ik telkens opnieuw op die spijker klop. Ik ben het volledig eens met de diagnose en analyse van collega Van Overmeire. Die mensen zijn er niet van overtuigd dat wij een beter systeem hebben, integendeel. Zij zweren bij hun systeem, net zoals China zweert bij zijn systeem en zegt: op die manier, met een zeer strak geleid systeem, met iemand die straks voor het leven benoemd wordt, gaan wij de meeste mensen tot betere welvaart brengen. Je kunt er tien keer of honderd keer over discussiëren, maar men zegt: dat is uw visie, de onze is anders, u gaat ons niet overtuigen, sorry.
Wat ik wel ervaar, en wat ik hier blijf herhalen, is dat als je economische relaties hebt, dat effect heeft bij de bevolking, dat dat mensen beïnvloedt, in contact brengt met andere mensen, in contact brengt met de vrijheid van ondernemen, de vrijheid van vereniging, de vrijheid van expressie, de gelijkheid man-vrouw en dergelijke meer, en dat dat op termijn een duurzaam effect is. Wat collega Soens aanbrengt, dat gaat over het ethisch handelen van de ondernemingen zelf. Wij proberen daar een rol in te spelen door hen erop te wijzen dat zij de bepalingen van de Internationale Arbeidsorganisatie moeten naleven, geen kinderarbeid gaan hanteren in de landen waar producten of grondstoffen ontwikkeld worden. Dat is een andere zaak.
In de zaak-Djalali en in de zaak van Iran kan ik u zeggen dat ik bij elk contact dat ik heb met de ambassadeur – en ik heb er de laatste tijd toch wel veel – iedere keer die zaak aankaart, maar natuurlijk krijg je nooit het antwoord dat men de doodstraf gaat afschaffen, integendeel. Niet alleen daar, maar ook in andere landen, ook in de VS, ook in China, ook in andere landen, blijft men voet bij stuk houden. Je kunt dat aankaarten, en we doen dat ook. Een economische missie is één zaak. De zaak van rechten van mensen, van verdrukten, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vergaderen, de vrijheid van betogen beklemtonen, is een andere zaak. De Mensenrechtenraad is VN. Men doet daar wat moet gebeuren. De Europese Unie doet dat. Ik heb Mogherini verschillende keren aangeschreven met betrekking tot de zaak-Djalali, en ze brengt dat ook op de agenda. Ze doet dat ook nauwgezet. Dat is de hefboom die het kleine Vlaanderen in de wereld heeft om mee te spelen.
Maar ook op dat vlak moet je zeggen dat het een theocratie blijft, waar het niet de president is die het laatste woord heeft. Het is de ayatollah Khamenei die het laatste woord heeft in die zaken. Ik heb dat ondervonden toen ik de vraag stelde met betrekking tot mijn genadeverzoekschrift. Ik richt mijn genadeverzoekschrift niet aan de president, want de president heeft er geen bevoegdheid in. Het is de ayatollah die daarover gaat en die daarover beslist. Dat duidt heel duidelijk aan dat dat een staat is waar geen scheiding van kerk en staat is, waar de theocratie aan de macht is en waar de mensen er ook van overtuigd zijn dat hun model tegenover dat van ons, dat ze dan vaak het decadente model noemen, het superieure model is. En dan moet je, zoals dat vroeger ook met andere landen gebeurd is, – want alle hervormingen komen overal ter wereld van de jonge mensen en vooral van de jonge vrouwen –, contacten blijven hebben, economische contacten hebben, culturele contacten hebben, uitwisselingen hebben en ervan uitgaan dat er in die samenlevingen onder water heel veel zaken in beweging komen.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister-president. Het debat zal nog meermaals gevoerd worden, spijtig genoeg uiteraard, omdat noch u, noch ik, noch wij hier dit probleem zullen… We kunnen misschien een beetje bijdragen tot een oplossing. Verre van mij te overtuigen dat u in elk gesprek, elk contact en elke meeting deze problematiek moet aanbrengen, is mijn pleidooi eigenlijk om na te denken over hoe men in een dergelijke handelsmissie – u zegt dat het louter over bedrijfsleiders en handelscontacten gaat – een andere dimensie, een bijkomende touch kan integreren, zij het cultureel of op het vlak van onderwijs of van uitwisseling, waarbij men de handelsrelaties als hefboom gebruikt om toch kleinschalig en niet alleen informeel, want ik weet ook dat u informele contacten hebt op een receptie, op straat, in een meeting, misschien met een zakenvrouw of een zakenman of een lokale personaliteit of een advocaat of een rechter, met wie men een vrij gesprek kan hebben, tot op een zeker punt, en waar men dan eigenlijk een uitwisseling kan hebben van een andere orde.
Misschien doet u dat, maar het loont de moeite, en dat is ook een vraag aan FIT, om dergelijke relaties niet te beperken tot het economische en dat strikt gescheiden te houden van het andere, maar om bewust en geëngageerd te zoeken naar het integreren van een andere dimensie, die een opening maakt om ruimte te maken voor die waarden, bijvoorbeeld door een uitwisseling met een universiteit te doen, waarbij men misschien een paar beurzen kan geven, of een prijs, of een studiereis kan organiseren voor jongeren van daar die naar hier komen en dergelijke meer.
Ik heb recent een lezing over vrouwenrechten kunnen geven voor hogeschoolstudenten. Het was in Brussel, maar er waren jongeren van over heel het land. En er zat ook een delegatie van Iraanse studenten bij. Het waren alleen mannen. Er was geen enkele vrouw toegelaten tot die missie. Ik heb daar de gelijke rechten en onze Grondwet toegelicht, onze quotawetgeving en dergelijke meer. Die Iraanse studenten waren echt heel verbaasd, maar nadien op de receptie ook heel geïnteresseerd. Dat waren wellicht mensen die banden met het regime hadden, want anders waren ze niet toegelaten tot die missie. Maar intellectueel zijn we nadien tot een gesprek gekomen, waarin ze toch met een zeker respect over dat streven naar gelijkheid tussen vrouwen en mannen hebben kunnen spreken. Bon, het waren er twaalf, binnen een groep van honderd jongeren met wie ze een week hadden doorgebracht, maar ik denk dat we ook in handelsmissies moeten proberen om elke gelegenheid aan te grijpen om het niet alleen over de zakelijke relaties te hebben, hoe goed de indirecte respons ook moge zijn. Dat wens ik u ook toe.
De vraag om uitleg is afgehandeld.