Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed in Limburg
Verslag
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister-president, Limburg kreeg de primeur om als eerste provincie de inventaris van het bouwkundig erfgoed te laten vaststellen volgens de nieuwe procedures, zoals bepaald in het Onroerenderfgoeddecreet. Het ging om een grootschalig openbaar onderzoek, waarbij het expliciet de bedoeling was de burger te betrekken, om op die manier meer draagvlak en erkenning voor erfgoed te creëren.
Uit de cijfers, gepubliceerd op uw website, leer ik dat opmerkingen of bezwaren ingediend konden worden over 5858 bouwkundige relicten en 63 bouwkundige gehelen. Het nieuwe ministeriële besluit tot vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed in de provincie Limburg bevat nu in totaal 5901 relicten en gehelen.
Hoe evalueert u de publieksparticipatie in dit openbare onderzoek? Hoeveel opmerkingen en bezwaren werden ingediend? In hoeverre is er zicht op wie die mensen precies zijn die deelnamen aan het onderzoek? Krijgen de mensen die opmerkingen en bezwaren indienden, ook feedback van uw diensten? Zult u voor de geplande onderzoeken in de andere provincies dezelfde procedure volgen, of wordt die procedure bijgestuurd?
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister-president, de bedoeling van die inventaris van bouwkundig erfgoed in Limburg is om het behoud van relicten en bouwkundige gehelen met erfgoedwaarde te stimuleren. De bedoeling is om die formeel vast te stellen. U hebt bevestigd dat alle erfgoeditems op de lijst op het moment van vaststelling erfgoedwaarde bezitten. Daar worden een aantal rechtsgevolgen aan gekoppeld. Op 16 januari 2018 ondertekende u het ministerieel besluit tot vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed in de provincie Limburg. Het besluit werd gepubliceerd en de rechtsgevolgen zijn op 1 februari 2018 in werking getreden. Blijkbaar stonden op de lijst zo’n 214 relicten en 2 gehelen die niet langer opgenomen worden in de vaststelling. 3 daarvan stonden onterecht in de lijst.
Dankzij het evaluatierapport ‘Onroerenderfgoeddecreet’ beschikken we sinds kort over het aantal aangevraagde toelatingen voor toelatingsplichtige handelingen aan beschermde goederen. Dat waren interessante cijfers, maar dit zou evenzeer het geval geweest zijn voor het aantal negatieve adviezen of dossiers waarvoor een beroep werd ingediend.
Minister-president, 231 relicten worden niet langer opgenomen in de vaststelling. Hoe komt het volgens u dat dat zo’n groot aantal is? Veel relicten uit de lijst, die niet meer vastgesteld zijn, bleken niet langer voldoende goed bewaard. Betekent dat dat het agentschap geen controle uitvoerde op het terrein bij de eerste vaststelling? Bent u op de hoogte van wanbeheer in de periode tussen de eerste en definitieve vaststelling, waardoor relicten niet langer opgenomen kunnen worden op de definitieve inventaris?
Ontving u de afgelopen maanden ook klachten over de inspraakprocedure en het feit dat het openbaar onderzoek zich tot op vandaag beperkt tot feitelijkheden? Hoe verantwoordt u uw keuze hiervoor, aangezien het agentschap in het evaluatierapport ‘Onroerenderfgoeddecreet’ bevestigt dat die methode de inspraak van de burgers beperkt? Overweegt u om dat nog te remediëren?
In hoeveel gevallen heeft het agentschap Onroerend Erfgoed, sinds de start van het decreet, een negatief advies gegeven aangaande toelatingsplichtige handelingen aan beschermde goederen? In hoeveel gevallen werd een beroep ingediend en in hoeveel gevallen werd dat niet gedaan?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Bedankt voor de vragen, collega’s. Het openbaar onderzoek voor de vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed in de provincie Limburg leverde waardevolle informatie op. Alle bezwaren en opmerkingen die tijdens het openbaar onderzoek werden ingediend, resulteerden in een vijfhonderdtal administratieve correcties van de gegevens die op de inventaris staan en leverden dus een beduidende verbetering op van de informatie waarop het vaststellingsbesluit is gebaseerd.
Daarenboven betekent dit grootschalige openbaar onderzoek, waarbij alle lokale overheden werden betrokken, een belangrijke stap in de bewustmaking van de Limburgse steden en gemeenten voor het niet-beschermd erfgoed en de grote verantwoordelijkheid die zij daaromtrent hebben als lokale besturen.
Over de vaststelling van de inventaris in Limburg werden 56 aangetekende bezwaren binnen termijn ingediend. 1 aangetekend bezwaar werd buiten termijn ingediend, maar het is ook behandeld. Daarnaast zijn er per brief en per e-mail 38 opmerkingen bezorgd, die ook behandeld zijn. Het merendeel van de bezwaren is ingediend door zakelijkrechthouders, zoals eigenaars of beheerders van de panden. Slechts enkele burgers dienden een bezwaar in over een relict waarvan zij zelf geen eigenaar zijn.
Een substantieel aandeel van de opmerkingen was afkomstig van lokale besturen, die tijdens het openbaar onderzoek nog tal van adreswijzigingen of slopen hebben gemeld, hoewel het agentschap ter voorbereiding van het openbaar onderzoek alle gemeentebesturen gevraagd had om hun opmerkingen daaromtrent te bezorgen, om voorafgaandelijk al tot een zo goed mogelijke fijnstelling van de inventaris te komen. Ongeveer een derde van de gemeenten was daar niet op ingegaan. Een substantieel deel betrof dus reacties van gemeenten tijdens het openbaar onderzoek.
Voor de andere provincies, collega Van Werde, zal dezelfde procedure gevolgd worden, maar met toch een tweetal bijsturingen. We gaan nog sneller en intensiever de lokale besturen betrekken. Bijvoorbeeld: de inventaris bouwkundig erfgoed in de provincie Antwerpen wordt vastgesteld in 2018. Op 24 november 2017 organiseerde het agentschap al een informatiesessie over de vaststellingsprocedure in voorbereiding, waarop zestig vertegenwoordigers van de zeventig Antwerpse gemeenten aanwezig waren. Er komt ook een verbeterde handleiding. De handleiding om administratieve correcties aan te leveren, is herschreven, om de werkwijze nog concreter te maken.
Hetzelfde geldt voor de inventaris Brabant, in 2019. Al in februari van dit jaar zijn de lokale besturen en de intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten van de provincie betrokken bij de voorbereiding van het vaststellingsbesluit dat voor die provincie wordt opgemaakt.
Op een volledige lijst van ongeveer 6000 bouwkundige relicten en gehelen is een schrapping van 214 relicten en 2 bouwkundige gehelen een aanvaardbaar aantal, collega De Gucht. Dat is 3,8 procent van het aantal in openbaar onderzoek gebrachte relicten en 3 procent van de bouwkundige gehelen.
Wetende dat het vorige vaststellingsbesluit dateert van eind 2014, is het in die drie jaar tijd volledig in de lijn der verwachtingen van de administratie dat in totaal 231 fiches zijn geschrapt van de vaststelling. Bovendien wordt ook het houtig of archeologisch erfgoed uit de vorige vaststelling niet langer vastgesteld als bouwkundig erfgoed. Het Onroerenderfgoeddecreet maakt een strikt onderscheid tussen de verschillende inventarissen.
Het overgrote deel van de geschrapte fiches, 197 in totaal, is te wijten aan sloop of verbouwing met verlies met erfgoedwaarde. 177 daarvan waren voor de opening van het openbaar onderzoek al correct geregistreerd – ‘gesloopt’ of ‘verbouwd’ – op de inventariswebsite, 20 zijn aan de lijst toegevoegd tijdens het openbaar onderzoek.
Het agentschap Onroerend Erfgoed heeft een controle op het terrein uitgevoerd bij de allereerste vaststelling in 2009. Daarna is er gewerkt voor de actualisatie van de administratieve gegevens, in samenwerking met de lokale overheden.
Zoals ik al zei, worden alle gemeenten en IOED’s (intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten) gevraagd om actief mee te werken en alle wijzigingen door te geven. Alle steden en gemeenten en IOED’s werden in december 2016 al aangeschreven, maar een derde van de steden en gemeenten heeft toen niet gereageerd.
Voor, tijdens en na het openbaar onderzoek is op geen enkele manier gebleken dat de sloop of de verbouwing van het betrokken bouwkundig erfgoed te wijten is aan wanbeheer. De schrapping van relicten en bouwkundige gehelen is een essentieel onderdeel van de vaststellingsprocedure, die ervoor moet zorgen dat erfgoed dat sinds een vorige vaststelling niet meer voldoende erfwaarde heeft, niet opnieuw wordt vastgesteld. Wat op de inventaris staat, kan gesloopt worden, maar er moet een afweging gebeuren. En dus is het normaal dat je bij verbouwingen en slopingen de inventaris gaat aanpassen.
Ik verwijs ook naar de resolutie van het Vlaams Parlement die zegt dat tijdens het openbaar onderzoek enkel de feitelijke elementen in aanmerking moeten worden genomen. De opmerkingen over het openbaar onderzoek en de inspraak zijn in drie punten samen te vatten. Het eerste pijnpunt, de persoonlijke kennisgeving, is niet in de regelgeving opgenomen. Het tweede betreft een aantal gevallen van verzet tegen de opname van de relicten en de vaststelling an sich, wat buiten de feitelijkheden valt. Het derde gaat over de procedure van het openbaar onderzoek zoals die is opgenomen in het decreet.
Behalve de online aanbieding van alle documenten tijdens het openbaar onderzoek, ligt het digitale dossier ter inzage bij het agentschap voor mensen die geen internet hebben. Er is een opmerking gekomen dat de dossiers niet alleen in Brussel ter inzage moesten liggen, maar ook ter plekke, in de kantoren in Hasselt bijvoorbeeld. Dit is geen ontvankelijk bezwaar, maar de administratie zal in de komende procedure een computer ter beschikking stellen in het dichtstbijzijnde VAC om op die manier meer mensen te betrekken bij de inventaris.
Het Onroerenderfgoeddecreet trad in werking op 1 januari 2015. In de periode 1 januari 2015 tot 31 december 2017 zijn 199 van de 2942 aanvragen voor toelatingsplichtige handelingen ongunstig beoordeeld. 674 van de 5016 verstrekte adviezen in het kader van de stedenbouwkundige vergunningsaanvragen waren ongunstig. In de periode 1 januari 2015 tot 31 december 2017 heeft het agentschap 27 keer beroep aangetekend bij de deputatie en 15 keer bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Burgers hebben 29 keer beroep aangetekend tegen de weigering of tegen de voorwaarden voor een toelating. Cijfers over het aantal keer dat burgers beroep aantekenden tegen het niet verkrijgen van een vergunning om erfgoedredenen, zijn niet beschikbaar.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister-president, dat u de lokale besturen zo snel mogelijk wil betrekken, is inderdaad een goede zaak, zeker nu de gemeenten verantwoordelijk zijn voor afbraak en verbouwingen van panelen op de inventaris, en niet meer het agentschap zoals het vroeger was. Ik stel vast dat gemeenten steeds meer aandacht hebben voor hun niet-beschermd patrimonium. Sommige gemeenten richten een onroerenderfgoedadviesraad op. Onlangs zag ik een oproep van de stad Leuven. Wat vindt u van zulke initiatieven, dus van onroerenderfgoedadviesraden?
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister-president, de stad Leuven heeft inderdaad zo'n oproep gelanceerd. Ik hoop dat u dat alleen maar kunt steunen. Ik ben benieuwd naar uw antwoord.
We zijn uiteraard verheugd dat Limburg nu die vastgestelde inventaris heeft. Een onroerenderfgoedgemeente zoals bijvoorbeeld Leuven – ik weet niet of er al vele zijn ondertussen – heeft de bevoegdheid om zelf die inventaris op te maken. Dat is nu bijvoorbeeld gebeurd voor de deelgemeente Wijgmaal. Die is helemaal klaar, maar dat invoeren in het Vlaamse bestand, het uiteindelijk vaststellen van de inventaris, blijft een bevoegdheid van Vlaanderen.
Nu heeft de stad Leuven vernomen dat ze nog tot 2019 zou moeten wachten op de inventaris, waar ze goed aan heeft gewerkt, met een perfecte voorbereiding door heel bekwame mensen. Dat men nog zo lang zou moeten wachten, lijkt mij een beetje vreemd. Men vroeg mij ervoor te pleiten dat onroerenderfgoedgemeenten niet alleen kunnen opmaken, maar ook zelf kunnen invoeren en vaststellen. Ik kan me voorstellen dat dat niet evident is, maar dat er dan ten minste – decretaal is het nu misschien niet allemaal mogelijk, maar dan moeten we dat bekijken – een voorlopige vaststelling kan komen uit Vlaanderen, waardoor er met de objecten die zijn opgenomen in de inventaris, waar grondig over is nagedacht door mensen die het terrein echt kennen – ambtenaren van de stad zelf in dit geval –, toch geen ongelukken gebeuren in het komende jaar omdat het in Vlaanderen nog niet definitief is vastgesteld. Dat probleem wil ik hier toch even aankaarten. Misschien kunt u er eens naar kijken. Dat behoeft niet onmiddellijk een antwoord.
Naar aanleiding van de bespreking van het decreet kunnen we daar verder naar kijken. Misschien zijn er al andere mogelijkheden of misschien heeft men het gewoon verkeerd verstaan. Omdat er voor Brabant in 2019 een vaststelling komt, is er daar verwarring. In ieder geval is men daarover verontrust.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega Van Werde, uiteraard sta ik daar positief tegenover. Onroerenderfgoedgemeenten zijn verplicht om zo'n adviesraad te hebben in het kader van hun erkenning, andere niet. Uiteraard is dat een positieve zaak. In tal van gemeenten zijn er organisaties, ook al zijn het geen stedelijke of gemeentelijke raden, die daar zeer actief mee bezig zijn. Het gaat over lokale erfgoedverenigingen die meestal zijn aangesloten bij Herita, soms niet. Ze ontplooien een zeer actieve werking, en dat kunnen we alleen maar toejuichen. Dat draagt natuurlijk ook bij aan de draagkracht van onroerend erfgoed, aan de publiekswerking. Ze nemen allerlei initiatieven, ze zetten onroerend erfgoed in de kijker, ze organiseren evenementen in en rond onroerend erfgoed. Dat is alleen maar positief.
Het zelf opnemen in de inventaris is decretaal inderdaad niet aan de orde. In 2019 zal in Brabant de inventaris worden vastgesteld. De gemeenten kunnen niet wat de onroerenderfgoedgemeenten wel kunnen. Ze kunnen naar het voorbeeld van Brugge een eigen verordening maken met betrekking tot onroerend erfgoed dat op de inventaris staat. Op die manier kunnen ze een kader scheppen om daarmee om te gaan. Het kan een suggestie zijn voor steden als Leuven. Brugge heeft dat en voert daar een actief beleid voor. Hier zal de vaststelling gebeuren in 2019.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.