Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik stel deze vraag in het licht van de heisa van de voorbije dagen. Deze vraag werd ook gesteld aan minister Schauvliege. Toen was er sprake van een inventaris en van een eventuele premie bij het plaatsen van een nieuwe kachel. Wij zijn daar niet echt voorstander van. Ik wil deze vraag ook hier stellen omdat ze voor een deel ook met uw beleid te maken heeft, minister.
Nu blijkt dat hout- en pelletkachels de belangrijkste bron van hernieuwbare energie vormen in Vlaanderen, belangrijker dan zon en wind, want ze tellen mee als producent van groene energie. Zo hebt u dat aangekondigd. Op papier klopt het dan misschien wel, maar ze zijn vervuilend. Dat kwam al aan bod in het debat met minister Schauvliege. Ze zorgen voor een grote uitstoot van fijn stof.
Minister, hoe werd het aandeel groene energie geproduceerd door hout- en pelletkachels bepaald? Hoe komt men aan dat getal en aan die percentages?
Welke toekomst ziet u voor de hout- en pelletkachels op lange termijn in het Vlaamse beleid voor groene energie?
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, de biomassa bij huishoudens bestaat inderdaad voor het grootste deel uit houtblokken, een deel houtbriketten en houtpellets. Europa telt dit mee voor onze doelstellingen hernieuwbare energie, en uiteraard rekenen we dat dan ook mee in onze plannen om die doelstellingen te halen.
Thuis verwarmen door hout te verbranden, is niet iets wat de Vlaamse overheid stimuleert. Ik heb nog geen enkele spot gezien die zegt: ‘Verbrand meer hout!’ Daar is geen ondersteuning voor. Bij het verbranden van hout komt er inderdaad fijn stof vrij. Moderne houtpelletkachels scoren op dat vlak wel beter dan oudere open haarden en houtkachels.
De productie van groene energie uit hout- en pelletkachels in huishoudens wordt in de inventaris hernieuwbare energie van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) jaarlijks geactualiseerd aan de hand van graaddagen. Dat betekent dat de gegevens worden aangepast aan de klimatologische omstandigheden van het betreffende jaar. Men gaat ervan uit dat als het koud is geweest, er meer werd verbrand dan als het warm is geweest. Dat lijkt mij logisch. De basisgegevens zijn berekend uit de resultaten van een enquête van het huishoudelijke energieverbruik die in de drie gewesten werd uitgevoerd onder toezicht van Eurostat.
Voor Vlaanderen werd uit een representatieve steekproef een extrapolatie uitgevoerd aan de hand van een methodologie die werd vastgelegd in een stuurgroep met vertegenwoordigers van het Vlaams Energieagentschap (VEA), de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) en het Departement Omgeving. Dit werd later bevestigd door de VITO in een onderzoek naar het effect van houtverbranding op de fijnstofconcentratie in Vlaanderen.
Laat er geen twijfel over bestaan: Vlaanderen zet volop in op zon en wind. Ook op groene warmte, niet in de eerste plaats via houtverbranding, maar via warmtenetten, warmtepompen en lokale kleinschalige biomassacentralecentrales die lokaal afval verbranden.
Ik herhaal nog eens dat ik niet vind dat hout verbranden verboden moet worden. Er zijn grenzen. Wat is dan het volgende? Volgens mij bestaat daarvoor geen draagvlak bij de bevolking. Als je bevolking verbiedt te barbecueën of de open haard aan te steken, dan gaan de mensen nooit meegaan in dat verhaal, dan krijg je veel te veel weerstand. Ik weet wel dat er vandaag polemische uitspraken worden gedaan, die bepaalde mensen uit hun tent lokken om de discussie te voeren. Ik vind dat op zich niet verkeerd, maar ik vind toch wel – en daarvoor ben ik dan ook bekend – dat men niet moet overdrijven met regelgeving. Men kan bepaalde gedragswijzigingen ook bereiken met informeren, stimuleren en motiveren. Op die manier krijg je een veel beter draagvlak dan door te verbieden.
Het is alleszins de bedoeling dat die biomassahuishoudens tegen 2020 al een kleiner aandeel vormen in onze energiemix. U kunt dat nakijken: op geen enkele manier probeer ik de cijfers van houtverbranding met kachels groter te maken in het globale aandeel. Ik gebruik de statistische gegevens die er vandaag zijn. Ik zou wel een zeer grote masochist zijn mocht ik zeggen dat ik het gat, waarover in deze commissie al zeer veel is gediscussieerd, nog wat groter zou maken, en dat ik mezelf en Vlaanderen wat meer pijn zou doen en ervoor zou zorgen dat we onze doelstellingen hernieuwbare energie zeker niet zouden halen. U mag veel van mij vragen, maar dat klopt niet.
Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om de desinformatie die de wereld wordt ingestuurd, aan te klagen. Men begint dan te vergelijken met de grote biomassacentrales die we in Gent en Langerlo niet hebben kunnen laten doorgaan. We hebben daar trouwens 4,4 miljard euro subsidie kunnen wegwerken. Dat was niet alleen vanwege de factuur maar ook omdat dit wat ons betreft niet duurzaam was. Daarom moesten wij dat niet stimuleren. Maar er is wel een verschil tussen elektriciteit produceren en warmte. Blijkbaar hebben bepaalde mensen de neiging om alles op een hoop te gooien. De centrales van Langerlo en Gent hadden niet de bedoeling om warmte te produceren maar wel om elektriciteit te genereren.
Ik denk dat het verbranden op lokaal niveau en op het niveau van de particulier van andere vormen helemaal niet vergelijkbaar is met wat daar is gebeurd.
Tegen 2020 wil ik dit kleiner in de energiemix, maximaal 15 procent. Mijnheer Gryffroy, ik denk dat dat, naarmate we verder vorderen, steeds meer uitgesproken zal zijn. Ik hoop tegen 2030, 2040 en zelfs 2050 ter zake tot minimale cijfers en minimale aandelen te komen. Misschien zal Europa op een bepaald moment zeggen dat het dat niet meer meetelt in de doelstellingen qua hernieuwbare en groene energie. Ik sta daarachter. Dat zou voor mij geen probleem zijn, natuurlijk op voorwaarde dat ze dan hun doelstellingen wat aanpassen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik ga hier inderdaad niet het debat voeren dat gisterennamiddag is gevoerd over het milieuaspect hiervan. Ik heb het nu inderdaad louter over die Europese doelstellingen, over de aanvaarding hiervan door Europa. Die houtkachels zullen in 2020 nog altijd ruim 15 procent zijn van de totale hernieuwbare energie, op de tweede plaats. En wat staat er op de eerste plaats? Dat zijn de grote hout- en afvalverbrandingsinstallaties. Dat is dus wel het fenomeen. Wat mij vooral interesseert, is het volgende, en ik denk niet dat ik dat heb gehoord. Die representatieve proef, in welk jaar is die gebeurd?
De heer Schiltz heeft het woord.
Ik ben blij dat de vraag de gelegenheid biedt om een en ander te verduidelijken, want er is de jongste tijd, ook in de media, door onze eigen VRT, nogal wat mist gespuid over het beleid inzake biomassa, en dus ook die haarden. Laat nog eens onderstreept zijn dat deze regering en deze meerderheid op geen enkele manier het stoken van hout thuis hebben aangemoedigd. Bovendien wil ik ook nog aan de discussie toevoegen dat er ondertussen tal van technologieën voorhanden zijn om de uitstoot van open haarden aan te pakken, om de fijnstofuitstoot vooral te laten neerslaan en te recupereren. Ondertussen neemt minister Schauvliege initiatieven om de uitstoot aan te pakken.
Collega’s, als u nu echt het draagvlak voor hernieuwbare energie de nek wilt omwringen, dan moet u maar doen alsof de Vlaamse Regering bij de huishoudens de open haarden gaat dichtmetselen. Dan zijn we nog veel verder van huis. Met het ingeslagen pad en de discussie over de kernuitstap in het achterhoofd denk ik dat, door volop in te zetten op de omslag naar hernieuwbare energie, het aandeel propere hernieuwbare energie vanzelf zal toenemen, en dat dat probleem zichzelf dus zal oplossen, mits er inzake de kwaliteit van de huisstook een waakzaam oog wordt opengehouden.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, wat die cijfers van die studie betreft, en dan de extrapolatie en actualisatie die dan gebeurt via graaddagen, dat is gebaseerd op een studie van het begin van de vorige legislatuur. Ik denk dat het 2010 was.
Mijnheer Schiltz, ik denk dat u helemaal gelijk hebt. Ik zal het nog eens duidelijk stellen. Mijn bevoegdheid betreft alleen het behalen van de doelstellingen. Ik stimuleer geen houtverbranding. Ik stimuleer ook geen kachels. Ik stimuleer ook geen pelletkachels, zoals men dat in andere landen wel doet. Ik subsidieer dat niet. Ik neem akte van de cijfers die ik van Europa mág gebruiken om mee te nemen in het verhaal. Nogmaals, voor mij persoonlijk hoeft dat helemaal niet, maar dan moet men Europees natuurlijk wel de doelstelling aanpassen. Dat is een Europese verantwoordelijkheid. Als Europa om andere redenen zegt dat dat meetelt, dan zijn we toch niet degenen die het onszelf moeilijker gaan maken. In dit geval is het geen ‘goldplating’, maar het lijkt er dan toch ook op.
Voor alle duidelijkheid, voor de rest is het de bevoegdheid van minister Schauvliege. Als minister Schauvliege in de regering voorstellen komt doen om de uitstoot van fijn stof door kachels te verminderen, dan ben ik altijd bereid om daarover te praten. Ik ben altijd bereid om daarover mee na te denken. Ik heb gisteren ook de opmerkingen gehoord van de heer Vandaele in de commissie, over premies en het vervangen van de ene houtkachel door de andere houtkachel omdat dat beter is, terwijl er misschien andere zaken zijn qua verwarming die nog beter kunnen zijn. Dat zijn zaken waarover we moeten discussiëren en debatteren, en waarover, voor alle duidelijkheid, nog geen enkele beslissing is genomen. Als ik in de kranten lees dat er premies zullen komen, dat men iets gaat verbieden, dat men een kadaster van kachels gaat maken, dan is dat het eerste dat ik ervan hoor als minister. Ik heb als energieminister een zeer goed contact met minister Schauvliege. We werken zeer goed samen. Ik denk dat dat op een bepaald moment ook wel eens zal moeten worden besproken. Voor alle duidelijkheid, ik wil niet dat er een verbod wordt ingevoerd, maar ik zal sowieso ook niet mee dat helpen stimuleren. Ik denk dat we ons allemaal bewust moeten zijn van een aantal neveneffecten die er zijn, zonder over te gaan tot regulitis en overdreven regelgeving, met overdreven kadasters om alles bij te houden. Ik stel me daar ook wel vragen bij. Zoals ik daarnet heb gezegd aan mevrouw Taeldeman, een bestand bouw je niet op van vandaag op morgen. Dat duurt meestal wel enige tijd. Dus, dat is allemaal te bediscussiëren in het belang van het leefmilieu, maar dat doen we dan in gezamenlijk overleg.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dank u. Voor alle duidelijkheid, we hebben het vandaag in de krant gelezen: als iedereen morgen een pelletkachel met motor heeft, dan kan dat ervoor zorgen dat ze allemaal afschakelen van het net. Dat is dus een pelletkachel in Wevelgem met een motor op zonnepanelen en een batterij. Die mensen leven ‘off-grid’.
Soit, zolang Europa het toestaat, moeten wij inderdaad niet aan goldplating doen. Dat men ze minder vervuilend maakt, lijkt me wel duidelijk de boodschap te zijn, zonder regulitis en premies, maar dat is het probleem van Schauvliege. Het enige probleem dat er kan ontstaan met die energiedoelstellingen is het volgende. In 2010 is er een studie, een soort enquête gebeurd om te weten hoe mensen thuis verwarmen. Dat is een bepaalde steekproef. Men extrapoleert dat dan. Men gaat dat dan aanpassen in functie van warmtedagen. Dat lijkt me allemaal zeer logisch, maar stel dat over zoveel tijd door bijvoorbeeld dat kadaster van kachels blijkt dat die steekproef wat fout zit, in ons nadeel, als ik het zo mag uitdrukken, dus veel minder. (Opmerkingen van minister Bart Tommelein)
Dat kan ook in ons voordeel zijn, maar stel dat het in ons nadeel is, dan gaan we wel nog meer zonne- en windenergie moeten hebben.
U zegt dat u niet alles kunt doen. Als wordt afgerekend met die houtkachels, dan moeten we nog meer met zon en wind doen, maar we weten niet hoe correct die cijfers zijn. Die cijfers zijn geëxtrapoleerd op basis van een steekproef en telkens omgerekend. Dat was mijn basisbezorgdheid toen ik die artikels las omdat ik, wanneer het gaat over milieu, alle wijsheid doorgeef aan mijn collega, de heer Vandaele.
De vraag om uitleg is afgehandeld.