Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, op 9 juni 2017 kregen alle lokale besturen een brief met als titel ‘Bevraging naar aanleiding van de voorbereiding van een positieve en negatieve lijst voor de woonreservegebieden’. Over de manier van aanpak hebben we reeds van gedachten gewisseld, zowel in de plenaire vergadering als in deze commissie, en ook zijn er nog heel wat schriftelijke vragen gesteld.
Minister, de bevraging op zich is afgesloten, maar in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag nummer 899 antwoordde u dat er meerdere gemeenten zijn die in een collegebeslissing of in de marge van de enquête hebben laten weten dat ze voor een of meerdere gebieden nog verder onderzoek nodig hadden. Zolang de verwerking loopt, zou daarmee nog rekening kunnen worden gehouden, hebt u toen geantwoord.
Verder heb ik ook het antwoord gelezen op de schriftelijke vraag van collega Nevens. In dat antwoord werd ook verwezen naar een schriftelijke vraag van mij. U antwoordde dat het nog te vroeg was om te evalueren welke aantallen hectares er uiteindelijk werden aangeklikt door de gemeenten bij: a) deels ontwikkelen voor woningbouw en aanverwante functies; b) niet ontwikkelen voor woningbouw en open ruimte behouden; c) ontwikkelen voor woningbouw en verwante functies; d) geen uitsluitsel over het al dan niet ontwikkelen; e) we willen dit (deels) een andere bebouwbare bestemming geven; f) geen antwoord. Dat waren de verschillende mogelijkheden qua reacties.
Het onderzoek was toen nog bezig. Dat was een zevental maanden geleden, dus ik vroeg ik me af hoever men daarmee staat.
Minister, vandaar mijn vragen aan u. Hoever staat men op dit ogenblik met de verwerking van de gegevens die bij de bevraging naar boven zijn gekomen? Werd die verwerking intussen afgesloten? Zo niet, welke timing hebt u voor ogen? Werden er van die 16 procent van de bevraagde gemeenten intussen nog antwoorden ontvangen? Hoe reageert u op het antwoord van enkele gemeenten die via een collegebeslissing meedeelden dat ze om principiële redenen de enquête niet wensten in te vullen? Wat leert ons uiteindelijk de bevraging? Welk percentage van het totale aantal woonuitbreidingsgebieden, om en bij de 12.000 hectare, werd door de bevraagde gemeenten als niet te ontwikkelen voor woningbouw en dus te bestemmen voor open ruimte opgegeven? Hoeveel hectare werden opgegeven om deels te ontwikkelen voor woningbouw en aanverwante functies? Welk percentage werd opgegeven als te ontwikkelen, rekening houdende met de principes van het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV)?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Peeters, de technische verwerking van de onlinebevraging is afhankelijk van de criteria die de Vlaamse Regering wil hanteren voor de lijsten van die woonreservegebieden. Die criteria zullen uiteraard een onderdeel moeten vormen van een decretaal initiatief dat nodig is voor de aanpak van de woonreservegebieden. Ik hoop dat dat binnenkort ook door de politieke besluitvorming kan.
Zoals u weet, werd de onlinebevraging afgesloten met een responsgraad van 84 procent. Ik heb altijd het standpunt gehuldigd dat het mogelijk blijft op een later ogenblik, eventueel na een uitgebreider besluitvormingsproces in de gemeente, als dat nodig zou zijn, een standpunt in te nemen. Omdat de verwerking niet is afgerond, kan dat dus nog steeds. Ik kan bevestigen dat er van de 16 procent bevraagde gemeenten die niet of onvolledig hebben geantwoord, inmiddels toch een aantal antwoorden binnen zijn. Bij een beperkt aantal gemeenten was de onlinevoorbereiding gedeeltelijk of zelfs volledig ingevuld, maar werden geen bekrachtigende collegebeslissingen vermeld. Inmiddels kregen we die achteraf vaak wel doorgestuurd. Daarnaast zijn er gemeenten die om uiteenlopende redenen helemaal niet participeerden, maar naderhand toch nog een standpunt hebben ingenomen. Ten slotte bezorgden een aantal gemeenten nog aanvullende gegevens.
De onlinebevraging hield vanzelfsprekend geen verplichting in. Ik heb het altijd gezegd: dat is vrijwillig. Een zeer beperkt aantal gemeenten gaf via een collegebeslissing mee dat ze de enquête niet wilden invullen om principiële redenen, met name omdat ze naar hun oordeel en specifiek voor hun gemeente vonden dat er het formuleren van een actueel inzicht een advies van de Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening (GECORO) of een gemeenteraadsbeslissing vraagt. Ik heb daar uiteraard begrip voor. Ik veronderstel dat die gemeenten inmiddels de stappen zetten of hebben gezet om dat te doen en om een standpunt te kunnen formuleren. Voor de bevraagde gemeenten die geen informatie hebben bezorgd, noch iets hebben gesignaleerd, kan natuurlijk enkel rekening worden gehouden met de informatie die we nu al kennen, de optie die vaak in het gemeentelijk structuurplan staat.
De percentages inzake het aantal gebieden die u zelf aanhaalt, heb ik verstrekt naar aanleiding van de schriftelijke vraag van de heer Nevens. Die gegevens en percentages blijven natuurlijk dezelfde. Mogelijk kan er uiteraard nog informatie zijn binnengekomen die die percentages natuurlijk kan veranderen. Ik wil benadrukken dat die percentages tussentijdse resultaten zijn, uitgedrukt in het aantal gebieden, niet in hectares. Dat heb ik hier in het parlement al een paar keer gezegd, denk ik. Deze percentages zijn ook niet afgetoetst aan de principes van het BRV. Zolang de Vlaamse Regering geen beslissing heeft genomen over de exacte criteria in een decretaal initiatief, kunnen wij dat ook niet verwerken. Wij moeten dat hebben om definitief beslissingen te kunnen nemen ter zake.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Dank u wel, minister. Mijn laatste vraag ging inderdaad specifiek over die hectares. Ik heb de vraag van collega Nevens ook gelezen, maar dat gaat inderdaad altijd over die percentages.
Minister, u hebt verwezen naar de criteria die nog decretaal moeten worden vastgelegd. Er is aangekondigd dat de woonuitbreidingsgebieden niet meer mogen worden ontwikkeld. De lokale besturen zijn bevraagd om te weten welke woonuitbreidingsgebieden ze zelf niet meer zullen ontwikkelen. Er moet echter nog een decretaal kader komen. Welke woonuitbreidingsgebieden staan op de negatieve lijsten, op de positieve lijsten of op de zogenaamde speciale of neutrale lijsten en welke woonuitbreidingsgebieden vallen onder de principiële akkoorden? Het is nog heel onduidelijk. Dit is aangekondigd, terwijl de decretale regelgeving nog moet komen. Dat maakt het allemaal een beetje wazig, zeker omdat heel wat andere instanties keer op keer verklaren dat het totaal niet meer mogelijk is woonuitbreidingsgebieden aan te snijden, terwijl er nog altijd geen decretale basis is.
Ik ben wel tevreden dat u hebt verklaard dat de bevraging sowieso volledig vrijwillig was. De druk om de bevraging toch zeker in te vullen en een zicht te bieden op welke hectaren en niet procentuele aandelen zouden kunnen worden geschrapt, is door de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en andere instanties een beetje opgedreven. U hebt nu verklaard dat het puur en alleen vrijwillig was en dat het uiteraard nog steeds mogelijk is hier in een later en uitgebreider proces dieper op in te gaan. Ik denk dat we net daarop moeten wachten.
In de toekomst zal elk lokaal bestuur een beleidsplanning opstellen. De provinciebesturen zijn er al mee bezig. Ze zullen een afweging moeten maken in verband met de gebieden die ze naar open ruimte willen herbestemmen en die ze willen gebruiken om het ruimtelijk rendement te verhogen of om voor harde functies verder te ontwikkelen. Ik ben alleszins tevreden met uw antwoord.
De heer Nevens heeft het woord.
Voorzitter, ik wil positief afsluiten. Ik denk dat 84 procent een zeer goed resultaat is. Dit toont aan dat de lokale besturen wel degelijk een visie ontwikkelen op de woonuitbreidingsgebieden en de ruimtelijke ordening of context in hun gemeente. Dat stemt me positief. Het is een belangrijk instrument, ook in verband met de toekomstige uitdagingen. Ik denk dan aan de klimaatdoelstellingen, maar ook aan de problematiek van de wateroverlast en dergelijke.
Mevrouw Peeters, wat me ook tevreden stemt, is dat u dankzij mijn parlementair werk en mijn schriftelijke vraag inspiratie hebt gevonden om in deze commissie een vraag om uitleg te stellen.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mijnheer Nevens, ik zou u willen danken, maar ik ben natuurlijk naar aanleiding van een schriftelijke vraag naar u verwezen. Zo ben ik bij uw schriftelijke vraag uitgekomen. Het is alleszins belangrijk dat de lokale besturen overwegen welke gebieden later al dan niet kunnen worden ontwikkeld. Vooraleer ze daarover definitieve uitspraken kunnen doen, moeten de criteria worden vastgelegd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.