Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de steun voor onderzoeksprojecten met een mogelijk militair karakter
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, de Europese Commissie wil vanaf 2021 3,5 miljard euro besteden aan het ontwikkelen van wapentechnologie. In de jaren 90 schreef de Vlaamse Regering een richtlijn uit die expliciet wapenprojecten van overheidssteun uitsluit. Agoria stelt nu dat men door die richtlijn Europees onderzoeksgeld zou mislopen.
Vredesactie stelt in een reactie dat de richtlijn eigenlijk geen onderzoek verbiedt, maar wel overheidssteun aan wapenprojecten. Men houdt daarbij rekening met waardevolle ethische regels bij de besteding van overheidsmiddelen. Agoria vraagt eigenlijk om een schrapping van die ethische regels. Vredesactie ziet geen enkele reden waarom Vlaanderen zou moeten meestappen in dergelijke projecten, die enkel een sterke competitieve wapenindustrie als doel heeft.
Het Vlaams Vredesinstituut (VVI) schreef in 2007 ook een advies over de richtlijn, waarin het stelt dat “de Vlaamse overheid publieke middelen niet mag aanwenden om initiatieven met een defensiegerelateerde finaliteit te ondersteunen”.
Minister, welke implicaties heeft de IWT-richtlijn (Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie) voor Vlaamse bedrijven voor hun deelname aan Europese onderzoeken die voortvloeien uit het Europees Defensiefonds? Kunt u de Europese plannen toelichten? Welk aandeel speelt België in het programma? Welke middelen worden daarvoor uitgetrokken? U kondigde aan dat u te rade zou gaan bij de Vlaamse Adviesraad voor Innoveren & Ondernemen (VARIO). Zult u ook advies inwinnen bij het Vlaams Vredesinstituut? Welk advies verleent VARIO over de kwestie?
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Minister, ik ga mijn inleiding helemaal brengen, want ik denk dat ze iets genuanceerder is. Op Europees niveau zijn er inzake defensie belangrijke ontwikkelingen gebeurd. Eind 2017 kreeg de permanente gestructureerde samenwerking groen licht. 25 EU-lidstaten engageren zich tot een verregaande samenwerking op het vlak van defensie. Er werd ook beslist om een Europees onderzoekfonds te creëren, om militair onderzoek te financieren.
Volgens technologiefederatie Agoria zullen Vlaamse bedrijven en onderzoekers geen beroep kunnen doen op die Europese onderzoeksmiddelen, vanwege de strenge regels voor de toekenning van O&O-steun voor projecten, die zogenaamde dualuseprojecten, die potentieel zowel een civiele als een militaire toepassing kunnen hebben. Agoria wil ons daar nog eens extra op wijzen en geeft aan dat we daardoor heel wat gaan mislopen.
Het kader voor die steun aan onderzoek met mogelijk militaire toepassing wordt geboden door de zogenaamde richtlijn-Van den Brande uit 1999, waarin werd omschreven hoe het IWT steunaanvragen voor onderzoeksprojecten met mogelijk militaire toepassing diende te beoordelen. Die richtlijn van 1999 koppelt de criteria voor de toekenning van O&O-steun aan projecten met mogelijke militaire toepassing aan de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik dienstig materieel en daaraan verbonden technologie. Het toepassingsgebied van die wet is echter zeer ruim, waardoor niet enkel zuiver militaire O&O-steun wordt uitgesloten, maar ook – en daar gaat het hier over – de steun voor projecten met potentieel dual use, dus ook de steun voor projecten die kunnen leiden tot toepassingen met zowel een civiel als een militair karakter. En dat is geen goede zaak. Door strenger te zijn dan nodig, schieten we onszelf in de economische voet, want de lijn tussen civiele en militaire toepassingen is steeds moeilijker te trekken. Ik verwijs bijvoorbeeld naar beeldschermtechnologie en de gamingindustrie. Die werken dikwijls samen met Defensie. Ik denk dus dat het ergens wel terecht is dat Agoria een versoepeling vraagt van de huidige regels.
De vraag van Agoria is ook niet nieuw. In 2008 had de voorganger van VARIO, de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid (VRWB), op vraag van toenmalig minister Patricia Ceysens, al een advies omtrent deze problematiek. Zij zeiden dat de richtlijn van Van den Brande veel te streng was. De VRWB stelde toen voor om terug te keren naar de praktijk van de richtlijn van Van den Brande van 1994 en om de richtlijn van 1994 te verfijnen en verduidelijken. Die versoepeling zou steun mogelijk maken voor onderzoeksprojecten met betrekking tot toepassingen van dual use.
Minister, de richtlijn van Van den Brande is voor een stuk interpreteerbaar. Kunt u de huidige toepassing van de richtlijn van Van den Brande uit 1999 toelichten? Ik vraag niet om die uit te leggen, maar om aan te geven hoe die wordt toegepast. Wat kan er voor u wel en wat kan er niet?
Uit de EWI-speurgids (Economie, Wetenschap en Innovatie) van 2017 blijkt dat er in Vlaanderen geen zuiver militaire O&O-steun wordt toegekend. Is steun voor onderzoek naar toepassingen met dual use vandaag mogelijk? Hoeveel O&O-steun werd de voorbije jaren toegekend voor dergelijke projecten?
Deelt u de stelling dat de huidige richtlijn te streng is? Op welke punten is dat voor u het geval?
Naar aanleiding van de vraag van Agoria gaf u al aan dat u advies hebt gevraagd aan VARIO. We denken sowieso dat het een goede stap is om dat eens te laten onderzoeken. Hebt u daar al resultaat van? En overweegt u een bijsturing?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik zal vrij uitgebreid antwoorden. Het is ook gevoelige materie. Laat mij beginnen met de huidige richtlijn van 1999 nog even te situeren. In 1994 heeft de raad van bestuur van het IWT aan toenmalig minister-president Luc Van den Brande, die ook voogdijminister was van het IWT, richtlijnen gevraagd aangaande O&O-projecten met een militaire affiniteit. Met de richtlijn van 1994 werd een verbod ingesteld voor de ondersteuning van projecten met een eenduidig en offensief militair karakter. Projecten met een dual use of met een defensief karakter konden wel gesteund worden, voor zover aangetoond werd voor welke burgerlijke toepassingen de technologie of het product gebruikt werd. Ook projecten met een meer generisch karakter, waarbij de militaire toepassing niet expliciet aanwezig is, konden in aanmerking komen voor steun.
Met de richtlijn van 1999 werd aan het IWT verboden om steun te verlenen aan onderzoeksmandaten, wetenschappelijk onderzoek of ontwikkelingen die rechtstreeks leiden tot toepassing in wapens en wapensystemen, munitie en speciaal voor militair gebruik dienstig materieel en daaraan verbonden technologie, zoals bepaald in de wet van 5 augustus 1991 betreffende de invoer, uitvoer en doorvoer van al die zaken.
De richtlijn werd in de praktijk gebracht via reglementaire besluiten. Bij de oprichting van het nieuwe Agentschap voor Innoveren en Ondernemen werden de beperkingen ingeschreven in de reglementaire besluiten van het Hermesfonds. Concreet is de richtlijn van toepassing op bedrijfsprojecten, Baekeland-mandaten en innovatiemandaten. Voor de instrumenten van het IWT die bij de herstructurering werden overgedragen naar het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO), werden die beperkingen niet expliciet opgenomen, aangezien het FWO initieel niet werd gevat door de richtlijn. De universiteiten vatten deze problematiek via hun eigen ethische commissies.
Wat het dualuseaspect betreft, kan men vanuit juridisch perspectief argumenteren dat de richtlijn te ruim wordt geïnterpreteerd. In de richtlijn wordt immers expliciet verwezen naar de Belgische wet van 5 augustus 1991. De controle op de handel in dualusegoederen wordt geregeld door een Europese verordening. Op enkele uitzonderingen na mag je dualusegoederen vrij verhandelen binnen Europa. Vanuit juridisch perspectief zou men dus kunnen argumenteren dat steun voor dualusetechnologieën of -producten niet verboden is. Hoe dan ook, voor zover mij bekend, werden er sinds 1999 geen projecten of mandaten gesteund met militaire affiniteit.
Wat de vragen over Europa en België betreft, wil ik eerst opmerken dat Vlaanderen niet rechtstreeks betrokken is bij de besprekingen op Europees of Belgisch niveau. Bijgevolg is onze informatie fragmentair en niet noodzakelijk de meest actuele.
Onder leiding van president Juncker werd in juli 2014 defensie aangeduid als een van de tien topprioriteiten voor Europa. Dat resulteerde in het Europees Defensieactieplan van november 2016. Het Europees Defensieactieplan heeft tot doel het onderzoek en de defensiecapaciteit van Europa te verbeteren. Het Europees Defensiefonds is een van de pijlers van het actieplan. Het Defensiefonds omvat voor de periode 2019-2020 zowel een luik onderzoek als een luik ontwikkeling. Voor het luik onderzoek is 90 miljoen euro uitgetrokken, voor het luik ontwikkeling 500 miljoen euro. Men werkt via cofinanciering, aangezien Europa slechts 20 procent financiert in het luik ontwikkeling.
In het nieuwe kaderprogramma wordt vanaf 2021 voorzien in 500 miljoen euro per jaar voor onderzoek en in 1 miljard euro per jaar voor ontwikkeling. Met de inbreng van de lidstaten komt dit neer op een investering van ongeveer 5,5 miljard euro per jaar. Voor zover ik weet, heeft het Europees Defensiefonds geen geoormerkte middelen op het niveau van de lidstaten. In regel gaat het om competitieve oproepen en wordt elk project op zijn merites beoordeeld.
Met respect voor de bevoegdheidsverdeling stel ik voor vragen over het Belgisch aandeel aan de bevoegde minister te stellen. Voor zover ik weet, voorziet het strategisch plan van België in een sterke groei van zowel onderzoek als investeringen. Het is de bedoeling van de FOD Defensie lokaal een triple helix uit te bouwen. Hierbij wordt een samenwerking opgezet tussen de FOD Defensie, de industrie en de onderzoekswereld. Het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie heeft van de FOD Defensie de opdracht gekregen een faciliterende rol te spelen.
De richtlijn uit 1999 is gebaseerd op een federale wet betreffende exportvergunningen uit 1991. De richtlijn beperkt de overheidssteun voor bepaalde sectoren. Bij de bedrijven in Vlaanderen heerst op zijn minst de perceptie dat ze hierdoor kansen missen. Zoals is toegelicht, is er bovendien een onduidelijkheid met betrekking tot de dualuseprojecten. Wat de beperkingen betreft, zijn de Europese ontwikkelingen nog belangrijker. Gezien deze evolutie is het duidelijk dat we, zoals ook het geval is in de andere lidstaten, als land en als regio over de juiste instrumenten moeten beschikken om de actoren in Vlaanderen te steunen.
Gelet op het voorgaande, lijkt het me aangewezen dat de Vlaamse overheid haar beleid aligneert met het Europees beleid. Het is zeker relevant om een eventuele bijsturing of toch op zijn minst de juiste interpretatie van de richtlijn te onderzoeken. Het hoeft a priori niet zo te zijn dat om het even welk project voor steun in aanmerking kan komen. We moeten er wel naar streven beter aan te sluiten bij de oorspronkelijke richtlijn uit 1994. De Vlaamse bedrijven en onderzoeksinstellingen moeten in elk geval op dezelfde voorwaarden als hun partners in andere lidstaten kunnen deelnemen aan de Europese programma’s.
Met dit objectief voor ogen heb ik de VARIO op 6 februari 2018 om advies gevraagd. Hij beschikt hiervoor over een termijn van dertig dagen. Ik kijk dan ook vol verwachting uit naar dit advies. Ik lees even de adviesvraag voor: “Adviesaanvraag over de wenselijkheid van de actualisering van de omzendbrief 1994, de zogenaamde ‘richtlijn-Van den Brande’ met betrekking tot steun aan onderzoeksprojecten met een mogelijke militaire affiniteit in het licht van de Europese beleidsontwikkeling inzake het Europese defensieactieplan”. De vraag is, met andere woorden, of de omzendbrief-Van den Brande moet worden aangepast in het licht wat momenteel in Europa gebeurt.
Mijn conclusie is dat er volgens mij gerechtvaardigde redenen zijn om de toepassing van de richtlijn-Van den Brande grondig te bekijken. Zodra we het advies van de VARIO hebben ontvangen, wordt dit verhaal vervolgd.
Het VVI heeft volgens mij zeer veel mensen gecontacteerd. Mijn reactie was dat ik geen formeel advies wilde vragen. Uiteraard kan het VVI op eigen initiatief advies uitbrengen, wat ik het VVI ook heb gemeld. Ondertussen hebben we allemaal een mail gekregen van de voorzitter van het Vlaams Parlement, die het VVI zelf om een advies over deze materie heeft gevraagd.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Eerst en vooral vind ik het jammer dat u het VVI niet zelf om een advies hebt willen vragen. Ik ben blij dat de voorzitter van het Vlaams Parlement dat wel heeft gedaan, want volgens mij moeten we hierover echt een grondig debat voeren. We lossen dit niet op met twee vragen om uitleg. Indien we een grondig debat willen voeren, kan al de nodige expertise van nut zijn en volgens mij beschikt het VVI toch over de nodige expertise. Zodra het VVI dit heeft onderzocht en advies heeft uitgebracht, stel ik voor dit in deze commissie te behandelen, eventueel met een hoorzitting en eventueel samen met de commissie Buitenlands Beleid, die verantwoordelijk is voor de opvolging van de wapenhandel.
Omdat er toen al wat onduidelijkheid was, heb ik deze vraag om uitleg in 2015 al eens gesteld. U hebt toen geantwoord dat u nog geen adviesvraag van de sector had ontvangen om dualuseprojecten eventueel toch overheidssteun te laten krijgen omdat het om zuiver civiele toepassingen zou gaan.
Uit het eerder onderzoek van het VVI blijkt dat tussen 1999 en 2006 geen enkele aanvraag is geweigerd op basis van de richtlijn van het IWT. Ik vraag me dan ook af wat het probleem van Agoria is. Volgens Agoria loopt de sector onderzoeksgelden mis, maar er is geen enkele onderzoeksvraag geweest en geen enkele aanvraag geweigerd op basis van deze richtlijn.
Minister, u hebt verklaard dat het FWO hier niet onder valt. De universiteiten en de hogescholen doen dat zelf. Ik weet dat veel universiteiten momenteel een ethisch charter opstellen. We willen vermijden dat universitair onderzoek wordt gebruikt in schendingen van de mensenrechten. Er zijn voor de onderzoekers concrete richtlijnen met betrekking tot dual use. Het zou misschien nuttig kunnen zijn met die richtlijnen rekening te houden.
Het punt is natuurlijk dat militair onderzoek op basis van de richtlijn van het IWT nog altijd mogelijk blijft. De vraag is dan of er hiervoor overheidssteun moet zijn. Volgens mij moet dat niet. Volgens mij hebben we genoeg andere prioriteiten dan zuiver militair onderzoek waar de overheidssteun naartoe kan gaan. In uw antwoord op mijn eerdere vraag om uitleg over dit onderwerp hebt u in 2015 gesteld dat u sowieso geen steun wilt verlenen aan bedrijven voor onderzoek en ontwikkeling met een exclusief militair gebruik. Ik zou graag weten in hoeverre u daar nog altijd kunt achterstaan.
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Ik vind het een beetje spijtig dat hier steeds over de wapenindustrie en dergelijke wordt gesproken. Aangezien het een gevoelige materie is, wil ik duidelijk stellen dat de Vlaamse steun voor onderzoek en ontwikkeling voor enkel en alleen militaire toepassingen in onze ogen uitgesloten blijft. Dat is echter niet de vraag van Agoria. Dat moet ik heel duidelijk stellen. Het gaat om dual use.
De technologie evolueert steeds meer en is zo gesofisticeerd dat veel toepassingen ook voor militair gebruik geschikt kunnen zijn. Dat geldt ook in de andere richting. We gebruiken allemaal de gps in onze wagens. We vinden dat een ongelooflijk hulpmiddel om ter plekke te komen. Dat is gegroeid vanuit een militaire toepassing. Het is een heel goed voorbeeld van het dagelijks gebruik van een dualuseproduct. Wat ons betreft, moet de steun voor onderzoek en ontwikkeling met betrekking tot dualusetoepassingen zeker mogelijk blijven. De bestaande belemmeringen moeten eigenlijk worden weggewerkt.
Steeds meer technologieën kennen steeds meer dual use. Door te streng te zijn, brengen we onszelf en onze burgers met andere woorden schade toe. Het zou toch maar jammer zijn indien Belgen vanwege de strenge richtlijn geen gps zouden kunnen gebruiken om ter plekke te geraken, terwijl dat in de omliggende landen wel dagelijks zou kunnen. Dat zou jammer zijn.
Minister, we denken veeleer aan een pragmatische en geobjectiveerde aanpak. We vinden uw aanpak prima. U hebt de VARIO om advies gevraagd en op basis van dat advies kan er een aanpassing komen, zodat er voor iedereen duidelijkheid komt en er minder interpretaties mogelijk zijn.
Ik heb nog een bijkomende vraag. De richtlijn uit 1994 voorziet in een procedure die inhoudt dat bepaalde steunaanvragen eerst een advies van het innovatieagentschap moeten krijgen.
Die procedure werd door de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid (VRWB) – dat zal nu de Vlaamse Adviesraad voor Innoveren &Ondernemen zijn – destijds wel zinvol geacht. Staat u daarvoor open? Een soort van procedure, waarbij er eerst een evaluatie moet komen alvorens er knopen worden doorgehakt?
De heer Diependaele heeft het woord.
Het is inderdaad een interessant debat, mevrouw Soens, en het moet inderdaad worden gevoerd. Ik zal mij heel hard inhouden, want de adviezen zijn gevraagd en ik wil niet vooruitlopen op die adviezen. Ook het Vredesinstituut is ondertussen om advies gevraagd. Dat zijn van die achterhoedegevechten. Want het maakt toch niet uit wie dat advies uiteindelijk vraagt?
Het debat is in elk geval nodig. Ik wil er niet te veel op vooruitlopen. Ik had hier eigenlijk een betoog genoteerd waarin ik dat wel zou doen.
Ik wil graag een paar punten van hypocrisie in dat debat aanwijzen. Eerst en vooral, soms is de Europese Unie fantastisch, moeten we daar vooral mee meegaan, maar op andere punten vinden we dat dan weer niet. Het komt ook maar goed uit zoals we dat willen. Het is maar cherrypicking. Als je samenwerkt met andere landen en gezamenlijke doelstellingen afspreekt, dan is dit er ook een van.
Ten tweede, ik hoor u zeggen dat het niet de taak is van de overheid om een militair onderzoek in te stellen. Maar een van de basistaken van de overheid, van de staat, is zorgen voor veiligheid. Het is nu eenmaal zo dat defensie daarvan een cruciaal onderdeel is. Ik weet dat ook uw partij in het verleden vaak heeft meegestemd, gesteund dat wij die veiligheidsbelangen ook in het buitenland verdedigen. Islamitische Staat is hierin het meest recente voorbeeld. Ik hoop dat niemand hier ervoor zal pleiten dat we daar niet hadden moeten optreden. Dat is een veiligheidsbelang. En je doet dat niet met een katapult. Punt. Je hebt daar iets meer voor nodig. (Opmerkingen)
Echt waar, ik erger mij daar enorm aan. Want hoe moeten we het dan wel doen? Want we zijn dan ook boos op diegenen die wél die instrumenten en wapentuigen ontwikkelen en die dan ook gaan gebruiken. Maar we moeten het toch op een of andere manier doen? Ja, wij vinden dat Islamitische Staat moet worden verslagen. Maar neen, we moeten dat doen met stokken, stenen en weet ik veel wat. Komaan, hoe zit het nu? Dat is een fundament van het debat.
Ik doe nogmaals een zwakke poging om niet vooruit te lopen op het debat dat eraan komt. Er zijn voor mij met betrekking tot de wapenindustrie twee zaken die zeer belangrijk zijn, die cruciaal zijn. Eerst en vooral, dat die wapens niet in de verkeerde handen terechtkomen. Dat lijkt mij essentieel. En ten tweede, dat wij zelf ook – en dat zal steeds meer op Europees niveau worden beslist, wat ik een goede zaak vind – die alleen maar zullen gebruiken voor de juiste redenen. In 2001 of 2002, in Irak, was dat bijvoorbeeld niet het geval. Daarover waren we het in dit land ook eens. Andere landen hadden daarover een andere mening. Dat zijn volgens mij de twee zaken die belangrijk zijn.
Maar wat de ontwikkeling van die instrumenten betreft, zeg ik u zeer duidelijk: ik wil een voorsprong houden. Ik wil nog altijd een voorsprong houden op de slechte mensen in de wereld die er jammer genoeg zijn. Ik droom elke nacht van een vredevolle wereld. Maar elke morgen, als ik de radio opzet in de badkamer, krijg ik te horen dat er toch nog slechte mensen zijn in de wereld. Wel, tegen die slechte mensen wil ik mij kunnen verdedigen. Ik heb daar ook de plicht toe. En het is tegen mijn zin, want ik doe dat helemaal niet graag. Maar we moeten onze mensen veiligheid kunnen bieden. Dat is de cruciale overheidstaak. En daarvoor hebben we nu eenmaal meer nodig dan stenen, stokken en katapulten. Punt.
Minister Muyters heeft het woord.
Uiteraard kan ik mij helemaal terugvinden in de reacties van mevrouw Vanwesenbeeck en de heer Diependaele.
Mevrouw Vanwesenbeeck, wat dat tussenliggend advies betreft dat gevraagd wordt, zal ik wachten tot ik het advies van VARIO krijg, om te zien wat zij voorstellen. Dan zal ik een aantal elementen beslissen.
Mevrouw Soens, het is niet aan mij om te reageren op de behandeling in de commissie. Zulke zaken moeten worden besproken in de regeling der werkzaamheden.
U verwijst naar 2015. Maar de situatie is nu gewijzigd. Er wordt een Europees defensieplan naar voren geschoven. Er wordt extra ingezet op onderzoek en ontwikkeling. Dat is niet de situatie van 2015, dat is de situatie van 2018. Mijn visie daaromtrent is: ik zou willen dat we mee zijn met het level playing field dat in Europa wordt gevonden. Als we daar niet mee zijn, moeten we een eigen beleid gaan ontwikkelen. En dat lijkt mij geen goede zaak. Bekijken of wij onze wetgeving moeten aanpassen om ervoor te zorgen dat we mee zijn met wat in Europa wordt beslist in een defensiebeleid: dat is voor mij het level playing field met Europa. We mogen daar niet achterlopen. Ik steun daar helemaal wat de heer Diependaele naar voren heeft gebracht. Dat is de essentie van de zaak.
Ik dacht dat ik goede uitleg had gegeven over het feit dat het FWO niet gevat is. Maar ik zal de uitleg herhalen. Het was nogal duidelijk: de richtlijn die er was, was van toepassing op het IWT en niet op het FWO. Dat is de situatie. Meer heb ik daarover niet gezegd. Het is een feitelijke vaststelling. De ethische zaken die binnen een universiteit worden afgesproken, bepalen mee wat er bij het FWO al dan niet kan worden ingediend. Dat is alles wat dat betreft.
Voor de rest wacht ik het advies van VARIO af. Ik ben het met u eens, mevrouw Vanwesenbeeck. Misschien moet de richtlijn worden gewijzigd, maar minstens moet ze duidelijk worden uitgelegd. Want daarover is er vandaag verwarring. En verwarring is nooit goed.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Voorzitter, over het FWO en het ethisch charter aan de universiteiten heb ik gezegd dat er momenteel een brochure is voor onderzoekers met concrete richtlijnen rond dual use. Het is misschien nuttig om dat ook in dit debat mee te nemen, aangezien de universiteiten zelf daar ook heel fel rond bezig zijn.
Twee, het debat rond defensie moeten we niet hier voeren. Dat moet aan de overkant gebeuren. Maar militair onderzoek dient natuurlijk wel om de wapenindustrie te ondersteunen en versterken. De wapenindustrie verdient daar ook heel veel geld mee. De vraag is of de overheid daaraan overheidssteun moet verlenen – volgens mij niet. Als het puur dient om de wapenindustrie te ondersteunen en te versterken en hen daarmee veel geld te laten verdienen, denk ik dat de overheid het best andere prioriteiten stelt.
U spreekt altijd over het advies van VARIO en in hoeverre de richtlijn op basis van dat advies al dan niet moet worden aangepast. Ik wil u vragen om, als u van plan bent om die richtlijn aan te passen, te wachten op het advies van het Vredesinstituut en dan te zien of die richtlijn aanpassing nodig heeft, en om niet alleen het advies van VARIO hierin te volgen.
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Het is een zeer interessant debat, dat zeker nog zal worden voortgezet. Ik volg de minister. Ik denk dat wij vooral het advies van VARIO moeten afwachten. Ik blijf benadrukken: het gaat hier over dual use. Er is sprake van stemmingmakerij waarbij, zodra het woord ‘militair’ in een artikel verschijnt of wat dan ook, het dan ineens over heel zware industrieën gaat.
Ons standpunt blijft genuanceerd: die dual use, die grens tussen civiel en militair, is zó dun geworden, dat die huidige richtlijn bijna niet meer houdbaar is. Maar ik herhaal, minister, samen met u zullen wij dat advies afwachten. En dan zetten we dat debat voort.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.