Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, trendonderzoeksbureau Trendhuis onderzocht de diversiteit op de Belgische werkvloer. Uit dit onderzoek blijkt dat diversiteit op de werkvloer nog te vaak theorie is maar dat de gemiddelde Belgische werknemer wel positief staat tegenover diversiteit. Ik heb er een aantal cijfers uit gelicht. Opvallend is dat een op de tien Belgen een toekomstige zwangerschap beschouwt als geldige reden om iemand niet aan te nemen. Daar is toch nog wel wat werk. Ook 9 procent van de managers vindt dit. 14 procent van de Belgen met niet-Belgische roots kwam in 2017 persoonlijk in aanraking met discriminatie op de werkvloer. 13 procent van de Belgen is in 2017 geconfronteerd met discriminatie op de werkvloer. 73 procent van de Belgen werkt het liefst samen met collega’s 'gelijkaardig aan zichzelf'.
De resultaten van dit onderzoek liggen in lijn met eerdere onderzoeken. Met het beleid inzake evenredige arbeidsdeelname en diversiteit (EAD) hebt u, minister, alle bevoegdheid in handen om diversiteit op de werkvloer ook in de praktijk te realiseren, toch zeker wat het stimulerend beleid betreft.
Minister, u zet in op sensibilisering via onder meer campagnes. Hebt u al een eerste impactmeting van de campagne die u vorig jaar september lanceerde?
Een tweede vraag heeft betrekking op de socialprofitsector. Waarom is de social profit, de Vereniging voor Social Profit Ondernemingen (Verso) in het bijzonder, niet meer als structurele partner erkend? Ook in de social profit is diversiteit nodig. Er zijn heel wat uitdagingen. Het gaat bijvoorbeeld over de zorgsector, waar leren omgaan en leren samenwerken met personen van verschillende afkomst of met een andere geaardheid een issue is.
Voor profitondernemingen is in een RSZ-korting voorzien voor 55-plussers. De vzw’s – en dus ook de vzw's in de social profit – zijn hiervan uitgesloten. Nochtans weegt ook de loonkost van 55-plussers zwaar op de enveloppenfinanciering of de prestatiefinanciering waar de meeste socialprofitsectoren mee te maken hebben. Is het toch niet opportuun om die sector ook mee te nemen in die lastenverlaging?
Wat is de stand van zaken omtrent de sectorconvenanten? U hebt vorig jaar aangegeven dat u prioriteit zou geven aan de opname van initiatieven en engagementen van de sectoren om het diversiteitsbeleid op de werkvloer te verbeteren.
Zult u nog bijkomende maatregelen nemen nadat nogmaals werd bevestigd dat discriminatie op de werkvloer een grote uitdaging is? Denkt u ook nog aan bijkomende maatregelen om de discriminatiebestrijding beter aan te pakken?
Minister, het zal u niet verbazen, maar ik hoop dat we nog in deze legislatuur een genuanceerd debat kunnen voeren over praktijktesten. Kunnen we geen eerste aanzet doen om in ieder geval gezamenlijk een zekere toenadering te vinden op dat vlak? Ik kijk heel hard uit naar uw antwoorden.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Kherbache, ik vond vooral uw korte inleiding te appreciëren, maar ik zal uitvoerig op uw vragen antwoorden.
Ik vind het mooi dat we al wat concrete resultaten van de campagne naar voren kunnen brengen. Er zijn 420 organisaties die postermateriaal hebben besteld. Dat is samen goed voor 1231 pakketten, waarbij in elk pakket 7 verschillende posters zitten. De website ‘discriminatie op de werkvloer’ is 14.945 keer geopend, ‘page views’ dus. De Vlaamse sociale Inspectie – Afdeling Toezicht en Handhaving heeft 49 meldingen ontvangen, waarvan 5 aanleiding hebben gegeven tot een onderzoek. 44 meldingen werden niet-ontvankelijk geacht voor de afdeling. In 33 gevallen werd de klacht of de klachtindiener doorverwezen naar de bevoegde instantie, wanneer het bijvoorbeeld over federale materie ging. De overige klachten werden niet-opportuun geacht om diverse redenen bijvoorbeeld te weinig of geen contactgegevens, de feiten dateerden van te lang geleden of het betrof eerder een vraag naar informatie dan een klacht.
Om een zicht te krijgen op de verdere effecten van de campagne werd een campagne-meting door de Arteveldehogeschool ingebouwd. Tussen 21 november en 21 december organiseerde de Arteveldehogeschool een online bevraging bij meer dan 4000 organisaties. 783 respondenten vulden de enquête in. Uit deze bevraging bleek dat 34,36 procent de campagne heeft opgemerkt. De meerderheid van deze respondenten interpreteerde de campagne zoals deze bedoeld werd. Bijna 6 op 10 respondenten gaf aan dat de campagne aanzette tot zelfreflectie. Ruim de helft verklaarde dat zij naar aanleiding van de campagne twee keer nadachten alvorens een uitspraak te doen over een collega en dat de campagne het gemakkelijker maakt om collega’s of oversten te wijzen op ongepaste uitspraken op de werkvloer. Ten slotte werd recent in het kader van het VIONA-programma (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering) een evaluatieonderzoek opgestart met betrekking tot het non-discriminatiebeleid. In dat kader zal ook onderzocht worden in welke mate een impact ervaren werd uitgaande van de campagne.
De campagne is nog niet volledig afgerond. Op 8 maart organiseert mijn departement een afsluitende studienamiddag, specifiek voor hr-verantwoordelijken. Tijdens deze studienamiddag wordt samen met enkele specialisten en sprekers naar manieren gezocht om discriminatie te voorkomen, gevolgd door een netwerkmoment. Op die manier kunnen we concrete handvatten meegeven aan organisaties.
Binnen het oude EAD-beleid (evenredige arbeidsdeelname en diversiteit) was er een structurele samenwerking met de Vereniging voor Social Profit Ondernemingen (Verso), in het kader van Jobkanaal. Jobkanaal is ooit gestart door Voka. Dan is UNIZO aangesloten en een hele tijd later ook Verso. Dit project werd binnen het hervormde ‘Focus op talent’-beleid niet voortgezet, maar wel hebben we binnen spoor 2 van datzelfde ‘Focus op talent’-beleid in een werking voorzien om diversiteit binnen de socialprofitsector te stimuleren. Via het addendum ‘Focus op talent’ aan de sectorconvenant worden middelen toegekend om organisaties uit de social profit kansen te bieden op ondersteuning bij het uitwerken van een talentbeleid dat ook positief doorwerkt op diversiteit.
Deze opdracht werd toegewezen aan het sectorfonds Vlaams Instituut voor Vorming en Opleiding in de Social Profit (VIVO) dat hierbij nauw samenwerkt met Verso. VIVO en Verso zetten samen in op het sensibiliseren, informeren en adviseren van hun organisaties op het vlak van hr- en diversiteitsbeleid zodat zij sterker inzetten op de waardering van elk talent en op competentieontwikkeling met aandacht voor diversiteit en werkbare loopbanen.
De eerste generatie van dit addendum is ingegaan op 1 juli 2016 en eindigende vorig jaar op 31 december. Momenteel onderhandelt mijn departement over de tweede generatie van dit addendum. Hierbij voorzien we in een werkingsperiode van twee jaar, dus 2018 en 2019.
Bij de inkanteling van de bevoegdheden met de zesde staatshervorming hebben we afgesproken dat het toepassingsgebied van de overgedragen maatregelen niet gewijzigd zou worden. Zoals vroeger hebben we dan voor oudere werknemers wel een aantal inhoudelijke wijzigingen gedaan, maar conform de afspraken met de sociale partners hebben we het toepassingsgebied niet gewijzigd. Ook vroeger was er geen doelgroepvermindering in de social profit. Mevrouw Kherbache, u weet dat zij andere mogelijkheden hebben zoals de sociale Maribel en dergelijke.
De nieuwe sectorconvenants worden morgen ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Het betreft 32 sectoren, later zullen nog minstens 2 sectoren worden toegevoegd maar daarover zijn we nog in onderhandeling.
Wat uw laatste twee vragen betreft, blijf ik het ingeslagen pad verder bewandelen. Dat betekent dat we verder een non-discriminatiebeleid voeren steunend op de pijlers van sensibilisering, zelfregulering en versterkt toezicht zoals in het ABAD opgenomen en dat we ons ‘Focus op talent’-beleid uitrollen waarmee we vooroordelen willen doorbreken via het kijken naar talent. Mijn standpunt over praktijktesten is intussen gekend.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het initiële budget dat voordien bestond voor het EAD-beleid bedroeg ongeveer 18 miljoen euro. Voor de diversiteitsplannen was er een budget van 3,2 miljoen euro. Ongeveer 20 procent van de socialprofitsector maakte gebruik van die diversiteitsplannen. Die plannen kregen een positieve evaluatie, ze moesten wel enigszins worden bijgestuurd in de opmaak, maar eigenlijk was de social profit toch een sector die daar goed mee aan de slag ging. Door de inkanteling van die diversiteitsplannen in de kmo-portefeuille konden ze daar geen beroep meer op doen.
Als alternatief is binnen VIVO een project uitgezet van 300.000 euro voor 18 maanden, dat is ongeveer 200.000 euro per jaar. 200.000 per jaar tegenover een totaalbudget van 18,3 miljoen euro voor EAD waarbij de social profit toch 17 procent van de tewerkstelling uitmaakt in Vlaanderen, is eigenlijk wel heel minimalistisch. Ik vind het jammer dat men die sector zo stiefmoederlijk behandelt en ik zou ervoor willen pleiten om die sector waar ook heel veel werknemers actief zijn, actiever te betrekken binnen het EAD-beleid. Voordien gebeurde dat in Jobkanaal. In de filosofie vond ik dat trouwens ook een heel mooie maatregel die het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) toen heeft gelanceerd. Dat men bepaalde maatregelen of projecten niet meer voortzet, mag niet betekenen dat men dan minder middelen en ambities toont voor een bepaalde sector.
Wat de discriminatiebestrijding betreft, ben ik het ermee eens dat we moeten gaan voor sensibilisering en bewustmaking. Sectoren moeten via zelfregulering hun eigen werking beter op punt stellen om de diversiteit op de werkvloer te bevorderen en discriminatie te bestrijden, maar we zien dat er nog een heel lange weg te gaan is. Ik hoop dan ook dat de overheid een meer actieve en minder vrijblijvende rol zal spelen op dat vlak. Dat is ook de reden waarom ik pleit voor die praktijktesten, niet zozeer als een sanctioneringsinstrument maar vanuit de optiek dat meten weten is. Dat is ook de beste manier om de sectoren en de arbeidsmarkt een spiegel voor te houden. Bovendien blijkt dat het ook werkt. Ik heb al verwezen naar het initiatief dat men in Gent heeft genomen en naar het pleidooi van professor Baert die daar onderzoek naar doet. Dat zijn allemaal elementen die ons hier in dit parlement zouden moeten motiveren om die best cases op te pikken en ze te integreren in het beleid.
De heer Ronse heeft het woord.
Collega Kherbache, dank u om dit onderzoek hier op de agenda van de commissie te brengen, en ook voor de concrete vragen die u hebt gesteld. Ik denk dat de vragen een aantal heldere inzichten hebben opgeleverd. Minister, de campagnes en de enquête over de campagnes zijn ronduit indrukwekkend. Ik heb zelden feedback gehoord over een campagne waarbij blijkt dat er zoveel gedragsverandering wordt teweeggebracht. Dat lijkt me een goede zaak. Als we nog eens een gedachtewisseling of wat dan ook doen over het thema antidiscriminatie, dan kunnen we dat misschien wat uitgebreider bespreken. Het zijn alleszins succesvolle recepten.
Minister, dan is er wat u zegt over Verso en de social profit en wat collega Kherbache zegt en ook in haar vraag schrijft. Ik denk dat het beleid zoals het vandaag is, goed is. Het probleem met de loonkosten van 50-plussers is vooral de loonvorming. Dat moet worden aangepakt. De social profit is bij uitstek een echt gesubsidieerde sector. Ik denk dat we daar geen RSZ-kortingen en zo meer aan moeten geven. Die moeten we geven aan de private sector, die ook niet gesubsidieerd is. Collega Kherbache, ik vind dat dus een beetje een rare logica van u. Het is echter Complimentendag vandaag. Ik wil u toch een compliment geven: ik ben blij dat uw discours over praktijktesten aanzienlijk aan het evolueren is. Toen ik net in dit parlement zat, waren u en collega Annouri constant bezig van ‘we moeten valse cv’s sturen naar werkgevers en wie tegen de lamp loopt, moet worden gesanctioneerd’. (Opmerkingen van Matthias Diependaele)
We hebben heel veel debat gehad. Ondertussen hebben we ook professor Stijn Baert gezien, die hier zei dat dat methodologisch totaal niet verantwoord is, en ook niet de goede manier om slechte vooroordelen uit de wereld te helpen. Nu zegt u te pleiten voor praktijktesten in de vorm van wetenschappelijk onderzoek. Ik ben het daarmee eens, en dat gebeurt ook vandaag. Lokale besturen, organisaties doen dat al. Wij nemen trouwens dergelijk onderzoek ook hier in het parlement ter harte. We hebben op uw vraag daar een hoorzitting over gehad. Die was interessant en boeiend.
Ten slotte, minister, u hebt aangekondigd dat morgen de 32 sectorconvenanten op de agenda komen. Ik denk dat het ook nuttig zou zijn, als dat alles eenmaal is doorgelicht, dat dat ook naar deze commissie kan komen, misschien niet via parlementaire vragen, maar dat we dat dan ook mee zouden kunnen behandelen.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, collega Ronse, het is Complimentendag en niet Fantaseer-over-de-standpunten-van-andere-partijen-en-fabriceer-er-iets-ronddag.
Eerst en vooral, minister, ik vond het onderzoek van Trendhuis heel interessant om te lezen. Er zaten eigenlijk ook wel heel wat positieve elementen in. We lezen dat negen op de tien mensen vinden dat topposities mogen gaan naar mensen ongeacht geslacht, leeftijd, afkomst, dat dat een evidentie zou moeten zijn. Dat vind ik een positieve zaak. Dat negen op tien mensen ook zeggen dat bij aanwerving absoluut niet moet worden gekeken naar de afkomst, is een positieve zaak. Dat staat natuurlijk wel een beetje in contrast met de opmerkingen die mensen van vreemde afkomst zelf geven, dat ze wel vaker het gevoel hebben gehad met discriminatie te maken te hebben. Dat is natuurlijk problematisch. Het toont aan dat er nog wel wat werk te verzetten is.
Ik sluit me trouwens ook aan bij de bezorgdheden die zijn geuit over de social profit en Verso. Dat vind ik een heel terechte vraag, en ik zit daar toch ook wel met wat twijfels wat de toekomst betreft: zal die lading nog voldoende gedekt zijn? Het zou heel jammer zijn, mocht dat niet het geval zijn.
In uw conceptnota ‘Focus op talent’ hebt u zelf ook aangehaald – en trouwens ook in september in uw antwoord op een vraag die ik heb gesteld – dat er een evaluatie zou volgen van het beleid op basis van de cijfers van EAD (evenredige arbeidsdeelname en diversiteit). Is die evaluatie er al? Zo ja, wat leert u eruit? Zo niet, wanneer komt die evaluatie dan juist? Kunt u me een exacte timing geven? Ik laat u ondertussen even verder overleggen.
Minister, mijn laatste punt betreft de praktijktesten, omdat die ook zijn aangehaald door diverse collega’s. Ik denk dat de standpunten ter zake duidelijk zijn, maar, los van al het werk en de goede cijfers uit dit onderzoek, het volgende. Als groenen vinden wij onthaasting een goede zaak. Je mag het af en toe eens langzaamaan doen, maar dan wel voor dingen die daarvoor in aanmerking komen. Ik vrees dat uw strijd tegen discriminatie op dit moment ook te rustig aan het verlopen is, dat dat een vorm van onthaasting is, dat u daar niet snel genoeg in gaat. Ik vind dat dat niet kan in een Vlaanderen dat superdivers is: elke Vlaming moet op een zo eerlijk mogelijke manier de kans hebben om zijn talenten te ontplooien en om aan een job te geraken. Ik zou u dus ook nog eens willen vragen, wetende wat uw antwoord is, maar ik blijf het wel herhalen, om tandjes bij te zetten op het vlak van de strijd tegen discriminatie, en om inderdaad ook werk te maken van die praktijktesten. Op dit moment of later vandaag is er een hoorzitting in dit Vlaams Parlement over praktijktesten op de huurmarkt. (Opmerkingen van Matthias Diependaele)
Daar is al bewezen dat dat werkt en dat dat wel nodig is. Ik zou u dus willen vragen om dat ook te overwegen als het gaat over praktijktesten op de arbeidsmarkt.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil toch nog een paar reacties geven. Wat de socialprofitsector betreft: het addendum aan het sectorconvenant was juist bedoeld als alternatief voor de kmo-portefeuille. Dat is toen ook zo opgezet, en we zijn nu die tweede generatie aan het doen. In de plaats van diversiteitsplannen krijgen zij dus ondersteuning om ook een diversiteitsbeleid te voeren, zoals ik daarnet zei. Opnieuw, wat het doelgroepenbeleid betreft: zij hebben zoiets als de sociale Maribel. Je kan niet én dit en dat en zus en zo en dan nog... Dat gaat niet. Er is dus een keuze. Het is de sociale Maribel die daar bestaat. Het is het doelgroepenbeleid dat bestaat voor de private sector.
Wat de praktijktesten betreft, wil ik toch enkele dingen naar voren brengen. Ik denk dat iedereen weet dat wij dat wél als een goed instrument zien voor zelfregulering, en we doen dat ook in de twee sectoren waarvoor wij bevoegd zijn. Ook dacht ik dat er federaal toch een aantal nieuwe zaken op stapel staan en er ook wetgeving is goedgekeurd. Ik denk dus dat er ook daar een aantal zaken zijn geweest. Daarbovenop nu nog een aantal dingen in Vlaanderen doen, lijkt me overbodig.
Ook in de sectorconvenanten zitten er qua diversiteit natuurlijk heel wat maatregelen. Mijnheer Ronse, zoals u zegt: dat staat morgen op de agenda, denk ik. Ik denk dat die 32 convenanten in bijlage zitten. Ik weet het niet precies, maar ik denk dat jullie vanaf vrijdag of maandag na de ministerraad al die sectorconvenanten via DORIS zullen kunnen bekijken. We kijken dat na. Mocht dat niet zo zijn, mochten die niet in de bijlage zitten, dan zullen we ze op een andere manier overmaken aan het parlement. Dat kan dus zonder vragen. Zoals ik al zei, er komen er nog twee achter.
Inzake diversiteit gaan we toch ook nog de evaluatie van het Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering (VIONA) hebben. We gaan natuurlijk ook rekening houden met de resultaten. Ook is er de evaluatie van EAD. Die evaluatie is nu toegewezen, die is nu bezig en men zegt me net dat die in februari 2019 zou moeten worden afgerond.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, dank voor uw antwoorden. U hebt verwezen naar de initiatieven die u neemt wat de social profit betreft, dus die 200.000 euro per jaar als alternatief voor hetgeen men voordien allemaal deed. Dat is maar een fractie. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
300.000 euro voor achttien maanden. Omgerekend is dat 200.000 euro op één jaar, als we goed kunnen rekenen. Minister, dat is echt een fractie, bijna een druppel op een hete plaat als je weet dat het totaalbudget voor EAD 18 miljoen euro is, terwijl die sector een grote sector is en het net daar is waar ook heel die uitdaging van die diversiteit zich zo voordoet. Ik hoop dus dat men daar toch ook in het kader van het sectorconvenant een tandje bijzet.
Collega Ronse, wat de praktijktesten betreft: het is natuurlijk nooit te laat om het voorstel van decreet dat ik jaren geleden heb ingediend, eens ter hand te nemen en te lezen, want daarin wordt heel uitdrukkelijk gepleit voor wetenschappelijke praktijktesten, met een motivering die volledig wordt bevestigd door professor Baert. Dat is ook niet toevallig, want ik heb me daarop gebaseerd. In die zin vind ik het dus jammer dat u nogal kort door de bocht gaat als het gaat over mijn visie op praktijktesten. Ik denk echt dat het een goed beleidsinstrument is. Dat is een instrument dat op alle niveaus kan worden ingevoerd. Men doet dat op lokaal niveau, men doet het op federaal niveau. Ik hoop dat men ook op Vlaams niveau een stap vooruit zet en niet achterblijft.
De vraag om uitleg is afgehandeld.