Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, minister, het is een korte vraag, maar het gaat over een thema dat mij na aan het hart ligt. In het verslag van het Rekenhof over de impact van de vluchtelingencrisis op de Vlaamse begrotingsuitvoering 2016 lazen we volgende passage in verband met de traumabegeleiding: “Er werd 0,5 miljoen euro projectsubsidiemiddelen uitgetrokken voor de traumabegeleiding van vluchtelingenkinderen door zes organisaties die zijn verbonden aan de centra voor leerlingenbegeleiding in de verschillende Vlaamse provincies en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zoals voorzien in het subsidiebesluit, werd 80 % van het budget al aangerekend in 2016 (0,4 miljoen euro), terwijl het project loopt van 1 december 2016 tot 30 november 2017.”
Die periode is net achter de rug. Hoe evalueert u die periode? Hoe evalueert u die traumahulp? Vindt u niet dat dit soort hulp permanent voorhanden zou moeten zijn? Het is in het leven geroepen omdat er een grote toevloed was in het midden van de vluchtelingencrisis, maar elke dag zijn er kinderen die in onze scholen en in onze maatschappij arriveren die zeer grote traumatische ervaringen achter de rug hebben, komende uit oorlogsgebied, komende uit mensensmokkel en -handel, die heel wat dingen gezien hebben en een paar weken ervoor nog op een totaal andere plaats waren, in een omgeving die ze kenden en die nu hier – het is hier niet alleen letterlijk koud, maar het kan hier ook figuurlijk koud zijn – geconfronteerd worden met een terugslag. Moet die hulp niet permanent voorhanden zijn?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Ro, ik dank u voor uw vraag. Het is een korte, maar zeer relevante vraag, omdat we heel veel interessante zaken leren uit de werking van de traumapsychologen vandaag.
De psychische en psychologische begeleiding van leerlingen behoort tot de reguliere taak van de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s). Zij hebben de opdracht om leerlingen te begeleiden in hun functioneren op school en in de samenleving. Het decreet Leerlingenbegeleiding voorziet in een versterking, met alvast 4 miljoen euro. Dat komt neer op 88 omkaderingsgewichten of ongeveer 60 tot 88 voltijdsequivalenten (vte’s). Daar wordt sowieso in voorzien in het decreet.
De asielcrisis en de verhoogde instroom van vluchtelingenkinderen hebben ons voor nieuwe uitdagingen gesteld. De combinatie van taal en cultuur met psychologische noden zoals rouw, verlies of trauma – sommige kinderen hebben heel gewelddadige zaken gezien – maakt deze problematiek heel complex. Gezien de toestroom van vluchtelingenkinderen heeft de regering beslist om via een projectimpuls een snelle en gerichte dienstverlening op te zetten. De problematiek vraagt namelijk ook om heel specifieke kennis en competenties.
De tijdelijke extra financiering werd gekoppeld aan penhoudende CLB’s. Er werden meer bepaald middelen vrijgemaakt voor de aanstelling van één voltijdse traumapsycholoog per Vlaamse provincie en voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Voor Antwerpen was er voorzien in twee psychologen, omdat we ervan uitgingen dat er daar veel meer instroom zou zijn.
Mijnheer De Ro, het project liep tot 31 januari 2018, maar net omdat ik zag dat er op het terrein zoveel vragen en noden waren, heb ik extra middelen vrijgemaakt om het project te verlengen tot 31 januari 2019.
Die traumapsychologen nemen de begeleiding van asielkinderen met een traumaproblematiek niet over. Ze staan in voor de netoverstijgende ondersteuning van CLB’s en scholen zodat die – en dat was de bedoeling – na afloop van het project zelf zouden kunnen instaan voor de zorg en begeleiding van deze leerlingengroep.
Hun opdracht is drieledig. Ten eerste, het versterken van scholen, zorgteams en CLB-medewerkers in het omgaan met asielkinderen met mogelijke trauma’s door middel van kennisoverdracht over trauma, het vaardig maken in omgaan met trauma’s en het beter ondersteunen in het vertalen van de onderwijsnoden van leerlingen met een vluchtverhaal. Ten tweede, in functie van de draaischijffunctie CLB inzetten op netwerkvorming voor traumabegeleiding van asielkinderen. Ten derde, een samenwerking met Solentra vzw, vooral belangrijk in het eerste jaar van de werking om de juiste expertise te verzamelen.
Het project wordt opgevolgd, geëvalueerd en gemonitord door een stuurgroep. Daarin zitten allerhande mensen, zoals mensen van het departement, de CLB-directies, mijn kabinet, het Agentschap voor Onderwijsdiensten en ook de CLB-centrumnetten. Op die manier willen we de vinger aan de pols houden bij de werkzaamheden van de traumapsychologen en de noden in de scholen. Daarnaast vindt er ook regelmatig overleg plaats tussen de aangestelde traumapsychologen om te zorgen voor een gelijkvormige aanpak.
In het afgelopen werkingsjaar hebben we heel wat zaken gerealiseerd. De traumapsychologen hebben een meerdaagse vorming gevolgd bij Solentra rond het herkennen en de aanpak van trauma’s bij de doelgroep. In elke provincie werd er gezorgd voor een consultfunctie waar scholen en CLB’s terechtkunnen met vragen tot ondersteuning. Dat was ook de bedoeling van die inzet.
Zoals ik al zei, ondersteunen de traumapsychologen de CLB-medewerkers en de school bij de begeleiding van de leerling. In totaal kon men al ondersteuning geven bij 162 cases.
De meeste consultvragen hadden meerdere interventies nodig, waarbij er altijd gefocust werd op een trauma- en cultuursensitieve aanpak: de voorbereiding van intakegesprekken, het coachen van gesprekken met ouders, het aanreiken van tools, de aanpak in de klas en de adviesverlening aan de school, het coachen van kortdurende begeleiding, het doorverwijzen naar de juiste instanties enzovoort. Bij vragen vanuit scholen wordt het CLB systematisch betrokken.
Om die kennis en competenties te borgen, organiseren de traumapsychologen een vormingsprogramma, waarin ze inzetten op het vastleggen van een algemene basisvorming voor CLB’s en waarbij ze inzetten op het verankeren van de competenties bij de ankerfiguren in elk CLB binnen een regio.
In totaal zijn er vandaag 299 personen gevormd waarvan 69 CLB-medewerkers via een tweedaagse vorming rond cultuursensitief werken, trauma en de aanpak en rol van school en CLB binnen het zorgcontinuüm. Die vormingen werden door de deelnemers positief geëvalueerd en als nuttig en verhelderend ervaren.
Er is een syllabus uitgewerkt en er wordt voortgebouwd aan de draaischijffunctie van het CLB via samenwerking en afstemming met welzijnspartners en externe netwerkpartners.
Na het eerste werkjaar zijn er evenwel nog een aantal noden blijven bestaan. Zo geven OKAN-scholen (onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers), leerkrachten en zorgteams aan dat, wat betreft het herkennen van een trauma en de vertaling ervan naar de onderwijsnoden van de leerlingen, ze bijkomende vorming en informatie nodig hebben.
Er is ook nood aan sensibilisering: trauma’s komen vaak pas na een aantal jaren naar boven, als de leerling opnieuw voldoende veiligheid en stabiliteit heeft gevonden. Dat is heel bijzonder. Het kan zijn dat het een tijd duurt vooraleer je merkt wat er met een kind aan de hand is. De link met het vluchtverhaal van de leerling wordt dan niet altijd meer gelegd. Daarom zet ik daar extra op in tijdens het tweede werkingsjaar.
Of het project al of niet moet worden voortgezet, hangt af van veel factoren. Ik ben, mijnheer De Ro, het idee niet ongenegen om te bekijken of we het nog eens kunnen verlengen, maar op dit ogenblik heb ik daar geen budget voor. We moeten dan ook eens nagaan of we nog budgetten kunnen vinden.
Maar ik zie wel een grote meerwaarde in wat men nu doet, ook wat blijvende expertisewaarborg betreft. Stel dat er nog eens zo’n vluchtelingenstroom op gang komt en dat er opnieuw problemen zijn in scholen, dan vind ik het zeker goed dat er voldoende expertise aanwezig is.
Het is nu al gegarandeerd tot januari 2019. Ik zal samen met u allen bekijken of het nodig is om het nog met een jaar te verlengen. Dan moeten we daarvoor ook de nodige middelen kunnen vrijmaken. Het gaat hier niet om de grootste budgetten. Die komen ook uit de vluchtelingenbudgetten.
Maar ik zie alvast een heel grote meerwaarde in wat de mensen op dit ogenblik realiseren op het veld.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, ik apprecieer ten zeerste dat u onderstreept hoeveel belang u en de regering aan dit soort – weliswaar kleine, maar met een grote impact op de kleine groep – budgetten en ingrepen hechten, en dat u dat ook hebt verlengd. Op het terrein wordt dat ook aangevoeld als een blijk van vertrouwen.
Het zou me interesseren om informatie vanuit de stuurgroep, waar wij als parlementsleden die de problematiek opvolgen, dingen uit kunnen leren, bij het verslag te voegen. De feedback van de 7 traumapsychologen aan de stuurgroep en de vorming van die 299 personen gaat breder dan alleen maar hun problematiek. Het zijn zaken die wij kunnen oppikken. De collega's van mijn fractie die in de commissie Welzijn actief zijn, vroegen mij te vragen of de draaischijf van de CLB's voor de betrokken leerlingen die extra hulp nodig hebben, die nooit door een CLB of een leerkracht of een traumapsycholoog kan worden gegeven via gespecialiseerde instellingen binnen Welzijn, goed werkt. Als we daar zaken uit kunnen leren, dan krijgen we graag die verslagen.
De syllabus en de vorming onderschrijf ik absoluut. Daarmee vergroot je de professionalisering in die sector. Sommige scholen die werden geconfronteerd met vluchtelingenkinderen die niet langer op de school zitten, hebben mij aangesproken. Soms is dat omdat ze op een andere plaats zijn gaan wonen als ze ondertussen erkend zijn. Voornamelijk gaat het over de gevallen die geregeld in het nieuws komen, waarbij kinderen effectief worden uitgewezen. Dat laat ook wel sporen na bij de achterblijvers.
Voor kinderen die met vluchtelingen in de klas zitten, die aan het eind van hun procedure zitten en worden uitgewezen, is dat ook traumatiserend. Staan die 299 mensen daarvoor open, als er een vraag uit hun klas of school komt? In het afgelopen jaar zijn er zulke gevallen bekend in Oudenaarde, in Sint-Niklaas, en ook in mijn buurt. Het zijn niet alleen de betrokken kinderen en familieleden op wie dat een ongelooflijke impact heeft; dat is ook zo bij klasgenoten en leerkrachten die daarmee worden geconfronteerd. Kunnen zij daar ook een beroep op doen?
Methodes die regelmatig worden gebruikt in de hulpverlening bij het verwerken van trauma's of bij het proberen in het reine te komen met problemen, zijn kringgesprekken of zelfhulpgroepen. Minister, misschien kunt u dat antwoord nu niet geven, maar het zou me interesseren of die vorm van begeleiding hier ook op poten is gezet.
Ik zie twee mogelijke vormen. Een, zoals we uit een aantal andere begeleidingen weten, vormen soortgenoten of kinderen die allemaal hetzelfde hebben meegemaakt, een veilige groep. Het zou ook via gesprekken kunnen gaan waarbij de klasgenoten die de trauma's niet ervaren, betrokken zijn. Voor beiden zou het een oplossing kunnen zijn om de levenservaring van de nieuwe leerlingen in hun klas effectief te horen. Dat kan zeer verrijkend zijn. Twee, het kunnen vertellen van wat er is gebeurd, kan voor sommige kinderen ook een oplossing zijn, met leerkracht en medeleerlingen erbij.
Minister, dit zijn enkele zaken die ik tussen het stellen van de vraag om uitleg en nu heb ontvangen omdat mensen wisten dat ik die vraag zou stellen. Ik ga ervan uit dat u niet op alles een antwoord kunt geven. U kunt me ook schriftelijk antwoorden, waarvoor alvast dank.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, uit het antwoord dat u aan collega De Ro hebt gegeven en het verslag van het Rekenhof, is de rolverdeling mij niet helemaal duidelijk. De 0,5 miljoen euro zijn middelen uit Onderwijs. In het verslag van het Rekenhof staat dat daarvoor 6,3 bijkomende voltijdse equivalenten zijn aangenomen. Zijn die mensen dan aangesteld in de organisaties of in het CLB?
In het verslag wordt ook gemeld dat er 278 minderjarige vluchtelingen zijn bereikt, waarvan er 193 door Solentra in een Vlaams centrum voor geestelijke gezondheidszorg zijn behandeld, en 85 in een Brussels centrum. Daar wordt niet over CLB gesproken. Is het CLB dan enkel een doorgeefluik of hebben ze ook de begeleiding opgenomen voor ze konden doorgeven? Hebben we daar enige duidelijkheid over?
TOPunt vzw uit Gent heeft ook twee extra psychologen aangesteld om ondersteuning te bieden aan CLB's, scholen en leerkrachten. Zijn dat twee mensen van die 6,3 voltijdse equivalenten of zijn dat extra mensen om hun scholen in het Gentse, in Oost-Vlaanderen te kunnen bereiken? Hebben andere provincies dan ook dergelijke initiatieven genomen? Wij horen dat de betrokkenen op het veld zeggen dat ze worden overbevraagd. In welke mate is het CLB een doorgeefluik? Of nemen ze ook een groot deel van de begeleiding op? We moeten toch waken voor taakbelasting.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik heb een dubbel compliment, enerzijds voor de vraagsteller en de zorg die hij formuleerde, anderzijds voor het al aangegane en verlengde engagement door de minister.
Minister, weet u wanneer dat rapport ter beschikking zal zijn? We krijgen nu een aantal kwantitatieve gegevens aangereikt. Het is goed om dat over heel Vlaanderen te bekijken, maar kwalitatieve gegevens zijn ook interessant om te weten hoe een aantal zaken op het terrein verlopen. We moeten goed kunnen beoordelen welke verlenging nodig is.
Het rapport stelde ook dat de verantwoordingsdatum verschoven was naar maart. Minister, hebt u daarover al iets vernomen?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Krekels, het is nog maar 1 maart.
Ik geef enkele aanvullingen. We investeren daar inderdaad ongeveer 0,5 miljoen euro in.
Misschien was ik daarnet niet helemaal duidelijk. De traumapsychologen behandelen nooit zelf de leerlingen. Het gaat hier om kennisverspreiding. We hebben gezien dat dit zeer nodig is. Mevrouw Krekels, ik kan zeer goed geloven dat die mensen overbevraagd zijn. Er is er één per provincie en in Brussel en er zijn er twee voor Antwerpen. Als de stad Gent heeft beslist om één iemand extra aan te werven, dan is dat haar keuze. Ik weet dat Gent daar vrij veel voor doet. Dat is dus best mogelijk.
Ik wil zeker de verslagen beschikbaar stellen. De verslagen van het eerste jaar zijn ongeveer binnen. Als ze er zijn, zullen ze aan u worden bezorgd.
Wat is nu de rolverdeling? Het gaat altijd om psychologen die aangesteld zijn bij het penvoerende CLB. Ze zijn niet bij de provincie aangesteld, ze moeten er in die provincie voor zorgen dat ze het terrein bestrijken. Dat vergt veel werk. Die kindjes zitten, als het om Oost-Vlaanderen gaat, niet alleen in Gent. Ze zitten overal. Het vraagt dus veel werk om die expertise te verdelen. Ze hebben een rol als dispatcher. Dat is hier nuttig. Als er nog eens een crisis komt, vind ik het belangrijk dat die expertise aanwezig is, zoals we ook de OKAN-expertise (onthaalonderwijs voor anderstalige kinderen) ondertussen overal hebben verspreid. Dat is een vlek die zich over Vlaanderen heeft uitgespreid. Dat is een heel goede zaak.
Mevrouw Meuleman, die kinderen en leerkrachten zijn bij mij gekomen. Als een kindje plots weg moet, moet niet alleen dat gezin weg. Er zijn ook de school en de klas die achterblijven. Die hebben ook begeleiding nodig. Ik heb in deze commissie gezegd dat de traumapsychologen ook daarvoor moeten kunnen worden ingezet. Ik had daarover een discussie op mijn kabinet. Men zei dat ze geen kinderen individueel mogen begeleiden. Ik merk dat ook hier nood is aan kennisverspreiding. Leerkrachten weten niet altijd bij wie ze terechtkunnen, ook al is dat een kerntaak van het CLB. Ik denk dat onze traumapsychologen daar in de dispatching nuttig werk kunnen verrichten om de expertise te verspreiden indien er te weinig zou zijn. Dat is voor mij een reden om na te gaan of het niet nuttig zou kunnen zijn om ze nog een jaar langer hun werk te laten doen. Maar de rolverdeling moet wel duidelijk blijven. Mevrouw Krekels, u vroeg daar terecht naar. Het kan niet zijn dat het CLB zegt: ‘Voilà, mijnheer of mevrouw de traumapsycholoog, gelieve nu alle veldwerk te doen.’ Daarvoor hebben we hen niet aangesteld: we hebben hen aangesteld om de kennisverspreiding te doen. Maar ik zie in Vlaanderen een leemte als het gaat over het omgaan met de trauma’s van wie achterblijft. Daar moet meer aandacht aan worden besteed. Ik heb dat aan de staatssecretaris gevraagd. Mochten wij weten wie een definitief bevel heeft gekregen, dan zou de school daarvoor al een traject kunnen opzetten. Maar als wij dat niet weten, kunnen wij natuurlijk niets doen. Dat probleem moet nog worden opgelost.
Er zal hier wellicht nog over worden gesproken. Jullie krijgen de verslagen. Wat mij betreft is de evaluatie van wat die mensen vandaag doen zeer goed. Het was heel noodzakelijk dat we die ingreep hebben gedaan.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, dank voor de bijkomende antwoorden en ook voor de opening die u laat om de kennis die nu wordt opgebouwd verder in te zetten voor een bredere groep, voor leerlingen en leerkrachten die persoonlijk worden geconfronteerd met het vluchten of het moeten weggaan, maar die de warme vriendschapsbanden die er zijn met de betrokken kinderen verbroken zien en zo de nodige ‘Herzschmerzen’ hebben en ergens terecht moeten kunnen. Het zou natuurlijk beter zijn mochten er geen trauma’s worden opgelopen. Daar zijn we het allemaal over eens.
De vraag om uitleg is afgehandeld.