Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over het collectief ontslag van de artsen door Kind en Preventie vzw
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Het werk van de vzw Kind en Preventie is misschien iets minder bekend omdat het onder de koepel van Kind en Gezin gebeurt, maar hun activiteiten in het kader van hun opdracht raken zowat alle ouders met jonge kinderen. Er zijn eerst en vooral de consultatiebureaus, iedereen kent ze. Ze verlenen zowel preventieve gezondheidszorg als opvoedingsondersteuning. Jonge en aanstaande ouders kunnen er terecht met hun vragen en voor de werking.
Er zijn de inloopteams en de prenatale steunpunten met een belangrijke werking zowel inzake preventie als inzake gezondheidszorg en welzijnswinsten voor jonge kinderen en gezinnen, al dan niet reeds geboren.
Er zijn een aantal hervormingen geweest en we hebben daar al een paar keer over gesproken. Eind december ontving een grote groep artsen bij Kind en Preventie vzw collectief een ontslagbrief. Ze zouden allemaal een zelfstandigenstatuut krijgen. De motivatie daarvoor blijft vaag.
Dat is de essentie van mijn vraag: waarom deze hervorming? Wat is de impact van deze beslissing, zowel op de betrokken artsen als op heel de organisatie en de dienstverlening van Kind en Preventie? Welke andere hervormingen zijn er nog op til?
Ik zou graag zicht krijgen op wat het betekent. Zijn er bepaalde nieuwe visie-oefeningen die achter de hervorming bij Kind en Preventie staan? Moeten we nog andere hervormingen verwachten? Of is dit het enige?
Mevrouw Taelman heeft het woord.
In december 2014 hoorden we de eerste berichten over de financiële situatie en problemen van Kind en Preventie naar aanleiding van de vraag van het bestuur om vrijwillig geldmiddelen terug te betalen aan het centraal bestuur. Daar was nogal wat commotie over ontstaan.
In uw antwoord hebt u bevestigd dat de financiële situatie van Kind en Preventie op dat moment problematisch was, maar dat de raad van bestuur een aantal noodzakelijke maatregelen had genomen teneinde de vzw opnieuw financieel gezond te maken. U hebt toen onder meer verwezen naar het onderhandelen over een nieuwe cao ten aanzien van hun artsen-bedienden. Kind en Gezin zou de situatie nauw opvolgen.
Op 26 juni vorig jaar maakte de pers gewag van het feit dat de directie op de ondernemingsraad een intentie tot collectief ontslag van de groep artsen-bedienden aankondigde.
Als alternatief zouden die artsen in een zelfstandig statuut aan de slag kunnen blijven bij de consultatiebureaus. De vakbonden lieten op dat moment weten dat daar niet langer financiële redenen aan de grondslag van liggen, maar een gewijzigde visie in het beleid van de organisatie. Op dat moment zou een sociaal bemiddelaar zijn aangesteld.
Eind januari hebben de artsen dan officieel hun opzeg gekregen. We vernemen dat zich onder de artsen een heel aantal 55-plussers zouden bevinden.
Minister, kent u oorzaak van het collectieve ontslag? Zijn er inderdaad nog financiële problemen bij Kind en Preventie of gaat het om een gewijzigde visie op het beleid van de vzw? Is het die vzw sinds 2014 niet gelukt om haar financiële problemen op te lossen? Waarom niet?
In antwoord op onze vraag stelde u dat zou worden geprobeerd om over een nieuwe cao te onderhandelen voor de artsen-bedienden. Is dat dan mislukt?
Hoeveel 55-plussers bevinden zich onder de ontslagenen?
Kind en Gezin subsidieert organiserende besturen van consultatiebureaus. Gelet op de voorgeschiedenis, zijn de subsidies vanuit Kind en Gezin dan onvoldoende om de artsen in loondienst te houden?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, eerst en vooral wil ik nog eens duidelijk stellen dat Kind en Gezin niet zelf de werking van de consultatiebureaus organiseert: Kind en Gezin erkent en subsidieert consultatiebureaus bij monde van de organiserende besturen. Voor de medische taken op een consultatiebureau wordt een beroep gedaan op de diensten van artsen. In de huidige regelgeving is het een van de opdrachten van het organiserend bestuur om een arts aan te stellen. Dat kan zowel op basis van een aannemingsovereenkomst als op basis van een arbeidsovereenkomst. De overeenkomst is tussen het organiserend bestuur en de arts. Kind en Gezin is geen partij bij die overeenkomst.
De reden van het collectief ontslag is een gewijzigde visie bij Kind en Preventie over hun samenwerking met de artsen en de visie op de kerntaken. Een van hun belangrijkste kerntaken is het organiseren van consultatiebureaus binnen de Huizen van het Kind, waarbij het werken met vrijwilligers centraal staat. Zij zien het minder als een kerntaak om als werkgever op te treden voor de artsen. Daardoor willen ze zeker geen samenwerking meer voortzetten met bediendenovereenkomsten.
Kind en Preventie heeft er volledig autonoom voor gekozen om enkel nog met zelfstandigen verder te werken. Die keuze wordt ook onderbouwd vanuit de feitelijke vaststelling dat de aard van de arbeidsrelatie van de bedienden-artsen vandaag reeds gekenmerkt wordt door een heel aantal elementen die wijzen op een kwalificatie als zelfstandige. Bovendien wil Kind en Preventie één beleid voeren ten aanzien van de artsen. Ze werken al met 87 procent zelfstandige artsen en slechts 13 procent artsen-bedienden.
Aangezien ze zich op hun kerntaak in het werken met vrijwilligers willen toeleggen, vindt Kind en Preventie het ook niet zinvol om nog belangrijke investeringen te doen om zijn werkgeversgezag uit te oefenen, zoals medisch directeur, medisch geschoolde leidinggevenden, als omkadering. Het inhoudelijk medisch programma en de inhoudelijke aansturing worden toch door Kind en Gezin opgenomen.
Gezien die keuze van Kind en Preventie is er dan ook niet onderhandeld over een nieuwe cao. De datum van aankondiging van het collectief ontslag was 17 mei 2017. De leeftijden zijn op die datum vastgeklikt. Er zijn 15 artsen tussen 55 en 65 jaar en 1 boven 65 jaar gevat door de maatregel.
Er is op zich geen impact op de dienstverlening. Kind en Preventie geeft de garantie dat de dienstverlening bij ingang van het collectief ontslag gedurende de gehele opzegperiode van elke arts gegarandeerd zal zijn.
Binnen heel deze context is het belangrijk erop te wijzen dat Kind en Gezin op dit ogenblik ook werk maakt van een nieuwe aanpak. Kind en Gezin denkt eraan om met een erkenningskader te werken. Iedereen die dat wenst, kan een erkenning als consultatiebureauarts krijgen, mits hij of zij aan bepaalde objectieve voorwaarden voldoet. Het moet daarbij natuurlijk ook mogelijk blijven om flexibel en snel te kunnen inspelen op de geregeld wisselende planning van de consultaties en de toetreding van nieuwe erkende consultatiebureauartsen.
Kind en Gezin wil op die manier een kader creëren en werkt dus ook aan een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering om bepaalde prestaties op reglementaire basis te koppelen aan erkende artsen. De uitvoeringsvoorwaarden en de vergoeding voor de artsen moeten daarbij ook geregeld worden en er wordt ook geen echte overeenkomst met de artsen afgesloten – dat is alleszins het concept waaraan Kind en Gezin nu werkt. We hebben aan Kind en Gezin uiteraard gevraagd om die oefening uit te werken. We wachten op het resultaat, om dan te kijken hoe we de bespreking starten van een ontwerpbesluit.
Mevrouw Van den Brandt
U antwoordt dat het Kind en Preventie is, en dat dat niet onder Kind en Gezin valt, wat u ergens ontslaat van uw verantwoordelijkheid over die beslissing. Voor heel wat ouders die aangesproken worden door die artsen, of die artsen zelf, is het nu belangrijk dat ze ergens een aanspreekpunt hebben. Er is een nieuwe visie, en plots wordt er een hele groep mensen in collectief ontslag gezet, wat toch heel uitzonderlijk is binnen dit departement – ik heb in deze legislatuur zelfs geen weet van collectieve ontslagen – en dat allemaal om naar een zelfstandig statuut te gaan, wat toch een heel grote stap is. Ergens moet daarover debat en inspraak mogelijk zijn. En indien dat dan niet de juiste keuze is, moet er ook bijsturing mogelijk zijn. Ik vind het jammer dat we daar politiek geen zeg of inspraak over hebben.
Tegelijkertijd zegt u dat er een nieuw kader komt en dat er in dat kader wel over vergoedingen en voorwaarden zou worden gesproken. Dan zult u daar toch diezelfde vraag krijgen: hoe kijken we naar het al dan niet zelfstandig kunnen werken of in dienstverband werken?
Wat is de timing? U zei dat u het binnenkort verwacht. Is dat voor Pasen, voor de zomer of voor het einde van de legislatuur? Verwacht u veel andere spelers als het wordt opengezet, wat op zich misschien wel een juiste keuze is? Zijn er andere spelers die al interesse hebben getoond om hierop in te gaan?
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Minister, het kernpunt van wat u zegt, is: er zal geen impact zijn op de dienstverlening. Men kan garanderen dat die dienstverlening wordt gehandhaafd ten aanzien van de ouders.
Tezelfdertijd zegt u: “tijdens de opzegtermijn van de artsen”. Ik neem aan dat u bedoelt dat er voldoende maatregelen zijn genomen om ook na die opzegtermijn voor de 13 procent van de artsen – want 87 procent zijn al zelfstandigen – in een oplossing te voorzien. Kunt u bevestigen dat er zich nadien geen probleem zal stellen? Wat is de timing voor het nieuwe kader? Ik neem aan dat dit niet noodzakelijk spoort met de opzegtermijn van die artsen. Als die opzegtermijn voorbij is, dan zal men niet onmiddellijk in dat nieuwe kader kunnen beginnen. Of vergis ik mij?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, we moeten correct zijn. Kind en Gezin heeft een relatie met het consultatiebureau, met het organiserende bestuur. Dat neemt in de huidige stand van de regelgeving, tot er een nieuwe regelgeving is, het engagement op dat zij zullen zorgen voor de aanwezigheid van de consultatiebureauarts. Kind en Gezin denkt eraan om een globale nieuwe oefening in Vlaanderen te maken. De timing daarvan is natuurlijk niet verbonden aan de evoluties bij Kind en Preventie.
Mevrouw Taelman, u hebt in die zin gelijk: de verwachting is natuurlijk dat als het consultatiebureau van Kind en Gezin wordt gefinancierd zoals de anderen, met dezelfde financieringsregels, dat het dan ook als organiserend bestuur de verplichtingen ten opzichte van Kind en Gezin die daarop rusten kan waarmaken. Kind en Gezin moet zich dus niet rechtstreeks moeien met de concrete organisatie van een van de organiserende besturen. Kind en Gezin probeert er zich natuurlijk wel van te verzekeren dat diegenen die bij ons bekendstaan als organiserend bestuur ten opzichte van de financierende overheid de in de regelgeving voorziene dienstverlening garanderen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Dit is een beetje een debat over een dode steen. Het is een keuze van Kind en Preventie. Kind en Gezin kan daar niets over zeggen. Ik begrijp de logica, maar dit zal de frustratie bij heel veel betrokkenen niet wegnemen omdat zij worden geconfronteerd met een beslissing waar zij zelf geen vat op hebben.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.