Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Cordy heeft het woord.
‘Als zijn werk verdwenen is, is een schrijver pas echt dood’, kopte De Standaard onlangs in een artikel over de Vlaamse schrijversgenootschappen. Het is natuurlijk zo dat een aantal literaire werken niet het voortschrijden van de tijd zullen overleven, en dat is misschien volgens sommige literaire critici ook maar goed. Er zijn natuurlijk wel een aantal werken die wij toch eeuwigheidswaarde toedichten of waarvan we vinden dat die in onze literaire geschiedenis toch wel een heel belangrijke plaats innemen.
Dat is ook de idee achter de Literaire Canon die de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL) en het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL) in 2015 hebben uitgebracht. Bedoeling was om het publiek ook via allerhande initiatieven warm te maken voor deze Literaire Canon. Een van de aandachtspunten was daarbij dat deze canon een leidraad moet vormen voor het literatuuronderwijs. Dan is het natuurlijk ook belangrijk dat de werken uit de canon effectief beschikbaar zijn, want anders kan men moeilijk naar die werken verwijzen of kunnen ze moeilijk door studenten worden gelezen.
Collega Marius Meremans stelde vorig jaar een vraag om uitleg. In uw antwoord maakte u gewag van een uitgever die het plan zou hebben opgevat om de werken uit de canon opnieuw uit te geven. Het is me niet duidelijk of dit intussen reeds gebeurde of bezig is. In ieder geval is het zo – en u mag de proef op de som nemen – dat, als men de werken uit de canon in de boekhandel probeert te vinden, dit voor de meeste werken niet meer lukt. Slechts een beperkt aantal boeken zijn in de handel vlot verkrijgbaar. Vanuit uitgeversoogpunt kunnen we daarvoor enigszins begrip hebben, want het zijn wel werken die verkocht worden maar die in het hedendaagse zakenmodel van een commerciële uitgeverij – het gaat dan over zogenaamde ‘long but slow sellers’ – niet onmiddellijk een rendabele plaats innemen. De literatuurliefhebber en -student blijft daardoor op zijn honger.
Blijft de vraag op welke manier we hieraan kunnen verhelpen of hoe we ervoor kunnen zorgen dat die werken toch nog beschikbaar blijven. Er zijn een aantal mogelijkheden en ik schets in de toelichting een aantal opties. Men zou kunnen werken met het financieren van voorraadkosten van een uitgeverij en men kan dat zelfs in een model gieten dat op termijn ook budgetneutraal is. Men zou ook kunnen werken met een ‘print on demand’-systeem (POD), waarbij alles digitaal klaarstaat en men kan afdrukken wanneer nodig. Men zou ook zelf als overheid een dergelijke reeks kunnen uitgeven. Er zijn heel veel mogelijkheden en misschien zijn er nog andere waarvoor mijn fantasie niet ver genoeg reikt. Ik denk dat we er toch moeten voor zorgen dat die werken beschikbaar zijn.
Minister, kunt u een overzicht geven van de bestaande initiatieven rond de heruitgave van klassieke Vlaamse literaire werken, al dan niet opgenomen in de canon?
Kunt u ons de stand van zaken geven van de plannen van de in uw antwoord op de vraag om uitleg aangehaalde ‘bepaalde uitgever’ om de werken uit de literaire canon opnieuw uit te geven?
Hebt u een overzicht van de steun aan schrijversgenootschappen vanuit de verschillende lokale overheden en/of vanuit het VFL of de KANTL?
Kunt u zich vinden in een van de hoger beschreven voorstellen, namelijk voorfinanciering, POD of eigen uitgaven, wetende dat we uiteraard proberen grotendeels budgetneutraal te werken?
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Cordy, ik zal proberen zo uitgebreid mogelijk te antwoorden over waar we staan, wat er wel degelijk allemaal wordt heruitgegeven en ook wat nog zou kunnen. Ik zal even opsommen wat de mij bekende recente heruitgaven van of over klassieke Vlaamse literaire werken zijn. Met productiesteun van het VFL werd heruitgegeven: Maurice Gilliams, ‘Elias of het gevecht met de nachtegalen’ (Polis, 2017). Ook boeken over canonauteurs werden door het VFL ondersteund: ‘De Canon: de 50+1 mooiste literaire werken uit de Nederlanden’ (Uitgeverij Vrijdag en KANTL, 2015); Koen Rymenants en Carl de Strycker, ‘Willem Elsschot. Dichter’ (Polis, 2017); George Wildemeersch, ‘Hugo Claus. Familiealbum’ (Polis, in productie voor 2018).
Andere canonheruitgaven zonder productiesteun van het VFL zijn: Felix Timmermans, ‘Pallieter’ (Polis, 2016); Stijn Streuvels, ‘Het leven en de dood in den ast’ (Lannoo, 2016); Stijn Streuvels, ‘In oorlogstijd 1 & 2’ (Lannoo, 2017); Paul van Ostaijen, ‘Music-hall’ (Polis, 2016); Cyriel Buysse, ‘Oorlogsverhalen’ (Lannoo, 2014); René de Clercq, ‘De noodhoorn en andere gedichten’ (Lannoo, 2018); Joris Vriamont, ‘Proza’ (Lannoo, 2016); Victor Brunclair, ‘Gedichten’ (Lannoo, 2017); Daan Boens, ‘Frontpoëzie’ (Lannoo, 2014).
Verder heeft de KANTL haar zogenaamde tekstedities van Vlaamse klassieke auteurs en werken, bijvoorbeeld Gilliams, maar ook Ivo Michiels, Anton van Wilderode en Gerard Walschap. Een volledige lijst van die zogenaamde tekstedities kunt u ook terugvinden op de webstek van de KANTL.
Van Willem Elsschot verschenen voorlopig vijf heruitgaven, te weten ‘Kaas’, ‘Een Ontgoocheling’, ‘De verlossing’, ‘Het tankschip’ – dat ik nog recent las – en ‘Pensioen’, bij uitgeverij Polis. Er zagen ook twee andere boeken over zijn leven en werk het levenslicht: een van Steven Walland met als titel ‘Van Aasgaard tot Van der Zijpen: wie is wie bij Willem Elsschot?’ en een van het duo C.J. Aarts en M.C. van Etten met als titel ‘Van onzen correspondent’. Ook hier verwijs ik u door naar een webstek, namelijk die van uitgeverij Polis voor een geüpdatet en volledig overzicht.
Wat Hugo Claus betreft, was het vooral De Bezige Bij die naar aanleiding van zijn verjaardag heruitgaven op de markt bracht van ‘Het jaar van de kreeft’, ‘De verwondering’, ‘De Metsiers’, ‘Het verdriet van België’ en ‘De geruchten’.
Daarnaast zijn er met steun van het VFL recent ook biografieën over auteurs van klassieke werken verschenen, zoals Hugo Claus, Pol de Mont, Raymond Brulez, Herman de Coninck, Ernest Claes, Victor Brunclair en Herman Teirlinck, een turf die ik vorig weekend eindelijk heb kunnen uitlezen. Tot slot ondersteunt het VFL ook heel wat vertalingen van canonwerken. Dat was het geval met ‘Grotesken’ van Paul van Ostaijen dat in het Frans en het Arabisch verscheen, met Arabische versies van ‘Kaas’ van Willem Elsschot en ‘Tantes’ van Cyriel Buysse. ‘De trein der traagheid’ van Johan Daisne verscheen dan weer in het Turks, ‘Gedichten’ van Hugo Claus in het Spaans en zelfs voor een ‘gouwe ouwe’ als ‘De abele spelen’ van Hadewijch was er interesse in Duitsland. En als toemaatje kunt u indien gewenst ook ‘Het verdriet van België’ van Hugo Claus in het Afrikaans lezen.
U vraagt dan naar de stand van zaken geven in verband met de vraag om uitleg over de uitgever die de literaire canon opnieuw zou kunnen uitgeven. De ambitieuze plannen van die bepaalde uitgever om de volledige canon opnieuw uit te geven in samenwerking met een week- of maandblad zijn voorlopig opgeborgen. Vanuit de mediawereld werd er uiteindelijk geen partner bereid gevonden om een dergelijke grootschalige operatie mee op te zetten. Bovendien blijkt het verwerven van rechten voor alle betrokken titels niet zo evident, ook al omdat ook andere uitgevers over publicatierechten beschikken. Zo gaat het in een concurrentiële omgeving.
Dat wil echter niet zeggen dat de plannen definitief van de baan zijn. Maar ik denk dat we hier grotendeels het heft in handen moeten laten van de economische spelers zelf, de uitgeverijen dus. Een ingrijpen van de overheid voor het verwerven van rechten – waarbij we meteen ook al over enkele honderdduizenden euro’s spreken – voor exclusief één uitgever zou gelijk staan aan mogelijke concurrentievervalsing. Een eventuele overheidsbijdrage of subsidie kan in dat geval zelfs eerder marktvervalsend of -verstorend werken. Momenteel kunnen uitgevers bij het VFL wel voor vier edities of titels per jaar een ondersteuning aanvragen via het subsidiereglement ‘productiesubsidies’, en dit voor een maximaal bedrag van 4000 euro per titel. Het fonds biedt aan elke geïnteresseerde uitgever aldus de kans om daarop in te tekenen, naar eigen draagkracht en overtuiging van de commerciële slaagkansen.
Het antwoord op uw vraag over de steun aan schrijversgenootschappen zal ik u nog schriftelijk bezorgen met de juiste bedragen erbij. Ik zal in elk geval al de namen van de genootschappen even overlopen: het Willem Elsschot Genootschap, het Ernest Claesgenootschap, de Guido Gezellekring, het Reynaertgenootschap, het Felix Timmermans Genootschap, het Louis Paul Boon Genootschap, de Maurice Maeterlinck Stichting, de Internationale Vriendenkring Anton van Wilderode, de Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van Retorica De Fonteine en het Filip De Pillecyncomité. Dat zijn de organisaties die door het VFL en/of met de gewezen provinciale middelen ondersteund worden. Ik zal de bedragen schriftelijk bezorgen aan alle leden van de commissie.
Dan komen we tot de kern van uw vragen: wat kunnen we doen, zijn er verschillende mogelijkheden om toch nog een tandje bij te steken? Een mooie uniforme reeks klassiekers zoals de Pléiadereeks in Frankrijk lijkt mooi, maar is in Vlaanderen in de praktijk moeilijk realiseerbaar, onder meer door de verspreide auteursrechten. Wat betreft uw suggestie inzake de prefinanciering van de voorraadkosten, wil ik vooreerst aangeven dat niet iedereen in het boekenvak even overtuigd is van het budgetneutrale principe van voorfinanciering van voorraden. Als het commerciële risico en de economische noodzaak om investeringen terug te verdienen, volledig bij de overheid wordt gelegd, is de kans reëel dat meteen ook de commerciële incentive wordt weggenomen om inzake promotie, marketing en distributie de uitgave voldoende assertief en prioritair te ondersteunen. Bovendien is een financiering van de voorraadkosten minder onschuldig dan het lijkt. Uitgaande van een gemiddelde afschrijfwaarde van 10 euro per boek en een gemiddelde oplage van 750 exemplaren impliceert dit voor bijvoorbeeld de 50 + 1 titels uit de canon van de KANTL al dat een bedrag van 382.500 euro moet worden opzijgezet. Daarbovenop moet ook nog eens in magazijnruimte worden voorzien. De kostprijs is dus meer dan aanzienlijk en het half miljoen euro komt dichterbij dan wij zouden wensen.
Als Vlaamse overheid zelf een prestigieuze reeks Vlaamse klassiekers uitbrengen, lijkt mij ook niet direct de oplossing. Ik denk dat we dan in de richting van de staatsuitgeverij zouden gaan en daar heb ik niet meteen de grootste affiniteit mee. Het lijkt me dan ook niet meteen de taak van het VFL. In overheidsopdracht het hele productieproces uitbesteden aan een commerciële uitgever die daarvoor logischerwijs een behoorlijke financiële return wil, is ook niet meteen een budgetneutrale oplossing.
Print on demand zou een oplossing kunnen zijn. Maar ook dit lijkt mij niet de taak van de overheid om zoiets op te zetten bij een uitgeverij. Een POD-systeem functioneert eigenlijk generiek voor alle beschikbare titels van die uitgeverij en behoort dus tot de kernopdracht van elke moderne, zichzelf respecterende uitgeverij. Uitgevers moeten dan wel nog altijd de rechten verwerven en de investering willen bekostigen voor bijvoorbeeld teksteditie, lay-out en omzetting naar het geschikte digitale formaat.
Enerzijds durf ik te zeggen dat er al vrij veel werken, die we misschien niet altijd boven de waterlijn zien, worden uitgegeven en ook vertaald, wat een goede zaak is. De werken zijn zeker niet dood. Wat ik op termijn en voorzichtig wel wil onderzoeken, is de mogelijkheid dat het VFL een subsidieregeling zou kunnen ontwikkelen voor uitgevers die Vlaamse klassiekers willen uitgeven of heruitgegeven. Het zou dan wel moeten gaan om een productiesubsidie die dient om een deel van de kosten voor de productie en de promotie van een boek voor een breed publiek te dekken. Anders heeft het niet veel zin en vrees ik dat we iets te veel in het magazijn zouden blijven hangen, en dat is voor niemand goed. Uiteraard zal een bijdrage in voorkomend geval, wat ik net kort beschreef, niet dienen om de rechten te verwerven. Dat blijft een commerciële aangelegenheid. Een open subsidieregeling via het VFL lijkt mij beleidsmatig alvast een betere keuze en zou aan alle professionele uitgevers gelijke kansen bieden om zich op de canon te richten.
Om te besluiten: willen we de werken uit de literaire canon weer beschikbaar maken en promoten naar het publiek, dan moet elke actor binnen het literaire veld de rol spelen waarin hij het beste is. Net zoals zo vaak lijkt dat niet meteen een of-ofverhaal het beste is, maar dat het eerder een kwestie is van een voor iedereen aanvaardbare gulden middenweg te vinden. Dit is het spoor dat ik voorlopig bewandelbaar zie.
De heer Cordy heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het zeer uitgebreide antwoord, ook wat de verschillende uitgaven betreft. Van een aantal wist ik niet dat ze waren gebeurd.
Er is inderdaad het probleem van de auteursrechten, zeker wat de recentere werken betreft. En een deel van die literaire canon heeft uiteraard nog marktwaarde, dat staat buiten kijf en dat zien we ook aan de uitgiften.
Blijft natuurlijk de vraag wat we doen met dat zeer specifieke segment uit de canon waar hoogstwaarschijnlijk geen rechten meer op zijn – de echt oudere werken – en dat misschien commercieel moeilijker te promoten is. Elsschot en Claus worden uitgegeven, maar dat ligt natuurlijk anders voor zeer oude werken. Misschien moeten we nagaan of we daar niet op een andere manier een oplossing voor kunnen vinden.
De heer Caron heeft het woord.
Ik ben het eens met de minister, maar ik heb een informatieve vraag over de auteurs die zijn opgenomen in de literaire canon van het fonds. Hoeveel van de werken die daarin staan, zijn niet meer verkrijgbaar op de markt? Het is niet zo belangrijk al u die vraag nu niet kunt beantwoorden. Ik vraag dit bij wijze van toetssteen. Want ik denk dat het wel belangrijk is, mijnheer Cordy, dat we een beeld krijgen van de werken die al dan niet nog verkrijgbaar zijn. Er is een heropleving, vind ik, en dat wordt mede door het Fonds voor de Letteren gestimuleerd, wat een heel goede zaak is. We kunnen beter blijven werken via de reguliere ondersteuningskanalen voor literatuur en via het fonds dan separate kanalen te ontwikkelen. Dat is een wetenschappelijke instelling die gericht is op uitgeven, op productie en op eventuele productiesteun. Het is belangrijk dat we een beeld krijgen van die werken, dat mag dan wat mij betreft de lijst+ zijn. Het gaat dan niet alleen over die vijftig maar eventueel over die honderd auteurs en sleutelwerken uit de Vlaamse literatuur.
Wat u nog bent vergeten, mijnheer Cordy, is dat ook onze openbare bibliotheken op dat vlak een belangrijke rol spelen. Ik hoop dat ze nog niet te veel boeken hebben afgevoerd maar die desnoods in stock houden. Onze openbare bibliotheken zijn volgens mij een belangrijke toegangspoort tot onze klassieke literaire werken uit de canon.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
De opsomming die de minister heeft gegeven van alle werken die de laatste jaren opnieuw zijn uitgegeven, bewijst dat het project dat onder de vorige minister, Joke Schauvliege, is opgestart tussen het Vlaams Fonds voor de Letteren en KANTL, zijn waarde al heeft bewezen. We zijn vorig jaar trouwens op werkbezoek geweest bij KANTL en ze hebben ons alles toen mooi uitgelegd. Het lijkt ons dat er toen realistische beleidsopties zijn geweest en nog altijd, dat die correct zijn uitgevoerd en dat er in de mate van het mogelijke nog in extra subsidiemogelijkheden kan worden voorzien, die opening heeft minister aan het eind van zijn antwoord gelaten. Daar zal niemand tegen zijn. De kanteling is enkele jaren geleden al ingezet en vandaag stellen we vast dat er heel veel wordt uitgegeven, vertaald onder meer ook in het Arabisch en het Afrikaans. Ik vind dat fantastisch, het antwoord bewijst dat we op de goede weg zijn. En als het nog beter kan, zullen wij daar vanuit de CD&V-fractie zeker niet tegen zijn.
Minister Gatz heeft het woord.
Het Vlaams Fonds voor de Letteren zal onderzoeken wat ik aan het eind van mijn antwoord heb gezegd.
Het lijkt me inderdaad nuttig om aan het fonds te vragen, al dan niet in nauw overleg met KANTL, om bij de canon zoals die nu voorlopig vastligt – die kan ook dynamisch zijn, Herman Teirlinck was er net niet bij – te bekijken welke van die werken rechtenvrij zijn geworden en welke werken momenteel niet verkrijgbaar zijn in de handel. Het kan enige tijd vergen om dit opzoekingswerken door het fonds en KANTL te laten doen, maar ik zal u het antwoord bezorgen. Op die manier hebben we een objectieve basis om verder te discussiëren.
Voor het overige sluit ik me aan bij de laatste opmerking over de rol die de bibliotheken daarin kunnen spelen, op zijn minst wat de verkrijgbaarheid en de zichtbaarheid van deze standaardwerken betreft. Op het moment dat we ons bijkomend huiswerk maken, kunnen we nagaan welke samenwerking er in die driehoek, het Vlaams Fonds voor de Letteren, KANTL en de bibliotheken, mogelijk is. We zullen hier over enkele weken nog op terugkomen.
Ik deel de mening van mevrouw Brouwers die zegt dat we inderdaad in een gefaseerd beleid zitten waar er opnieuw meer te vinden en te lezen is dan ongeveer vijf jaar geleden. Een aantal van die werken worden als het ware herontdekt, en we moeten nagaan waar we die herontdekking nog groter kunnen maken.
De heer Cordy heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat die aandacht er is en ook groeit. Dat was ook de bedoeling van het opstellen van die canon. Men moet een publiek warm blijven maken voor die literaire klassiekers.
Bibliotheken spelen daar uiteraard een heel belangrijke, maar geen exclusieve rol in. Het is ook belangrijk dat heel wat van die werken effectief beschikbaar zijn in de boekhandel. Als die enkel nog beschikbaar zijn in bibliotheken, wordt het heel lastig wanneer bijvoorbeeld een klas van een school in een kleinere gemeente een literatuuropdracht wil geven met een van die werken. Als er dan maar een exemplaar beschikbaar is in de bibliotheek, wordt dat moeilijk. Bibliotheken spelen een heel belangrijke rol, maar het blijft even belangrijk dat die werken effectief verkrijgbaar zijn, ook voor mensen die deze werken grondig willen lezen, bestuderen of die meerdere malen willen lezen. Voor hen is belangrijk dat die werken beschikbaar zijn in de boekhandel. Dat lijkt me essentieel voor het onderhouden van die literaire erfenis.
De vraag om uitleg is afgehandeld.