Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
We blijven een beetje in de sfeer en de filosofie van werkgevers sensibiliseren en stimuleren en de cultuuromslag maken. Bij de vorige vraag en bij het competentiedenken hebben we vastgesteld dat er een cultuur moet komen waarbij meer feedback wordt gegeven en waarbij er door diploma’s en ervaring wordt gekeken. Die vraag gaat eigenlijk nog verder: kunnen we ervoor zorgen dat de werkgever niet enkel naar de competenties kijkt en niet enkel feedback geeft, maar ook kijkt naar de bereidheid van een sollicitant om op een later tijdstip extra competenties te verwerven via opleiding? Het gaat dan over de mate waarin een sollicitant zich kan herscholen en dus over het potentieel van die sollicitant. Dat vergt echt een totaal ander nieuw normaal.
In het kader van de digitalisering en robotisering hebben we al redelijk wat sprekers de revue zien passeren, onder wie ook Peter Hinssen. Als we een lijn kunnen trekken in al die verhalen die zijn gebracht, dan is het wel levenslang leren. Wanneer we levenslang leren willen promoten en wanneer we zeggen dat beroepen snel ontstaan, dan weer verdwijnen en terugkomen, vind ik het een beetje raar dat aan de overkant van de straat een gesloten lijst met zware beroepen wordt gemaakt.
Ook de Vlaamse Regering heeft in Pact 2020 terechte ambities over levenslang leren ingeschreven.
Er is een doelstelling om minstens 15 procent van de inwoners tussen 25 en 65 jaar te laten deelnemen aan een vorming. Het zijn niet enkel de werkgevers die moeten worden gesensibiliseerd, ook de werknemers en eigenlijk de brede populatie moeten zich regelmatig laten herscholen.
Op een hoorzitting met de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) over digitalisering heeft Hans Maertens gevraagd wie van de aanwezigen de voorbije vier jaar nog een opleiding had gevolgd. Het aantal handjes in de lucht was vrij laag. Ook in dit huis is er nog wel wat werk.
11 juli 2017 is een datum die in de minister zijn hart staat gegrift en die voor elke medewerker van de minister een feestdag is vanwege het Guldensporenakkoord, een mooi akkoord over alle opleidingsincentives. Er wordt gestreefd naar een situatie waarin iedereen zijn plaats kan vinden en behouden op de huidige, steeds veranderende arbeidsmarkt. Naast dat akkoord is er ook de ambitie om de participatie te verhogen van wie nu minder deelneemt aan opleiding en vorming. Onze erudiete ex-collega Jan Hofkens heeft een baanbrekende motie ingediend met een vraag aan het Rekenhof om alles rond die zaken door te lichten. Er zijn een aantal zeer sterke en scherpe en heldere adviezen uitgekomen. Goed, er is dan dit akkoord.
Professor Stijn Baert heeft eigenlijk hetzelfde gezegd wat ik in mijn inleiding heb gezegd namelijk dat we veel meer moeten kijken naar de bereidheid om op latere tijdstippen vaardigheden te verwerven.
Minister, gelet op deze belangrijke thematiek, heb ik een vraag. Wat is de stand van zaken rond de hervorming van al die diverse opleidingsincentives? Wat kunnen we van u verwachten rond levenslang leren?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega's, ik vind het zelf ook een heel belangrijke vraag. Men kan zich zelfs afvragen wat de zin is van schoolplicht tot 17 jaar als iedereen zich minstens tot zijn 67 jaar op een of andere manier moet blijven bijscholen.
Ik vind dit een beetje een moeilijke: Hans Maertens van Voka heeft hier gevraagd wie er opleidingen heeft gevolgd. Ik steek mijn hand onmiddellijk op. Ik denk dat je heel veel opleiding bijna informeel of informeel volgt. Ik geef de medewerkers op mijn kabinet als voorbeeld. Ik ben heel zeker dat zij binnen het kabinet door de samenwerking met de collega's en door de verruiming van onderwerpen voortdurend bijscholen en voortdurend bijleren. Ik denk dat dat voor jullie ook heel vaak het geval is, maar dat komt niet in de statistieken.
Het Guldensporenakkoord houdt een hervorming van de diverse opleidingsincentives in. Het zijn opleidingen die op een of andere manier echt worden georganiseerd, wat heel belangrijk is, maar het informele circuit zit daar niet bij. Ik ga het voor de rest van het antwoord ook enkel hebben over wat er in het Guldensporenakkoord staat, met name het opleidingsverlof, de opleidingscheques en het opleidingskrediet.
We hebben de uitwerking gedaan met de sociale partners. Ik kan u zeggen dat het verfijnen van de basisakkoorden en de basisidee die in het Guldensporenakkoord staat, uiteraard ook heel wat discussie vraagt. Als je het wilt hebben over wat we wel of niet doen, wordt er altijd gestart vanuit een bestaande situatie die je wat wilt wijzigen, en daarvoor is heel wat dialoog nodig. Na een hele reeks gesprekken met de sociale partners heeft de Vlaamse Regering dan een eerste ontwerp van decreet principieel goedgekeurd op 2 maart dat nu ook naar de adviesorganen gaat. In de dialoog waren we nog niet tot een consensus gekomen. We hebben als regering nu een voorstel gedaan. We zullen nagaan welke adviezen er vanuit de SERV komen.
De uitvoeringsbesluiten worden momenteel voorbereid. Tot slot – en dit is voor mij heel belangrijk – is het departement gestart met de analyses en ontwikkeling van de opleidingsdatabank. Ik denk dat het belangrijk is, want als je zegt dat je voor bepaalde opleidingen – en de filosofie van de arbeidsmarktgerichtheid is hier zeer belangrijk – verlof kunt hebben of een financiële ondersteuning kunt krijgen, dan moet iedereen, zowel de werkgevers als werknemers, goed weten welke opleidingen hiervoor in aanmerking komen. Daar zal die databank een oplossing voor geven.
Tot slot wordt nog gewerkt aan diverse procedures voor het vereenvoudigen en het digitaliseren van bestaande zaken.
Samengevat: we zitten op schema. Misschien dat het hier en daar lang lijkt te duren. In juli was er het kaderakkoord, maar ik kan u garanderen dat de verfijning van het kaderakkoord ook de nodige discussie vraagt. We proberen zoveel mogelijk stappen te zetten. Belangrijk is toch ook de eerste principiële goedkeuring van het ontwerp van decreet op 2 maart. We zullen er hard aan verder werken om het te realiseren.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, u hebt een aantal dingen gezegd zoals dat levenslang leren ook gevat is in het informele circuit, een circuit dat moeilijk meetbaar is, een circuit dat ook zijn waarde heeft en vooral bestaat op de werkvloer zelf met partners en met elkaar. Dat is belangrijk. Het is ook aan ons om na te gaan op welke manier we dat informeel circuit nog kunnen stimuleren. Ik vind dat een leuk idee.
Ook over het formele circuit, als ik het zo mag noemen, met als uitgangspunt het Guldensporenakkoord, hebt u een aantal zaken gezegd. Het ontwerp van decreet van 2 maart gaat naar de adviesorganen. We kijken uit naar het advies van de SERV. Het is goed dat u als minister hebt gezegd dat u zelf een voorstel doet en nu verder de dialoog gaat voeren.
De uitvoeringsbesluiten zijn ook interessant. Hoe krijgt alles concreet gestalte? U hebt aangegeven dat de filosofie arbeidsmarktgerichtheid is en dat is zeer belangrijk. Het betekent dat dingen als levensschool volgens mij minder een plaats zullen kennen in het verhaal, want daar zie ik minder arbeidsmarktgerichtheid in. Er is verlof of financiële ondersteuning voor een opleiding, en dan is het belangrijk om goede en verstandige keuzes te maken.
Het is ook belangrijk dat de opleidingsdatabank werd opgemaakt zodat het geen nattevingerwerk meer is – ik denk aan de erkenningscommissie –, maar dat we op een verstandige manier weten waar we mee bezig zijn. Het ligt in de lijn en de geest van de antwoorden die het Rekenhof op de motie heeft gegeven.
Ook hier een zeer tevreden parlementslid.
Minister Muyters heeft het woord.
U zei dat het goed is dat de regering op 2 maart een eerste principiële goedkeuring heeft gegeven. Ik wil nog eens onderstrepen dat die is gegeven na zeer veel overleg. Omdat er nog een advies zal komen, proberen we nu iets voor te leggen waarvan we denken dat het dicht bij de consensus kan komen. We zullen zien of we het juist hebben ingeschat.
In het ontwerp van decreet staat ook dat we de kwaliteit van de aanbieder zullen onderzoeken. Ik heb altijd gezegd dat wij onmogelijk kunnen zeggen of elke opleiding van gelijk welke discipline kwaliteitsvol is, maar de aanbieder kunnen we wel aan een aantal voorwaarden laten voldoen. Nieuw is ook dat we een klachtenprocedure zullen uitwerken waarbij elementen zoals het in gevaar brengen van de volksgezondheid of andere aan bod kunnen komen. Dat zijn elementen die we op die manier proberen te tackelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.